Regeling vervallen per 01-01-2018

Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2017

Geldend van 01-07-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda;

gelezen het voorstel van 22 november 2016;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6 en 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015;

besluiten vast te stellen de Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2017

Artikel 1 Verplichtingen persoonsgebonden budget begeleiding en hulp bij het huishouden

  • 1. Bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget voor begeleiding en hulp bij het huishouden gelden de voorwaarden die de Sociale Verzekeringsbank stelt aan de betaling van een pgb.

  • 2. De verantwoording bestaat in elk geval uit een overzicht van het aantal uitbetaalde uren, betalingsbewijzen (bankafschriften), het uurtarief, NAW-gegevens inclusief het burgerservicenummer van de zorgverlener.

Artikel 2 Verplichtingen budget overige voorzieningen

Bij het verlenen van een budget bij overige voorzieningen gelden de volgende verplichtingen:

  • 1.

    de voorziening moet voldoen aan het programma van eisen dat is opgesteld door de gemeente en, indien van toepassing, aan het Kwaliteiten Bruikbaarheids Onderzoek van Hulpmidden keurmerk en/of komt voor op de lijsten van het TNO-keurmerk dan wel een gelijkwaardig keurmerk goedgekeurde hulpmiddelen.

  • 2.

    in geval van een rolstoel- of vervoersmiddel wordt de voorziening ingekocht bij een leverancier die erkend is volgens de Erkenningsregeling Revalidatietechnisch Bedrijf en voldoet deze aan de eisen van de Revakeur.

Artikel 3 Hoogte persoonsgebonden budget begeleiding en hulp bij het huishouden

  • 1. Het tarief bedraagt:

    • a.

      € 34,60 voor begeleiding (per uur);

    • b.

      € 56,99 voor gespecialiseerde begeleiding (per uur);

    • c.

      € 25,34 voor dagbesteding gericht op participatie (per dagdeel);

    • d.

      € 38,11 voor dagbesteding gericht op activering (per dagdeel);

    • e.

      € 160,27 voor kortdurend verblijf (per etmaal);

    • f.

      € 15,59 voor hulp bij het huishouden wat uitgevoerd wordt door een ZZP-er of een andere instelling.

    • g.

      € 7,38 voor vervoer naar dagbesteding (per dag);

    • h.

      € 20,00 voor rolstoelgebonden vervoer naar dagbesteding (per dag);

  • i. € 19,21 voor hulp bij het huishouden dat uitgevoerd wordt door een aanbieder.

  • 2. Het uurtarief voor het inhuren van een familielid, vrienden, kennissen bedraagt bij:

    • a.

      hulp bij het huishouden € 12,93 en bij

    • b.

      begeleiding € 20,35.

Artikel 4 Hoogte budget overige maatwerkvoorzieningen

De hoogte van het budget voor aanschaf van een:

  • 1.

    rolstoel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate rolstoel, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde aanbieder. De kostprijs kan zo nodig verhoogd worden met de kostprijs van individuele aanpassingen.

  • 2.

    individuele vervoersvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening. Als de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeursleverancier heeft afgesloten voor onderhoud en reparatie, gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - inclusief eventueel bedongen korting - als uitgangspunt. Als de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.

  • 3.

    losse woonvoorziening is gelijk aan de door het college goedgekeurde offerte. Het budget kan eventueel verhoogd worden met instandhoudingskosten, bedoeld voor reparatie van de desbetreffende voorziening. Als de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeurslevernacier heeft afgesloten voor onderhoud en reparatie, gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - inclusief eventueel bedongen korting - als uitgangspunt. Als de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.

  • 4.

    verplaatsingsmiddel voor vervoer buitenshuis wordt bepaald aan de hand van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Artikel 5 budget woonvoorzieningen

  • 1. Als de kosten voor woonvoorzieningen meer bedragen dan € 7,037,47 geldt het primaat van verhuizen. De maximale vergoeding voor verhuiskosten op declaratiebasis bedraagt € 3,278,11.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt betaald aan de eigenaar van de woning en bedraagt maximaal 100% van de goedgekeurde offertekosten.

    Daarbij gelden voor bouwkundige of woontechnische voorzieningen de volgende maximale bedragen:

    • a.

      € 981,13 voor een woonwagen;

    • b.

      € 981,13 voor een woonschip;

    • c.

      € 7,037,47voor het bezoekbaar en/of logeerbaar maken van een woning.

  • 3. Bij het vaststellen van de hoogte van het budget in de kosten van een woningaanpassing in de vorm van bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

    • a.

      de aanneemsom (waarin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • c.

      als het noodzakelijk wordt geacht een architect in te schakelen: het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de Standaardvoorwaarden 1988/Rechtsverhouding opdrachtgever-architect van de Bond van Nederlandse Architectenen de kosten van het toezicht op de uitvoering, alsdit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • d.

      de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • e.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

    • f.

      Het renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van de voorziening;

    • g.

      de kosten van het verwerven van extra bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet gebouwd kan worden binnen de oorspronkelijke kavel;

    • h.

      de door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen die ten tijde van de raming van de kosten niet te voorzien waren;

    • i.

      de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • j.

      de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

    • k.

      de administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van de bouwkundige voorziening, voor zover de kosten onder a tot en met j meer bedragen dan € 1.268,06 voor 10% van die kosten tot maximaal € 490,16.

  • 4. Als er sprake is van sanering van de vloerbedekking niet ouder dan zeven jaar bedraagt de tegemoetkoming maximaal € 35,- per m2 (inclusief arbeid, noodzakelijke materialen en BTW). De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de afschrijvingstermijn van het te vervangen artikel. De vergoeding bedraagt een percentage van de kosten te weten:

    • -

      100% indien als het artikel nieuwer is dan twee jaar;

    • -

      75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

    • -

      50% indien als het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

    • -

      25% indien als het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.

  • 5. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte met een maximum van € 652,36 per maand voor de duur van maximaal één jaar.

  • 6. Als er sprake is van tijdelijke huisvesting is de hoogte van de vergoeding:

    • a.

      maximaal € 708,20 per maand bij een zelfstandige woonruimte;

    • b.

      maximaal € 353,57per maand bij een niet-zelfstandige woonruimte.

  • 7. Als een woonvoorziening tot meerwaarde van de woning heeft geleid en de woning binnen zes jaar verkocht wordt, dan geldt volgens onderstaand schema het bedrag dat door de aanvrager aan het college terugbetaald moet worden:

    • a.

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • b.

      voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    • c.

      voor het derde jaar 70% van de meerwaarde;

    • d.

      voor het vierde jaar 60% van de meerwaarde;

    • e.

      voor het vijfde jaar 40% van de meerwaarde;

    • f.

      voor het zesde jaar 20% van de meerwaarde.

  • 8. Als bijlage is bij deze regeling gevoegd een lijst met standaard woonvoorzieningen, waarin opgenomen de maximaal uit te keren bedragen per woonvoorziening.

Artikel 6 budget sportvoorziening

  • 1. De tegemoetkoming voor een sportvoorziening bedraagt maximaal € 3.550,38. Het bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf (maximaal € 2.853,35) en onderhoud (€ 697,03) van een sportrolstoel of vergelijkbare voorziening voor een periode van ten minste 3 jaar.

  • 2. Onderhoud, keuring, reparatie en overige maatwerkvoorzieningen worden één keer per (ten minste) drie jaar vergoed.

Artikel 7 budget vervoersvoorzieningen

  • 1. Voor een budget voor vervoersvoorzieningen geldt het volgende:

    • a.

      voor het gebruik van een eigen auto, als de aanvrager is aangewezen op het gebruik van de eigen auto, geldt een norrmbedrag van € 1218,69 op jaarbasis;

    • b.

      voor het gebruik van een bruikleenauto geldt een normbedrag van € 821,96op jaarbasis;

    • c.

      voor het gebruik van een taxi, als de aanvrager geen gebruik kan maken van het collectief vervoer en niet rolstoelgebonden is, geldt een taxitegoed van € 3.206,26op declaratiebasis of op verzoek van de aanvrager een bijdrage van € 757,95op jaarbasis;

    • d.

      voor het gebruik van een rolstoeltaxi, als de aanvrager geen gebruik kan maken van het collectief vervoer en rolstoelgebonden is, geldt een taxitegoed van € 3.206,26 op declaratiebasis of een maximale bijdrage van € 1.148,97 op jaarbasis;

    • e.

      voor een ander verplaatsingsmiddel geldt een maximale tegemoetkoming van € 443,24 op jaarbasis en bij de indicatie rolstoeltaxi een maximale bijdrage van € 540,14 op jaarbasis.

  • 2. De hoogte van een tegemoetkoming voor het aanpassen van een eigen auto wordt bepaald aan de hand van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten. Deze vergoeding bedraagt maximaal de kosten van de goedkoopst aanpasbare auto.

  • 3. Als er sprake is van aanpassingskosten van de eigen auto geldt als afschrijvingstermijn van de voorziening ten minste zeven jaar. Met uitzondering van overzetbare voorzieningen wordt deze voorziening daarom slechts toegekend als de aan te passen auto niet ouder is dan drie jaar. De kosten van de noodzakelijke aanpassingen worden gebaseerd op de goedkoopst aanpasbare auto. De opties met betrekking tot de uitrusting van de auto, zoals automatische transmissie, stuurbekrachtiging en airco, zijn van vergoeding uitgesloten.

  • 4. Collectief vervoer bestaat uit een regiotaxipas waarmee tegen gereduceerd tarief maximaal 2000 km per jaar kan worden gereisd.

  • 5. Voor de sociaal begeleider van de gebruiker van het collectief vervoer gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de sociaal begeleider mag geen Wmo-geïndiceerde zijn;

    • b.

      de sociaal begeleider dient zelfstandig te kunnen reizen en niet aan een rolstoel of scootmobiel gebonden te zijn;

    • c.

      er mag maximaal één sociaal begeleider per (enkele) rit meegaan;

    • d.

      de sociaal begeleider reist vanaf hetzelfde opstapadres naar dezelfde bestemming;

    • e.

      er mogen maximaal 20 enkele ritten per jaar worden gemaakt;

    • f.

      de rit van de sociaal begeleider wordt gelijktijdig geboekt met dezelfde reservering als de rit van de Wmo-pashouder.

  • 6. Medische begeleiding in het collectief vervoer is mogelijk als er sprake is van medische technische handelingen bij gedragsproblemen en wanneer eenvoudige algemeen dagelijkse levensverrichtingen tijdens de rit nodig zijn.

Artikel 8 Regels voor bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening of pgb

  • 1.

    De bijdrage in de kosten is verschuldigd zolang de client gebruik maakt van een maatwerkvoorziening of pgb.

  • 2.

    De kostprijs voor een voorziening in natura is gelijk aan de prijs waarvoor het college de voorziening betrekt van de aanbieder.

  • 3.

    De kostprijs van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 4.

    De hoogte van de bijdrage in de kosten voor opvang wordt vastgesteld en geïnd door de opvanginstellingen. De instellingen die opvang verlenen zijn De Reling, het Leger des Heils en Kwintes Vrouwenopvang MH.

  • 5.

    De hoogte van de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening of pgb, met uitzondering van die voor beschermd wonen en opvang, wordt volgens de volgende tabel vastgesteld:

Groepen huishoudens

A. Maximale periodebijdrage

B. Inkomensbedrag

C. Marginaal tarief

1.Eenpersoonshuishoudens, niet AOW-gerechtigde leeftijd

€ 17,50

€ 22.632,00

10%

2.Eenpersoonshuishoudens, AOW-gerechtigde leeftijd

€ 17,50

€ 17.033,00

10%

3.Meerpersoonshuishoudens, niet AOW-gerechtigde leeftijd

€ 0,00

€ 35.000,00

10%

4.Meerpersoonshuishoudens, AOW-gerechtigde leeftijd

€ 17,50

€ 23.525,00

10%

  • 6.

    Het vijfde lid is niet van toepassing voor de bijdrage in de kosten van opvang.

  • 7.

    De bijdrage in de kosten over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke 'Maximale periodebijdrage' in die periode, tenzij deze hoger is dan de 'Kosten van de voorziening per 4 weken' in die periode. In dat geval is de bijdrage in de kosten gelijk aan de 'Kosten van de voorziening per 4 weken'.

  • 8.

    Voor hulp bij het huishouden, begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf, beschermd wonen en

    opvang in de vorm van zorg in natura gelden de volgende bijdragen in de kosten:

    • a.

      hulp bij het huishouden: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het persoonsgebonden budget tarief.

    • b.

      begeleiding: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het uurtarief van€ 42,49 deze bedragen staan in deelovereenkomst begeleiding.

  • c.

    begeleiding specialistisch: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het uurtarief van € 70,10.

  • d.

    kortdurend verblijf: het aantal ontvangen etmalen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief per etmaal van € 210,00.

  • e.

    dagbesteding gericht op participatie: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief per dagdeel van € 31,13.

  • f.

    gespecialiseerde dagbesteding gericht op activering: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief per dagdeel van € 46,81.

  • g.

    De bijdrage in de kosten voor Beschermd Wonen wordt berekend zoals aangegeven in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, hoofdstuk 3.

  • h.

    Verblijf in de opvang: gehanteerd wordt het uitgangspunt dat in ieder geval de norm voor zak en kleedgeld, zoals genoemd in artikel 23 van de Participatiewet, wordt overgehouden. Daartoe worden de volgende categorieën gehanteerd:

Eigen bijdrage incl. voeding

Eigen bijdrage excl. voeding

Alleenstaande

€ 445,-

€ 245,-

Alleenstaande ouder

€ 705,-

€ 405,-

Gezin

€ 755,-

€ 455,-

9.Voor maatwerkvoorzieningen die verstrekt worden in eigendom van de aanvrager (bouwkundige woningaanpassingen) wordt een bijdrage in de kosten opgelegd. Deze bijdrage wordt opgelegd totdat de geldswaarde van de verstrekte maatwerkvoorziening (de kostprijs of huurprijs) volledig is terugbetaald.

Artikel 9 Waardering mantelzorgers

  • 1. Aan mantelzorgers wordt als waardering voor de door hen geboden ondersteuning een kortingspas verstrekt waarmee op producten en dienstverlening korting kan worden verkregen.

  • 2. Mantelzorgers die in aanmerking willen voor de kortingspas (genaamd mantelzorgpas Gouda) kunnen deze aanvragen bij mantelzorgcentraal (onderdeel van Palet Welzijn).

  • 3. De kortingspas is geldig tot 1 januari 2018.

Artikel 9a Richtlijnen indicatie hulp bij het huishouden

Bij de indicatie voor hulp bij het huishouden gelden de in volgende tabel opgenomen richtlijnen en uitgangspunten:

Activiteiten

Richtlijn maximale tijdsduur 

maximale frequentie

Boodschappen

 

 

Boodschappenlijst opstellen en / of doen

60 min

1x per week

 

 

 

Maaltijdverzorging

 

 

Bereiden broodmaaltijd

15 min per keer

2x per dag

Opwarmen warme maaltijd

15 min per keer

1x per dag

Koken warme maaltijd

30 min per keer

1x per dag

 

 

 

Huishoudelijk werk (licht en zwaar)

 

 

Licht huishoudelijk werk

60 min

per week

Zwaar huishoudelijk werk

90 min

per week

 

 

 

Wassen

 

 

Verzorging kleding / linnengoed

90 min

per week

 

 

 

Dagelijkse organisatie van het huishouden

 

 

Plannen en beheren middelen huishouden

30 min

per week

 

 

 

Verzorging / tijdelijke opvang van kinderen

max. 40 uur

tot 3 maanden

 

 

 

Psychosociale begeleiding

60 min

per week

 

 

 

Advies, instructie, voorlichting

90 min

per week voor 6 weken

 

 

 

Redenen meerzorg

 

 

Aanwezigheid kinderen

15 min

per kind

Intensief gebruik of bij grote vervuiling

60 min

per week

Specifieke problematiek

60 min

per week

 

Uitgangspunten hulp bij het huishouden:

  • 1.

    Het resultaat van hulp bij het huishouden is het realiseren van een schoon en leefbaar huis voor inwoners die dit niet zelf kunnen realiseren en/of niemand in het sociale netwerk vinden die dit kan realiseren en/of die geen gebruik kunnen maken van algemene voorzieningen om dit te realiseren.

  • 2.

    Er kunnen een drietal redenen zijn voor meerzorg (kinderen, intensief gebruik / meerzorg en specifieke problematiek);

  • 3.

    Er wordt uitgegaan van sociale woningbouw; het hebben van een grote (vrijstaande) woning leidt niet tot meerzorg c.q. een hogere indicatie;

  • 4.

    Van cliënten mag worden verwacht dat zij (in samenspraak met de aanbieder) keuzes maken binnen de toegekende uren wat zij graag die week aan huishouden verricht willen zien;

  • 5.

    De normering veronderstelt reeds dat niet iedere week ‘alles’ kan worden gedaan en dat incidentele taken over de indicatie worden verdeeld;

  • 6.

    Expliciet wordt rekening gehouden met hetgeen de Wmo 2015 bepaalt. Indicaties worden afgestemd op aanwezige algemene voorzieningen, wat het sociaal netwerk kan betekenen en wat de cliënt zelf nog kan.

 

Toelichting op richtlijnen indicatie

Hulp bij het huishouden kan bestaan uit de volgende activiteiten:

  • 1.

    Boodschappen;

  • 1.

    Maaltijdverzorging; bereiden broodmaaltijd, opwarmen maaltijd en eventueel koken warme maaltijd.

  • 2.

    Huishoudelijk werk; licht huishoudelijk werk (stof afnemen, opruimen, afwassen en bed opmaken) en zwaar huishoudelijk werk (stofzuigen, schrobben, dweilen, sanitair en keuken, bed verschonen, vuilnis).

  • 3.

    Wassen; sorteren, wassen, drogen, opvouwen en opbergen.

  • 4.

    Dagelijkse organisatie van het huishouden; planning en beheer.

  • 5.

    Verzorging / tijdelijke opvang van kinderen; bij uitval ouder (in één oudergezin).

  • 6.

    Psychosociale begeleiding; doelen formuleren voor huishouden, herkrijgen structuur.

  • 7.

    Advies, instructie en voorlichting; omgaan met hulpmiddelen, uitleg huishoudelijke taken.

 

Artikel 10 Intrekking

De Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2016 wordt ingetrokken.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze Regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 12 Citeertitel

Deze Regeling wordt aangehaald als: Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2017.

Burgemeester en wethouders van Gouda,

de secretaris, de burgemeester,