Regeling vervallen per 01-01-2022

Regeling “Kwaliteitsverbetering landschap gemeente Grave”

Geldend van 25-11-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Regeling “Kwaliteitsverbetering landschap gemeente Grave”

Inleiding

In 2010 is de regeling ‘Kwaliteitsverbetering van het landschap’ uit de Verordening ruimte (destijds art. 2.2, nu artikel 3.2) in werking getreden. In het Regionaal Ruimtelijk Overleg van januari 2013 is het afsprakenkader over de toepassing en uitwerking van deze regeling vastgesteld. Naar aanleiding hiervan is op 18 februari 2013 de notitie “Toepassingsbereik artikel 2.2. Verordening Ruimte/ kwaliteitsverbetering van het landschap in de gemeente Grave’ vastgesteld door de gemeenteraad.

Het regionale afsprakenkader is in 2015 geëvalueerd en bijgesteld in het Regionaal Ruimtelijk Overleg van 2 december 2015.

Toepassingsbereik

Op grond van artikel 3.2 Verordening Ruimte van de provincie Noord- Brabant kunnen ontwikkelingen in het buitengebied alleen plaatsvinden indien deze gepaard gaan met een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de kwaliteiten van het buitengebied. Dit kan in de vorm van verbetering van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatie mogelijkheden. In de toelichting op een bestemmingsplan dient de gemeente aan te geven op welke wijze de beoogde landschapsverbetering is verzekerd.

De kwaliteitsverbetering kan zijn:

  • a.

    Het slopen van bebouwing;

  • b.

    Het wegnemen van verharding;

  • c.

    Activiteiten gericht op behoud en herstel van cultuurhistorische waardevolle bebouwing of terreinen;

  • d.

    De landschappelijke inpassing van bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij, voor zover vereist op grond van de Verordening Ruimte;

  • e.

    Het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of relatie stad-land;

  • f.

    Een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en –verbindingszones.

Inhoud Regeling “Kwaliteitsverbetering van het landschap”

De Regeling “Kwaliteitsverbetering van het landschap” gaat er van uit dat een initiatief moet bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Met het oog hierop wordt bij een ruimtelijke ontwikkeling een redelijke (financiële) bijdrage gevraagd. Om te voorkomen dat voor elke ruimtelijke ontwikkeling, hoe gering ook, een kwaliteitsverbetering noodzakelijk is, zijn, overeenkomstig het regionale afsprakenkader, drie categorieën vastgesteld voor de vereiste kwaliteitsverbetering in relatie tot de impact van de ruimtelijke ontwikkeling:

Categorie 1.

Geen of verwaarloosbare impact :

geen tegenprestatie

Categorie 2.

Beperkte impact:

goede landschappelijke inpassing

Categorie 3

Grote impact:

berekende kwaliteitsverbetering van het landschap

(20% van de grondwaardevermeerdering)

Wanneer sprake is van een berekende tegenprestatie (categorie 3) is het aan de ondernemer om er voor zorg te dragen dat deze wordt gerealiseerd. Voor ondernemer bestaat de mogelijkheid om de verlangde tegenprestatie te realiseren door het storten van een financiële bijdrage in het Landschapsfonds. De gemeente neemt daarmee de verplichting van het realiseren van kwaliteitsverbetering over van de betreffende ondernemer.

Het Landschapsfonds wordt besteed aan de uitvoering van aangewezen projecten ter verbetering van de kwaliteiten van het buitengebied. Het berekende bedrag dient echter allereerst besteed te worden aan een goede landschappelijke inpassing op eigen erf/kavel, ook al kunnen de kosten hiervan hoger zijn dan het berekende bedrag. Pas daarna kan het eventuele restant in het gemeentelijke Landschapsfonds worden gestort.

Afspraak methodiek voor bepaling kwaliteitsverbetering bij ‘categorie 3’ ontwikkelingen:

  • berekening van een vorm van forfaitair bedrag gebaseerd op een percentage van de grondwaardeverandering (bestemmingswinst). Dit berekende forfaitair bedrag bepaalt de omvang van de te leveren prestatie;

  • gedifferentieerd systeem van functies, inspanningen en (grond)waarden;

  • een minimale basisinspanning voor de kwaliteitsverbetering, gemeenten kunnen een hogere inspanning vragen;

  • duidelijkheid aan initiatiefnemers bij start planontwikkeling;

  • inrichting- en beheerkosten voor aanleg of herstel van natuur- en landschapselementen baseren/ relateren aan gegevens (prijzen, minimale oppervlakten, soorten) die beschikbaar zijn vanuit STIKA dan wel andere gestandaardiseerde normbedragen voor maatregelen;

  • investeringen die geen fysieke kwaliteitsverbetering voor het landschap opleveren, zoals milieumaatregelen in de vorm van (asbest)sanering, duurzaamheid en dierenwelzijn, afschrijving economische boekwaarde en aanbrengen van functioneel groen op erf, vallen niet onder het toepassingsbereik van kwaliteitsverbetering landschap.

Overige afspraken kwaliteitsverbetering van het landschap

Algemeen:

  • voorwaarde dat de kwaliteitsverbetering moet resulteren in fysieke en zichtbare verbetering van het landschap.

  • gemeenten hebben regierol voor kwaliteitsverbetering van het landschap.

  • regelmatig wordt in het kader van de Monitor Verordening ruimte verslag gedaan van de financiële bijdrage aan en besteding van het landschapsfonds voor kwaliteitsverbetering van het landschap.

  • Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering en de handhaving van de kwaliteitsverbetering.

Met betrekking tot planmatige (stedelijke) ontwikkelingen:

  • aangesloten wordt bij de eerdere afspraken voor rood-voor-groenkoppeling bij stedelijke uitbreidingen en het voorstel uit de handreiking;

  • stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied en in zoekgebied voor verstedelijking: een vaste afdracht per m2, te stellen op 1% van de uitgifteprijs;

  • infrastructuur: maatwerk bij kwaliteitsverbetering integraal onderdeel is van de kwaliteitsverbetering;

  • maatwerk bij overige ontwikkelingen zoals windturbines, reclamemasten, zendmasten

  • storting in een landschapsfonds of bijdrage in natura in landschapsversterkend project.

Met betrekking tot niet-planmatige ontwikkelingen:

  • gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de toepassing: in natura (op of nabij de projectlocatie), financiële bijdrage in landschapsfonds of een combinatie van beide.

  • een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.

Grave, 12 november 2019

Bijlage: Categorie-indeling niet-planmatige ontwikkelingen uit de notitie Toepassingsbereik

Categorie 1; geen inpassing of tegenprestatie

Tot deze categorie behoren in ieder geval de volgende concreet benoemde ontwikkelingen:

  • vergroten inhoud van een burgerwoning tot 750 m3;

  • vergroten inhoud van een bedrijfswoning tot 750 m3;

  • vergroten aantal m2 bijgebouwen bij woning tot 100 m2 in totaal;

  • realisatie Ruimte voor ruimte woning(en);

  • ontwikkeling ter realisatie van EHS compensatie;

  • wijzigen bestemming naar Bos/Natuur en treffen bestemmingsregeling/aanleg voorzieningen die een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden tot gevolg hebben;

  • vestiging van of de splitsing in meerdere wooneenheden in monumentale/ karakteristieke/cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;

  • uitbreiding bestemmingsvlak wonen tot 1500 m2;

  • herbouw woning binnen geldend bestemmingsvlak;

  • wijziging bestemming agrarisch bedrijf (inclusief agrarisch verwant en agrarisch-technisch hulpbedrijf) of niet-agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 1 ha, in bestemming wonen of andere bestemming zoals horeca, niet-agrarisch bedrijf, maatschappelijke doeleinden of recreatie mits het bestemmingsvlak wordt verkleind tot maximaal 1500m2, overtollige voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en maximaal 200m2 aan bijgebouwen/ voormalige bedrijfsbebouwing resteert;

  • bed & breakfast en kleinschalige recreatieve nevenactiviteiten in/bij (bedrijfs)woning binnen vigerende bouwregeling (oppervlakte bijgebouwen) en binnen geldend bestemmingsvlak wonen of niet-agrarisch bedrijf tot een maximum van 200 m2;

  • nevenactiviteiten en verbrede landbouwactiviteiten bij een agrarisch bedrijf of Wonen-VAB binnen bestaande bebouwingsmogelijkheden tot een maximum van 200 m2;

  • aan huis gebonden beroep/bedrijf in/bij woning binnen geldende bouwregeling (oppervlakte bijgebouwen);

  • ontheffing mantelzorg in/bij woning binnen geldende bouwregeling (oppervlakte bijgebouwen);

  • ontheffing tijdelijke huisvesting seizoenarbeiders binnen geldende, bestaande bebouwing (dit mag niet leiden tot het ontstaan van een zelfstandige woonruimte);

  • huisvesting reclasseringsjongeren op (agrarisch) bedrijf binnen geldende, bestaande bebouwing;

  • toestaan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

  • verkoop van op het eigen (agrarisch) bedrijf vervaardigde producten (inclusief de verkoop van streekeigen producten) tot een maximum van 200 m2 binnen geldende bouwregeling bedrijfsbebouwing;

  • omzetten van vrijkomende agrarische bedrijfswoning naar plattelandswoning;

  • bouw van ooievaarsnesten;

  • toestaan Bosman-molens tot 5 m.

Voor het overige behoren tot deze categorie:

  • ontwikkelingen onder toepassing van de directe bouwmogelijkheden/bouwregels en gebruiksregels van een geldend bestemmingsplan;

  • binnenplanse 10%-afwijking: kleine afwijkingen ten behoeve van hoogte en situering.

Tenzij de ontwikkeling concreet benoemd wordt in een andere categorie.

In het voormalige provinciale ruimtelijke beleid (Streekplan, Paraplunota ruimtelijke ordening) waren de hiervoor genoemde oppervlakte- en inhoudsmaten opgenomen als gangbare bovenmaten tot waar gemeenten de mogelijkheid kregen deze ruimtelijke ontwikkelingen te faciliteren. Het zou niet juist zijn voor deze mogelijkheden nu opeens een extra inspanning te eisen.

Categorie 2; landschappelijke inpassing

Tot deze categorie behoren in ieder geval de volgende concreet benoemde ontwikkelingen:

  • minicampings met kleinschalige kampeergelegenheden tot een maximum van 25 mobiele kampeermiddelen;

  • bed & breakfast en kleinschalige recreatieve nevenactiviteiten in/bij (bedrijfs)woning binnen vigerende bouw-regeling (oppervlakte bijgebouwen) en binnen geldend bestemmingsvlak wonen of niet agrarisch bedrijf vanaf een oppervlakte van 200 m2;

  • nevenactiviteiten en verbrede landbouwactiviteiten bij een agrarisch bedrijf binnen bestaande bebouwings-mogelijkheden vanaf 200 m2;

  • vormverandering van een agrarisch bouwvlak of een bestemmingsvlak;

  • paardenbakken aansluitend aan het bouwvlak;

  • omschakeling van agrarische bedrijfsvoering (grondgebonden, intensief, overig niet-grondgebonden) zonder vergroting van het bouwvlak;

  • voor zover de locatie is gelegen in het agrarisch gebied, als bedoeld in de Verordening ruimte: vergroten agrarisch bouwvlak tot 1,5 ha, of vergroting met differentiatievlak van maximaal 0,5 ha specifiek ten behoeve van opslag van ruwvoer;

  • voor zover de locatie is gelegen in de groenblauwe mantel, als bedoeld in de Verordening ruimte: vergroten agrarisch bouwvlak tot 1 ha, of vergroting met differentiatievlak van maximaal 0,5 ha specifiek ten behoeve van opslag van ruwvoer;

  • wijziging bestemming agrarisch bedrijf (inclusief agrarisch verwant en agrarisch-technisch hulpbedrijf) of niet-agrarisch bedrijf in bestemming wonen of wonen met VAB aanduiding, mits het bestemmingsvlak wordt verkleind tot maximaal 5000m2, overtollige voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en maximaal 500m2 voormalige bedrijfsbebouwing resteert.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Mits voorzien van een goede onderbouwing hiervan, kunnen ook andere ontwikkelingen tot deze categorie worden beschouwd.

Voor het overige behoren tot deze categorie alle ontwikkelingen welke mogelijk worden gemaakt via de ( binnenplanse ) afwijkingsbevoegdheid, tenzij de ontwikkeling concreet benoemd wordt in een andere categorie. Tevens kan in het bestemmingsplan bepaald worden dat een specifieke afwijking wel als categorie 3 behandeld moet worden.

Categorie 3; berekende kwaliteitsverbetering van het landschap

Tot deze categorie behoren alle ruimtelijke ontwikkelingen die niet onder categorie 1 of categorie 2 vallen; dit betreft onder andere de volgende ontwikkelingen:

  • omschakeling zonder vergroting van het bouwvlak, van agrarisch bouwvlak of Wonen-vab naar Bedrijf, Recreatie, Agrarisch gerelateerd etc;

  • uitbreiding bestemmingsvlak Bedrijf, Wonen (>1500 m2), Horeca, Recreatie etc.;

  • vergroten aantal m2 bebouwing binnen Bedrijf, Recreatie, Horeca etc.;

  • vergroten inhoud van een (agrarische) Bedrijfswoning boven 750 m3;

  • vergroten inhoud van een burgerwoning boven 750m3;

  • omschakelen van een niet agrarische bestemming met bouwvlak naar agrarisch grondgebonden of niet-grondgebonden;

  • vergroten aantal m2 bijgebouwen bij een woning groter dan 100 m2;

  • nieuwbouw (eerste) bedrijfswoning.

Voor het overige behoren tot deze categorie alle ontwikkelingen welke mogelijk worden gemaakt via een wijzigingsplan of een bestemmingsplanherziening, tenzij de ontwikkeling concreet benoemd wordt in een andere categorie.

Notie mbt woningen via art. 8.2 / art. 9.2 Vr.Het realiseren van een woning op basis van artikel 8.2 en artikel 9.2 uit de Verordening ruimte, kwaliteitsverbetering in bebouwingsconcentraties binnen zoekgebied verstedelijking, is slechts toegestaan bij een kwaliteitsverbetering die gelijkwaardig is met de aanschaf van een ruimte-voor-ruimte titel. De benodigde kwaliteitsverbetering kan op basis van de Verordening ruimte niet worden gebaseerd op een berekening v an 20% van de bestemmingswinst

Ondertekening