Regeling vervallen per 01-01-2024

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Grave 2003

Geldend van 28-01-2004 t/m 31-12-2023

Intitulé

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Grave 2003

SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN GRAVE 2003

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    eigenaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op het monument. Bij toepassing van artikel 3, derde en vierde lid (restauratiebehoefte) en artikel 4, eerste lid (aanvraag om een stimuleringslening) wordt onder eigenaar mede verstaan de toekomstige eigenaar;

  • b.

    meerjarenprogramma: het jaarlijks voor vier jaren vast te stellen meerjarenprogramma restauratie gemeentelijke monumenten;

  • c.

    monumenten en beeldbepalende zaken: beschermde gemeentelijke monumenten en beschermde beeldbepalende zaken waarvan het besluit tot aanwijzing zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid of artikel 21, eerste lid van de Monumentenverordening Grave 2003 onherroepelijk is geworden;

  • d.

    monumentenwacht: de stichting Monumentenwacht Noord-Brabant;

  • e.

    onderhoud: periodiek noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan onderdelen van het beschermd monument dan wel beeldbepalende zaak, welke dienen om het monument dan wel beeldbepalende zaak als zodanig in stand te houden;

  • f.

    restaureren: het treffen van voorzieningen tot opheffing van (bouwtechnische) gebreken, het normale onderhoud te boven gaand, noodzakelijk voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarde van het beschermd monument dan wel beeldbepalende zaak.

  • g.

    stimuleringsfonds: de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn) te Hoevelaken;

  • h.

    revolverend fonds: het geheel van de fondsdelen waaruit de gemeente, op grond van haar deelnemingsovereenkomst en haar aanvullende overeenkomst met het Stimuleringsfonds, stimuleringsleningen kan toekennen, en waarin de rente en aflossingen over deze leningen worden teruggestort;

  • i.

    SVn adviesrente: het rentepercentage dat het Stimuleringsfonds hanteert voor hypothecaire leningen met een rentevast periode van 10, 15, 20 en 30 jaar, zoals dit geldt op het moment van het uitbrengen van de toekenning van de stimuleringslening, deze adviesrente wordt wekelijks vastgesteld en ligt 5% onder de geldende marktrente van dat moment, met een minimum van 1½%.

  • j.

    financieringskosten: onder financieringskosten vallen de afsluitkosten van de lening, de afsluitkosten van het bouwkrediet, en indien van toepassing de kosten van toetsing van het inkomen door het BemiddelendOrgaan (BO), en de kosten van de hypotheekakte.

Hoofdstuk 2 STIMULERINGSLENING VOOR RESTAURATIE

Artikel 2 Algemene Bepalingen

  • 1. De gemeenteraad van Grave heeft een revolverend fonds ingesteld waaruit laagrentende leningen kunnen worden toegekend voor de restauratie van gemeentelijke monumenten.

  • 2. Het revolverend fonds is ondergebracht bij het Stimuleringsfonds

  • 3. De gemeenteraad kan besluiten extra middelen aan het revolverend fonds toe te voegen.

  • 4. Op deze verordening is de deelnemingsovereenkomst en de aanvullende deelnemingsovereenkomst tussen de gemeente Grave en het Stimuleringsfonds onverkort van toepassing.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen aan het toekennen van stimuleringsleningen voorschriften verbinden.

  • 6. Uit het revolverend fonds kunnen slechts leningen worden toegewezen tot maximaal het bedrag van de in het fonds aanwezige middelen.

  • 7. Alle aanvragen om steun op voet van deze verordening worden op volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 8. Aanvragen om steun welke in verband met het zesde lid niet kunnen worden toegekend, worden door burgemeester en wethouders afgewezen.

  • 9. De indiener van een dergelijke aanvraag is bevoegd een dergelijke aanvraag in een volgend jaar opnieuw in te dienen.

  • 10. In afwijking van het zevende lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd om in bepaalde gevallen andere aanvragen voorrang te geven, (bijvoorbeeld indien het rapport van de monumentenwacht of een bouwhistorisch onderzoek daar aanleiding toe geven).

Artikel 3 Meerjarenprogramma restauratie gemeentelijke monumenten

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks voor 1 juli, de Commissie voor de Ruimtelijke Kwaliteitszorg gehoord, een meerjarenprogramma vast voor een periode van vier jaren, te beginnen in het daaropvolgende jaar.

  • 2. Het meerjarenprogramma bevat:

    • a.

      een overzicht van de in technische zin matige en slechte monumenten waarvan restauratie in de desbetreffende periode wordt overwogen;

    • b.

      per monument een aanduiding van het jaar of jaren waarin subsidie in de kosten van de voorgenomen restauratie nodig zal zijn;

    • c.

      per opgenomen monument een indicatie van de subsidiabele restauratiekosten;

    • d.

      per opgenomen monument een indicatie van de stimuleringslening.

  • 3. De volgorde van opname in het meerjarenprogramma vindt plaats op basis van urgentie en rekening houdend met het door de gemeenteraad vastgestelde bedrag van het revolverend fonds. Het tussenvoegen van een urgente restauratie in het meerjarenprogramma welke een opschuiving van (een) andere restauratie(s) tot gevolg heeft, vindt niet plaats dan na overleg met de eigenaar(en) van de reeds opgenomen restauratie(s).

  • 4. De eigenaren worden, ieder jaar voor 1 maart voorafgaande aan het eerste jaar van een meerjarenprogramma, in de gelegenheid gesteld de restauratiebehoefte of wijzigingen in de eerder aangegeven restauratiebehoefte in te dienen.

Artikel 4 De aanvraag van de stimuleringslening

  • 1. De aanvraag om een stimuleringslening wordt door de eigenaar op een daarvoor bestemd formulier vergezeld van een restauratieplan en een begroting van de restauratiekosten, ingediend uiterlijk voor 31 december van het jaar waarin volgens het meerjarenprogramma voor het monument subsidie nodig zal zijn.

  • 2. Het restauratieplan bestaat uit:

    • a.

      een beschrijving van de technische staat van het monument, waarin de gebreken van het monument nauwkeurig staan vermeld;

    • b.

      tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven;

    • c.

      een op de onder a. bedoelde beschrijving gebaseerd bestek of gebaseerde werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan.

  • 3. De begroting omvat alle kosten van de restauratie, is niet ouder dan zes maanden en is gespecificeerd in hoeveelheden, uren en materialen.

Artikel 5 De stimuleringslening

  • 1. Burgemeester en wethouders kennen geldelijke steun toe in de vorm van een stimuleringslening ter tegemoetkoming in de door hen vast te stellen kosten van voorzieningen voor de restauratie van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende zaken.

  • 2. Een stimuleringsregeling wordt alleen toegekend voor plannen waarvan de goedgekeurde kosten van voorzieningen € 5.000 of meer zijn per aanvraag.

  • 3. Voor voorzieningen wordt geen stimuleringsregeling toegekend over dat deel waarvoor op grond van enige regeling al financiële steun is of wordt toegekend.

  • 4. Burgemeester en wethouders stellen de subsidiabele kosten voor de toekenning van een stimuleringsregeling vast in een beschikking.

  • 5. Burgemeester en wethouders leggen de toekenning van de stimuleringslening vast in een toewijzingsbrief, waarin wordt vastgelegd:

    • a.

      de goedgekeurde kosten zoals vastgesteld in de beschikking;

    • b.

      de maximale lening;

    • c.

      de maximale looptijd;

    • d.

      het toewijzingsnummer;

    • e.

      een vast rentepercentage voor de gemeentelijke stimuleringslening gedurende de gehele looptijd;

    • f.

      de soort lening;

    • g.

      of er wel of niet sprake is van een bouwkrediet;

    • h.

      of er wel of niet sprake is van een advies van het bemiddelend orgaan;

    • i.

      of er wel of niet sprake is van een hypotheek.

  • 6. Van de toekenning van de stimuleringslening doen burgemeester en wethouders melding bij het timuleringsfonds door middel van een afschrift van de toewijzingsbrief.

  • 7. Op basis van de toewijzingsbrief kan de aanvrager bij het Stimuleringsfonds een offerte aanvragen voor de stimuleringslening. De aanvrager ontvangt daartoe van de gemeente bij de toewijzingsbrief een aanvraagformulier voor de Stimuleringslening.

  • 8. De gemeente is bereid voor de door het Stimuleringsfonds te verstrekken Bouwfonds stimuleringslening 2004 of Bouwfonds Combinatielening een borgstelling af te geven. Voor financieringen groter dan € 10.000 is voor deze garantie een positief advies van het Bemiddelend Orgaan vereist.

  • 9. De stimuleringslening wordt vastgelegd in een onderhandse/notariële akte. Voor een stimuleringslening hoger dan € 10.000 is hypothecaire zekerheid vereist. Voor stimuleringsleningen gelijk of lager dan € 10.000 is geen hypothecaire zekerheid vereist, tenzij burgemeester en wethouders bepalen dat wel hypothecaire zekerheid vereist is.

  • 10. De toegekende stimuleringslening wordt gestort in en bij het Stimuleringsfonds te openen bouwkrediet. Declaraties uit het bouwkrediet behoeven de goedkeuring van de gemeente. De eigen financiële middelen worden in het bouwkrediet gestort, tenzij anders is overeengekomen.

  • 11. Aan de eigenaar kan alleen een stimuleringslening worden verleend indien de restauratie is opgenomen in het meerjarenprogramma.

  • 12. De stimuleringslening wordt verleend met inachtneming van het in het meerjarenprogramma opgenomen bedrag.

  • 13. De totaal aan één restauratie te verlenen stimuleringslening bedraagt, bij spreiding van de subsidie over meerdere jaren, in ieder geval niet meer dan drie achtereenvolgende jaarbudgetten.

Artikel 6 Soorten stimuleringsleningen

  • 1. Voor de restauratie van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende zaken waarvan de goedgekeurde kosten minder dan € 10.000 bedragen wordt een stimuleringslening toegekend over 100% van de goedgekeurde kosten, met een looptijd van 10 jaar, een annuïtaire aflossing en tegen de SVn adviesrente met een minimum van 1½%.

  • 2. Voor de restauratie van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende zaken waarvan de goedgekeurde kosten € 10.000 of meer, maar minder dan € 25.000 bedragen wordt een stimuleringslening toegekend over 100% van de goedgekeurde kosten, met een looptijd van 15 jaar, een annuïtaire aflossing en tegen de SVn adviesrente met een minimum van 1½%.

  • 3. Voor de restauratie van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende zaken waarvan de goedgekeurde kosten € 25.000 of meer bedragen wordt een stimuleringslening toegekend over 100% van de goedgekeurde kosten, met een maximum van drie jaarbudgetten, een looptijd van 20 jaar, een annuïtaire aflossing en tegen de SVn adviesrente met een minimum van 1½%.

  • 4. Bedragen de goedgekeurde kosten meer dan twee jaarbudgetten, dan bedraagt de looptijd 30 jaar.

  • 5. In, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, uitzonderlijke gevallen kan een lager rentepercentage voor stimuleringsleningen worden toegekend.

Artikel 7 De subsidiabele restauratiekosten

  • 1. Subsidiabele restauratiekosten zijn kosten, het normale onderhoud te boven gaand, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn om de onderdelen van een monument, die monumentale waarde bezitten, op sobere en doelmatige wijze te herstellen of conserveren.

  • 2. Subsidiabele restauratiekosten zijn tevens kosten die gemaakt worden voor:- installaties ter voorkoming van brand of blikseminslag voor zover die installaties door burgemeester en wethouders op grond van het bepaalde in artikel 8, lid 6 zijn voorgeschreven;- schilderwerk voor zover de te schilderen onderdelen gerestaureerd worden en de kosten daarvan subsidiabel zijn;- leges;- een Casco-All-Risks verzekering als bedoeld in artikel 8, lid 5;- directiekosten;- financieringskosten,allen naar evenredigheid van de verhouding tussen de subsidiabele en de niet-subsidiabele restauratiekosten.

  • 3. Indien een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van een restauratie verricht, zijn diens loonkosten niet subsidiabel.

Artikel 8 Voorwaarden

  • 1. De stimuleringslening wordt toegekend onder de volgende voorschriften:

    • a.

      binnen drie maanden na toekenning moet met het treffen van de voorzieningen een aanvang wordt gemaakt;

    • b.

      de voorzieningen zijn getroffen binnen één jaar na de toekenning;

    • c.

      aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:- toegang wordt verleend tot het gebouwde onroerend goed;- inzage wordt verleend van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;- de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;- de gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;

    • d.

      de bescheiden en gegevens die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze verordening worden verstrekt;

    • e.

      de materialen die worden gebruikt bij de te treffen voorzieningen zoveel mogelijk voldoen aan de eisen en aanbevelingen zoals opgenomen in het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. Voor monumenten kunnen burgemeester en wethouders hiervan ontheffing verlenen als dit vanuit het belang van de monumentenzorg noodzakelijk is;

    • f.

      bij het treffen van voorzieningen niet wordt gehandeld in strijd met de algemene bouwregelgeving;

    • g.

      het pand of object niet wordt gesloopt of zonder voorafgaande vergunning van burgemeester en wethouders aan de bestemming of het gebruik wordt onttrokken;

    • h.

      niet eerder met een werk wordt begonnen dan nadat:- de eventuele vereiste vergunningen zijn verleend;- de voorlopige stimuleringslening is toegekend, dan wel dat van burgemeester en wethouderstoestemming is verkregen met het werk te beginnen vooruitlopend op de voorlopige toekenning van de stimuleringslening.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen op een gemotiveerd verzoek van de aanvrager afwijking van de in het eerste lid, onder a, genoemde termijn toestaan.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen op een gemotiveerd verzoek van de aanvrager afwijking van de in het eerste lid, onder b, genoemde termijn toestaan waarbij de voorzieningen in fasen, doch uiterlijk binnen 2 jaren worden getroffen, mits in de eerste fase, zo nodig, ten minste de fundering wordt hersteld.

  • 4. De eigenaar is verplicht vanaf de aanvang van de restauratie op zijn kosten het monument te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade en na afloop van de restauratie daartegen verzekerd te houden.

  • 5. De eigenaar is verplicht voor de duur van de restauratie een Casco All-Risks verzekering af te sluiten.

  • 6. Aan de stimuleringslening kan verder de voorwaarde worden verbonden dat de eigenaar het beschermde monument dient te voorzien van een of meer installaties ter voorkoming van brand of blikseminslag ter bescherming van de monumentale waarde van het monument.

  • 7. De eigenaar is verplicht het monument onveranderd te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de restauratie is gebracht.

  • 8. De eigenaar verplicht zich na afloop van de restauratie, ter controle van het gepleegde onderhoud, het monument om de twee jaar door de Monumentenwacht te laten inspecteren op onderhoudsgebreken.

Artikel 9 Uitsluiting van de stimuleringslening

Een stimuleringslening wordt niet toegekend indien:

  • 1.

    de kosten van de te treffen voorzieningen door een verzekeringsmaatschappij of anderszins zijn of worden gedekt;

  • 2.

    het voorzieningen betreffen die niet als sober en doelmatig worden gezien;

  • 3.

    de verbetering noodzakelijk is als gevolg van nalatig onderhoud. De bewijslast dat er geen sprake is van nalatig onderhoud ligt bij de aanvrager;

  • 4.

    het pand of object in de 25 jaar voorafgaande aan de aanvraag met geldelijke steun van overheidswege is verbeterd;

  • 5.

    het pand of object na het treffen van de voorzieningen niet voldoet aan de wettelijke eisen van constructieve veiligheid en stabiliteit;

  • 6.

    de kosten van de voorzieningen niet in een redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

  • 7.

    met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat een aanvraag om een stimuleringslening is ingediend en de aanvrager een besluit tot het verlenen van de geldelijke steun heeft ontvangen. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders hiervan afwijken;

  • 8.

    het pand of object waaraan de voorzieningen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van tien jaar te worden afgebroken;

  • 9.

    het niet voldoende aannemelijk is dat het pand of object waaraan de voorzieningen worden getroffen na het treffen van de voorzieningen nog ten minste tien jaar in stand zal blijven;

  • 10.

    voor de te treffen voorzieningen een vrijstelling, bouwvergunning of monumentenvergunning vereist is en deze niet onherroepelijk is of zijn verleend.

Artikel 10 De gereed melding

  • 1. Definitieve vaststelling van de subsidiabele kosten vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden op een daartoe door burgemeester en wethouders te verstrekken formulier zijn gereed gemeld;

    • b.

      de onder a. bedoelde werkzaamheden door of namens burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de bij de gereed melding behorende gegevens en bescheiden, genoemd in het tweede lid, zijn overlegd en door of namens burgemeester en wethouders gecontroleerd en akkoord zijn bevonden;

    • d.

      er is voldaan aan de opgelegde voorschriften;

    • e.

      een overzicht is overlegd van de getroffen gesubsidieerde- en niet gesubsidieerde voorzieningen en de daarop betrekking hebbende kosten.

  • 2. De gereed melding gaat vergezeld van:

    • a.

      een volledig ingevuld gereed meldingsformulier;

    • b.

      een gespecificeerde opgave van kosten van het project;

    • c.

      alle originele rekeningen en originele betaalbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen er mee instemmen dat de aanvrager in plaats van rekeningen en betalingsbewijzen een verklaring van een registeraccountant overlegt waaruit blijkt, dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is.

Artikel 11 Definitieve vaststelling van de stimuleringslening

  • 1. Na uitvoering en gereed melding van het plan stellen burgemeester en wethouders binnen acht weken na de dag waarop de schriftelijke gereed melding is ontvangen de definitieve stimuleringslening vast. Zij kunnen hun beslissing éénmaal met ten hoogste acht weken verdagen.

  • 2. De hoogte van de vast te stellen stimuleringslening wordt berekend op basis van de bij de verlening aanvaarde kosten van de voorzieningen, of op basis van de werkelijke kosten van de voorzieningen als deze lager zijn.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen de stimuleringslening vast met inachtneming van de goedgekeurde kosten van meer- en minderwerk.

  • 4. Vaststelling van de stimuleringslening vindt plaats op basis van de door burgemeester en wethouders goedgekeurde werkelijke kosten met als maximum het in de toewijzingsbrief toegekende leningsbedrag.

  • 5. Als het definitieve toegekende leningsbedrag lager is dan wordt dit automatisch afgelost op de lening en wordt de maandtermijn aangepast.

  • 6. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders een aanvullende stimuleringslening toekennen, hiervoor dient dan een aanvullende aanvraag te worden ingediend.

Artikel 12 Intrekken van de stimuleringslening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een toewijzingsbrief waarin wordt voorzien in de toekenning of vaststelling van een stimuleringslening geheel of gedeeltelijk intrekken als:

    • a.

      er niet is voldaan aan de bij de of krachtens deze verordening gestelde voorwaarden;

    • b.

      de stimuleringslening is toegekend of vastgesteld op grond van onjuiste gegevens;

    • c.

      er binnen drie maanden geen gebruik van is gemaakt.

  • 2. Burgemeester en wethouders trekken de stimuleringslening in ieder geval in als de aanvrager meldt dat de uitvoering van de werkzaamheden niet plaatsvinden.

  • 3. Bij de intrekking kunnen burgemeester en wethouders de al betaalde stimuleringslening geheel of gedeeltelijk en met vergoeding van de marktrente terugvorderen en de nog openstaande stimuleringslening geheel of gedeeltelijk opeisen, eventueel met de mogelijkheid van beslaglegging.

  • 4. De ontvanger van de stimuleringslening is verplicht om, onder het gestelde in dit artikel, binnen dertig dagen na de schriftelijke mededeling van de gemeente de stimuleringslening in zijn geheel af te lossen en het genoten rentevoordeel terug te betalen.

  • 5. In geval van overtreding van de voorschriften in dit artikel de eigenaar aantoonbare verschoningsgronden heeft aangedragen kunnen, burgemeester en wethouders besluiten de in het eerste lid genoemde sancties geheel of gedeeltelijk achterwege te laten.

Artikel 13 Aflossing van de stimuleringslening

  • 1. Aflossingen worden verricht volgens het in de leningsovereenkomst bepaalde.

  • 2. Extra aflossing op de stimuleringslening is altijd en zonder boete mogelijk.

  • 3. Bij verkoop van het gemeentelijk monument of beeldbepalende zaak wordt het schuldrestant uit de verkoopopbrengst afgelost.

Hoofdstuk 3 SUBSIDIEREGELING VOOR ONDERHOUD

Artikel 14 Algemene bepalingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een gemeentelijk monument of beeldbepalende zaak een bijdrage toekennen in de subsidiabele onderhoudskosten indien de daartoe bestemde middelen dit toelaten.

  • 2. Indien de in lid 1 bedoelde gelden zijn uitgeput moeten burgemeester en wethouders de aanvraag om subsidie afwijzen.

  • 3. De bijdrage in de subsidiabele onderhoudskosten bedraagt 50% van de subsidiabele kosten doch ten hoogste € 2.500 éénmaal per vijf jaar.

  • 4. De subsidiabele onderhoudskosten worden bepaald aan de hand van beoordeling op noodzakelijkheid, soberheid, doelmatigheid en de bepalingen in de bouw- en monumentenverordening.

  • 5. De subsidie kan uitsluitend worden toegekend aan de natuurlijke of rechtspersoon die krachtens enig zakelijk recht het genot heeft van een monument.

  • 6. Voor zover de kosten van voorzieningen op grond van een verzekering worden gedekt of op andere wijze worden vergoed blijven die kosten voor het bepalen van de subsidiabele onderhoudskosten buiten beschouwing.

  • 7. De in lid 3 bedoelde kosten komen slechts voor subsidie in aanmerking indien het monument waaraan het onderhoud zal geschieden in zodanige staat van onderhoud verkeert, dat burgemeester en wethouders het verrichten van onderhoud zinvol achten.

Artikel 15 Subsidiabele werkzaamheden

Tot het plegen van onderhoud worden de volgende werkzaamheden aangemerkt:

  • 1.

    herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met deklatten), leien, lood, zink of koper met beperkt herstel van dakbeschot en sporen;

  • 2.

    herstel van goten in zink, koper of lood inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren;

  • 3.

    herstel van rieten daken met daklatten en beperkt herstel van sporen;

  • 4.

    herstel van buitenkozijnen inclusief buitendeuren en luiken, ramen en besponning;

  • 5.

    herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

  • 6.

    inboeten, beperkt herstel van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

  • 7.

    beperkt vervangen of inboeten van natuursteen;

  • 8.

    behandeling van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

  • 9.

    herstel, vervangen en indien nodig het aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging;

  • 10.

    buitenschilderwerk en binnenschilderwerk voor wat betreft buitenkozijnen, -deuren en -ramen;

  • 11.

    beperkt herstel van dragende constructies (ankerbalk gebinten, schoren en platen, balkkoppen, spantbenen);

  • 12.

    vervanging en herstel van overige bouwelementen met waarde van grote zeldzaamheid of historische waarde.

Artikel 16 De subsidiabele onderhoudskosten

  • 1. Subsidiabele onderhoudskosten zijn kosten die, naar het oordeel van burgemeester en wethouders jaarlijks noodzakelijk zijn om een monument, op sobere en doelmatige wijze, als zodanig in stand te houden.

  • 2. De tweejaarlijkse inspectie door de Monumentenwacht en de door de Monumentenwacht uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden zijn eveneens subsidiabel.

  • 3. Indien een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van het onderhoud verricht, zijn diens loonkosten niet subsidiabel.

Artikel 17 De aanvraag van de subsidie

  • 1. De aanvraag om subsidie dient schriftelijk, op een daartoe beschikbaar te stellen formulier, bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 2. De aanvraag om subsidie dient te worden ingediend vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het gewenste jaar, waarin het onderhoud dient plaats te vinden.

  • 3. Burgemeester en wethouders nemen op een onder lid 2 bedoelde aanvraag voor 1 maart van het jaar waarin de onderhoudswerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd een besluit.

  • 4. Bij het toekennen van de subsidies kunnen burgemeester en wethouders rekening houden met een door burgemeester en wethouders, na advies van de commissie voor de Ruimtelijke Kwaliteitszorg, vast te stellen prioriteitsstelling op basis van de bouwkundige staat van de monumenten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 5. Bij de aanvraag om subsidie dienen te worden overlegd:

    • a.

      een begroting van de met de werkzaamheden verband houdende kosten en baten, voorzien van een duidelijke toelichting;

    • b.

      een inspectierapport van de stichting Monumentenwacht Noord-Brabant opgesteld voorafgaand aan de uitvoering van het onderhoud in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft of het daaraan voorafgaande jaar.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de in het lid 5 genoemde bescheiden andere gegevens moeten worden overlegd.

  • 7. Alvorens op een aanvraag te beslissen kan door burgemeester en wethouders een advies bij de commissie voor de Ruimtelijke Kwaliteitszorg worden ingewonnen.

Artikel 18 Voorwaarden

  • 1. Met de uitvoering van het onderhoud mag niet eerder worden begonnen, dan nadat de subsidie is toegekend.

  • 2. Met de uitvoering van het onderhoud dient een aanvang te worden gemaakt binnen drie maanden nadat het besluit tot toekenning van de subsidie ter kennis van de aanvrager is gekomen.

  • 3. De uitvoering van het onderhoud dient te zijn voltooid binnen één jaar nadat het besluit tot toekenning van de subsidie ter kennis van de aanvrager is gekomen.

  • 4. De aanvrager dient een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige desgewenst de gelegenheid te geven de wijze waarop het onderhoud wordt of is uitgevoerd te controleren.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen nadere subsidievoorwaarden opleggen.

Artikel 19 Uitsluiting van onderhoudssubsidie

  • 1. De subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      de kosten van de te treffen voorzieningen door een verzekeringsmaatschappij of anderszins zijn of worden gedekt;

    • b.

      met de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden is begonnen voordat op de aanvraag door burgemeester is beslist;

    • c.

      voor de te treffen voorzieningen een vergunning op grond van de Monumentenverordening Grave 2003 is vereist en deze is geweigerd;

    • d.

      de subsidiabele onderhoudskosten minder bedragen dan € 250.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de ingevolge dit hoofdstuk toegekende subsidie verlagen, de verleende subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen en/of de eigenaar van verdere subsidie uitsluiten indien:

    • a.

      de eigenaar de in hoofdstuk neergelegde of de door burgemeester en wethouders nader gestelde subsidievoorwaarden niet naleeft;

    • b.

      de eigenaar opzettelijk onjuiste gegevens verstrekt welke, indien zij juist waren geweest, tot afwijzing van de subsidieaanvraag of tot een lager subsidiebedrag zouden hebben geleid.

Hoofdstuk 4 MONUMENTENWACHT

Artikel 20 Monumentenwacht

  • 1. Burgemeester en wethouders betalen jaarlijks, de in een overeenkomst met de Monumentenwacht Noord-Brabant vastgestelde afkoopsom, de abonnementskosten voor alle eigenaren van gemeentelijke monumenten.

  • 2. De eigenaar verplicht zich het monument om de twee jaar door de Monumentenwacht te laten inspecteren op onderhoudsgebreken.

  • 3. De eigenaar zendt terstond na ontvangst een afschrift van het inspectierapport van de Monumentenwacht aan burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 28 januari 2004.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Grave 2003".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Grave van 16 december 2003.De griffier,                                                                                 De voorzitter,J.A.M. Roelofs                                                                          Dr. P.G.J. Zelissen