Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening baatbelasting riolering buitengebied fase II (2004)

Geldend van 20-12-2007 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening baatbelasting riolering buitengebied fase II (2004)

Gemeente GraveDE RAAD VAN DE GEMEENTE GRAVE;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 november 2007;gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het "aangevuld bekostigingsbesluit riolering buitengebied 2004,” vastgesteld bij raadsbesluit van 23 maart 2004;besluit:vast te stellen de: Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering buitengebied fase 2 (2004) van de gemeente Grave. 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder een onroerende zaak:

  • a.

    een gebouwd eigendom;

  • b.

    een ongebouwd eigendom;

  • c.

    een gedeelte van een onder a of b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • d.

    een samenstel van twee of meer van de onder a of b bedoelde eigendommen of onder c bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “baatbelasting riolering buitengebied fase 2 (2004)” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de aangegeven clusters overeenkomstig de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart en perceelslijst aangegeven, die op 1 december 2006 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorziening, die tot stand is of word gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorziening omvat de aanleg van riolering.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorziening genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak door overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per onroerende zaak € 1.725,00.

  • 2. Het onder 1. vermelde bedrag wordt verhoogd met een opslag volgens onderstaande tabel: 

    Woondoeleinden/woningen

    € 0,00

    Agrarisch bouwblok:- aanduiding A zonder 2e bedrijfswoning

    € 1.725,00

    Agrarisch bouwblok met tweede bedrijfswoning

    € 3.450,00

    Niet agrarisch bedrijf:- zonder bestaande bedrijfswoning

    € 0,00

    Niet agrarisch bedrijf:- met bestaande bedrijfswoning

    € 1.725,00

    Horecadoeleinden:- aanduiding A zonder bestaande bedrijfswoning

    € 0,00

    Horecadoeleinden:- aanduiding A met bestaande bedrijfswoning

    € 1.725,00

    Recreatieve doeleinden:- doeleindenomschrijving a1; Kranenhofscheweg; veldsporten (Estria/Velp)

    € 1.725,00

    Recreatieve doeleinden:- doeleindenomschrijving a2; Hoogeweg; ponysportterein

    € 0,00

    Recreatieve doeleinden:- doeleindenomschrijving a3; Karweg; tennissport

    € 0,00

    Recreatieve doeleinden:- doeleindenomschrijving a7; Molenakker; schietterrein

    € 0,00

    Recreatieve doeleinden:doeleindenomschrijving a9; Molenakker (= 11); binnenmanege

    € 1.725,00

    Recreatieve doeleinden:doeleindenomschrijving a12; Ten Holtweg; veldsporten/tennissport

    € 1.725,00

    Verblijfsrecreatie (=camping)

    € 8.625,00

    Recreatieve woondoeleinden:- aanduiding R (= recreatiewoning)

    € 0,00

    Gemaal (= met bedrijfswoning)

    € 1.725,00

     

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende tien jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 10 jaren en een rentevoet van 4,5%.

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 4,5%.

  • 5.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en debelastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 6. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn;

  • 2. De algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 9 kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening baatbelasting riolering buitengebied fase II (2004)”.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Grave in zijn openbare vergadering van 11 december 2007.
De griffier,       De voorzitter,