Regeling vervallen per 31-12-2018

Gedragscode bestuurlijke integriteit voor bestuurders van de gemeente Giessenlanden 2009

Geldend van 26-03-2009 t/m 30-12-2018

Intitulé

Gedragscode bestuurlijke integriteit voor bestuurders van de gemeente Giessenlanden 2009

Gedragscode bestuurlijke integriteit voor bestuurders van de gemeente Giessenlanden 2009

Deel 1: Inleiding

Artikel 1. Algemene bepalingen

  • 1. Onder bestuurders wordt verstaan: de burgemeester, de wethouders en de leden van de gemeenteraad en de commissieleden, niet zijnde raadslid, van de gemeente Giessenlanden. 2. Deze gedragscode geldt voor alle bestuurders van de gemeente Giessenlanden.

  • 3. De code is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 4. Een bestuurder ontvangt bij zijn aantreden een exemplaar van de code.

Artikel 2. Kernbegrippen

  • 1.

    Bestuurders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

  • 2.

    Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders en de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

  • 3.

    De volgende kernbegrippen zijn in het handelen van iedere bestuurder leidend:

Dienstbaarheid

Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit

Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid

Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

4.Gedragingen van bestuurders moeten aan genoemde kernbegrippen getoetst kunnen worden. De kernbegrippen vormen de toetssteen voor de hiernavolgende gedragsregels.

Deel 2: Gedragsregels

Artikel 3. De voorbeeldfunctie van bestuurders

  • 1. Een bestuurder handelt en gedraagt zich overeenkomstig de geldende wetten en regels en algemeen maatschappelijk geaccepteerde waarden en normen. In het bijzonder respecteert een bestuurder de regels zoals deze door de gemeente zelf zijn vastgesteld.

  • 2. Een bestuurder communiceert en treedt naar buiten overeenkomstig de algemeen maatschappelijk geaccepteerde fatsoens- en omgangsnormen.

Artikel 4. Belangenverstrengeling

  • 1.

    Een bestuurder voorkomt (de schijn van) belangenverstrengeling, onder meer door niet in eigen persoon namens een burger of organisatie:

    • -

      in te spreken in een vergadering van de raad of een raadscommissie;

    • -

      een zienswijze in te dienen bij het bestuursorgaan waarvan hij zelf deel uitmaakt of

hieromtrent op te treden als vertegenwoordiger;

-een verzoekschrift in te dienen bij het bestuursorgaan waarvan hij zelf deel uitmaakt

of hieromtrent op te treden als vertegenwoordiger;

-een aanvraag in te dienen bij het bestuursorgaan waarvan hij zelf deel uitmaakt of

hieromtrent op te treden als vertegenwoordiger;

  • -

    een aanbieding te doen aan de gemeente of hieromtrent op te treden als vertegenwoordiger.

    • 2.

      Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

    • 3.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 15, lid 1, van de Gemeentewet, wordt het niet als integer beschouwd als ook andere bestuurders dan zij die tevens advocaat, procureur of adviseur zijn, in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of bestuursorganen dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of bestuursorganen.

    • 4.

      Het is niet integer als bestuurder enig eigen financieel belang te hebben in een organisatie die optreedt als adviseur, gemachtigde of vertegenwoordiger namens derden in geschillen met het bestuursorgaan waarvan deze bestuurder lid is of namens derden een zienswijze, een verzoekschrift of een aanvraag in te dienen bij het bestuursorgaan waarvan deze bestuurder lid is.

    • 5.

      Het is niet integer als een bestuurder tevens lid is van een advies- en overlegorgaan dat is ingesteld door één van de bestuursorganen van de gemeente, tenzij bij de instelling ervan anders wordt besloten of een wettelijke regeling anderszins bepaalt.

    • 6.

      Het is niet integer als een bestuurder in concrete gevallen waarbij hij zelf op enige wijze als adviseur is opgetreden namens iemand anders, niet met terughoudendheid gebruik maakt van de controlerende instrumenten die hem ter beschikking staan.

Artikel 5. Bevoordeling en benadeling

  • 1. Een bestuurder voorkomt (de schijn van) bevoordeling dan wel benadeling van individuele burgers of organisaties en onthoudt zich van individuele belangenbehartiging.

  • 2. In geval een burger vragen stelt aan een bestuurder waakt deze ervoor om hem verkeerd te informeren en verwijst hij in geval van twijfel door naar het ambtelijk apparaat.

  • 4. Een bestuurder die deelneemt aan een vergadering van een overlegorgaan van inwoners, waaronder dorps- en wijkraden, wijst er in voorkomend geval op dat in zijn standpuntbepaling in gemeentelijke besluitvormingsprocessen het algemeen belang prevaleert.

  • 5. Een bestuurder zorgt ervoor dat een medewerker van ambtelijke organisatie vanuit zijn deskundigheid objectief kan adviseren aan het gemeentebestuur.

  • 6. Het is niet integer als een raadslid zich mengt in de ambtelijke behandeling van een (aanstaande) aanvraag dan wel andersoortige aangelegenheid van een individuele burger of organisatie. Een raadslid dat inzake een individuele aanvraag of dossier informatie wenst te ontvangen of door hem opgevangen signalen kenbaar wil maken, richt zich tot de betreffende wethouder, de burgemeester, griffier of gemeentesecretaris.

  • 7. Een bestuurder die een toezegging doet aan een burger of organisatie vermeldt hierbij dat deze toezegging pas geldingskracht verkrijgt indien deze de goedkeuring geniet van het bevoegde bestuursorgaan.

Artikel 6. Privé-belangen van een bestuurder

  • 1. Een bestuurder als privé-persoon laat zich in zijn contact met de gemeentelijke organisatie niet anders behandelen dan iedere andere inwoner van Giessenlanden.

  • 2. Indien in gemeentelijke beleids-, plan-, of besluitvormingsprocessen dan wel in een geschil van een derde met de gemeente privé-belangen van een bestuurder aanwezig zijn, communiceert hij hier transparant over met zijn collega-bestuurders. De burgemeester en de wethouders melden in dat geval hun privé-belang bij de gemeentesecretaris; raadsleden bij de raadsgriffier. De gemeentesecretaris respectievelijk de raadsgriffier stellen het presidium van deze melding op de hoogte.

  • 3. Het is niet integer als een bestuurder met financiële belangen in een onderneming zich mengt in de ambtelijke dan wel bestuurlijke behandeling door de gemeente van aanvragen, verzoeken of andersoortige aangelegenheden betreffende deze onderneming.

Artikel 7. Aankoop, verkoop en aanbesteding

  • 1. Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2. Een bestuurder draagt er zorg voor dat de voorbereiding en uitvoering van aankopen en verkopen van diensten, producten, grond, roerende of onroerende zaken door de gemeente alsmede gemeentelijke aanbestedingen integer verlopen. Een bestuurder betracht hierover, in voorkomend geval achteraf, openheid.

  • 3. Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • 4. Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten, producten, grond, roerende of onroerende zaken aan de gemeente, meldt dit aan zijn bestuursorgaan en onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de desbetreffende aangelegenheid.

  • 5. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente, rechtstreeks of middellijk, geen faciliteiten, diensten of gunsten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

Artikel 8. Nevenfuncties

  • 1. Het is niet integer als een bestuurder nevenfuncties vervult waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente. Dit houdt niet in dat een bestuurder geen functie kan hebben in een maatschappelijke of belangenorganisatie.

  • 2. Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

  • 3. Het is niet integer als een bestuurder die tevens bestuurder is van een maatschappelijke of belangenorganisatie, optreedt als vertegenwoordiger namens deze organisatie in overleg met de gemeente of een gemeentelijke bestuursorgaan. Hij bewaakt in beleids-, plan- en besluitvormingsprocessen dan wel geschillen waarin betreffende organisatie een rol vervult, de zuiverheid van verhoudingen.

  • 4. De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt, de zogenaamde qualitate qua nevenfunctie, worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 5. Een lid van het college dat een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

Artikel 9. Omgang met informatie

  • 1. Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

  • 2. Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 3. Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie. Een bestuurder maakt geen misbruik van zijn voorkennis.

  • 4. Een bestuurder gaat in het bijzonder zorgvuldig om met de informatie die hij krijgt door zijn informele contacten met ambtenaren.

Artikel 10. Geschenken, giften, gunsten en invitaties

  • 1. Geschenken, giften en gunsten die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 2. Indien een bestuurder geschenken, giften of gunsten ontvangt die een waarde van minder dan Є 50,-- vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 3. Geschenken, giften en gunsten worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, dan wordt dit gemeld aan het bestuursorgaan waarvan de bestuurder deel uitmaakt en wordt door dat bestuursorgaan een besluit over de bestemming van het geschenk genomen.

  • 4. Een bestuurder gaat zorgvuldig om met invitaties van commerciële en belangenorganisaties en zorgt ervoor dat hij niet in de situatie komt waarbij het risico aanwezig is dat hij zich laat beïnvloeden in zijn oordeelsvorming als bestuurder. Een bestuurder die gebruik te maken van een invitatie van een commerciële of belangenorganisatie meldt dit aan de gemeentesecretaris dan wel de griffier. De gemeentesecretaris respectievelijk de raadsgriffier stellen het presidium van deze melding op de hoogte.

Artikel 11. Bestuurlijke uitgaven

  • 1.

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 2.

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

a met de uitgave is het belang van de gemeente gediend en

b.de uitgave vloeit voort uit de functie.

Artikel 12. Declaraties

  • 1.

    De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 2.

    Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve

procedure.

3.Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het

formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 4.

    Gemaakte kosten worden binnen een maand gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voor zover mogelijk binnen een maand afgerekend.

  • 5.

    De gemeentesecretaris respectievelijk de griffier is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 6.

    In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college c.q. de gemeenteraad voorgelegd.

Artikel 13. Creditcards

De gemeente Giessenlanden verstrekt geen creditcards aan bestuurders.

Artikel 14. Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

Het gebruiken van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet integer.

Artikel 15. Reizen buitenland

  • 1.

    Het is niet integer om als bestuurder uit hoofde van zijn functie een buitenlandse reis te maken zonder toestemming van het bestuursorgaan waarvan hij deel uitmaakt.

  • 2.

    Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft daarbij informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 3.

    Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het bestuursorgaan waarvan de desbetreffende bestuurder deel uitmaakt en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 4.

    Van de reis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag.

  • 5.

    Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder en/of van derden is niet integer tenzij dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij ofwel indien het belang van de gemeente daarmee naar het oordeel van het bestuursorgaan, waarvan de desbetreffende bestuurder deel uitmaakt, gediend is.

  • 6.

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is integer, mits dit is betrokken bij de besluitvorming. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

  • 7.

    De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Deel 3: De toepassing van de gedragscode

Artikel 16. Zelfverantwoordelijkheid

  • 1. Op iedere bestuurder rust de verantwoordelijkheid om er zelf op toe te zien dat hij handelt en zich gedraagt overeenkomstig het gestelde in deze gedragscode.

  • 2. Bestuurders die deze gedragscode ondertekenen, verklaren van de gedragscode kennis te hebben genomen en deze naar eer en geweten te zullen hanteren.

Artikel 17. Elkaar aanspreken

  • 1. Een bestuurder wordt geacht een andere bestuurder aan te spreken in het geval dat hij vermoedt dat gedragingen en/of handelingen niet stroken met de inhoud van deze gedragscode.

  • 2. De burgemeester vervult een bewakende rol ten aanzien van de toepassing van de gedragscode. Indien het aanspreken zoals genoemd onder 1. niet tot een bevredigend resultaat leidt, informeert een bestuurder de burgemeester.

  • 3. Een bestuurder kan een gedraging en/of handeling van een collega-bestuurder waarvan gegrond vermoeden bestaat dat deze niet strookt met de inhoud van deze gedragscode ter bespreking voordragen in de vergadering van het bestuursorgaan waartoe hij behoort.

  • 4. In geval een bestuurder een gegrond vermoeden heeft dat gedragingen en/of handelingen van de burgemeester niet stroken met de inhoud van deze gedragscode, meldt hij dit aan het bestuursorgaan waartoe hij behoort. In voorkomend geval kan een bestuurder besluiten de gedraging en/of handeling te melden bij de Commissaris van de Koningin.

Artikel 18. Uitleg gedragscode

In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college van burgemeester en wethouders dan wel de gemeenteraad. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Giessenlanden van 26 maart 2009.

De griffier, mevr. drs. N.C. Both

De voorzitter, mevr. E. Boot