Regeling vervallen per 01-01-2014

Regeling maatschappelijke ondersteuning 2013

Geldend van 03-10-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

Regeling maatschappelijke ondersteuning 2013

Hoofdstuk I Persoonsgebonden budget

Burgemeester en wethouders van Gouda

gelet op artikel 16, tweede lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning;

besluiten vast te stellen de volgende: Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2013

Artikel 1 Verplichtingen persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden gelden de volgende verplichtingen:

  • a.

    maximaal 7% van het bruto persoonsgebonden budget is vrij besteedbaar, met een minimum van € 100,00 en een maximum van € 750,00 voor het organiseren van de hulp bij het huishouden zonder dat daarover verantwoording behoeft te worden afgelegd;

  • b.

    de budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst met de zorgverlener die de hulp bij het huishouden levert. In deze overeenkomst worden tenminste de volgende afspraken opgenomen:

    • -

      NAW gegevens van de aanvrager, NAW gegevens inclusief het burgerservicenummer van de zorgverlener, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren. De overeenkomst wordt door de aanvrager en zorgverlener ondertekend.

    • -

      Als de overeenkomst is gesloten met een instantie: het BTW nummer van de instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren en de naam en het adres van de instantie. De overeenkomst wordt namens aanvrager en de instantie ondertekend.

  • c.

    de verantwoording bevat een overzicht van het aantal uitbetaalde uren, betalingsbewijzen (bankafschriften), het uurtarief, NAW gegevens inclusief het burgerservicenummer van de zorgverlener.

Artikel 2 Verplichtingen persoonsgebonden budget overige voorzieningen

Bij de verlening van een persoonsgebonden budget bij overige voorzieningen gelden de volgende verplichtingen:

  • a.

    de voorziening moet voldoen aan het programma van eisen dat is opgesteld door de gemeente en, indien van toepassing, aan het Kwaliteiten Bruikbaarheids Onderzoek van Hulpmidden keurmerk en/of komt voor op de lijsten van het TNO-keurmerk dan wel een gelijkwaardig keurmerk goedgekeurde hulpmiddelen;

  • b.

    in geval van een rolstoel- of vervoersmiddel wordt de vervoersvoorziening ingekocht bij een leverancier die erkend is volgens de Erkenningsregeling Revalidatietechnisch Bedrijf en voldoet deze aan de eisen van de Revakeur.

Artikel 3 Hoogte persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

De uurtarieven van het persoonsgebonden budget bedragen:

  • a.

    € 12,50 voor het inhuren van een familielid, vrienden, kennissen;

  • b.

    € 19,90 voor het inhuren van een zelfstandige zonder personeel of personeel van een leverancier van hulp bij het huishouden;

  • c.

    € 22,50 in geval van hulp bij het huishouden 2;

  • d.

    € 17,90 in geval van een persoonsgebonden budget met financiële vergoeding.

Artikel 4 Hoogte persoonsgebonden budget overige voorzieningen

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een:

  • 1.

    rolstoel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst-compenserende rolstoel, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de contracteerde leverancier. De kostprijs kan zo nodig verhoogd worden met de kostprijs van individuele aanpassingen.

  • 2.

    individuele vervoersvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst-compenserende maatregel. Als de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeursleverancier heeft afgesloten voor onderhoud en reparatie, gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - exclusief eventueel bedongen korting - als uitgangspunt. Als de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.

  • 3.

    losse woonvoorziening is gelijk aan de door het college goedgekeurde offerte. Het budget kan eventueel verhoogd worden met instandhoudingskosten, bedoeld voor reparatie van de desbetreffende voorziening. Als de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeurslevernacier heeft afgesloten voor onderhoud en reparatie, gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - exlusief eventueel bedongen korting - als uitgangspunt. Als de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.

  • 4.

    verplaatsingsmiddel voor vervoer buitenshuis, wordt bepaald aan de hand van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Hoofdstuk II Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 5 Omvang eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Bij de berekening van de eigen bijdrage/eigen aandeel is het (gezamenlijk) verzamelinkomen over de twee jaar voorafgaand aan de heffing leidend. Het verzamelinkomen is het gezamenlijk bedrag van inkomen uit werk en woning, uit aandelen en dividenden, en uit sparen en beleggen, waarover de hoogte van de aanslag inkomstenbelasting wordt bepaald. Bij de berekening van de maximale periodebijdrage wordt daarbij gekeken naar de samenstelling van het huishouden en de leeftijd. Het volgende geldt hierbij:

    • a.

      Het bedrag dat ongehuwde belanghebbenden jonger dan de pensioengerechtige leeftijd dienen te betalen bedraagt € 18,60 per vier weken plus een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen van de belanghebbende en de grens van € 23.208,00.

    • b.

      Het bedrag dat ongehuwde belanghebbenden van pensioengerechtige leeftijd of ouder dienen te betalen bedraagt € 18,60 per vier weken plus een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen van de belanghebbende en de grens van €16.257,00.

    • c.

      Het bedrag dat gehuwde belanghebbenden dienen te betalen indien één van beiden jonger is dan de gepensiongerechtige leeftijd, bedraagt € 26,60, per vier weken plus een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen van de belanghebbende en de grens van € 28.733,00.

    • d.

      Het bedrag dat gehuwde belanghebbenden, die beiden de gepensiongerechtige leeftijd hebben bereikt, dienen te betalen bedraagt € 26,60 per vier weken plus een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen van de belanghebbende en de grens van € 22.676,00.

  • 2. De eigen bijdrage of het eigen aandeel over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke 'Maximale periodebijdrage' in die periode, tenzij deze hoger is dan de 'Kosten van de voorziening per 4 weken'in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de 'Kosten van de voorziening per 4 weken'.

  • 3. Voor hulp bij het huishouden wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang hulp bij het huishouden wordt verstrekt. de 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het persoonsgebonden budget tarief type 1 en 2.

  • 4. Voor huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodiek persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodieke persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken.

  • 5. Voor voorzieningen die verstrekt worden in eigendom van de aanvrager (bouwkundige woningaanpassingen) wordt een eigen bijdrage/aandeel opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken. 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: de aanschafprijs plus eventuele verzekeringskosten en onderhoud van de voorziening, gedeeld door 39 periodes van 4 weken.

  • 6. Voor periodiek toegekende voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. Voor het opleggen van een eigen bijdrage zal de gemeente het bedrag dat men maandelijks moet betalen doorgeven aan het Centraal Administratie Kantoor. Voor periodiek toegekende voorzieningen wordt een eigen bijdrage/aandeel opgelegd per 4 weken.

Hoofdstuk III Financiële tegemoetkoming

Artikel 6 Financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen

  • 1.

    Als de kosten voor woonvoorzieningen meer bedragen dan € 3.170,76,- geldt het primaat van verhuizen. De maximale vergoeding voor verhuiskosten op declaratiebasis bedraagt € 3.170,76.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming wordt betaald aan de eigenaar van de woning en bedraagt maximaal 100% van de goedgekeurde offertekosten.

Als de geschatte aanpaskosten hoger zijn dan € 6.807,00 dienen minimaal drie offertes (gesplitst in kosten van volumes/onderdelen, gebruikte materialen en arbeid) te worden aangevraagd. Daarbij gelden voor bouwkundige of woontechnische voorzieningen de volgende maxima:

  • a.

    € 949,00 voor een woonwagen die binnen vijf jaar is afgeschreven of waarvan de standplaats binnen vijf jaar wordt opgeheven;

  • b.

    € 949,00 voor een woonschip dat binnen vijf jaar is afgeschreven of waarvan binnen vijf jaar de ligplaats weg moet;

  • c.

    € 6.807,00 voor het bezoekbaar en/of logeerbaar maken van een woning.

    • 3.

      Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing in de vorm van bouwkundige of woontechnische woonvoorziening (wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

  • a.

    de aanneemsom (waarin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • b.

    de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • c.

    als het noodzakelijk wordt geacht een architect in te schakelen: het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de Standaardvoorwaarden 1988/Rechtsverhouding odrachtgever-architect van de Bond van Nederlandse Architectenen de kosten van het toezicht op de uitvoering, alsdit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • d.

    de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • e.

    de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • f.

    Het renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van de voorziening;

  • g.

    de kosten van het verwerven van extra bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet gebouwd kan worden binnen de oorspronkelijke kavel;

  • h.

    de door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen die ten tijde van de raming van de kosten niet te voorzien waren;

  • i.

    de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • j.

    de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

  • k.

    de administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van de bouwkundige voorziening, voor zover de kosten onder a tot en met j meer bedragen dan € 1.2177,54 voor 10% van die kosten tot maximaal € 474,11.

    • 4.

      Als er sprake is van sanering van de vloerbedekking niet ouder dan zeven jaar bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal € 35,- per m2 (inclusief arbeid, noodzakelijke materialen en BTW). De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de afschrijvingstermijn van het te vervangen artikel. De vergoeding bedraagt een percentage van de kosten te weten:

      • -

        100% indien als het artikel nieuwer is dan twee jaar;

      • -

        75% alsindien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

      • -

        50% indien als het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

      • -

        25% indien als het artikel tussen de zes en zevenacht jaar oud is.

    • 5.

      De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte met een maximum van € 631,00 per maand voor de duur van maximaal één jaar.

    • 6.

      Als er sprake is van tijdelijke huisvesting is de hoogte van de vergoeding:

  • a.

    maximaal € 685,00 per maand bij een zelfstandige woonruimte;

  • b.

    maximaal € 342,00 per maand bij een niet-zelfstandige woonruimte.

    • 7.

      Als een woonvoorziening tot meerwaarde van de woning heeft geleid en de woning binnen zes jaar verkocht wordt, dan geldt volgens onderstaand schema het bedrag dat door de aanvrager aan het college terugbetaald moet worden:

  • a.

    voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

  • b.

    voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

  • c.

    voor het derde jaar 70% van de meerwaarde;

  • d.

    voor het vierde jaar 60% van de meerwaarde;

  • e.

    voor het vijfde jaar 40% van de meerwaarde;

  • f.

    voor het zesde jaar 20% van de meerwaarde.

    • 8.

      Als bijlage is bij deze regeling gevoegd een lijst met standaard woonvoorzieningen, waarin opgenomen de maximaal uit te keren bedragen per woonvoorziening.

Artikel 7 Financiële tegemoetkoming sportvoorziening

  • 1. Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming en bedraagt maximaal € 3.434,10. Het bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf (maximaal € 2.749,10) en onderhoud (€ 685,00) van een sportrolstoel of vergelijkbare voorziening voor een periode van ten minste 3 jaar.

  • 2. Onderhoud, keuring, reparatie en overige voorzieningen worden één keer per (ten minste) drie jaar vergoed.

Artikel 8 Financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

  • 1. Voor de financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen geldt het volgende:

    • a.

      voor het gebruik van een eigen auto, als de aanvrager is aangewezen op het gebruik van de eigen auto, geldt een norrmbedrag van € 1.178,78 op jaarbasis;

    • b.

      voor het gebruik van een bruikleenauto geldt een normbedrag van € 782,52 op jaarbasis;

    • c.

      voor het gebruik van een taxi, als de aanvrager geen gebruik kan maken van het collectief vervoer en niet rolstoelgebonden is, geldt een taxitegoed van € 3.101,26 op declaratiebasis of op verzoek van de aanvrager een financiële bijdrage van € 733,13 op jaarbasis;

    • d.

      voor het gebruik van een rolstoeltaxi, als de aanvrager geen gebruik kan maken van het collectief vervoer en rolstoelgebonden is, geldt een taxitegoed van € 3.101,26 op declaratiebasis of een maximale financiële bijdrage van € 1.102,91 op jaarbasis;

    • e.

      voor een ander verplaatsingsmiddel geldt een maximale financiële tegemoetkoming van € 428,73 op jaarbasis en bij de indicatie rolstoeltaxi een maximale financiële bijdrage van € 685,81 op jaarbasis.

  • 2. De hoogte van een financiële tegemoetkoming voor het aanpassen van een eigen auto wordt bepaald aan de hand van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten. Deze vergoeding bedraagt maximaal de kosten van de goedkoopst aanpasbare auto.

  • 3. Als er sprake is van aanpassingskosten van de eigen auto geldt als afschrijvingstermijn van de voorziening ten minste zeven jaar. Met uitzondering van overzetbare voorzieningen wordt deze voorziening daarom slechts toegekend als de aan te passen auto niet ouder is dan drie jaar. De kosten van de noodzakelijke aanpassingen worden gebaseerd op de goedkoopst aanpasbare auto. De opties met betrekking tot de uitrusting van de auto, zoals automatische transmissie, stuurbekrachtiging en airco, zijn van vergoeding uitgesloten.

  • 4. Collectief vervoer bestaat uit een regiotaxipas waarmee tegen gereduceerd tarief maximal 2000 km per jaar kan worden gereisd.

  • 5. Voor de sociaal begeleider van de gebruiker van het collectief vervoer gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de sociaal begeleider mag geen Wmo-geïndiceerde zijn;

    • b.

      de sociaal begeleider dient zelfstandig te kunnen reizen en niet aan een rolstoel of scootmobiel gebonden te zijn;

    • c.

      er mag maximaal één sociaal begeleider per (enkele) rit meegaan;

    • d.

      de sociaal begeleider reist vanaf hetzelfde opstapadres naar dezelfde bestemming;

    • e.

      er mogen maximaal 20 enkele ritten per jaar worden gemaakt;

    • f.

      de rit van de sociaal begeleider wordt gelijktijdig geboekt met dezelfde reservering als de rit van de Wmo-pashouder.

  • 6. Medische begeleiding in het collectief vervoer is mogelijk als er sprake is van medische technische handelingen bij gedragsproblemen en wanneer eenvoudige algemeen dagelijkse levensverrichtingen tijdens de rit nodig zijn.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 9 Intrekking

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gouda 2013 wordt per 3 oktober 2013 ingetrokken.

Het Verstrekkingenboek Wet maatschappelijke ondersteuning 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 10 Overgangsrecht

Voor degene die op datum inwerkingtreding van deze Regeling reeds een persoongebonden budget voor hulp bij het huishouden ontvangt, gelden de uurtarieven genoemd in artikel 3 met ingang van 24 maart 2014.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze Regeling treedt in werking op 3 oktober 2013.

Artikel 12 Citeertitel

Deze Regeling wordt aangehaald als: Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en wethouders van 27 augustus 2013.
Burgemeester en wethouders van Gouda,
de secretaris,
de burgemeester,

Toelichting Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2013

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3 Hoogte persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

In dit artikel wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget bepaald. Het staat aanvrager vrij om iemand hiervoor in te huren. Dat kan een familielid of een buurvrouw zijn maar ook een zelfstandige zonder personeel. In de hoogte van de vergoeding zit een verschil. Een burger die met zijn persoonsgebonden budget een familielid, buurvrouw of particuliere hulp inhuurt wordt niet geconfronteerd met hoge overheadkosten. Dit is wel het geval als er een zelfstandige zonder personeel of zorgverlener via een instantie wordt ingehuurd. Het persoongebonden budget om familieleden en vrienden in te huren is dan ook lager. Uitbetaling vindt plaats per 4 weken aan belanghebbende.

Daarnaast geldt een apart tarief voor de situatie waarin de aanvrager een overeenkomst heeft gesloten met leverancier Vierstroom. Het betreft een persoonsgebonden budget financiële tegemoetkoming. Betaling vindt plaats per 4 weken, na toestemming van belanghebbende, aan leverancier Vierstroom.

Artikel 4 Hoogte persoongesgebonden budget overige voorzieningen

Het persoonsgebonden budget wordt 4 wekelijks, na ontvangst van de factuur en het betalingsbewijs, verstrekt tot aan kostprijs voorziening bereikt is. Dit is van toepassing op lid 1 tot en met 4.

Tweede lid

In dit artikel lid wordt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld, geregeld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de Verordening maatschappelijke ondersteuning, van de goedkoopst-compenserende voorziening.

Artikel 5 Omvang eigen bijdrage en eigen aandeel

In artikel 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning is de mogelijkheid gecreëerd om de voorzieningen af te stemmen op de draagkracht van de aanvrager. Dit kan door aan de aanvrager van voorzieningen een eigen bijdrage of eigen aandeel op te leggen. Bij voorzieningen in natura of een persoonsgebonden budget wordt gesproken over de eigen bijdrage en bij financiële tegemoetkomingen wordt gesproken van het eigen aandeel. De gemeente heeft beleidsvrijheid in de wijze waarom een eigen bijdrage of eigen aandeel wordt opgelegd, maar is gehouden aan de kaders genoemd in het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

De eigen bijdrage/ het eigen aandeel wordt door het CAK berekend en geïnd. De eigen bijdrage/eigen aandeel wordt voor alle eenmalig verstrekte voorzieningen (in eigendom of bruikleen) opgelegd voor maximaal 39 perioden van 4 weken.

Bij een periodiek toegekende voorziening (een voorziening waarvoor de gemeente maandelijks kosten maakt) is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd gedurende de looptijd van de toegekende voorziening.

Burgers met een inkomen op bijstandniveau kunnen gecompenseerd worden vanuit de bijzondere bijstand.

Artikel 6 Financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen

Eerste lid

In het eerste lid wordt bepaald tot welke hoogte de gemeente de woning geschikt maakt als er argumenten zijn die tegen verhuizen pleiten. Als de aanvrager niet wenst te verhuizen, is het niet mogelijk om de verhuiskostenvergoeding te gebruiken om huidige woning aan te passen.

Uitbetaling vindt plaats na toestemming van het college en na ontvangst van een kopie van het definitieve huurcontract/koopcontact.

Tweede lid

In dit artikel worden de kosten van de door het college goedgekeurde offerte geregeld. Bij het bepalen van de juistheid van de offerte wordt uitgegaan van de limitatieve lijst die als bijlage bij deze regeling is gevoegd. Uitbetaling vindt plaats op declaratiebasis.

Vijfde lid

Bij huurderving valt te denken aan de situatie dat de gemeente in samenspraak met een verhuurder een aangepaste woning reserveert voor hergebruik. In dit lid is de maximale financiële tegemoetkoming voor dergelijke kosten opgenomen.

Zesde lid

Wanneer de aanvrager vanwege medisch objectiveerbare redenen de nieuwe woning niet kan betrekken doordat er aanpassingenswerkzaamheden worden uitgevoerd, kan tijdelijke huisvesting noodzakelijk zijn. In dit artikellid zijn de maximaal te vergoeden bedragen opgenomen.

Achtste lid

In het achtste lid is bepaald dat de bedragen, die zijn opgenomen in de standaardlijst voor woonvoorzieningen, maximaal per woonvoorziening uitgekeerd mogen worden. Deze lijst is opgesteld aan de hand van landelijk gemiddelde prijzen.

Artikel 7 Financiële tegemoetkoming sportvoorziening

In dit artikel wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening bepaald.

Voor een sportvoorziening wordt alleen een forfaitaire financiële tegemoetkoming verstrekt. Deze financiële tegemoetkoming is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een forfaitaire financiële tegemoetkoming worden toegekend.

Uitbetaling vindt plaats na ontvangst van een kopie van het definitieve koopcontact.

Artikel 8 Financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

Eerste lid

In dit lid ligt een aantal bedragen vast voor een financiële tegemoetkoming in de auto en taxikosten. Uitbetaling vindt per kwartaal plaats.

Eerste en tweede lid

Uitbetaling vindt plaats op declaratiebasis.

Vierde lid

Elke Goudse burger mag gebruik maken van het collectief vervoer. Een Wmo geïndiceerde mag dit echter tegen een gereduceerd tarief doen.

Vijfde lid

De Wmo geïndiceerde mag ook op jaarbasis 20 enkele ritten een sociaal begeleider meenemen. De achterliggende gedachte bij het hanteren van een sociaal begeleider is dat de Wmo geïndiceerde zich op de plaats van bestemming kan laten begeleiden. Bijvoorbeeld bij ziekenhuisbezoek, bij het winkelen, bij bankzaken, etc.

Eigen bijdrage is € 0,52 per zone, maar de eerste zone kent ook een opstaptarief waardoor men 2 x € 0,52 dient te betalen. Alle zones daarna wordt steeds verhoogd met € 0,52. Reist men alleen binnen de gemeente Gouda dan betaalt men altijd maar voor 1 zone de eigen bijdrage met daarbovenop het opstaptarief. Dat is per enkele reis binnen de gemeente Gouda € 1,04.

Artikel 9 Intrekking

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 10 Overgangsrecht

Daar er een aanscherping van de uurtarieven heeft plaatsgevonden, is er een overgangsperiode opgenomen. Tot 23 maart 2014 worden lopende aanspraken derhalve niet gewijzigd.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

bijlage bij de Regeling maatschappelijke ondersteuning 2013