Beleidsregel inkomstenvrijlating Participatiewet, Ioaw,en Ioaz Goeree-Overflakkee

Geldend van 29-12-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 24-08-2021

Intitulé

Beleidsregel inkomstenvrijlating Participatiewet, Ioaw,en Ioaz Goeree-Overflakkee

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

overwegende dat het wenselijk is het beleid omtrent de inkomstenvrijlating vast te leggen in beleidsregels;

gelet op artikel 31 van de Participatiewet, artikel 8 van de Ioaw en artikel 8 van de Ioaz;

b e s l u i t e n:

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Bijstand: algemene bijstand op grond van de Participatiewet, een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

    • b.

      Bijstandsperiode: een periode dat algemene bijstand op grond van de Participatiewet wordt ontvangen of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      Inkomsten uit arbeid: alle (parttime) inkomsten uit arbeid in loondienst;

    • d.

      Inkomstenvrijlating: de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, lid 2 onder n en r van de Participatiewet, artikel 8 lid 2 en 5 van de IOAW en artikel 8 lid 3 en 9 van de IOAZ.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet(ten).

Artikel 2. Arbeidsinschakeling

Bij het ontvangen van inkomsten uit arbeid wordt in alle gevallen voldaan aan de voorwaarde van de inkomstenvrijlating, dat de inkomsten moeten bijdragen aan de arbeidsinschakeling van de belanghebbende

Artikel 3. Inkomstenvrijlating

  • 1. De inkomstenvrijlating is alleen van toepassing op inkomsten uit arbeid die na de ingangsdatum van de bijstand zijn aangevangen.

  • 2. Bij het ontvangen van inkomsten uit arbeid bij instroom in de bijstand geldt de inkomstenvrijlating vanaf het moment dat er sprake is van een structurele urenuitbreiding van minimaal vijf uur per week.

  • 3. Het recht op inkomstenvrijlating bestaat één keer per bijstandsperiode.

  • 4. Als de bijstandsperiode tenminste 30 dagen, overeenkomstig artikel 45, derde lid, van de Participatiewet wordt onderbroken, ontstaat er een nieuw recht op de inkomstenvrijlating.

  • 5. Naast inkomsten uit arbeid geldt de vrijlating ook voor de volgende inkomsten:

    • a.

      Doorbetaling van loon tijdens ziekte, ongeacht wie dit betaalt;

    • b.

      Een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling;

    • c.

      Werkzaamheden als (marginale) zelfstandige.

Artikel 4. Vaststelling

  • 1. Het recht op inkomstenvrijlating wordt ambtshalve vastgesteld;

  • 2. Het college geeft een beschikking af, waarin in ieder geval de aanvangsdatum van de inkomstenvrijlating en de wettelijke grondslag van de inkomstenvrijlating wordtvermeld;

  • 3. In de situatie van gehuwden heeft een ieder een individueel recht op de inkomstenvrijlating.

Artikel 5. Gevallen waarin de beleidsregel niet voorziet

Inzake de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van bekendmaking;

  • 2. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregel inkomstenvrijlating Participatiewet, Ioaw,en Ioaz Goeree-Overflakkee”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 9 mei 2017 door
burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,
secretaris, burgemeester,
W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Toelichting

Algemeen

De Participatiewet heeft een complementair karakter: bijstand is altijd aanvullend op de eigen middelen. Hieruit volgt, dat in beginsel alle middelen van de belanghebbende meetellen bij het vaststellen van het recht op en de hoogte van de bijstand. De bijstand vult de eigen inkomsten aan tot het niveau van het van toepassing zijnde sociaal minimum. De Participatiewet kent hierop een aantal uitzonderingen. In die gevallen mag de belanghebbende tijdelijk een deel van de inkomsten uit arbeid houden bovenop de bijstandsuitkering. Het doel hiervan is de arbeidsparticipatie te bevorderen, omdat iemand die gaat werken dan een hoger totaalinkomen heeft en gestimuleerd wordt een gehele of gedeeltelijke baan te accepteren.

Met deze beleidsregel wil het college aangeven aan de (wettelijke) inkomstenvrijlating uitvoering te geven en op welke wijze.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel is een aantal begrippen gedefinieerd. Voor de Ioaw en de Ioaz wordt aansluiting gezocht bij de begrippen van de Participatiewet. Wanneer een begrip niet is gedefinieerd, dient te worden teruggevallen op hetgeen hieronder in de wet(ten) en de Algemene wet bestuursrecht wordt verstaan.

Artikel 2. Arbeidsinschakeling

Voor de inkomstenvrijlating geldt dat slechts aanspraak bestaat wanneer naar het oordeel van het college de inkomsten bijdragen aan de arbeidsinschakeling van de belanghebbende. De inkomstenvrijlating is bedoeld als stimulans om arbeid te aanvaarden. Met arbeid doet de belanghebbende werkervaring en arbeidsritme op. Daarnaast leidt arbeid vaker tot volledige uitstroom uit een uitkeringssituatie. Tenslotte wordt rechtsongelijkheid vermeden, wanneer de inkomstenvrijlating op basis van een individuele afweging moet worden beoordeeld. Derhalve is in dit artikel geregeld, dat in alle gevallen het ontvangen van inkomsten uit arbeid bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de belanghebbende.

Artikel 3. Inkomstenvrijlating

De inkomstenvrijlating is van toepassing op vormen van arbeid die vanuit een uitkeringssituatie worden verkregen. De inkomstenvrijlating moet mensen stimuleren om (meer) te gaan werken teneinde de uitkeringsafhankelijkheid te laten afnemen. Wanneer iemand in een uitkeringssituatie komt en op dat moment reeds gedeeltelijke inkomsten uit arbeid heeft, dan is op deze inkomsten de vrijlating niet van toepassing. De inkomstenvrijlating geldt ook voor een belanghebbende die bij de aanvang van de bijstand al parttime werk had en de werkzaamheden structureel worden uitgebreid met minimaal vijf uur per week. De vrijlating geldt dan voor de volledige inkomsten uit arbeid vanaf het moment dat de urenuitbreiding plaatsvindt.

De inkomstenvrijlating geldt voor belanghebbenden die bijstand ontvangen en daarnaast inkomsten uit arbeid. De inkomstenvrijlating geldt in de Participatiewet niet voor personen die jonger zijn dan 27 jaar. De wetgever is van mening dat voor jongeren geen extra activerende instrumenten nodig zijn, die bijdragen aan de arbeidsinschakeling (artikel 31 lid 7 Participatiewet).

De inkomstenvrijlating geldt slechts éénmaal per bijstandsperiode. Indien de bijstand wordt beëindigd en na een termijn van tenminste 30 dagen opnieuw wordt toegekend, kan opnieuw een periode van vrijlating worden toegepast.

Artikel 4. Vaststelling

Bij de aanwezigheid van inkomsten uit arbeid toetst het college ambtshalve of er recht bestaat op een inkomstenvrijlating. De belanghebbende hoeft hiervoor geen verzoek in te dienen.

De inkomstenvrijlating wordt middels een beschikking kenbaar gemaakt aan de belanghebbende. De inkomstenvrijlating op grond van artikel 31 lid 2 onderdeel n Participatiewet, artikel 8 lid 2 Ioaw en artikel 8 lid 3 Ioaz geldt voor de duur van maximaal zes maanden, welke niet aaneengesloten hoeft te zijn. Als de belanghebbende geen aaneengesloten periode van zes maanden werkt, schuift de vrijlatingsperiode op.

De inkomstenvrijlating op grond van artikel 31 lid 2 onderdeel r Participatiewet, artikel 8 lid 5 Ioaw en artikel 8 lid 3 Ioaz geldt voor de duur van een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden.

Voor belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, is de duur van de inkomstenvrijlating niet beperkt tot ten hoogste zes maanden.

De inkomstenvrijlating is gekoppeld aan de inkomsten in een maand ongeacht het aantal uren dat wordt gewerkt. De bijstand wordt immers op maandbasis vastgesteld (artikel 45 lid 1 Participatiewet).

Bij partners geldt dat wanneer beide partners onder de doelgroep vallen iedere partner afzonderlijk recht heeft op de inkomstenvrijlating.

Artikel 5. Gevallen waarin de beleidsregel niet voorziet

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.