Regeling vervallen per 01-10-2010

Monumentenverordening 2000 Gemeente Gilze en Rijen

Geldend van 01-06-2000 t/m 30-09-2010

Intitulé

Monumentenverordening 2000 Gemeente Gilze en Rijen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monument:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is vanwege haar schoonheid, betekenis voor de wetenschap en/of cultuurhistorische waarde:

    • 2.

      terrein, dat van algemeen belang is vanwege een aanwezige zaak, bijvoorbeeld archeologische waarden, als bedoeld onder 1.

  • b.

    beschermd gemeentelijk monument:

onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst.

c.gemeentelijke monumentenlijst

lijst waarop overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken /terreinen zijn geregistreerd.

d.beschermd rijksmonument

onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers.

e.kerkelijk monument

onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging.

f.beschermde beeldbepalende zaak:

aan de openbare weg gelegen, (deel van een) onroerende beeldbepalende zaak, die qua schoonheid van algemeen belang is vanwege het stedenbouwkundige architectonische en/of landschappelijk beeld, maar niet overeenkomstig artikel 1, lid b van deze verordening als een beschermd gemeentelijk monument is geregistreerd.

g.gemeentelijke lijst beeldbepalende zaken.

lijst waarop de overeenkomstig deze verordening als beschermde beeldbepalende aangewezen zaken zijn geregistreerd

h.monumentencommissie

de door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van deze Monumentenverordening.

i.bouwhistorisch onderzoek

in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

j.beschermd gemeentelijk stads-of dorpsgezicht.

groepen van onroerende zaken, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke- of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke- en/of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten danwel beeldbepalende zaken bevinden, die geregistreerd zijn op de rijks-of gemeentelijke monumentenlijst danwel de lijst van beeldbepalende zaken.

k.gemeentelijke lijst beschermde stads- en dorpsgezichten:

de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening geregistreerde beschermde gemeentelijke stads-of dorpsgezichten.

Artikel 2. Het gebruik van het monument/beeldbepalend pand

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument of beeldbepalende zaak.

HOOFDSTUK 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3. De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2. a. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentencommissie en aan degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld, de hypothecaire schuldeisers en, als om de aanwijzing is verzocht de verzoeker.

    • b.

      Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 lid 1 plaatsheeft of vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen, dat ten behoeve van de aanwijzing van een monument als beschermd gemeentelijk monument een bouwhistorisch- en/of non-destructief archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 4. Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar. Indien een aangewezen kerkelijk monument de wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening verliest, wordt geacht te zijn aangewezen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 5. De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument kan geen object betreffen dat onherroepelijk is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat onherroepelijk is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De Monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de Monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3 lid 1 wordt medegedeeld aan degen die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde gemeentelijk monument.

  • 3. Indien een deel van een onroerende zaak beschermenswaardig is beperkt de bescherming en registratie zich tot dat specifieke deel. De gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in lid 2 bevat de beschrijving van dat specifieke onderdeel.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3 lid 2, 3 en 4 alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3 lid 2, 3 en 4, alsmede artikel 4 achterwege.

  • 4. De inhoud en datum van wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2. Artikel 3 lid 2 en 3 en artikel 4 zijn van toepassing op de intrekking.

  • 3. De aanwijzing wordt ingetrokken als onherroepelijk is beslist tot aanwijzing artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

  • 4. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

    Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      Een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen, te vervreemden, in enig opzicht te wijzigen of grondverzet uit te voeren;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht,

Artikel 10 De aanvraag

De aanvraag van de vergunning, als bedoeld in artikel 9 lid 2 wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en moet goed inzicht geven in de bestaande en de door aanvrager gewenste situatie. Naast artikel 4:2, lid 1 en 2 vaan de Algemene wet bestuursrecht dient de aanvrager de volgende gegevens over te leggen:

  • a.

    tekeningen en foto’s van de bestaande situatie,

  • b.

    tekeningen van de beoogde situatie.

Burgemeester en wethouders kunnen ter beoordeling van de aanvraag nadere richtlijnen geven over toe te passen materialen en de wijze waarop werkzaamheden worden uitgevoerd. Ook kunnen zij nadere gegevens van de aanvrager verlangen, waaronder de resultaten van een bouwhistorisch en/of archeologisch onderzoek,

Artikel 11 Advies van de Welstandscommissie en de beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen advies aan de Welstandscommissie voordat zij beslissen op de aanvraag als bedoeld in artikel 10.

  • 2.

    Voordat een beslissing wordt genomen op de aanvraag wordt deze twee weken ter inzage gelegd.

  • 3.

    Na de ter inzage legging wordt de adviesaanvraag aan de Welstandscommissie gezonden, vergezeld van de ingekomen zienswijzen. De Welstandscommissie brengt binnen vier weken schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders en betrekt de beschrijving van het monument als bedoeld in artikel 6 bij haar advies.

Indien een bouwhistorisch en/of archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht kan de termijn met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 4.

    Bij overschrijding van de in lid 3 genoemde termijn wordt de Welstandscommissie geacht te hebben geadviseerd.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken na ontvangst van het advies van de Welstandscommissie, maar in ieder geval binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag van de vergunning.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in lid 5 genoemde termijn van 13 weken met ten hoogste 13 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in lid 5 genoemde termijn van 13 weken.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg en/of de archeologie.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de monumentenvergunning aan de Monumentencommissie.

  • 9.

    Ingeval van een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 9 lid 2 voor het afbreken van beschermd gemeentelijk monument vragen burgemeester en wethouders advies aan de Monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag. De in artikel 11 genoemde termijnen zijn van toepassing.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Burgemeester en wethouders geven voor een beschermd kerkelijk monument geen beschikking af ingevolge de bepalingen van artikel 9 lid 2 dan nadat overeenstemming met de eigenaar is bereikt, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of levensovertuiging in het beschermde gemeentelijk monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend

    • b.

      Blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9 lid 2 niet naleeft.

    • c.

      De omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het beschermden gemeentelijk monument zwaarder dient te wegen.

    • d.

      Niet binnen 52 weken van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2. Van de beschikking tot intrekking wordt een kopie gezonden aan de Monumentencommissie

HOOFDSTUK 3 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Paragraaf 3 Vergunningen tot wijziging van beschermde rijksmonumenten

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de aanvraag om vergunning voor het wijzigen van een rijksmonument met ingebrachte zienswijzen, het advies voor de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en het advies van Gedeputeerde Staten voor een rijksmonument dat ligt buiten de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom, in ieder geval binnen 15 weken na ontvangst van de aanvraag om advies aan de Welstandscommissie.

  • 2. De Welstandscommissie adviseert schriftelijk aan burgemeester en wethouders over de aanvraag binnen vier weken na de datum van verzending van het verzoek. Indien een bouwhistorisch en/of archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht kan de termijn met ten minste vier weken worden verlengd.

  • 3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijnen wordt Welstandscommissie geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 4 BESCHERMDE STADS OF DORPSGEZICHTEN

Paragraaf 4. De aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads-of dorpsgezicht en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 15

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een stads-of dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, leggen zij het concept-aanwijzingsbesluit vier weken ter visie en vragen zij, met de ingebrachte zienswijze, advies aan de Monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van advies achterwege blijven.

  • 3. De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 16

Artikel 4 is van toepassing

Artikel 17

  • 1. Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijk stads- of dorpsgezicht op de lijst van gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten.

  • 2. De lijst van gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de gebiedsaanwijzing van het beschermde stads- of dorpsgezicht en een beschrijving van de daarin vervatte cultuurhistorische waarden.

Artikel 18

De artikelen 7 en 8 zijn van toepassing.

Artikel 19

  • 1. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een beschermd gemeentelijk stads-of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat de aanwezige cultuurhistorische waarden beschermd.

  • 2. Indien voor een gebied een of meerdere bestemmingsplannen vigeren neemt de gemeenteraad een besluit waarin wordt bepaald in hoeverre deze bestemmingsplannen als beschermd plan in de zin van lid 1 kunnen worden aangemerkt.

Artikel 20

  • 1. Het is verboden in een beschermd gemeentelijk stads-of dorpsgezicht op grond van artikel 21 lid 2 van de wet op de stads- en dorpsvernieuwing, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met de bij zodanige gestelde voorschriften:

    • a.

      bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken, te verplaatsen of grondverzet uit te voeren:

    • b.

      onroerende zaken, geen bouwwerken zijnde, hieronder begrepen verhardingen, walkanten en erfafscheidingen op te richten of te wijzigen.

  • 2. Geen sloopvergunning op grond van de bouwverordening is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.

  • 3. Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in lid 1 zijn, totdat een beschermend bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, artikel 10 tot en met 13 van toepassing.

HOOFDSTUK 5 BEELDBEPALENDE ZAKEN

Paragraaf 5 De aanwijzing en registratie op de gemeentelijke lijst “Beeldbepalende zaken”

Artikel 21

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten zaken aan te wijzen als beschermde beeldbepalende zaak.

  • 2. a. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de Monumentencommissie en aan degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld, de hypothecaire schuldeisers en, indien om de aanwijzing is verzocht, de verzoeker. In spoedeisende gevallen kan dit advies achterwege blijven.

    • b.

      Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een beeldbepalende zaak de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermde beeldbepalende zaak ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 lid 1 plaatsheeft of vaststaat dat het object niet wordt aangewezen is artikel 23 van toepassing.

  • 3. Alvorens burgemeester en wethouders een kerkelijk beeldbepalende zaak aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.

  • 4. De aanwijzing als beschermde beeldbepalende zaak kan geen object betreffen dat onherroepelijk is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat onherroepelijk is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 22 Aanwijzings- en registratieprocedure

Artikel 4 tot en met 8 zijn van toepassing met dien verstande dat voor het beschermd(e) gemeentelijk(e) monument moet worden gelezen de beschermde beeldbepalende zaak en voor de gemeentelijke monumentenlijst moet worden gelezen de gemeentelijke lijst beeldbepalende zaken.

Paragraaf 6 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beeldbepalende zaken.

Artikel 23 Verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden een beschermde beeldbepalende zaak te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermde beeldbepalende zaak af te breken, te verstoren, te verplaatsen, te vervreemden, in enig opzicht te wijzigen of grondverzet uit te voeren.

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.

Artikel 24

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen de Welstandscommissie voor advies als een vergunning wordt gevraagd voor een vervangend bouwplan of voor de wijziging van een op de gemeentelijke lijst beeldbepalende zaken geregistreerde onroerende zaak.

  • 2.

    Bij hun beraadslagingen betrekt de Welstandscommissie ten aanzien van de in lid 1 bedoelde aanvrage tevens de beschrijving die hoort bij de beeldbepalende zaak (zie artikel 22).

HOOFDSTUK 6 OVERIGE ZAKEN (Archeologisch onderzoek)

Artikel 25

  • 1. Alvorens burgemeester en wethouders een beslissing nemen om toepassing te geven aan artikel 19 lid 1 van de Wet op de ruimtelijke ordening vragen zij de Monumentencommissie advies over de archeologische waarden die aan de orde zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders zenden een verzoek om toepassing te geven aan een procedure als bedoeld in lid 1 onmiddellijk na ontvangst om advies aan de Monumentencommissie.

  • 2. De Monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen vier weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de Monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 7 SCHADEVERGOEDING

Artikel 26 Schadevergoeding

  • 1. Indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen als bedoeld in de artikelen 9 lid 2, 20 lid 1 en 27 lid 1 van deze verordening,

    • b.

      voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet geheel te zijnen laste behoort te blijven kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 8 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 27 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9 en 23 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 28 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 29 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van en overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften, die strekken tot handhaving van de openbare orde, veiligheid, bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 30 Inwerkingtreding

Artikel 30 Inwerkingtreding

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op de beschermde gemeentelijke monumenten, beeldbepalende zaken en gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten treedt in werking op 1 juni 2000.

  • 2. De monumentenverordening van de gemeente Gilze en Rijen vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 21 februari 1994, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten vervalt per 1 juni 2000.

  • 3. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 lid 2 van de Monumentenwet 1988.

  • 4. De monumentenverordening van de gemeente Gilze en Rijen, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 21 februari 1994 voor zover het betreft de bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop lid 3 van toepassing vindt.

  • 5. De beschermde gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge lid 2 genoemde vervallen verordening worden geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

Artikel 31 Naam verordening

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening 2000 van de Gemeente Gilze en Rijen"

Aldus vastgesteld in de openbare

vergadering van 29 mei 2000.

DE RAAD VOORNOEMD,

, voorzitter

, secretaris