Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregel Hogere Geluidsgrenswaarden Wet Geluidhinder gemeente Grave

Geldend van 11-06-2009 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregel Hogere Geluidsgrenswaarden Wet Geluidhinder gemeente Grave

Beleidsregel Wet Geluidhinder Gemeente GraveINHOUDSOPGAVE1. INLEIDING1.1 LEESWIJZER2. WETTELIJK KADER2.1 PROCEDURE2.2 AFWEGINGSCRITERIABIJLAGE NBIJLAGE I: Geluidsgevoelige objectenBIJLAGE II: Voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden

Hoofdstuk I INLEIDING

Met ingang van 1 januari 2007 is de Wet geluidhinder gewijzigd. Met de wijziging wordt een stap gezet in de verdere decentralisatie van de geluidswetgeving. Eén van de wijzigingen is dat de bevoegdheid voor het verlenen van een hogere geluidsgrenswaarde, voor lokale aangelegenheden, wordt gedecentraliseerd naar Burgemeester en Wethouders. Dat betekent dat een, in de meest voorkomende gevallen, een hogere waardebesluit niet langer ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten hoeft te worden voorgelegd. Gemeenten moeten nu met eigen argumenten en criteria een hogere grenswaarde motiveren. Deze argumenten en criteria kunnen worden geformuleerd en vastgelegd in een eigen ontheffingsbeleid op basis waarvan de besluiten onderbouwd kunnen worden genomen.De gemeente heeft ervoor gekozen om op basis van de Wet geluidhinder gemeentelijk beleid op te stellen voor het verlenen van hogere grenswaarden, ten gevolge van wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het doel van het beleid is het verminderen van de administratieve last. De lastenverlichting vertaalt zich met name in de onderzoeksverplichting. Met het beleid wordt een zo optimaal mogelijk leefklimaat voor de burgers nagestreefd.De peilers van het beleid zijn het reguleren van het aantal situaties waarvoor ontheffing mag worden verleend, de onderzoeksverplichting en ontheffing hiervan naar mogelijke maatregelen en eisen aan een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Artikel 1.1 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt op hoofdlijnen ingegaan op het wettelijk kader. In hoofdstuk 3 worden de voorwaarden zoals opgenomen in de wet weergegeven en worden de beleidskeuzes van de gemeente toegelicht. De systematiek die in dit beleidstuk is aangehouden is gebaseerd op de systematiek zoals beschreven in de Handreiking Hogere Grenswaarde Wet Geluidhinder van het RMB. 

Hoofdstuk II WETTELIJK KADER

De Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) geven regels en voorwaarden voor het vaststellen van een hogere grenswaarde. De Wgh heeft tot doel het voorkomen en beperken van geluidshinder. In de wet zijn aandachtsgebieden, zogenaamde zones, langs of rond geluidsbronnen vastgesteld. Voor de gemeente zijn relevante geluidsbronnen wegen, spoor en industrie.Binnen een geluidszone moet de geluidsbelasting worden getoetst aan de in de wet opgenomen geluidsnormen. De geluidsbelasting wordt beoordeeld ter plaatse van geluidsgevoelige objecten. Welke objecten als geluidsgevoelig worden aangemerkt, staat in bijlage I.De gewenste geluidsbelasting wordt de voorkeurswaarde genoemd (de ondergrens). Als in bepaalde situaties niet aan deze voorkeurswaarde kan worden voldaan is het mogelijk om hiervan af te wijken door het vaststellen van een hogere waarde. Deze hogere waarde mag echter nooit hoger mag zijn dan het in de Wgh respectievelijk het Bgh vastgelegde maximaal toelaatbare waarde (bovengrens). Een overzicht van de voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden per geluidsgevoelig object en geluidsbron is opgenomen in bijlage II.Aan de mogelijkheden om een hogere waarde vast te stellen zijn in de Wgh en het Bgh voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden hebben betrekking op de onderzoeksplicht, de afwegingscriteria en de hoogte van de maximale grenswaarde. Binnen hetgeen is vastgesteld in de Wgh en het Bgh heeft, het bevoegd gezag beleidsvrijheid. Er kunnen eigen criteria worden vastgelegd voor situaties waarin hogere waarden worden verleend en de maximale te verlenen hogere grenswaarde kan anders worden gekozen dan het wettelijke maximum. Deze keuzes kunnen worden vastgelegd in een gemeentelijk eigen hogere waarde beleid.De gemeente heeft ervoor gekozen om gebruik te maken van de beleidsvrijheid van de wet. In de volgende hoofdstukken wordt het beleid van de gemeente toegelicht.

Artikel 2.1 Procedure

In artikel 110c van de Wet geluidhinder is bepaald dat bij het vaststellen van een hogere grenswaarde. De in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen procedure moet worden gevolgd. Hierin is opgenomen welke procedurestappen moeten worden gevolgd en welke wettelijke termijnen in acht moeten worden genomen nadat de aanvraag is ontvangen.Een aanvraag moet beoordeeld worden overeenkomstig art. 3.18 van de Awb. Er kan besloten worden dat de aanvraag moet worden aangevuld, dat deze niet in behandeling wordt genomen of dat de aanvraag wel in behandeling wordt genomen. Als de aanvraag in behandeling wordt genomen, wordt een ontwerp-besluit opgesteld. Deze wordt ter inzage gelegd. Het is mogelijk om tegen het ontwerp-besluit zienswijze in te brengen. Na de termijn van de inzage wordt een definitiefbesluit genomen waartegen eventueel beroep mogelijk is. De vastgestelde hogere waarde wordt vastgelegd bij het kadaster.

Artikel 2.2 Afwegingscriteria

Bij het vastleggen van criteria voor het vaststellen van hogere grenswaarden worden door de gemeente vier stappen onderscheiden:

  • 1.

    Kunnen maatregelen worden getroffen?

  • 2.

    Aan welke criteria moet zijn voldaan om hogere grenswaarden te verlenen?

  • 3.

    Tot welke hoogte worden hogere grenswaarden verleend?

  • 4.

    Onder welke voorwaarden worden hogere grenswaarden verleend?

Deze vier stappen komen overeen met de stappen die gevolgd moeten worden overeenkomstig de wet. In dit hoofdstuk is voor elke stap aangegeven wat er is opgenomen in de wet. Per stap is aangegeven of de gemeente de wet volgt of op welke manier de gemeente gebruik maakt van de beleidsvrijheid. In het schema op de volgende pagina is de structuur en werkwijze van dit hoofdstuk toegelicht.700px Stap 1: Kunnen maatregelen worden getroffen

  • a.

    Wat zegt de Wet geluidhinder?Om de geluidsbelasting op een geluidsgevoelig object vast te stellen moet altijd een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. In Wet geluidhinder is een verzwaarde onderzoeksplicht opgenomen naar maatregelen die kunnen leiden tot een geluidsniveau dat onder de voorkeursgrenswaarde blijft. Daarbij wordt scherp ingezet op de voorkeursvolgorde voor de te treffen maatregelen ter beheersing van geluidshinder: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtsmaatregelen en dan pas maatregelen bij het ontvangend object toepassen. De wetswijziging resulteert in een zwaardere onderzoeksinspanning voor initiatiefnemers van woningbouwplannen en voor beheerders bij het onderhoud van het wegennet.

  • b.

    Wat wil de gemeente?Een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten moet altijd worden uitgevoerd. De gemeente heeft de mogelijkheid om geen aanvullende criteria op te nemen. Hiervoor is echter niet gekozen. De gemeente wil in bepaalde gevallen de onderzoeksplicht versoepelen en daarnaast een onderzoeksplicht toevoegen. De gemeente wil de zwaardere onderzoeksplicht en de scherpere inzet op de voorkeursvolgorde aan de situatie in de gemeente aanpassen. Bepaalde situaties worden uitgesloten van onderzoek naar maatregelen, omdat onderzoek bij voorbaat al niet realistische of onhaalbare maatregelen zou opleveren. De ruimtelijke planvorming, het (spoor)wegbeheer en de lasten van initiatiefnemers worden met deze aanvulling niet onnodig belast. Dit uitgangspunt komt overeen met de dereguleringswens van de Rijksoverheid. In de overige situaties moet wel volledig onderzoek naar mogelijke maatregelen worden voldaan. In een onderzoek moet altijd worden aangetoond dat, dan wel op welke wijze, aan het wettelijke binnenniveau wordt voldaan.

In dit beleid worden de volgende aspecten, afwijkend van het gestelde in de Wet geluidhinder, vastgelegd.

  • 1.

    ontheffing verplichting maatregelenonderzoek kleine initiatievenEen belangrijk voorwaarde voor de beoordeling en uitvoering van mogelijk toe te passen maatregelen is de doelmatigheid. De doelmatigheid van een maatregel wordt bepaald door de kosten en de baten. De kosten worden bepaald door de realisatie van de maatregelen en het onderhoud achteraf. De baten worden bepaald door de geluidsreductie die een maatregelen oplevert en daarmee de verhoging van het woon- en leefklimaat. Er is vanuit de rijksoverheid nog geen doelmatigheidscriterium opgesteld. Hieraan wordt wel gewerkt. Het is niet duidelijk wanneer deze wordt ingevoerd en of deze ook daadwerkelijk op lokaal niveau bruikbaar is.Maatregelen aan de bron en in de overdacht brengen veelal hoge kosten met zich mee. Daarnaast hebben deze maatregelen niet uitsluitend invloed op het project waarvoor een hogere waarde wordt aangevraagd, maar ook op de omgeving eromheen of zelfs op de gehele gemeente. Met name voor relatief kleine ontwikkelingen zijn deze maatregelen niet doelmatig. Daarom is in dit beleid de volgende uitzondering opgenomen.

Voor initiatieven die betrekking hebben op maximaal zes woningen/appartementen is in het akoestisch onderzoek geen onderzoek nodig naar maatregelen aan de bron (wegdek en verkeerskundig) en maatregelen in de overdracht (geluidschermen/-wallen).Verkeers- en vervoerskundige maatregelen zoals het verlagen van de verkeersintensiteit en de maximum snelheid en het veranderen van de verkeerssamenstelling hoeven niet te worden onderzocht.

Voor initiatieven die betrekking hebben op geluidgevoelige objecten die gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerd industrieterrein is geen onderzoek nodig naar maatregelen aan de bron en maatregelen in de overdracht.De motivatie voor deze uitzonderingen is hieronder gegeven.Bronmaatregelen wegverkeerslawaaiEen voorbeeld van een bronmaatregel is de aanleg van een geluidsreducerend wegdek. Er moet afgewogen worden of het realiseren van een geluidsreducerend wegdek zinvol en financieel haalbaar is. Bij het realiseren van met name slechts enkele woningen of andere kleinschalige geluidsgevoelige plannen is een uitvoerige financiële afweging van een bronmaatregel onnodig belastend. De kosten worden met name veroorzaakt door het vervangen van de wegdek, het vervangen van de ondergrond en het onderhoud. Daarnaast is het niet gewenst om uitsluitend ter hoogte van het project het wegdek te vervangen (extra overlast door b.v. voegovergangen). Het vervangen van een wegdek vindt veelal plaats over een langer traject (hele straat). Tevens is het vanuit civieltechnisch oogpunt (beheer, onderhoud en duurzaamheid) niet realistisch het wegdektype op kruispunten te vervangen vanwege het kwaliteitsverlies van het wegdek. Dit kwaliteitsverlies wordt veroorzaakt door wrijvingsverliezen vanwege draaien, afremmen en optrekken van verkeer.Verkeers- en vervoerkundige maatregelenHet toepassen van het verlagen van verkeersintensiteiten en de maximale snelheid en het veranderen van de verkeerssamenstelling zijn te beschouwen als verkeers- en vervoerskundige activiteiten. Een maatregel als het verminderen van de verkeersintensiteit op een weg kan in een ander deel van de gemeente voor een verslechtering zorgen. De consequenties van dergelijke maatregelen moeten dan ook voor een groter gebied onderzocht worden. Maatregelen dienen te passen binnen de systematiek van het verkeerscirculatieplan van de gemeente. Binnen de ruimtelijke onderbouwing van een plan wordt de invloed van het plan op de verkeerssituatie reeds beoordeeld. In het kader van de HGW-procedure is onderzoek naar de effecten van deze maatregelen daarom niet meer nodig.Het onderzoeken en realiseren van dergelijke maatregelen zijn daarom niet reëel voor kleinschalige projecten.Bronmaatregelen industrielawaaiVoor het bouwen van geluidgevoelige objecten binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein, en buiten de grens van het industrieterrein, geldt veelal dat het betreffende industrieterrein al een saneringsprogramma heeft doorlopen en een sanering heeft plaatsgevonden waarbij gesteld is dat een verdere sanering niet kostenefficiënt is. Daar komt nog bij dat bij een maximaal mogelijke ontheffingswaarde voor industrielawaai in de woningen ten allen tijde een goed woon- en leefklimaat resteert en behoeven op basis van het Bouwbesluit geen geluidisolerende voorzieningen te worden getroffen.Daarnaast is veelal niet voldoende om maatregelen te treffen bij één bedrijf, maar zijn maatregelen bij meerdere bedrijven nodig. Daarbij is het treffen van maatregelen vaak kostbaar. Tevens kan het treffen van maatregelen invloed hebben op het productieproces of dergelijke waardoor eveneens andere veranderingen moeten worden doorgevoerd. Het onderzoeken en realiseren van dergelijke maatregelen zijn daarom niet reëel.OverdrachtsmaatregelenGeluidsreducerende maatregelen in de overdracht zijn het plaatsen van een geluidsscherm of –wal. Het plaatsen hiervan is alleen mogelijk als er voldoende ruimte aanwezig is tussen de bron (weg, spoor en industrie) en de ontvanger (woning/appartement). In de praktijk komt dit slechts voor bij snelwegen, provinciale wegen en ringwegen. Bij gemeentelijke wegen is de afstand tussen bron en ontvanger veelal beperkt tot enkele meters. Daarnaast kunnen schermen en wallen stuiten op ongewenste verkeerskundige- en stedenbouwkundige bezwaren. Deze stuiten vaak op bezwaren aangaande de verkeersveiligheid, omdat het zicht van verkeersdeelnemers wordt beperkt. Het is daarom reëel om overdrachtsmaatregelen alleen te onderzoeken en af te wegen bij de aanleg van stroomwegen en de bouw van geluidsgevoelige bestemmingen langs deze wegen. Het vergroten van de afstand tussen de bron en de weg is met name in een stedelijke omgeving niet mogelijk vanwege ruimtegebrek.Het onderzoeken en het realiseren van overdrachtsmaatregelen bij kleinschalige projecten is daarom niet reëel.30 km/uur wegenWegen waarvoor een maximale snelheid van 30 km per uur geldt, hebben volgens de Wet geluidshinder geen zone. Daarom hoeven deze wegen niet te worden betrokken in het onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder en dus van een hogere waarde. Voor een goede ruimtelijke ordening moet dit onderzoek bij de drukkere 30 km-per-uur wegen toch plaatsvinden. Het gaat dan met name om toegangswegen, en doorgaande wegen met deze maximum snelheid. De gemeente kiest ervoor om, voor 30 km/h wegen met een verkeersintensiteit van 1000 voertuigen of meer, met het onderzoeksresultaat om te gaan als gaat het wel om een weg met een zone. Een hogere waarde hoeft niet te worden aangevraagd, maar de onderzoeksverplichting zoals opgenomen in dit beleid moet worden nagekomen.B. Aanvullende ontheffingscriteriaWat zegt de Wet geluidhinder?Om een ontheffing te kunnen verlenen zonder maatregelen of met minder vergaande maatregelen, moet worden beoordeeld of de maatregelen stuiten op overwegende bezwaren overeenkomstig de hoofdcriteria die worden genoemd in de Wet geluidhinder. Deze hoofdcriteria zijn:Stedenbouwkundige overwegingenEen ontheffing kan worden verleend, wanneer kan worden aangetoond dat woningbouw ter plaatse dringend noodzakelijk is én dat de bebouwing niet anders gesitueerd kan worden. Het gaat dus om locatiespecifieke kenmerken. Voor uitbreidingssituaties aan de rand van de bebouwde kom of er net buiten zijn stedenbouwkundige overwegingen moeilijk te motiveren. Meestal zijn daar voldoende mogelijkheden aanwezig om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Financiële overwegingenBron- en overdrachtsmaatregelen brengen extra kosten met zich mee. Op zich is dit geen argument om af te wijken van de voorkeursgrenswaarde. Wel moet een afweging worden gemaakt tussen de kosten van de maatregelen en het accepteren van een hogere geluidsbelasting. Hierbij is de doelmatigheid van de maatregelen in het geding. Een geluidsscherm zal eerder financieel haalbaar zijn, als er veel woningen bij betrokken zijn. Hetzelfde geldt voor een geluidsreducerend wegdek. Bij slechts weinig woningen zal de doelmatigheid afnemen en zullen de kosten van gevelisolatie lager zijn dan bron- en overdrachtsmaatregelen. Het opstellen van de financiële overweging vraagt om specialistische kennis. Om die reden dienen de maatregelen met de kosten inzichtelijk te worden gemaakt in het akoestisch onderzoek.Verkeers- en vervoerskundige overwegingenHet toepassen van geluidsreducerend wegdek, verlagen van verkeersintensiteiten en de maximale snelheid en het veranderen van de verkeerssamenstelling zijn te beschouwen als verkeers- en vervoerskundige activiteiten. Een maatregel als het verminderen van de verkeersintensiteit op een weg kan in een ander deel van de gemeente voor een verslechtering zorgen. De consequenties van dergelijke maatregelen moeten dan ook voor een groter gebied onderzocht worden. Maatregelen dienen te passen binnen de systematiek van het verkeerscirculatieplan van de gemeente. Bij overdrachtsmaatregelen speelt verkeersveiligheid een rol, bijvoorbeeld omdat geluidsschermen door zichtbeperking voor een onveilige situatie kunnen zorgen. In de vorige paragraaf is aangegeven dat onderzoek en motivatie van maatregelen binnen deze overweging onder voorwaarde niet uitgevoerd hoeft te worden.Landschappelijke overwegingenEen ontheffing kan worden verleend, wanneer geluidsreducerende voorzieningen bijvoorbeeld een doorsnijding van een waardevol open landschap zouden veroorzaken, grondwaterstromen zouden beïnvloeden of flora en fauna zouden belemmeren. Het gaat dus om locatiespecifieke omstandigheden.Wat wil de gemeente?De gemeente vindt dat maatregelen altijd getoetst moeten worden overeenkomstig het gestelde in de wet. In dit ontheffingenbeleid zijn aanvullende regels opgenomen aangaande de toelaatbare situaties waarvoor een hogere waarde toelaatbaar is. Door het beperken van de situaties, waarbij gebouwd kan worden op de meer geluidsbelaste locaties, worden toekomstige bewoners beschermd tegen een te grote geluidsbelasting tengevolge van weg- en spoorwegverkeer of een industrieterrein. De aanvullende criteria zijn gebaseerd op de oude subcriteria die golden voor de wijzing van 1 januari 2007. Hierbij is aangesloten omdat op grond van de oude Wgh geldende beleid in merendeel van de gevallen goed bleek te voldoen.Door het opnemen van deze criteria worden de situaties waarin het mogelijk is om af te wijken van de voorkeursgrenswaarde vastgelegd. Indien een plan niet voldoet aan deze situatie is het toestaan van een hogere waarde niet mogelijk.

Er kan pas een hogere waarde worden verleend als het verzoek betrekking heeft op een één van de onderstaande situaties:

  • 1.

    Woningen zijn / worden verspreid gesitueerd buiten de bebouwde kom. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen gelegen langs invalsroutes van de stad of kernen, waarbij de afstand tot de weg minimaal die van bestaande woningen in de directe omgeving is, maar bij voorkeur groter. (in verband met mogelijke schaduwwerking en zichthoek beperking)

  • 2.

    Er is sprake van grond- of bedrijfsgebondenheid van woningen. Hieronder worden onder andere (agrarische) bedrijfswoningen en aanleunwoningen bij een bestaande zorginstelling verstaan.

  • 3.

    De woningen vullen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op. Het gaat om woningen die worden gebouwd in een planmatige verdichting van de woonbebouwing ter verbetering van de bestaande stedenbouwkundige structuur.

  • 4.

    De woningen vervangen bestaande bebouwing. Het vervangen van bestaande bebouwing, die niet per definitie een geluidsgevoelige bestemming heeft, door een geluidsgevoelige bestemming is hierbij eveneens mogelijk. Hierbij kan gedacht worden aan het omzetten van zorginstellingen of van bedrijfspanden naar woonruimte. Ook bij dorpsvernieuwingsplannen kan hiervan sprake zijn.

  • 5.

    De woningen vervullen door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie voor andere woningen of andere geluidsgevoelige objecten. Bij woningen/appartementen moet het aantal dat een verbetering ondervindt ten minste gelijk zijn aan het aantal waaraan de afschermende functie wordt toegekend. Bij andere geluidsgevoelige bestemmingen gaat het zowel om het aantal objecten als om het aantal geluidsgehinderden. De afscherming mag zijn gericht op zowel nieuwe als bestaande geluidsgevoelige bestemmingen.

  • 6.

    De woningen worden binnen 500 meter van een station of spoorhalte gesitueerd.

  • 7.

    Er is sprake van een nieuwe of te wijzigen (spoor)weg, die een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen. Voor de wegen, kan hierbij verwezen worden naar het Gemeentelijk Verkeers en Vervoers Plan (GVVP). De aangewezen wegen hebben een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie.

  • 8.

    Er is sprake van de aanleg van een weg die een zodanige verkeersverzamelfunctie zal vervullen, dat dat zal leiden tot aanmerkelijk lagere geluidsbelastingen van woningen (of andere geluidsgevoelige bestemmingen) binnen de zone van een andere weg of meerdere andere wegen. Hier is sprake van een direct milieuvoordeel elders.

  • 9.

    Er is sprake van een wijziging van een industrieterrein waardoor voor een ongeveer gelijk aantal woningen binnen de zone aanmerkelijk lagere geluidsbelastingen optreden. Hier is sprake van een direct milieuvoordeel elders.

C. Tot welke hoogte worden hogere grenswaarden verleend?Wat staat in de Wet geluidhinder?In de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. Daarnaast gelden voor woningen veelal andere geluidsgrenswaarden dan voor andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen. De voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden zijn opgenomen in bijlage III.

Bij het verlenen van hogere grenswaarden wordt de situatie per geluidsbron afzonderlijk beoordeeld. Er hoeft dus niet te worden gerekend met de cumulatie van geluid van bijvoorbeeld twee wegen, of een weg en een spoorweg. Voor de berekening van de benodigde geluidswering van een gevel moet wel rekening worden gehouden met cumulatie van verschillende geluidsbronnen.

Wat wil de gemeente?De gemeente kan van de grenswaarden zoals genoemd in de Wet afwijken op grond van bijvoorbeeld een geluidsniveaukaart of kwaliteitsprofielen voor bepaalde gebieden (zoals bijvoorbeeld opgesteld door het RMB). Echter, de systematiek en de hoogte van de voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare geluidsgrenswaarden geeft geen aanleiding om deze aan te passen.

De gemeente wijkt niet af van de in de wet genoemde voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare geluidsgrenswaarden.

D. Onder welke voorwaarden worden hogere waarden verleend.

Wat staat in de Wet geluidhinder?Voor 1 januari 2007 werden er in de Wet geluidhinder voorwaarden verbonden aan het vaststellen van een hogere grenswaarde. Deze voorwaarden hadden betrekking op de aanwezigheid van een geluidsluwe gevel en buitenruimte en de indeling van de woning. In de gewijzigde wet zijn deze voorwaarden niet meer opgenomen. Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid om aanvullende voorwaarden te stellen.

Wat wil de gemeente?De gemeente wil zich ook op locaties met een hogere geluidsbelasting inzetten voor een leefbare situatie. Daarom worden voorwaarden gesteld aangaande een geluidsluwe gevel. Er worden geen voorwaarden gesteld aan bescherming van buitenruimten en de indeling van een geluidsgevoelig object. De bescherming van deze twee aspecten is aan initiatief nemer zelf. Daarnaast zijn voorwaarden opgenomen aangaande het realiseren van een zogenaamde “dove gevel”, de cumulatie van de geluidsbelasting van verschillende bronnen en eisen aan een aanvraag/akoestisch onderzoek tot een hogere waarde. De volgende voorwaarden zijn daarom opgenomen.

Geluidsluwe gevelDe woning heeft ten minste één gevel met een lager (luw) geluidsniveau. Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van te onderscheiden geluidsbronnen. Op deze voorwaarde worden de volgende uitzonderingen gemaakt:Bij vervangende nieuwbouw zijn de inpassingmogelijkheden van de woningen in de bestaande geluidssituatie vaak beperkter dan voor een nieuwe situatie. Daarom wordt hier voor een geluidsluwe gevel wordt een ruimere marge aangehouden: 5 dB boven de voorkeursgrenswaarde.Voor niet-zelfstandige woonruimte (bijvoorbeeld bejaardencentra) worden op individueel woningniveau geen eisen gesteld. Op gebouwniveau dient tenminste 50% van de wooneenheden te zijn gesitueerd aan een gevel met een geluidsbelasting van maximaal 5 dB boven de voorkeursgrenswaarde.In gebieden met lichte bedrijvigheid zal de eis van een geluidsluwe gevel veelal haalbaar zijn, behoudens een aantal specifieke omstandigheden. Een verdere differentiatie naar gevelbelasting ligt hier voor de hand. Bij hogere waarden tot nabij de maximale ontheffingswaarde wordt als voorwaarde gesteld dat er minimaal één gevel aanwezig moet zijn waarbij de geluidsbelasting op zijn minst 10 dB lager is.Dove gevelEen dove gevel wordt toegepast in een situatie waarin de geluidbelasting op een gevel de toegestane ontheffingswaarde te boven gaat. Het bevoegd gezag kan bouwen op die locatie toestaan mits er bijzondere geluidwerende voorzieningen als een dove gevel worden getroffen en aan de andere zijde van het gebouw een aanvaardbaar geluidsniveau heerst. De consequentie van een dove gevel is dat de ruimte aan de buitenzijde van zo'n gevel niet als ‘buitenruimte’ (tuin, terras, balkon) kan worden aangemerkt. Ook ventilatieopeningen zijn niet toegestaan; ventilatie zal op een andere wijze moeten worden gerealiseerd. De gemeente sluit zich aan bij bovenstaande.CumulatieIn de Wet geluidhinder is in artikel 110f opgenomen dat indien het gebouw waarvoor een hogere grenswaarde wordt aangevraagd is gesitueerd in twee of meerdere zones, de geluidsbelasting als gevolg van de verschillende zones gecumuleerd moet worden. In de Wet geluidhinder is alleen niet vastgelegd welke cumulatiemethode moet worden gehanteerd. Ook kent de wet geen maximale ontheffingswaarden voor de gecumuleerde geluidsbelasting. Bij de hogere grenswaarde procedure hoeven de aangevraagde hogere geluidsniveaus niet gecumuleerd te worden. Bij het dimensioneren van gevelisolatie moet wel rekening worden gehouden met cumulatie.Wanneer op een locatie inderdaad sprake is van cumulatie zal in de meeste situaties de gecumuleerde geluidbelasting enkele dB’s hoger zijn dan de geluidbelasting als gevolg van de afzonderlijke geluidsbronnen.Ter bescherming van bewoners door een betere gevelisolatie wordt daar waar relevant de hogere gecumuleerde geluidsbelasting (energetisch optellen) gebruikt bij het dimensioneren van de gevelisolatie. Cumulatie heeft overigens alleen betrekking op één gevel van de woningen en niet op alle gevels rondom de woning. Er treedt een onaanvaardbare geluidsbelasting op als de gecumuleerde waarde meer dan 3 dB hoger is dan de hoogste maximale toegestane ontheffingswaarden. Een verhoging van 3 dB is een verhoging die als significant hoger wordt ervaren. In die gevallen kan niet worden gebouwd of worden oplossingen gezocht met dove gevels.Indien sprake is van cumulatie dient de geluidbelasting inzichtelijk te worden gemaakt in het akoestisch onderzoek.

Bij cumulatie wordt het gecumuleerde geluidsniveau berekend volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006, bijlage 1, hoofdstuk2: ‘rekenmethode cumulatieve geluidsbelasting’.Bij cumulatie wordt de vereiste gevelisolatie (= karakteristieke geluidswering volgens Bouwbesluit) berekend met gecumuleerde geluidsniveaus.

Aanvraag/akoestisch onderzoekBij het vaststellen van hogere waarden Wgh gaat het meestal om een ambtshalve procedure maar het kan ook gaan om een procedure die start met een verzoek van een daartoe in het Bgh aangewezen externe instantie zoals Rijkswaterstaat, de spoorwegbeheerder of Burgemeester en Wethouders van een aangrenzende gemeente. Bij een ambtshalve procedure is er geen verzoek van een externe instantie maar is de eerste aanleiding bijvoorbeeld een bouwinitiatief, een bestemmingsplanprocedure of een wegreconstructie van de gemeente zelf. Indien de gemeente zelf de aanvrager van de hogere waarde is, en het akoestisch rapport volledig is, wordt een toevoegen van een aanvraagformulier niet nodig geacht.De gemeente zal ernaar streven om bij een ambtshalve procedure een functionele scheiding aan te brengen. Dit betekent dat een aanvraag van een afdeling beoordeeld wordt door een vertegenwoordiger van een andere afdeling. Veelal zal de afdeling waarbinnen ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen de aanvraag verzorgen en de afdeling milieu de beoordeling uitvoeren.

GELUIDSGEVOELIGE OBJECTEN 1

Geluidsgevoelige objecten zijn woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen, andere geluidsgevoelige terrein en ander gezondheidsgebouwen. Daarnaast zijn er geluidsgevoelige ruimten, de verblijfsruimten.Tabel I.1: geluidsgevoelige objecten Wet geluidhinder en Besluit geluidhinder 

Groep

 

Toelichting

 

Opmerking

WoningenArtikel 1 Wgh 

 

-

 

Onder woningen wordt op basis van jurisprudentie alles verstaan dat bedoeldis voor permanente bewoning. Dus ookwoonboten en vakantiehuisjes indienhier permanent in gewoond wordt, ookindien dit op basis van hetbestemmingsplan niet is toegestaan.

Andere geluidsgevoeligegebouwen.Artikel 1 Wgh

 

- onderwijsgebouwen exclusief de gymzaal- ziekenhuizen en verpleeghuizen

 

 

Andere gezondheidszorggebouwenArtikel 1.2 Bgh 

 

- verzorgingstehuizen- psychiatrische inrichtingen- medisch centra- poliklinieken- medische kleuterdagverblijven

 

 

GeluidsgevoeligeterreinenArtikel 1 Wgh 

 

− terreinen die behoren bij anderegezondheidszorggebouwen danalgemene, categorale enacademische ziekenhuizen,alsmede verpleeghuizen, voorzover deze bestemd zijn ofworden gebruikt voor de in diegebouwen verleende zorg;− woonwagenstandplaatsen.

 

De geluidsnormen die gelden voor deterreinen gelden op de grens van dieterreinen. Door de geluidbelasting op de grens van de woonwagenstandplaats te beperken wordt de geluidbelasting op dewoonwagen zelf ook beperkt. Daaromwordt in de Wet geluidhinder eenwoonwagen niet afzonderlijk aangewezen als een geluidsgevoelige bestemming.

Verblijfsruimten 

 

− ruimten binnen een woning voor zo ver deze gebruikt worden als slaap- woon of eetkamer of voor een zodanig gebruik bestemd zijn. Alsmede keukens met eenoppervlakte van ten minste 11 m2;− leslokalen en theorielokalen vanonderwijsgebouwen;− onderzoeks- en behandelingsruimtenvan ziekenhuizen en verpleeghuizen;− onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2 van het Besluitgeluidhinder;− ruimten voor patiëntenhuisvesting,alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.

 

Het toetsen van de geluidsniveaus ingeluidsgevoelige bestemmingen vindtplaats in de geluidsgevoelige ruimten. 

Voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden 2

WegverkeerlawaaiVoor woningbouw binnen de geluidszones van een bestaande weg en bij de aanleg van een nieuwe weg langs bestaande woningen gelden de in tabel II.1 genoemde voorkeursgrenswaarden en hoogst toelaatbare ontheffingswaarden.Tabel II.1: Grenswaarden wegverkeerlawaai 

Situatie

voorkuersgrenswaarde

Hoogst toelaatbare ontheffing

Nieuwe woning/bestaande weg

Nieuw te bouwen woning 

48 dB

Stedelijk: 63 dBBuitenstedelijk: 53 dB

Nieuw te bouwen agrarischebedrijfswoning

48 dB

Stedelijk: n.v.t. Buitenstedelijk: 58 dB

Vervangende nieuwbouw

48 dB

Stedelijk: 68 dBLangs autosnelweg 63 dBBuiten bebouwde kom: 58 dB

 

Bestaande woning/ nieuwe weg

Bestaande woning

48 dB

Stedelijk: 63 dBBuitenstedelijk: 58 dB

Gelijktijding met de wegaanleg tebouwen woning

48 dB

Stedelijk: 58 dB Buitenstedelijk: 53 dB

ReconstructieVoor situaties waarin sprake is van reconstructie van een weg of wegen gelden andere grenswaarden. In tabel II.2 zijn de voorkeursgrenswaarden en hoogst toelaatbare ontheffingwaarden voor reconstructiesituaties gegeven.Tabel II.2: Grenswaarden reconstructie wegverkeer 

Situatie

Voorkeursgrenswaarde

Hoogst toelaatbare ontheffing

Heersende geluidsbelasting , 48 dB

48 dB

-

Eerder een hogere waardevastgesteld en heersendegeluidsbelasting van meer dan 48 dB

Laagste van: de heersende waardevoor reconstructie vastgesteldewaarde

Stedelijk: 63 dBBuitenstedelijk: 58 dB

Niet eerder is een hogere waardevastgesteld en heersendegeluidsbelasting tussen 48 en 53

De heersende waarde vóórreconstructie

Stedelijk: 63 dB Buitenstedelijk: 58 dB

Eerder is een hogere waardevastgesteld in het kader vansanering (art. 90 Wgh)

Vastgestelde hogere waarde

Stedelijk: 68 dBBuitenstedelijk: 68 dB

Niet eerder is een hoger waardevastgestel en heersendegeluidsbelasting van meer dan 53 dB (=saneringssituatie)

53 dB

Stedelijk: 68 dBBuitenstedelijk: 68 dB

andere geluidsgevoelige gebouwen, andere gezondheidszorggebouwen en terreinen kunnen de volgende grenswaarden worden gesteld zoals opgenomen in tabel II.3. Voor reconstructiesituaties gelden de niveaus in tabel II.4.Tabel II.3: Grenswaarden wegverkeerslawaai 

Situatie

Voorkeursgrenswaarde

Hoogst toelaatbare ontheffing

Onderwijsgebouwen, ziekenhuizenof verpleeghuizen 

48 dB 

Stedelijk: 63 dB Buitenstedelijk: 58 dB(A) 

Andere gezondheidszorggebouwen(art. 1.2 Wgh) 

48 dB 

53 dB bij nieuwe bestemming 58 dB bij aanleg/wijziging van deweg 

woonwagenstandplaatsen 

48 dB 

53 dB 

Andere geluidsgevoelige terreinendan woonwagenstandplaatsen 

53 dB 

58 dB 

Tabel II.4: Grenswaarden reconstructie wegverkeer 

Situatie

voorkeursgrenswaarde

Hoogst toelaatbare ontheffing

Andere geluidsgevoelige gebouwen

Heersende geluidsbelasting ≤ 48 dB

Heersende waarde

Verhoging maximaal 5 dB

Niet eerder hogere waardevastgesteld en heersend van meer dan 48

 

 

Onderwijsgebouwen, ziekenhuizenof verpleeghuizen

 

68 dB

Andere gezondheidszorggebouwen(art. 1.2 Wgh)

 

58 dB

Eerder hogere waarde vastgesteld ofheersende waarde ≤ 53 dB

Laagste van de heersende waarde ofde eerder vastgestelde waarde

 

Onderwijsgebouwen, ziekenhuizenof verpleeghuizen

 

Stedelijk: 63 dB Buitenstedelijk: 58 dB

Andere gezondheidszorggebouwen(art. 1.2 Wgh)

 

53 dB

Eerder hogere waarde vastgesteld enheersende waarde van meer dan 53 dB

Laagste van de heersende waarde ofde eerder vastgestelde waarde

 

Onderwijsgebouwen, ziekenhuizenof verpleeghuizen

 

68 dB

Andere gezondheidszorggebouwen(art. 1.2 Wgh)

 

58 dB

Eerder was hoger waardevastgesteld van meer dan voornoemde hoogsttoelaatbare ontheffingen

Laagste van de heersende waarde ofde eerder vastgestelde waarde

Eerder vastgestelde waarden. 

Geluidsgevoelige terreinen

Heersende geluidsbelasting ≤ 53

53 

Verhoging maximaal 5 dB(A) totmaximaal:

Woonwagenstandplaatsen

 

53 dB

Andere geluidsgevoelige terreinen

 

68 dB

RailverkeerslawaaiIn tabel II.5 zijn de voorkeursgrenswaarden en hoogst toelaatbare waarden opgenomen voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de geluidszone van een spoorlijn en bij de aanleg van een nieuwe spoorlijn langs bestaande woningen.Tabel II.5: Grenswaarden railverkeerlawaai 

Situatie

Voorkeursgrenswaarde

Hoogst toelaatbare ontheffing

Nieuwe woningen langs bestaandespoorlijn

55

68

Te wijzigen spoorlijn langsbestaande woningen

55

71 of eerder vastgestelde waarde alsdeze hoger is

Ander geluidsgevoelige gebouwen

53

68

Geluidsgevoelige terreinen

55

68

IndustrielawaaiVoor situaties die kunnen voorkomen voor bestaande en nieuwe industrieterreinen zijn in tabel II.6 de voorkeursgrenswaarde en hoogst toelaatbare ontheffingswaarden opgenomen.Tabel II.6: Grenswaarden industrielawaaiSituatie                              Voorkeursgrenswaarde                             Hoogst toelaatbare ontheffing

Bestaand industrieterrein

Woning geprojecteerdHuidige geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A)

50 dB(A)

55 dB(A)

Woning geprojecteerdHuidige geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A)

55 dB(A)

55 dB(A)

Woning in aanbouw of aanwezigHuidige geluidsbelasting minder dan 50 dB(A)

50 dB(A)

60 dB(A)

Woning in aanbouw of aanwezigHuidige geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A)

55 dB(A)

60 dB(A)

Woning in aanbouw of aanwezigHuidige geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A)

55 dB(A)

65 dB(A)

Woning nieuw te projecteren

50 dB(A)

55 dB(A)

Woning nieuw te projecteren(vervangende nieuwbouw)

50 dB(A)

65 dB(A)

Andere geluidsgevoelige gebouwen enterreinen

50 dB(A)

55 dB(A) voor geluidsgevoelige terreinen en anderegezondheidsgebouwen;60 dB(A) voor onderwijsgebouwen,ziekenhuizen en verpleeghuizen

Nieuw industrieterrein

 

 

Geprojecteerde of nieuw te projecteren(ook met besluit tot vrijstelling ex. Art.19 WRO)

50 dB(A)

55 dB(A)

In aanbouw of aanwezig

50 dB(A)

60 dB(A)

Andere geluidsgevoelige gebouwen enterreinen

50 dB(A)

55 dB(A) voor geluidsgevoelige terreinen en anderegezondheidsgebouwen;60 dB(A) voor onderwijsgebouwen,ziekenhuizen en verpleeghuizen