Regeling vervallen per 31-12-2021

Verordening rekenkamer Giessenlanden 2017

Geldend van 16-10-2017 t/m 30-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-09-2017

Intitulé

Verordening rekenkamer Giessenlanden 2017

De raad van de gemeente Giessenlanden;

Gelezen het initiatiefvoorstel van het seniorenconvent;

Overwegende dat op dit moment geen rekenkamer(functie) meer actief is in de gemeente Giessenlanden;

Overwegende dat een rekenkamer één van de instrumenten is die de gemeenteraad ter beschikking staat in het kader van haar controlerende taak;

Gelet op de uitgebrachte offertes en gevoerde gesprekken;

Gelet op hoofdstuk IVa van de gemeentewet;

B e s l u i t:

  • de heer F. van Berkel te benoemen tot directeur van de rekenkamer Giessenlanden voor de periode tot 1 januari 2019;

  • voor de jaren 2017 en 2018 het jaarlijks budget te verhogen van € 7.400,00 naar € 14.000,00 en dit ten laste te brengen van respectievelijk Voorlopig jaarresultaat 2017 en begroting 2018.

  • in te trekken de “verordening op de rekenkamer gemeente Giessenlanden 2005”;

  • vast te stellen de “verordening rekenkamer Giessenlanden 2017”.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    commissie: commissie voor de rekenkamer (het seniorenconvent);

  • c.

    directeur: directeur van de rekenkamer Giessenlanden;

  • d.

    griffie: de griffie van de gemeente Giessenlanden;

  • e.

    orgaan: ieder bevoegd bestuursorgaan van de gemeente Giessenlanden;

  • f.

    organisatie: de ambtelijke organisatie van de gemeente Giessenlanden;

  • g.

    raad: de raad van de gemeente Giessenlanden;

  • h.

    rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Giessenlanden;

  • i.

    wet: de gemeentewet.

Artikel 2. Rekenkamer

  • 1. Er is een rekenkamer.

  • 2. De rekenkamer bestaat uit 1 lid, die wordt aangeduid met de titel ‘directeur van de rekenkamer Giessenlanden’.

Artikel 3. Commissie

  • 1. Er is een commissie voor de rekenkamer, welke gevormd wordt door het seniorenconvent.

  • 2. De commissie onderhoudt de contacten van de raad met de rekenkamer.

Artikel 4. Benoeming directeur en plaatsvervangend directeur

  • 1. De raad benoemt het enige lid/de directeur van de rekenkamer.

  • 2. De raad benoemt een plaatsvervangend lid/directeur.

  • 3. De bepalingen van deze verordening zijn op de plaatsvervangend directeur van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De directeur en plaatsvervangend directeur zijn niet ondergeschikt aan enig orgaan van de gemeente.

Artikel 5. Nevenfuncties

  • 1. De directeur en de plaatsvervangend directeur zijn niet tevens bestuurder van of persoon in dienst van een publiekrechtelijk samenwerkingsverband waarin de gemeente Giessenlanden deelneemt.

  • 2. De directeur en de plaatsvervangend directeur vervullen geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn directeurschap.

  • 3. De directeur en plaatsvervangend directeur maken openbaar welke nevenfuncties worden vervuld.

Artikel 6. Budget

  • 1. De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. De rekenkamer wordt voor de overeengekomen periode door de raad jaarlijks een budget beschikbaar gesteld ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 3. De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid.

Artikel 7. Verzoek

De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Artikel 8. Onderzoeksplan

  • 1. Jaarlijks legt de rekenkamer Giessenlanden –gehoord de commissie als bedoeld in artikel 3- een onderzoeksplan ter kennisname aan de raad voor.

  • 2. In het onderzoeksplan wordt opgenomen:

    • a.

      de afbakening van het onderzoeksterrein

    • b.

      de formulering van de onderzoeksvraag

    • c.

      de eventuele randvoorwaarden

    • d.

      de planning

Artikel 9. Overige bevoegdheden

  • 1. De rekenkamer kan, voor zover dat naar haar oordeel ten behoeve van het onderzoek vereist is, zonder toestemming alle plaatsen betreden van het betrokken orgaan dan wel de organisatie.

  • 2. Organen, diensten, instellingen dan wel de organisatie reageert, tenzij de rekenkamer anders bepaalt, binnen twee weken op verzoeken van de rekenkamer.

  • 3. Indien informatie wordt verlangd van externen, beijvert de organisatie zich voor de toegankelijkheid van deze informatie.

Artikel 10. Rapportage en terugkoppeling

  • 1. De rekenkamer stelt de onderzochte partij schriftelijk op de hoogte van het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Indien de bevindingen daartoe aanleiding geven kan de rekenkamer ter zake conceptaanbevelingen aan de betrokken partij opnemen.

  • 2. De rekenkamer stelt de betrokken partij in de gelegenheid om binnen vier weken schriftelijk te reageren op het conceptonderzoeksrapport en, indien van toepassing, de conceptaanbevelingen.

  • 3. Na ontvangst van de reactie(s) sluit de rekenkamer haar onderzoek af en stelt een definitief rapport op waarin de bevindingen, conclusies en, indien van toepassing, aanbevelingen, alsmede de reacties hierop zijn opgenomen.

  • 4. De rapporten van de rekenkamer zijn openbaar. Op grond van belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur kan de Rekenkamer rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

Artikel 11. Behandeling door de raad

  • 1. De griffie vormt voor de rekenkamer het eerste aanspreekpunt voor praktische aangelegenheden.

  • 2. Een onderzoeksrapport van de rekenkamer wordt door de directeur aangeboden aan de raad.

  • 3. Na ontvangst van het rapport zendt de griffie het rapport onverwijld door naar alle raadsleden.

  • 4. De rekenkamer wordt zo spoedig mogelijk na toezending van het rapport aan de raad in de gelegenheid gesteld het rapport toe te lichten.

  • 5. De griffie verzorgt de agendering van de rapporten voor de raad, zo nodig voorzien van een raadsvoorstel en concept-raadsbesluit.

Artikel 12. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening rekenkamer Giessenlanden.

  • 2. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 september 2017.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente

Giessenlanden van 28 september 2017.

De griffier,

mevr. mr. A. van Dijk - van den Hoef

De voorzitter,

ir. W.E. ten Kate

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. In deze modelverordening is gekozen om de begrippen doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet zijn genoemd) niet in artikel 1 op te nemen. Hiermee willen wij voorkomen dat gemeenten in de verordening een eigen definitie hanteren. Wel wordt in deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan. Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

Artikel 2. Rekenkamer

De raad kan op grond van de Gemeentewet een gemeentelijke rekenkamer instellen. De rekenkamer bestaat echter niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de kamer zal hebben (artikel 81b). De wet geeft geen regels voor het aantal, maar in de praktijk zal een gemeente doorgaans kiezen tussen een eenhoofdige rekenkamer, ook wel aangeduid als het 'directeursmodel', en een kamer van drie personen, zoals de Algemene Rekenkamer bij het Rijk. Voor het geval de raad kiest voor een eenhoofdige rekenkamer is in de voetnoten bij de desbetreffende artikelen van deze modelverordening een aantal afwijkende bepalingen opgenomen die speciaal op die situatie betrekking hebben.

Artikel 3. Commissie

De raad stelt een commissie in (in dit geval het seniorenconvent), die het aanspreekpunt is voor de rekenkamer. De commissie treedt als 'ontvanger' van de rekenkameronderzoeken op en onderhoudt – door tussenkomst van de griffie- ook de overige contacten met de rekenkamer.

Artikel 4. Benoeming directeur en plaatsvervangend directeur

Het eerste lid bevat, naast een herhaling van artikel 81c, eerste lid, van de wet, de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van de commissie. Een andere aanpak is ook mogelijk. De bevoegdheid tot benoeming van de leden van de rekenkamer zou ook kunnen worden overgedragen aan de commissie. Artikel 156 van de wet verzet zich daar niet tegen. Het is echter de vraag of dat verstandig is. Gezien het belang van de rekenkamer is het zaak dat dergelijke belangrijke beslissingen door de raad zelf worden genomen.

Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen. Artikel 81f noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f aan de benoeming niet in de weg staat. Het tweede lid van artikel 3 bepaalt dat de commissie de hiervoor benodigde informatie moet verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via de commissie de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de wet na benoeming openbaar zullen moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt.

Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie. Het derde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen. De raad zou er voor kunnen kiezen daarvoor steeds een ad hoc regeling te treffen, maar uit een oogpunt van snelheid en flexibiliteit, bijvoorbeeld als sprake is van ziekte, heeft het de voorkeur een algemene regel te stellen zoals hier is gedaan.

Eventueel zou nog kunnen worden voorzien in de situatie dat de voorzitter zijn functie niet kan vervullen, omdat hij door de raad op non-activiteit is gesteld. Als de raad in zo'n situatie iemand anders als tijdelijk voorzitter wil aanwijzen dan uit deze regeling voortvloeit, zal de verordening dat mogelijk moeten maken. In dat geval zou een extra lid aan dit artikel toegevoegd kunnen worden in deze zin: als de voorzitter door de raad op non-activiteit wordt gesteld kan de raad voor de tijdelijke vervanging in de functie van voorzitter een van de tweede volzin van het derde lid afwijkende regeling treffen. Een mogelijk alternatief: in bijzondere gevallen kan de raad een van de tweede volzin van het derde lid afwijkende regeling treffen.

Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. Daar heeft de raad dus een keuze. Dat kan heel vormvrij, maar de raad zou er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen de rekenkamer zelf een voordracht te laten maken, in plaats van een commissie uit de raad. Een formeel bindende voordracht ligt daarbij niet voor de hand, omdat de wet slechts spreekt van overleg. Verder zal vastgesteld moeten worden dat bij de te benoemen leden van de rekenkamer is voldaan aan artikel 81f van de wet, waarin de incompatibiliteiten worden geregeld: de 'geloofsbrieven' van de kandidaten.

Artikel 5. Nevenfuncties

In artikel 81f van de Gemeentewet worden de incompatibiliteiten met het lidmaatschap van de Rekenkamer geregeld. Artikel 5 van deze verordening is hierop een aanscherping.

Artikel 6. Budget

Voor de hoogte van het budget wordt uitgegaan van 1 euro per inwoner.

De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad is een borg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.

Artikelen 7. Verzoek en 8. Onderzoeksplan

De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Artikel 9. Overige bevoegdheden

Naast de bevoegdheden van de rekenkamer die zijn vastgelegd in de artikelen 182 tot en met 185 van de Gemeentewet regelt dit artikel van de verordening de toegang tot gebouwen.

Artikel 10. Rapportage en terugkoppeling

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

Artikel 11. Behandeling door de raad

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 12. Slotbepaling

Vooruitlopend op de benoeming van de rekenkamer worden werkzaamheden ter hand genomen, vandaar de datum van inwerkingtreding op 1 september 2017.