Regeling vervallen per 01-01-2017

Re-integratieverordening Participatiewet Gilze en Rijen 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet Gilze en Rijen 2015

Agendapunt 10a.

Vergadering

d.d. 15 december 2014.

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GILZE EN RIJEN;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 december 2014 ;

gelet op artikel 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vierde lid van de Participatiewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Re-integratieverordening Participatiewet Gilze en Rijen 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Doelgroep re-integratie: personen aan wie op grond van artikel 7 eerste lid onder a van de P-wet of op grond van artikel 34 van de IOAW, of op grond van artikel 34 van de IOAZ door de gemeente ondersteuning bij re-integratie kan worden geboden;

  • -

    Bbz: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • -

    P-wet: Participatiewet

  • -

    IOAW : Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers ;

  • -

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • -

    De wet: de P-wet, IOAW, IOAZ en Bbz tezamen;

  • -

    Voorziening: een door het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op inschakeling in de arbeid of zelfstandige maatschappelijke participatie waaronder begrepen een onderzoek naar de belastbaarheid en de noodzaak tot inzet van loonkostensubsidie;

  • -

    Participatie: het naar vermogen meedoen in de samenleving door o.a. het verrichten van betaald regulier of gesubsidieerd werk, het volgen van scholing, het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of een tegenprestatie;

  • -

    Beschut werk: is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische

  • -

    beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat zij niet bij een reguliere werkgever in dienst kunnen komen. Soms kan deze doelgroep wel bij een reguliere werkgever terecht, maar dan zijn de omstandigheden aangepast.

  • -

    Loonkostensubsidie: de subsidie op de loonsom die het college kan verstrekken aan een werkgever om een werknemer met een verminderde loonwaarde vanwege een beperking al dan niet tijdelijk in dienst te nemen;

  • -

    Verminderde loonwaarde: hiervan is sprake wanneer een persoon vanwege een beperking niet in staat is het wettelijk minimum uurloon te verdienen;

  • -

    Plan van aanpak: een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de P-wet;

  • -

    Duurzame arbeidsinschakeling: algemeen geaccepteerde arbeid die over een periode van ten minste zes maanden wordt verricht en waar geen voorziening aan verbonden is in de vorm van loonkostensubsidie;

  • -

    Flankerende voorziening: de inzet van deze voorziening is een randvoorwaarde voor de belanghebbende voor deelname aan re-integratievoorzieningen en nakoming van arbeidsverplichtingen (waaronder schuldhulpverlening en kinderopvang);

  • -

    No-risk polis: een verzekering die de financiële gevolgen van ziekte van de in dienst genomen uitkeringsgerechtigde voor een werkgever afdekt;

  • -

    Screening: een onderzoek naar de mogelijkheden op de arbeidsmarkt van een uitkeringsaanvrager of uitkeringsgerechtigde dat wordt verwerkt in een plan van aanpak;

  • -

    Diagnose: wanneer de screening duidt op het mogelijk bestaan van een arbeidsbeperking of een andere belemmering richting arbeidsmarkt, wordt een vervolgonderzoek ingesteld teneinde een plan van aanpak vast te stellen;

  • -

    Verdiepende diagnose: een nader onderzoek naar de arbeidsmogelijkheden en beperkingen uitgevoerd door een externe deskundige teneinde een plan van aanpak vast te stellen;

  • -

    Participatiepartner: re-integratiebedrijf, werkgever of maatschappelijke partner, waarmee de gemeente samenwerkt in het kader van de P-wet.

Artikel 2. Opdracht en taak van het college

  • 1. Het college biedt ondersteuning krachtens deze verordening ten behoeve van de persoon die behoort tot de doelgroep re-integratie en die dit naar het oordeel van het college nodig heeft bij de arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 3. Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening of ondersteuning rekening met de mogelijkheden en omstandigheden van de belanghebbende. Deze omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon zoals beschreven in de beleidsregels, eventuele structurele beperkingen, de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk.

  • 4. Het college bevordert de beschikbaarheid en de inzet van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor re-integratie en arbeidsinschakeling kunnen opheffen.

  • 5. Het college kan bij het bepalen van het aanbieden van voorzieningen prioriteren naar gelang de financiële mogelijkheden en rekening houden met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 6. Het college kan budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen of doelgroepen en draagt daarbij zorg voor een evenwichtige verdeling.

Artikel 3. Aanspraak

  • 1. Voorzieningen kunnen worden verstrekt aan een belanghebbende dan wel aan de werkgever van de belanghebbende.

  • 2. Op basis van een screening en eventueel een (verdiepende) diagnosestemt het college de ondersteuning en voorzieningen af op het vergroten van de zelfredzaamheid van de belanghebbende via de kortste weg naar duurzame arbeidsinschakeling dan wel een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit.

  • 3. Het college legt het individuele aanbod van een voorziening aan een persoon vast in een plan van aanpak en/of een beschikking.

  • 4. Er bestaat geen aanspraak op ondersteuning voor zover er een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die voldoende bijdraagt aan de arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie.

  • 5. Een persoon die behoort tot de doelgroep re-integratie maar geen bijstandsuitkering ontvangt, heeft geen aanspraak op ondersteuning krachtens deze verordening indien:

    • a.

      het gezinsinkomen hoger is dan 110% van het wettelijk minimumloon en/of het vermogen hoger is dan het maximaal vrij te laten vermogen conform de P-wet;

    • b.

      deze persoon betaalde arbeid verricht gedurende meer dan 12 uur per week;

    • c.

      niet redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze persoon bereid dan wel in staat is om tenminste 12 uur per week algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten.

  • 6. Het college kan in de beleidsregels voorzieningen aanwijzen, waarvoor de bepalingen zoals opgenomen in lid 5 niet van toepassing zijn.

  • 7. Het college kan besluiten enige tijd geen voorziening aan te bieden als een eerdere voorziening voortijdig is beëindigd vanwege een reden, zoals opgenomen in artikel 5 sub a en e.

Hoofdstuk 2. Voorzieningen

Artikel 4. Voorzieningen

  • 1. Het college kan een persoon behorende tot de doelgroep re-integratie:

  • a. (laten) bemiddelen naar algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b. begeleiden bij het zoeken naar en verkrijgen van arbeid;

  • c. ondersteunen bij het zoveel mogelijk wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling, waaronder begeleiding op en aanpassingen van de werkplek en scholing;

  • d. verwijzen naar en ondersteunen bij deelname aan maatschappelijke participatie;

  • e. anderszins een voorziening verstrekken in verband met bepaalde specifieke re-integratie activiteiten, nader te bepalen in de beleidsregels zoals vermeld in lid 3 van dit artikel.

  • 2. Het college kan aan een werkgever (financiële) ondersteuning bieden ten behoeve van een belanghebbende die behoort tot de doelgroep re-integratie, anders dan de loonkostensubsidie, zoals opgenomen in artikel 9 van deze verordening.

  • 3. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vast, waarin de voorzieningen en de bijbehorende voorwaarden zijn opgenomen, voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

Artikel 5. Beëindigen van een voorziening

Het college kan een voorziening beëindigen als:

  • a.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de P-wet of de artikelen 13 en 37 van de IOAZ of IOAW niet (langer) nakomt;

  • b.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep re-integratie;

  • c.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de P-wet;

  • d.

    naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling of niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

  • e.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

  • f.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening en de beleidsregels worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

  • g.

    door het college wordt vastgesteld dat voortzetting van de voorziening niet wenselijk is omdat de participatiepartner, niet of in onvoldoende mate aan de op hem rustende verplichtingen krachtens het Burgerlijk Wetboek en/of de geldende voorwaarden voldoet.

Artikel 6. Participatie(plaats) voor personen ouder dan 27 jaar

  • 1. Het college kan ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de P-wet een uitkeringsgerechtigde voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten zoals bedoeld in artikel 10a van de P-wet.

  • 2. Een uitkeringsgerechtigde die onbeloonde additionele werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 10a P-wet verricht, ontvangt conform lid 6 van dat artikel ieder half jaar een premie mits naar vermogen is meegewerkt aan het vergroten van de kans op arbeidsinschakeling.

  • 3. Het college kan op basis van artikel 10a van de P-wet of artikel 38a IOAW/IOAZ aan uitkeringsgerechtigden van 27 jaar of ouder en die niet beschikt over een startkwalificatie scholing aanbieden met als doel de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen.

  • 4. De premie bedraagt per jaar 25% van het bedrag genoemd in artikel 31, tweede lid, onder j van de P-wet.

  • 5. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de participatieplaats, voor wat betreft de premie zoals bedoeld in lid 2, de scholing zoals bedoeld in lid 3 en de voorwaarden en verplichtingen die daaraan verbonden zijn.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen voor mensen met verminderde loonwaarde of beperkingen richting werk

Artikel 7 Participatievoorziening beschut werk

  • 1. Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep re-integratie die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

  • 2. Het college kan uit de personen uit de doelgroep re-integratie een voorselectie maken en kan bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies inwinnen voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het college selecteert voor deze beoordeling uitsluitend personen met beperkingen richting werk.

  • 3. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de P-wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken zet het college verschillende ondersteunende voorzieningen in, welke zijn opgenomen in de beleidsregels.

  • 4. Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. In verband hiermee overlegt het college met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, aan de gemeente gelieerde bedrijven en andere reguliere werkgevers.

  • 5. Het college kan ervoor kiezen om een alternatieve passende voorziening aan te bieden, anders dan beschut werk, aan de persoon zoals bedoeld in lid 1 en neemt deze op in de beleidsregels.

Artikel 8. No-risk polis

  • 1. Een werkgever kan in aanmerking komen voor een no-riskpolis als:

    • a.

      de werkgever een arbeidsovereenkomst aangaat met een werknemer, dan wel de arbeidsovereenkomst verlengt en;

    • b.

      de werknemer voorafgaande aan de aanvang van de arbeid behoort tot de doelgroep re-integratie en;

    • c.

      de werknemer een structurele functionele of andere belemmering heeft richting werk of de werkgever ten behoeve van de werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet ontvangt en

    • d.

      artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is.

  • 2. Om de werkgever een no-riskpolis te kunnen verstrekken, sluit de gemeente een verzekering af en treedt op als verzekeringnemer. De begunstigde is de werkgever.

  • 3. De vergoeding, de looptijd van de verzekering en overige voorwaarden zijn gespecificeerd in de polisvoorwaarden van de no-risk polis, zoals overeengekomen met de verzekeraar.

  • 4. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de no-risk polis.

Artikel 9 Vaststelling doelgroep loonkostensubsidie en loonwaarde

  • 1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

    • a.

      een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de P-wet en;

    • b.

      die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en

    • c.

      die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

  • 3. De loonwaarde wordt bepaald aan de hand van een regionaal overeengekomen methodiek.

  • 4. De in lid 3 bedoelde methodiek wordt als bijlage dan wel als addendum toegevoegd aan deze verordening.

  • 5. Indien de regionale methodiek zoals bedoeld in lid 3 ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening nog niet vastgesteld is, dan wordt de loonwaarde, tot het moment dat dit wel het geval is, bepaald aan de hand van een methodiek die voldoet aan de eisen die worden gesteld in de algemene maatregel van bestuur alsook aan de eisen van de ministeriële regeling.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 10. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verzamelverordening Wet werk en bijstand 2013, paragraaf 2. Re-integratie wordt ingetrokken.

  • 2. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Verzamelverordening Wet werk en bijstand 2013, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorzieningen voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Verzamelverordening Wet werk en bijstand 2013 voor de duur dat deze is verstrekt.

Artikel 11. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Hierbij moet vermeld worden dat voorzieningen altijd afgestemd worden op de individuele situatie.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als Re-integratieverordening Participatiewet Gilze en Rijen 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van 15 december 2014.
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier, de voorzitter,
mr. J.W. Timmermans dr. A.J.W. Boelhouwer