Regeling vervallen per 05-03-2019

Treasurystatuutgemeente Giessenlanden 2015

Geldend van 01-11-2015 t/m 04-03-2019

Intitulé

Treasurystatuutgemeente Giessenlanden 2015

Raadsbesluit 2015 - 62

De raad van de gemeente Giessenlanden;

Gelezen het raadsvoorstel van 8 september 2015,

Overwegende, dat het gewenst is het treasurystatuut op onderdelen aan te passen

Gelet op artikelen 156 en 212 van de gemeentewet, artikel 13 van de Financiële verordening gemeente Giessenlanden en de wet Fido/Ruddo

b e s l u i t:

vast te stellen het Treasurystatuut gemeente Giessenlanden 2015.

I. Begrippenkader

Artikel 1.

In dit artikel worden de belangrijkste begrippen gedefinieerd die voor de treasuryfunctie relevant zijn.

  • 1.

    Algemene begrippen treasuryfunctie:

    • a.

      De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

    • b.

      Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie. Het beleid wordt vastgelegd in een treasurystatuut.

    • c.

      Het treasurybeheer is de (beleids)uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van het treasurystatuut. De realisaties daarvan voor een referentieperiode komen aan de orde in de treasuryparagraaf van achtereenvolgens de programmabegroting en de programmarekening.

  • 2.

    De treasuryfunctie bestaat uit drie deelfuncties:

    • a.

      Risicobeheer, waaronder rente-, krediet-, koers- en valutarisicobeheer.

    • b.

      Gemeentefinanciering, waaronder financiering en uitzettingen > 1 jaar.

    • c.

      Kasbeheer, waaronder geldstromenbeheer.

In dit statuut wordt verstaan onder:

-Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

-Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

-Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

-Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

-Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

-Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

-Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

-Liquiditeitenbeheer

Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

-Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid.

-Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

-Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

-Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

-Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

-Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

-Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

-Solvabiliteitsratio

Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische ruimte (lidstaten van de Europese Unie, uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend

-Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

-Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot twee jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van twee jaar of langer.

-Schatkistbankieren

Op 15 december 2013 is de Wet schatkistbankieren van kracht geworden. Vanaf dat moment zijn alle decentrale overheden (provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen in de vorm van een openbaar lichaam) verplicht om hun overtollige middelen in de schatkist aan te houden. Tegelijkertijd met de wet is de ministeriële regeling schatkistbankieren decentrale overheden van kracht geworden. Onderdeel van die regeling is de rekening-courantovereenkomst die iedere decentrale overheid heeft met de Staat der Nederlanden;

-Intradaglimiet

De intradaglimiet geeft het maximale bedrag weer dat de gemeente per dag van de schatkistbankieren werkrekening ten laste van de rekening-courant bij de schatkist kan opnemen;

II. Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Risicobeheer

III. Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag uitsluitend ten behoeve van de “publieke taak” leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. Deze publieke taak dient een doel dat ondersteuning door de gemeente rechtvaardigt.

  • 2.

    Overtollige middelen worden aangehouden in ’s Rijks schatkist.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan de gemeente liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere gemeenten.

  • 4.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

IV. Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1. De kasgeldlimiet mag conform de Wet fido maximaal twee opeenvolgende maanden overschreden worden.

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

V. Koersrisicobeheer

Artikel 5.

  • 1. Doordat het uitzetten van middelen alleen mogelijk is in ’s Rijks schatkist en aan andere gemeenten doen zich geen koersrisico’s voor.

  • 2. Het aankopen van aandelen en/of obligaties geschiedt uitsluitend in het kader van de uitoefening van de publieke taak.

VI. Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

  • 1. Doordat het uitzetten van middelen alleen mogelijk is in ’s Rijks schatkist en aan andere gemeenten doen zich voor nieuwe uitzettingen geen kredietrisico’s voor.

  • 2. Voor uitzettingen die zijn aangegaan voor 4 juni 2012 wordt in overleg met de gemeentelijk fondsbeheerder, BNG Vermogensbeheer, beoordeeld of er stukken zijn die vanwege het kredietrisico moeten worden verkocht.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak kunnen zekerheden of garanties worden geëist. Per lening zal deze afweging worden gemaakt.

VII. Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 3 jaar.

VIII. Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro.

Gemeentefinanciering

IX. Financiering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen.

  • 4.

    De gemeente vraagt schriftelijke offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. De gemeente legt de (telefonische) offertes schriftelijk vast

X. Langlopende uitzettingen

Artikel 10.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    (Tijdelijk) overtollige middelen worden in ’s Rijks schatkist aangehouden.

  • 2.

    Overtollige liquide middelen kunnen in de vorm van leningen worden uitgezet bij andere gemeenten.

XI. Relatiebeheer

Artikel 11.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 2.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

XII. Geldstromenbeheer

Artikel 12.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

XIII. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.

Voor het saldo- en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt rekening gehouden met de wettelijke kasgeldlimiet. Een overschrijding van meer dan twee achtereenvolgende kwartalen wordt gemeld bij de toezichthouder.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

Administratieve organisatie en interne controle

XIV. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd.

  • 2.

    De bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere treasurytransactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

XV. Verantwoordelijkheden

Artikel 15.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

·Het vaststellen van treasurydoelstellingen en de beleidskaders in het treasurybeleid;

·Het vaststellen en houden van toezicht op de uitvoering van het treasurybeleid aan de hand van de financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening;

Het college van B&W

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

De portefeuillehouder Financiën

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

De gemeentecontroller

·Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

·Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

Hoofd afdeling Middelen

·Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut.

·Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

·Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

·Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

·Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

Afdelingshoofden

·Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdelingen aanleveren aan de afdeling Middelen met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;

·Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Middelen;

Beheerder financiën

·Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het hoofd afdeling Middelen;

·Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het beheren van de geldstromen;

·Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

·Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de gemeentecontroller;

·Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de aan de gemeentelijke administratie;

De externe accountant

·Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

XVI. Bevoegdheden

Artikel 16.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Bevoegde functionaris

(1e autorisatie)

Bevoegde functionaris

(2e autorisatie)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Beheerder financiën

Hoofd afdeling Middelen

2.Betalingsopdrachten voorbereiden en controleren

Beheerder financiën

Intern betalingsfiatteur

3.Betalings- en incasso-opdrachten goedkeuren

Procuratiehouder (één van de zes)

Procuratiehouder (één van de zes) niet zijnde de eerste die getekend heeft

Bankrelatiebeheer

4.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Hoofd afdeling Middelen

Gemeentecontroller

5.Bankcondities en tarieven afspreken

Hoofd afdeling Middelen

Gemeentecontroller

Risicobeheer

Financiering en uitzetting

6.Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Gemeentecontroller

College van B&W

7.Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen

Hoofd afdeling Middelen

Gemeentecontroller

8.Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

9.Het garanderen van gelden uit hoofd van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

XVII. Informatievoorziening

Artikel 17.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Budgethouders

Beheerder financiën

2.Liquiditeitenplanning

Beheerder financiën

College van B&W

3.Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Hoofd afdeling Middelen

Gemeenteraad

4.Evaluatie treasuryactiviteiten in Treasuryparagraaf van het jaarverslag bij de rekening

Hoofd afdeling Middelen

Gemeenteraad

5.Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via rapportage

Hoofd afdeling Middelen

Gemeenteraad

6.Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Beheerder financiën

Derden

7.Lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

College van B&W

Provincie

XVIII. Slotbepalingen

Artikel 18.

  • 1

    Dit treasurystatuut treedt in werking op 1 november 2015.

  • 2

    Het treasurystatuut dat op 24 september 2009 is vastgesteld met ingangsdatum 1 oktober 2009 vervalt met ingang van 1 november 2015.

  • 3

    Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Treasurystatuut gemeente Giessenlanden 2015".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Giessenlanden van 29 oktober 2015.
Burgemeester en wethouders van Giessenlanden,
de secretaris, mevr. mr. A. van Dijk-van den Hoef
de burgemeester (wnd.), ir. W.E. ten Kate