Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidskader maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidskader maatschappelijke ondersteuning

BELEIDSKADER                                       MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING                                                        Welzijn en Zorg                                                    GEMEENTE GRAVE

Februari 2006.Inhoud

1. Inleiding 1.1 De aanleiding 1.2 Lokaal beleid  2. Doelstelling van het Gemeentelijke Beleid Maatschappelijke     Ondersteuning2.1 De positie van de gemeenten 2.2 Lokaal beleid Maatschappelijke Ondersteuning 3. De inhoud van het beleid maatschappelijke ondersteuning 3.1 De vier Beleidsdoelen van het gemeentelijke MO beleid 3.2 De instrumenten 3.3 Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)3.4 Gemeentelijke taken en de bekostiging 4. De bekostiging van het beleid Maatschappelijke Ondersteuning 4.1 Prioriteiten 4.2 Subsidiesystematiek 5. Beleidsterreinen 5.1 Het beleidsterrein Zorg 5.2 Het beleidsterrein Jeugd en Jongeren 5.3 Het beleidsterrein Ouderen 5.4 Het beleidsterrein Sport 5.5 Het beleidsterrein Kunstzinnige vorming en kunstbeoefening       door amateurs 5.6 Het beleidsterrein cultuur, musea en monumenten 5.7 Het beleidsterrein vorming, educatie en media 5.8 Het beleidsterrein integratie (nieuwkomers / minderheden) 5.9 Overig gemeentelijk beleid

Hoofdstuk 1 INLEIDING

Artikel 1.1 De aanleiding

Politieke besluitvormers, belanghebbenden en beleidsambtenaren van de gemeente Grave zijn klip en klaar van mening dat een herijking van het welzijn – en subsidiebeleid noodzakelijk is. Deze herijking heeft te maken met drie thema’s die al geruime tijd onderwerp van discussie zijn:

  • 1.

    Herijken van de inhoud van het beleid door het formuleren van een beleidsvisie en beleidsdoelstellingen die gezamenlijk het Beleidskader voor de komende jaren vormen.

  • 2.

    Herijking van de uitvoering van het beleid: de inhoud en de wijze van subsidiëren om het beleid en de beleidsdoelen te realiseren door middel van subsidiebeleid.

  • 3.

    Inhoud en uitvoering van het beleid in lijn brengen met wet – en regelgeving: de Algemene wet bestuursrecht, waaronder de 4e tranche, de gemeentewet, jurisprudentie en het dualisme.

Het Beleidskader, waarin de gemeentelijke beleidsvisie, beleidsdoelen en subsidiebeleid zijn vastgelegd, wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Het college van burgemeester en wethouders is belast met de uitvoering en realisering van het door de Raad vastgestelde beleid. Het college stelt Beleidsregels vast om aan de uitvoering vorm en structuur te geven. Jaarlijks brengt het college aan de raad hierover verslag uit. Daarmee wordt voldaan aan het duaal stelsel.De gemeente Grave bestaat uit 4 woonkernen en telt per 1 januari 2006 12.862 inwoners. Hoe klein de gemeente – relatief gezien – ook is, de zorgen van en voor haar inwoners zijn er niet minder om in het dagelijks bestaan. Dit dagelijks bestaan kent vele facetten waar ook de gemeente direct en indirect mee te maken heeft. De gemeente Grave vindt een evenwicht tussen economische -, fysieke en sociale aangelegenheden belangrijk om de kwaliteit van de samenleving op peil te houden en te bevorderen. De bijzondere kenmerken van de gemeente zijn mede bepalend voor het gemeentelijk beleid en de uitvoering.

Artikel 1.2 Lokaal beleid

Tot nu toe ondersteunt de gemeente met financiële middelen een veelvoud aan voorzieningen en activiteiten op de terreinen welzijn en zorg. Nu de gemeente subsidie wil inzetten als instrument om welzijns- en gezondheidsdoelen te realiseren, is ook hier beleidsanalyse en verandering van beleid noodzakelijk. De argumenten:

  • 1.

    Veranderende behoefte van de burger.

  • 2.

    De Wet Maatschappelijke Ondersteuning .

  • 3.

    Een zo doelmatig en efficiënt mogelijke inzet van de (financiële) middelen.

Inspelen op de veranderende behoeften van de burger betekent aandacht hebben voor vraaggericht aanbieden van activiteiten, producten en diensten door maatschappelijke organisaties, instellingen en verenigingen. Voor de gemeente betekent dat adequaat en gericht reageren op vragen. Vraaggericht werken betekent niet: ‘u vraagt en wij subsidiëren’. Het is en blijft belangrijk evenwicht te vinden tussen de beschikbare euro’s zoals opgenomen in de gemeentebegroting, én de keuze van bekostiging of financiële ondersteuning van voorzieningen en activiteiten ten behoeve van de inwoners van de gemeente. Juist om die keuzes goed te kunnen maken, is het noodzakelijk de stand van zaken tegen het licht te houden en opnieuw te wegen op de noodzakelijkheid en/of wenselijkheid van gemeentelijke ondersteuning. Dat vraagt om de formulering van een nieuwe visie die past in deze tijd en rekening houdt met ‘aanstormende’ nieuwe wetgeving en een krimpend budget.

Hoofdstuk 2 DOELSTELLING VAN HET GEMEENTELIJK BELEID MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Artikel 2.1 De positie van de gemeente

De Wet maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) vervangt de Welzijnswet en een aantal zorgwetten of delen daarvan. Maatschappelijke ondersteuning verenigt onder één noemer gemeentelijke welzijn en bepaalde zorgtaken. Een betere samenhang tussen de beleidsterreinen is mogelijk. Een bredere benadering sluit beter aan op de ontwikkelingen in de Graafse samenleving, die op haar beurt weer wordt beïnvloed door landelijke en regionale besluiten. Monitoring en evaluatie van in gang gezet beleid is voortdurend nodig om na te gaan of het MO-beleid (nog) aansluit op de behoeften van de burgers. Dit bevordert vraaggericht beleid en maatwerk in de uitvoering.De gemeente is niet verantwoordelijk voor alles. In eerste instantie zijn mensen verantwoordelijk voor zichzelf, voor mensen om hen heen en indirect voor de bijdrage aan de eigen woon– en leefomgeving, de buurt, het dorp en de gemeente. De gemeente schept voorwaarden om te bevorderen dat de inwoners van alle woonkernen op een volwaardige en zelfstandige wijze kunnen deelnemen aan de samenleving en daar of daardoor hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen en zelfstandig keuzes kunnen maken.De gemeente heeft hierbij een drietal taken:■ Faciliteren:De gemeente schept voorwaarden om het functioneren van ‘algemene voorzieningen’ toegankelijk te maken voor alle burgers. De gemeente schept voorwaarden voor specifieke voorzieningen voor burgers die dat nodig hebben om hun zelfredzaamheid te bevorderen en in stand te houden.■ Regisseren:De gemeente bevordert de samenhang in beleidsvorming en beleidsuitvoering; niet alleen binnen de gemeentelijke organisatie zelf, maar ook richting de uitvoerende organisatie. Het doel is het leggen van dwarsverbanden, dus integraal denken en werken. Waar nodig ontplooit de gemeente zelf initiatieven.■ Uitvoeren:De gemeente voert waar nodig en geboden, ook zelf – vaak wettelijk opgedragen – taken uit. Wat betreft de uitvoering van het beleid vraagt de gemeente veelal de inzet van instellingen, organisaties en verenigingen.Handhaving en toezichtDe gemeente ziet toe of de bedongen activiteiten en prestaties ook werkelijk worden/zijn gerealiseerd. ‘Weten, meten en zien’, dat met de door de gemeente verleende subsidies de verlangde resultaten en prestaties worden gehaald. De gemeente hanteert regels voor subsidiëring die eenvoudig en eenduidig zijn omschreven en ook in de uitvoering toepasbaar zijn, zowel voor de gemeente als voor de instellingen (en andere belanghebbenden).Interne gemeentelijke rolverdelingDe gemeente, dus het gemeentebestuur is één orgaan. Binnen de bestuurlijke organisatie hebben de Raad en het College een eigen rol en verantwoordelijkheden; kortweg aangeduid met ‘dualisering’. Het duaal stelsel regelt de taak – en rolverdeling als volgt:• De Raad stelt de beleidskaders en daarmee de beleidsdoelen vast. • Het College voert binnen de gestelde kaders en doelen het beleid   vervolgens uit door het maken van concrete afspraken met de   organisaties die daarvoor in aanmerking komen.• Het College ziet toe op de feitelijke uitvoering   van de geleverde producten, diensten,   activiteiten en prestaties door middel van vaststelling /  afrekening van subsidies.• Het college legt verantwoording af aan de raad over de   bereikte beleidsdoelen   (jaarverslag).

Artikel 2.2 Lokaal beleid Maatschappelijke Ondersteuning

De visie van de gemeente Grave is gebaseerd op het uitgangspunt dat iedere burger zelf verantwoordelijk is voor (de inrichting van) zijn leven en in die zin in principe in staat is eigen keuzes te maken. Of het gemeentelijk beleid nu aansluit op de Welzijnswet en Zorgwetten, dan wel de Wet Maatschappelijke Ondersteuning als richtsnoer heeft, de uitgangspunten blijven gelijk. Het beleid is gericht op:

  • 1.

    Het bevorderen van de sociale samenhang:De inwoners van de gemeente moeten de mogelijkheid hebben om in hun leefomgeving / gemeente deel te nemen aan activiteiten en sociale verbanden en waar nodig en gewenst gebruik te maken van ‘algemeen toegankelijke’ voorzieningen. We noemen dit een algemeen voorzieningenbeleid.

  • 2.

    Het vergroten van de kansen van kwetsbare groepen om deel te kunnen nemen aan de samenleving. Het gaat hier om achterstandsbestrijding. We noemen dit een gericht voorzieningen beleid.

  • 3.

    Het signaleren van lacunes:Signaleren van lacunes in het beleid betekent met de beschikbare middelen initiatieven nemen om leemten weg te nemen. We noemen dit ontwikkelingsbeleid.

Het beleid kenmerkt zich door zowel aandacht te besteden aan algemeen beleid, als aan beleid dat zich richt op het voorkomen of herstellen van achterstanden. Het beleid is dus niet a-priori probleemgericht. Het heeft ook een sterk preventief karakter, overeenkomstig het algemeen welzijn – en zorgbeleid, de belangrijke onderdelen (pijlers) van het MO-beleid. Ons beleid komt tot stand door de inzet van verschillende werksoorten, die zijn samengebald in benoemde ‘beleidsterreinen’. Hierbij wordt aangetekend dat het voor MO–beleid kenmerkend is dat het, ook in de uitvoering, vaak complementair is aan andere (gemeentelijke) beleidsterreinen (zoals volkshuisvesting, ruimtelijke ordening, milieu). Dit stelt hoge eisen aan een integrale benadering van activiteiten zowel binnen het gemeentelijk beleid als daarbuiten.Het gemeentelijk beleid kenmerkt zich door:► Integraal en samenhangend karakter Geen geïsoleerd welzijn en zorgbeleid, maar door samenwerking integraal beleid bewerkstelligen met verwante beleidsterreinen (onder meer onderwijs, sociale zaken, economische -, ruimtelijke - en vastgoedzaken).► Vraaggericht De gemeente zoekt aansluiting bij wat mensen in hun sociaal functioneren en in hun leefomgeving nodig hebben; zowel in een ‘normale’ situatie als in een problematische situatie.► Algemene voorzieningen Dit zijn voorzieningen die voorzien in de behoeften van alle burgers om op een aanvaardbaar niveau te kunnen leven en wonen in de gemeente (algemeen voorzieningenbeleid).► Specifiek aanbod Dit zijn voorzieningen die speciaal bedoeld zijn voor degenen die zichzelf (tijdelijk) niet goed kunnen redden en problemen hebben om zelfstandig te kunnen functioneren (gericht voorzieningenbeleid).► Ontwikkelingsbeleid De gemeente neemt initiatieven om gesignaleerde tekorten en omissies weg te nemen.► Aandachtsgroepen De volgende groepen inwoners krijgen extra aandacht binnen het MO-beleid: - jeugdleden van verenigingen- kaderleden van verenigingen We noemen deze aandacht:‘speerpuntenbeleid’Samenvattend en concluderend kan gesteld worden, dat het beleid van de gemeente Grave zich concentreert op drie centrale thema’s: sociale samenhang, participatie en zelfstandigheid. Het zijn dan ook deze thema’s die in de hoofdstukken 3, 4 en 5 nader zijn uitgewerkt.

Hoofdstuk 3 DE INHOUD VAN HET BELEID MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Artikel 3.1 De vier Beleidsdoelen van het gemeentelijk MO-beleid

De doelstelling van het gemeentelijk MO-beleid is:* De inwoners van de gemeente Grave in staat stellen zoveel    mogelijk zelfstandig te functioneren; het voorkomen en    verminderen van achterstandssituaties en sociaal isolement;* Bevorderen dat de inwoners zich kunnen ontplooien en hun    vaardigheden kunnen ontwikkelen;* De leefbaarheid in de woonkernen in stand houden en waar    mogelijk en noodzakelijk te verbeteren;* Bevorderen dat alle inwoners aan activiteiten op het gebied    van ontmoeting en ontspanning kunnen deelnemen.Deze vier segmenten vormen samen de doelstelling van het MO-beleid. We noemen deze vier onderdelen: beleidsdoelen.Om deze beleidsdoelen te bereiken zal de gemeente voorwaarden scheppen om te bevorderen dat:* Iedere bewoner van de gemeente Grave bij hem of haar passende    kansen krijgt om aan het maatschappelijk leven deel te nemen en   daardoor in staat wordt gesteld zijn of haar kwaliteit van bestaan    te verhogen;* Voorzieningen treffen die burgers in staat stellen zich (verder) te    ontwikkelen;* De leefbaarheid in de woonkernen bevorderen, in samenhang en    aanvullend op ander te voeren gemeentelijk beleid;* De participatie van burgers binnen de (woonkernen van de)    gemeente bevorderen door activiteiten die gericht zijn op    ontmoeting en ontspanning.Hierin liggen de volgende accenten besloten:► De realisatie en beheer van accommodaties;► Het in stand houden en waar mogelijk ontwikkelen van vrijwilligersbeleid;► Het realiseren van instellingen of een complete werksoort;► Speerpuntenbeleid (het ondersteunen en beschermen van bepaalde groepen burgers);► Het signaleren van leemtes binnen het MO-beleid, en het opheffen hiervan.Leefbaarheid is een belangrijk sleutelwoord voor de gemeente Grave. Door de inzet van wijk– en buurtbeheer én wijk– en dorpsraden blijft het streven van de gemeente om een omgeving te zijn waar het aantrekkelijk is om te wonen en te verblijven, met voorzieningen die goed bereikbaar en toegankelijk zijn. Veel inwoners van de gemeente Grave voelen zich sterk sociaal verbonden met hun buurt en de dorpen en zetten zich in om samen met de gemeente de woonkernen leefbaar en veilig te houden. Als het aan de gemeente Grave ligt, blijft dit zo.Ook met activiteiten op het gebied van cultuur, sport, festiviteiten en manifestaties in de eigen kern zetten veel burgers zich belangeloos in. Ook het verenigingsleven draagt bij om de leefbaarheid in de dorpen en buurten te behouden en de sociale cohesie te bevorderen. Als het aan de gemeente Grave ligt, blijft dit zo.Om de beleidsdoelen te realiseren is het naast de eerder genoemde integrale aanpak noodzakelijk, dat de gemeente beleidsprioriteiten stelt om een doelmatige inzet van middelen te bevorderen.

Artikel 3.2 De instrumenten

De instrumenten om de Beleidsdoelen te realiseren zijn:• Het subsidiebeleid.• Het accommodatiebeleid.• Het vrijwilligersbeleid.• Wijk – en dorpsgericht werken.De instrumenten en de methodiek zijn de basisvoorwaarden die realisering van de beleidsdoelen mogelijk maken, en dragen in hoge mate bij aan het goed functioneren van voorzieningen voor en door de inwoners van de gemeente’.Het subsidiebeleid krijgt in het volgende hoofdstuk ruime aandacht, omdat een beleidskader in het algemeen, en ditbeleidskader in het bijzonder, kaderstellend is voor het subsidiebeleid.Het accommodatiebeleid gaat over de betrokkenheid van de gemeente bij het realiseren en instandhouden van accommodaties. Het gemeentelijke engagement is groot. De rechtvaardiging daarvan ligt vooral in het maatschappelijk nut van deze voorzieningen. Zonder inmenging van gemeenten komen accommodaties niet of moeilijk van de grond. Accommodaties zijn een belangrijke voorwaarde voor het functioneren en uitvoeren van tal van activiteiten en voorzieningen van onze samenleving. De gemeente maakt het mogelijk dat veel voorzieningen en activiteiten op een goed niveau kunnen functioneren en uitgevoerd worden.Het vrijwilligersbeleid omvat de vrijwilligers en het vrijwilligerswerk. Vrijwilligers zijn onmisbaar voor de realisering van de gemeentelijke beleidsdoelen. Veel activiteiten worden gerealiseerd dankzij de vrijwillige inzet van veel burgers. Dat is belangrijk voor onze samenleving en vormt een stevige basis voor zinvolle en noodzakelijke activiteiten.Wijk– of dorpsgericht werken, ook wel gebiedgericht werken genoemd is geen specifiek beleidsterrein, maar het instrument om op methodische en doordachte wijze de leefbaarheid in buurten en dorpen te bevorderen en te behouden. Wat bedoeld wordt met ‘instrument’ is nader beschreven in paragraaf 5.9.

Artikel 3.3 Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo)

Het Regeringsbeleid en wet- en regelgeving heeft directe invloed op gemeentelijk beleid, zeker waar het lokaal welzijn en zorg betreft. Wat de Wmo betreft zijn de belangrijkste aandachtspunten voor de gemeente:

  • a.

    De koppeling van rijks – en gemeente onderdelen op het gebied van zorg, welzijn en wonen

  • b.

    Het leggen van de regierol bij de gemeente

  • c.

    Belangrijke eisen:> ontwikkelen van een samenhangend voorzieningenpakket;> het realiseren van één loket;> organiseren van de betrokkenheid van de burgers;> het vaststellen van een meerjarig Wmo-Beleidskader;> primaat leggen bij de private uitvoering;> zichtbaar en goed verantwoorden.

  • d.

    De koppeling van verschillende financieringsstromen: (Rijksgelden, zorgbudgetten en welzijnsbudgetten van de gemeente etc.).

Artikel 3.4 Gemeentelijke taken en de bekostiging

De via de Wmo toebedeelde taken hebben invloed op de prioriteitsstelling binnen het gemeentelijk beleid, zowel inhoudelijk als financieel. Dat was onder de Welzijnswet en Zorgwetten niet anders. Het probleem is dat nog niet (volledig) vaststaat welke verplichtingen de gemeente definitief toebedeeld krijgt. Evenmin is nog niet (volledig) duidelijk wat de omvang is van het budget dat de gemeente ter beschikking krijgt. Dat kan betekenen dat door de Raad vastgesteld beleid en prioriteiten ter zijner tijd gewijzigd moet worden.Bekostiging en besluitvorming De gemeente wil met de beschikbaar te stellen middelen de sociale infrastructuur minimaal in stand houden en waar nodig en mogelijk versterken. Echter:- De omvang en het niveau van uitvoering wordt bepaald door   de bij wet aan de gemeente opgedragen taken.- Bekostiging (subsidie verlenen) van activiteiten, producten   en diensten zijn in lijn met dit Beleidskader en het gemeentelijk  financieel beleid (het door de gemeenteraad jaarlijks beschikbaar   te stellen budget).De praktische uitvoering■ Bevorderen van een integrale aanpak: meer samenhang, afstemming,   dwarsverbanden en krachtenbundeling aanbrengen tussen welzijn &    zorg en andere sectoren. Dit geldt voor de gemeente intern, tussen    gemeente en instellingen/verenigingen en tussen verenigingen/    instellingen onderling. ■ Doeltreffend, doelmatig en financieel-economisch verantwoord    werken: dit houdt in dat er prioriteiten worden gesteld;    bewerkstelligd door:-  een rangorde aanbrengen binnen het terrein van voorzieningen en    activiteiten met aflopende prioriteit;-  een doelmatige inzet van middelen bevorderen, door eisen te stellen    aan de inrichting van jaarrekeningen en jaarverslagen van instellingen,    én door een normatief subsidiebeleid te formuleren (zie hoofdstuk IV).

Hoofdstuk 4 DE BEKOSTIGING VAN HET BELEID MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Artikel 4.1 Prioriteiten

De beleidsdoelen bieden het te voeren MO beleid een eerste houvast in de afweging welke voorzieningen en activiteiten in ons beleid een plaats dienen te krijgen. Echter, om gericht afwegingen te kunnen maken is het noodzakelijk om binnen het brede terrein van voorzieningen en activiteiten een rangorde aan te brengen met een aflopende prioriteit. Gekozen is voor de volgende rangorde:

  • 1.

    basisvoorzieningen / activiteiten.

  • 2.

    wenselijke voorzieningen / activiteiten.

  • 3.

    incidentele activiteiten.

Basisvoorzieningen / activiteiten zijn die algemene voorzieningen (accommodatie, werksoort of instelling) en/of activiteiten die in principe voor iedere burger of een groot deel daarvan elementair beschikbaar moeten zijn. Wanneer de gemeente vanwege wettelijk opgelegde verplichtingen voorzieningen moet oprichten dan wel in stand houden, is er sprake van een basisvoorziening. In dit Beleidskader is ook één niet wettelijk verplichte voorziening als basisvoorziening aangemerkt. Het betreft hier het peuterspeelzaalwerk. Het gaat hier om gericht beleid waarvoor de gemeente specifiek kiest en dat past binnen de beleidsvrijheid die de gemeente heeft om naast de wettelijke verplichtingen ook eigen keuzes te maken.De kwalificatie basisvoorziening zegt duidelijk iets over de mate en wijze van subsidiëren, aangezien basisvoorzieningen een door de gemeente gewaarborgd pakket impliceren. Dit betekent overigens niet dat per definitie de gemeente het totale pakket van een basisvoorziening subsidieert. In de subsidieovereenkomst (prestatieovereenkomst) zal tot uitdrukking komen welke activiteiten door de gemeente gesubsidieerd worden. De af te geven beschikking zal hiernaar verwijzen.Wenselijke voorzieningen / activiteiten zijn voorzieningen en/of activiteiten, waarvan de gemeente het belangrijk vindt dat deze in stand worden gehouden, of worden georganiseerd. Dat betekent niet dat de gemeente de totale kosten subsidieert. Wenselijke voorzieningen zijn die voorzieningen/activiteiten die niet wettelijk verplicht zijn en vaak grotendeels een vrijblijvend karakter dragen. Wanneer de voorzieningen en activiteiten feitelijk het eigen plezier en ontspanning nastreven, zal zoveel mogelijk het profijtbeginsel worden toegepast. Met name van volwassen burgers wordt verwacht dat zij dan een hogere eigen financiële bijdrage leveren dan de jeugd.Feitelijk behoren de wenselijke voorzieningen niet tot een door de gemeente gewaarborgd pakket. Dit betekent overigens niet dat per definitie deze voorzieningen niet door de gemeente gesubsidieerd kunnen worden. Afhankelijk van beleidsinhoudelijke overwegingen en financiële mogelijkheden zal ook hier sprake zijn van het stellen van prioriteiten. Bij wenselijke voorzieningen / activiteiten ligt de nadruk niet of minder op prestaties, maar meer om ‘samen activiteiten ondernemen en uitvoeren’. Dit bevordert, op ongedwongen wijze, de sociale participatie, emancipatie en ‘integratie’ in de samenleving. Dus feitelijk is de leefbaarheid hiermee gediend.Bij het stellen van prioriteiten behoort ook het speerpuntenbeleid. In het Beleidskader zijn groepen en/of voorzieningen aangeduid als ‘speerpunt in het gemeentelijk MO-beleid’. Vastgelegd wordt in deelnotities of beleidsregels welke groepen/voorzieningen dit betreft en welke activiteiten wel of niet (deels) worden gesubsidieerd.Onderscheid tussen professionele– en vrijwilligersorganisatiesIn dit Beleidskader wordt onderscheid gemaakt tussen ‘ professionele’ organisaties en organisaties die gedragen worden door ‘vrijwilligers’. Een professionele organisatie is een organisatie die het realiseren van bepaalde (gestelde) doelen verwezenlijkt met één of meerdere daartoe opgeleide en betaalde medewerkers. Van deze organisaties worden ‘prestaties’ verlangd. Voor de verleende subsidie (input) wordt op schrift gestelde dienstverlening verlangd, kwaliteit in de uitvoering en toegankelijkheid voor de burgers (output). Een vrijwilligersorganisatie is een organisatie die in sterke mate voor de uitvoering van bepaalde (gestelde) doelen is aangewezen op niet betaalde vrijwilligers. Van deze organisatie worden geen prestaties verlangd in de zin dat zij ranglijsten aanvoeren of concoursen winnen. Hun ‘prestatie’ is toegankelijk zijn voor burgers, samen activiteiten ondernemen en hiermee ‘sociale participatie en integratie’ bevorderen. Een verlangde ’tegenprestatie’ zou kunnen zijn: medewerking verlenen aan bepaalde evenementen in de gemeente.

Artikel 4.2 Subsidiesystematiek

Het gemeentelijk MO–beleid in het algemeen en de in dit Beleidskader genoemde Beleidsdoelen in het bijzonder vormen de basis van het subsidiebeleid. Dat betekent dat de subsidiesystematiek gebruikt wordt als ‘gereedschap om onze Beleidsdoelen’ te verwezenlijken. In lijn met de beleidsdoelen, de geformuleerde uitgangspunten en het benutten van ‘eigen beleidsvrijheid’ is gekozen voor drie subsidievormen.De prestatiesubsidie In de subsidiesystematiek wordt aan basisvoorzieningen de prestatiesubsidie gekoppeld. De prestatiesubsidie heeft de intentie om een relatie te leggen tussen de door de gemeente essentieel geachte activiteiten/resultaten (om gestelde beleidsdoelen te realiseren) en de subsidie. Veelal zal de prestatiesubsidie gekoppeld zijn aan professionele organisaties waar beroepskrachten worden ingezet. Met deze organisaties worden ‘producten – en prestatieovereenkomsten’ afgesloten.De integratiesubsidieAan de wenselijke voorzieningen wordt in de subsidiesystematiek de integratiesubsidie gekoppeld. De integratiesubsidie beoogt de instemming van de gemeente uit te drukken voor bepaalde activiteiten waar niet, of in mindere mate, resultaatgerichte activiteiten worden geëist. Veelal zal de integratiesubsidie gekoppeld zijn aan niet-professionele organisaties, instellingen en verenigingen die met name (in hoofdzaak) gedragen worden door vrijwilligers. Met ‘integratiesubsidie’ wordt bedoeld dat met deze subsidievorm de sociale participatie en integratie in de samenleving wordt bevorderd.Incidentele subsidieIncidentele subsidie kan worden toegekend bij nieuwe en/of éénmalige activiteiten en evenementen die bijdragen aan de gemeentelijke beleidsdoelen. Het kunnen activiteiten betreffen van organisaties waar de gemeente wel of (nog) geen subsidierelatie mee heeft. Ook projecten, manifestaties en recreatie vallen hier onder (zie: onder het ‘kopje’: nieuwe ontwikkelingen en eenmalige activiteiten in dit hoofdstuk). Bovendien kan incidentele subsidie worden toegekend aan een niet ‘rechtspersoon’, dus aan een groep natuurlijke personen die in het kader van het gemeentelijk beleid, een activiteit organiseren en uitvoeren. Het gaat dat om eenmalig subsidie verlenen; krijgt de activiteit een permanent (steeds terugkerend) karakter, dan is oprichting van een rechtspersoon noodzakelijk.Het profijtbeginselWat de bekostiging van aangeboden activiteiten betreft, is het een stelregel dat een redelijke bijdrage van de gebruikers wordt gevraagd. Of de bijdrage in contributie, entree of anderszins als redelijk beoordeeld wordt, kan invloed hebben op de hoogte van de subsidie. Naarmate een activiteit meer gericht is op eigen plezier, tijdverdrijf en ontspanning voor volwassenen, weegt het profijtbeginsel zwaarder mee en wordt een hogere eigen bijdrage redelijk geacht (met eventuele uitzondering van groepen die zijn aangemerkt als speerpunt binnen het gemeentelijk MO – beleid). Het profijtbeginsel wordt meer toegepast op de wenselijke activiteiten dan op de basisactiviteiten. De basisactiviteiten zijn niet of in mindere mate gericht op eigen plezier en ontspanning. De basisactiviteiten zijn door het rijk aan gemeenten opgedragen taken en door politieke keuzes van de gemeente zelf tot basisvoorziening/activiteit benoemd.Met het begrip ‘profijtbeginsel’ wordt niet a-priori bedoeld dat de gebruiker kostendekkend betaalt. Wel wordt bedoeld, dat een eigen bijdrage gevraagd wordt.SpeerpuntenbeleidEen aantal activiteiten en voorzieningen kunnen binnen het algemeen MO – beleid extra aandacht krijgen. Dat kan voor een periode, zittingsduur van de raad, of langere tijd. We noemen deze onderwerpen: speerpunten. Speerpunten zijn geformuleerde gemeentelijke beleidsprioriteiten, die in deelnotities of door raadsbesluiten, in het beleid extra aandacht krijgen. De periode van deze extra aandacht wordt bepaald door de raad.Als speerpunt is aangemerkt: • jeugd – en jongerenIn het gemeentelijk jeugd – en jongerenbeleid staat centraal: > Het bieden van ontplooiingsmogelijkheden;> Het bevorderen van gemeenschapszin;> De participatie in maatschappelijke – en sociale verbanden;> Het beteugelen van overlast.• vrijwilligers In het gemeentelijk vrijwilligersbeleid staat centraal:> het belang van het bevorderen en in stand houden van de sociale cohesie van, en integratie in de samenleving. In dit verband gaat het dan om verenigingen die door het aanbieden van activiteiten burgers de mogelijkheid geven ‘mee te doen’ en hiermee integratie in de samenleving bevorderen.

Nieuwe ontwikkelingen / eenmalige activiteitenHet formuleren en vaststellen van een Beleidskader MO wil niet zeggen, dat de gemeente geen open oog heeft voor nieuwe ontwikkelingen of ruimte wil bieden aan vernieuwende of eenmalige activiteiten. Binnen het beschikbare budget moeten verschuivingen mogelijk zijn (oud beleid vervangen door nieuw beleid); bijvoorbeeld doordat wensen uit de bevolking en/of nut en doelmatigheid dit noodzakelijk maken. Ombuigingen en nieuw beleid moeten worden gecommuniceerd en afgewogen. De gemeenteraad moet voluit gebruik kunnen maken van haar beleidsvrijheid om ten aanzien van subsidiëring politieke keuzes te maken. Dat kan echter niet blanco. Een Beleidskader MO, de juridische basis en daarop gestoelde algemene uitgangspunten en ook de beginselen van de werking van lokaal openbaar bestuur, spelen een rol. Om eenmalige activiteiten in het lopende begrotingsjaar, na zorgvuldige afweging, toch mogelijk te maken door bij te dragen in de kosten, zal het College de gemeenteraad voorstellen jaarlijks een stelpost in de gemeentelijke begroting op te nemen onder de noemer ‘eenmalige activiteiten’. Eenmalige activiteiten moeten wel passen binnen het Beleidskader.

Hoofdstuk 5 DE BELEIDSTERREINEN

InleidingHet gemeentelijk MO–beleid (Zorg en Welzijn) kent, zoals in het vorige hoofdstuk beschreven, twee voorzieningenniveaus: basisvoorziening en wenselijke voorziening. Beide voorzieningen dragen bij tot het realiseren van het gemeentelijk MO-beleid. Voor het concreet realiseren van de Beleidsdoelen van het gemeentelijk beleid is het gemeentelijk voorzieningenpakket ingedeeld in beleidsterreinen. Per beleidsterrein wordt kort een definiëring gegeven en vervolgens het beleid van de gemeente Grave beschreven. In hoofdlijnen staat vermeld welke activiteiten en/of resultaten de gemeente noodzakelijk (het wettelijk verplichte pakket), dan wel wenselijk vindt en men respectievelijk wil subsidiëren. De verdere uitwerking van ieder beleidsterrein zal plaatsvinden in een deelnotitie.De beleidsterreinen zijn als volgt ingedeeld:Onder “Zorg” valt:

  • 1.

    Zorg en gehandicaptenOnder Welzijn valt:

  • 2.

    Jeugd en jongeren.

  • 3.

    Ouderen.

  • 4.

    Sport.

  • 5.

    Kunstzinnige vorming en kunstbeoefening door amateurs.

  • 6.

    Cultuur, musea en monumenten

  • 7.

    Vorming en educatie.

  • 8.

    Integratie (nieuwkomers en minderheden).

  • 9.

    Overig gemeentelijk beleid.

De acht beleidsterreinen vormen samen het gemeentelijk MO-beleid.

Artikel 5.1 Het beleidsterrein zorg

Definiëring van het beleidsterreinZorg en gehandicaptenOnder Zorg wordt verstaan al die activiteiten waarvoor de gemeente (mede-) verantwoordelijkheid draagt die zich richten op het voorkomen van het ontstaan van lichamelijke en/of geestelijke gezondheidsklachten (de preventieve zorg) en/of het wegnemen/verbeteren van lichamelijke en/of geestelijke gezondheidsklachten (de curatieve zorg).Preventieve zorg Preventieve zorg is gericht op het invloed uitoefenen op het denken en doen van mensen, zodat een beroep op de curatieve zorg wordt voorkomen, dan wel verminderd of uitgesteld;Curatieve zorg Curatieve zorg is er op gericht om mensen die moeilijk meer voor zichzelf kunnen zorgen op enigerlei wijze hulp te bieden of te ondersteunen.Zelfhulpgroepen en belangenverenigingen, zoals specifieke patiëntenverenigingen, vallen hier niet onder. In dit beleidsterrein is de zorg voor het algemeen belang ondergebracht: de voorzieningen moeten toegankelijk zijn voor alle bewoners.Het beleid (waarom subsidiëren dan wel bekostigen)Een goede gezondheid is belangrijk voor iedere burger. Mede dankzij een goede gezondheid wordt de burger in staat gesteld volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Iedereen is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de eigen gezondheid. Maar er zijn ook oorzaken die de gezondheid beïnvloeden, en waar de burger zelf niets aan kan doen. De gemeente heeft daarom via de: Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) een belangrijke rol in het bewaken en beschermen en verbeteren van de volksgezondheid.De gemeente Grave wil dat alle inwoners gelijke kansen op een goede gezondheid hebben. Om dit te bereiken is een relatie leggen en samenwerking bevorderen tussen volksgezondheid en andere beleidsterreinen zoals sport, planologische ontwikkeling, sociale zaken, en onderwijs erg belangrijk.Zorgactiviteiten waarvoor een wettelijke verplichting bestaat:• De Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid draagt   de gemeente op om de collectieve preventie te bevorderen,   maar ook de zorg voor de afstemming tussen preventieve –   en curatieve zorg.

In paragraaf 2 van de WCPV is in artikel 5 geregeld en vastgelegd dat: ‘ter uitvoering van bij- of krachtens deze wet opgedragen taken de gemeenteraden zorgdragen voor de instelling en instandhouding van gemeentelijke gezondheidsdiensten (lid 1). De gemeente Grave heeft door middel van een ‘gemeenschappelijke regeling’ de taken van het basispakket opgedragen aan de GGD Hart voor Brabant. Door deze regeling zijn er afspraken over de invulling van het uniform deel, maar ook over het maatwerk deel.Gelet op de in de wet neergelegde verplichting (de artikelen 3a, 3b, 5, 5a, en 6) zijn er gemeentelijke taken en verplichtingen. Bovendien wordt de uitvoering van bedoelde verplichtingen bekostigd door de deelnemende gemeenten, waaronder de gemeente Grave. Daarom maken de in de Wet genoemde taken deel uit van het beleidskader.Op grond van de wettelijke verplichting: een basisvoorziening. Op grond van de ‘gemeenschappelijke regeling’ en de daaruit voortvloeiende afspraken: een basisvoorziening.

De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) heeft tot doel het bevorderen en beschermen van de lichamelijke en cognitieve, sociale en geestelijke gezondheid en ontwikkeling van alle jeugdigen. Het streven is verschillen in gezondheid te verkleinen en iedereen gelijke kansen op gezondheid te bieden. De doelgroep van de JGZ zijn kinderen en jeugdigen van 0 – tot 19 jaar en hun ouders. Daarnaast richt de JGZ zich op intermediaire doelgroepen, zoals scholen en gemeenten. Aan risico-individuen en – groepen wordt extra aandacht gegeven.Het basispakket JGZ bestaat uit een uniform deel en een maatwerk deel. Het uniform deel van het basispakket bestaat uit producten die gevraagd en ongevraagd op gestandaardiseerde wijze aan kinderen van een bepaalde leeftijd moet worden aangeboden. Het maatwerkdeel van het pakket moet ook worden aangeboden, maar de gemeenten zijn vrij in de afstemming van de hoeveelheid zorg op de lokale zorgbehoefte, oftewel de gezondheidssituatie en op de prioriteiten in de gemeente en de regio. De regionale behoeften dan wel de afspraken welke terzake binnen de regio door de deelnemende gemeenten zijn gemaakt zijn bindend. Derhalve maakt ook dit onderdeel van de zorgactiviteiten deel uit van het beleidskader.De JGZ heeft veel raakvlakken met het integraal (gemeentelijk) jeugdbeleid en met de (provinciale) jeugdhulpverlening Jeugdzorg. De JGZ is een onderdeel van het integraal jeugdbeleid van de gemeenten en houdt zich daarbinnen specifiek bezig met de gezondheid van de jeugd.Op grond van de wettelijke verplichting: een basisvoorziening. Op grond van de ‘gemeenschappelijke regeling’ en vigerende afspraken: een basisvoorziening.

• De Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid verplicht gemeenten op grond van Paragraaf 2 lid 2f op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg taken te (doen) verrichten; waaronder in ieder geval ‘het signaleren en bestrijden van risicofactoren’ het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, etc. Voor gemeenten is nadrukkelijk een regierol weggelegd. De gemeente Grave heeft met uitvoerende organisaties een regionaal convenant afgesloten.Op grond van de wettelijke verplichting: een basisvoorziening.De Verslavingszorg kan enerzijds worden gerangschikt onder de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg en anderzijds onder Maatschappelijke Opvang . Dit naar gelang de inzichten van gemeenten en de (aangezochte) uitvoerende instellingen. In de gemeente Grave is sprake van een combinatie verslavingszorg – maatschappelijke opvang. Beide componenten worden gefinancierd middels een doeluitkering van het rijk. Indien deze financiering niet toereikend is, kan indien de noodzaak is aangetoond door de gemeente ‘een aanvullende subsidie’ worden verstrekt. De gemeente heeft voor de uitvoerende taken een convenant met de regiogemeenten Brabant NO.

De verslavingszorg is op grond van de doeluitkering van het Rijk: een basisvoorziening. Dit geldt eveneens voor de maatschappelijke opvang. De (eventueel) extra middelen die worden verstrekt zijn niet wettelijk verplicht, derhalve: een wenselijke voorziening.

De Mantelzorg is de zorg voor zieke familieleden en vrienden. Zeker wanneer er sprake is van langdurige zorg kan dat een zware belasting zijn voor het privéleven . Om te voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken, is het belangrijk dat ze naast de zorg ook andere dingen kunnen doen en er eens een weekend of een week tussenuit kunnen gaan. Veel mantelzorgers kunnen hun inspanningen dan ook alleen volhouden als ze de zorg af en toe eens uit handen kunnen geven aan vrijwilligers of aan de professionele zorg. Een goede afstemming tussen alle betrokkenen is daarbij onmisbaar. Deze zogenoemde ‘respijtzorg’ wordt gedeeltelijk geleverd door vrijwilligers . Een deel kan worden bekostigd uit de AWBZ. Mantelzorg zelf is niet bij de AWBZ ondergebracht. Met de Wet op de maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt de mantelzorg de verantwoordelijkheid van gemeenten. Dan vervalt de subsidieregeling en worden de beschikbare middelen volgens een verdeelsleutel aan gemeenten ter beschikking gesteld.

De mantelzorg is een wenselijke voorziening, en tot de inwerkingtreding van de Wmo bekostigd door de Provincie.Na de inwerkingtreding van de Wmo wordt de mantelzorg aangemerkt ‘als prestatieveld’ voor gemeenten en worden middelen ter bekostiging beschikbaar gesteld. Dan is er sprake van: een basisvoorziening.De Welzijnswet draagt de gemeente een aantal taken op met betrekking tot het welzijn van burgers. Hierbij gaat het ondermeer om maatschappelijke opvang, zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving; het maatschappelijk werk en het ouderenbeleid.Het Algemeen Maatschappelijk Werk biedt naast het basispakket ook maatwerkpakketten aan. Het basispakket is een basisvoorziening; de maatwerkpakketten zijn wenselijke voorzieningen.

■ Op het moment dat de Wmo de genoemde Welzijnswet en    Zorgwetten vervangt is er sprake van prestatievelden;    deze prestatievelden zijn:■ Sociale samenhang en leefbaarheid■ Preventieve ondersteuning aan jongeren■ Informatie, advies en cliëntenondersteuning■ Ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers■ Bevorderen van maatschappelijk verkeer en activering■ Voorzieningen voor mensen met een beperking■ Maatschappelijke opvang■ Openbare GGZ■ VerslavingsbeleidOp grond van een wettelijke verplichting zijn de prestatievelden: een basisvoorziening.SlachtofferhulpSlachtofferhulp biedt na een misdrijf of een ongeluk aan de slachtoffers naast emotionele steun, juridische en praktische adviezen. De terreinen waarop hulp geboden zijn: verkeersongelukken, inbraak, (seksueel) geweld, stalking, beroving en andere vormen van geweld.GehandicaptenzorgHet platform voor mensen met een functiebeperking heeft tot taak het bevorderen van een evenwichtig gehandicaptenbeleid in de gemeente. Het platform geeft daartoe gevraagd en ongevraagd adviezen aan het college. Het college is verplicht wijzigingen en ontwikkelingen in het gehandicaptenbeleid van de gemeente aan het platform voor te leggen en tijdig om advies te vragen, zodat het advies met een reactie van het college hierop tijdig de gemeenteraad bereikt.

Het beleid (waarom) subsidiërenDe activiteiten van Slachtofferhulp voldoen aan enkele gemeentelijke beleidsdoelen: bestaanszekerheid en leefbaarheid.De activiteiten hebben geen wettelijke verplichting; derhalve: een wenselijke voorziening. De activiteiten van het Platform voor mensen met een functiebeperking is een verplicht adviesorgaan.Het oprichten en instandhouden van het platform is een verplichting; de hoogte en de aard van de financiering wordt bepaald door de gemeente; derhalve: een wenselijke voorziening.

Artikel 5.2 Het beleidsterrein jeugd en jongeren

Definiëring van het beleidsterrein Jeugd en jongeren in de leeftijd van 0 – tot 19 jaar vormen een belangrijke doelgroep in de gemeente en stellen specifieke eisen aan de gemeente. Daarom is het nodig dat er voor de jeugd en jongeren voorzieningen op maat zijn waar zij gebruik van kunnen maken. Jongeren hebben recht op een eigen plek in de samenleving. Het is dus van groot belang dat er in hun directe leefomgeving activiteiten worden ondernomen die bijdragen aan het bieden van ontplooiingsmogelijkheden, bevorderen van gemeenschapszin en het participeren in maatschappelijke en sociale verbanden. Het (integraal) gemeentelijk jeugd en jongerenbeleid omvat:• Lokale Jeugdactiviteiten;• Peuterspeelzaalwerk;• Jeugdzorg gericht op hulpverlening;• Bureau Halt (de HALT-afdoeningen);• Regionaal Maatschappelijk Centrum (RMC);• Kindertelefoon;Een speerpunt binnen het gemeentelijk jeugdbeleid is de doelgroep te laten deelnemen aan voorzieningen die beogen een zinvolle vrijetijdsbesteding te bevorderen, zoals sport -, cultuur -, amateurkunst, maar ook het (verder) ontwikkelen van eigentijdse ontmoetingsmogelijkheden waar men zich zelf kan zijn. De gemeente acht het van belang dat er voor de leeftijdsgroep 12 – tot 19 jaar in hun directe leefomgeving een plek is waar zij naar toe kunnen.Het beleid (waarom subsidiëren)Eén van de speerpunten van het gemeentelijk MO-beleid ligt zoals eerder vermeld rond de jeugd en jongeren. Het bieden van ontplooiingsmogelijkheden, het bevorderen van gemeenschapszin en de participatie in maatschappelijke en sociale verbanden, zijn uitgangspunt van beleid. Activiteiten die worden ondernomen in het kader van preventief en/of curatief handelen ter voorkoming van schoolverzuim en vervroegd schoolverlaten worden beschouwd als een basisvoorziening. Daar waar de activiteiten gericht zijn op ontspanning en recreatie is er sprake van een wenselijke voorziening, waarbij in principe het profijtbeginsel kan gelden, onverlet latend de afspraken rondom het speerpuntenbeleid.• Lokale Jeugdactiviteiten zijn speerpunt van gemeentelijk beleid. Lokale verenigingen ontvangen jeugdledensubsidie indien deze organisaties bevorderen dat de jeugdleden participeren in maatschappelijke/sociale verbanden en door activiteiten gemeenschapszin bevorderen.Lokale jeugdactiviteiten in verenigingsverband zijn speerpunt van gemeentebeleid. Jeugdledensubsidie kan worden toegekend conform een vigerende beleidsregel.Het Peuterspeelzaalwerk heeft als belangrijkste functie ‘spelen, ontwikkelen en ontmoeten’: dus het bieden van ontplooiingsmogelijkheden, stimulerende speelgelegenheid en mogelijkheid tot onderlinge ontmoeting van peuters. Hierbij gaat het dan ook om het herkennen van problemen in de ontwikkeling van kinderen (signaleringsfunctie) en het uitwisselen van ervaringen met ouders over de opvoeding van hun kinderen (opvoedingsondersteuning).Het peuterspeelwerk kent geen wettelijke verplichting, maar wordt op grond van de gemeentelijke beleidsvrijheid aangemerkt als: basisvoorziening (raadsbesluit 25 september 2001).• In het kader van de Jeugdzorg richten de activiteiten zich op de wettelijke verplichting. De gemeente investeert in (verdere) deelname in netwerkstructuren.De jeugdzorg is op grond van een wettelijke verplichting: een basisvoorziening.

Regionaal Jeugdbeleid omvatten die voorzieningen en activiteiten die door regionaal opererende organisaties worden uitgevoerd. Hierbij gaat het om:Bureau HaltHalt krijgt jongeren doorverwezen die voor de eerste (of soms tweede) keer zijn aangehouden voor delicten zoals, vernieling, baldadigheid, winkeldiefstal, vroegtijdig afsteken van vuurwerk, enz. Meestal is het de politie die doorverwijst. De jongeren worden samen met hun ouders uitgenodigd voor een eerste gesprek. Hierin bespreken ze wat er is gebeurd en wat de jongere bij HALT te wachten staat. In een tweede gesprek praten ze alleen met de jongere en gaat men meer in op de leefwijze van de jongeren. Uiteindelijk wordt in overleg met de jongere en de ouders/ verzorgers een voorstel geformuleerd voor de strafvervangende werkzaamheden en de eventuele schadevergoeding. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd. Het gaat hier om ‘werken als straf’ als pedagogisch middel.De wettelijke basis voor de HALT-afdoening is neergelegd in artikel 77 e SR (Wetboek van Strafrecht). De opsporingsambtenaar die daartoe door de officier van Justitie is aangewezen, kan na verkregen toestemming van de officier van Justitie aan de verdachte voorstellen dat deze deelneemt aan een project. Hierdoor voorkomt de verdachte toezending van een procesverbaal en vervolging (= afdoening).Voor de HALT-afdoening bestaat geen wettelijke verplichting, derhalve: een wenselijke voorziening.Regionaal Maatschappelijk Centrum (RMC)Het centrum biedt activiteiten op het gebied van jeugd maatschappelijk werk. Voor de gemeente Grave zijn deze activiteiten ‘preventief en curatief handelen ter voorkoming van schoolverzuim en tijdig schoolverlaten’.De aanpak van schoolverzuim en vroegtijdig schoolverlaten is neergelegd in de leerplichtwet. Preventieve ondersteuning is een prestatieveld van de WMO; derhalve: een basisvoorziening.De KindertelefoonDe kindertelefoon is een onderdeel van Jeugdzorg. Hoewel zij werkt onder de vlag van de hulpverlening, staat het aanbod dat de kindertelefoon jongeren biedt, los van deze hulpverlening. Kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen anoniem bij de kindertelefoon terecht met elke denkbare vraag en met elk onderwerp dat ze willen bespreken. Bellers komen met vragen over verliefdheid, seks, uiterlijk en andere onzekerheden, maar ook met moppen, een gezellig kletspraatje of serieuze behoefte aan een goed gesprek over een ingewikkeld en zwaar probleem. Waar het ook om gaat; het mag allemaal. De kindertelefoon is er om jongeren te adviseren, te steunen, waar nodig te stimuleren om hulp te zoeken, maar vooral om heel goed te luisteren. Contacten verlopen alleen telefonisch. Doorverwijzing naar derden (waaronder eventuele jeugdhulpverlening) geschiedt alleen op verzoek van de beller zelf en gegevens over bellers worden op geen enkele manier doorgespeeld naar de hulpverlening. De Kindertelefoonactiviteiten staan los van de Jeugdzorghulpverlening; er bestaat geen wettelijke verplichting. Derhalve: een wenselijke voorziening.

Artikel 5.3 Het beleidsterrein ouderen

Definiëring van dit beleidsterrein Senioren behoren, onder meer door het (steeds) ouder worden van de bevolking, voor wat betreft het gebruik van veel voorzieningen tot het beleidsterrein zorg. Een aantal ontwikkelingen in de maatschappij rechtvaardigt dat deze doelgroep in het gemeentelijk MO-beleid een eigen plaats krijgt.Het beleid (waarom subsidiëren)Het gemeentelijk ouderenbeleid richt zich in hoofdzaak op • Het bevorderen en het behouden van zelfredzaamheid en zelfstandigheid;• Het bevorderen van integratie in maatschappelijke en sociale verbanden,   waaronder het doorbreken van sociaal isolement.Informatie en Advies De informatie en adviesfunctie dient om het welzijn van ouderen te bevorderen en in stand te houden.Op grond van de Welzijnswet zijn gemeenten verplicht de zelfredzaamheid van hun burgers alsmede hun deelname aan de samenleving te stimuleren, mede om te voorkomen dat mensen in een achterstandspositie geraken. De doelgroep ouderen wordt in deze wet uitdrukkelijk genoemd. In de Wmo wordt deze verplichting geregeld in de prestatievelden ‘informatie, advies en cliëntenondersteuning’ en ‘bevorderen van maatschappelijk verkeer en activering’.Er bestaat een wettelijke verplichting; derhalve: een basisvoorziening. Praktische OndersteuningDeze ondersteuning omvat de boodschappen en klussendienst, de maaltijddienst en computerhoeken. Deze activiteiten beogen niet dan wel niet volledig de definitie van basisvoorziening.Persoonlijke veiligheidDe persoonlijke veiligheid van senioren door middel van een alarmeringssysteem is belangrijk voor het zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, de bestaanszekerheid, het instandhouden van de zelfredzaamheid en veiligheid.Ontmoetings- en ontspanningsactiviteitenDeze activiteiten zijn in hoofdzaak gericht op recreatie en het eigen plezier.Lokaal ouderenbeleidIn de gemeente Grave wordt met lokaal ouderenwerk bedoeld: ‘het belang van alle ouderen in de gemeente te behartigen’. Hiertoe is een ouderenraad ingesteld. De raad overlegt met de gemeente over belangen en zaken die ouderen direct of indirect aangaan.Voor deze activiteiten bestaat geen wettelijke verplichting; derhalve: een wenselijke voorziening.

Artikel 5.4 Het beleidsterrein sport

Definiëring van dit beleidsterreinOnder sport wordt hier verstaan: de georganiseerdezsportbeoefening die wordt beoefend onder auspiciën van een landelijke -, provinciale -, of regionale koepelorganisatie, en aangesloten is bij NOC*NSF. Het gaat hierbij om sport in officieel competitieverband beoefent en onder verantwoordelijkheid van een specifieke sportvereniging met vaste contributiebetalende leden.Verder vallen onder dit beleidsterrein evenementen in het kader van sportieve recreatie, die een brede laag van de bevolking bereiken en niet beroepsmatig of op topsportniveau worden beoefend. Bovendien is er extra aandacht voor die doelgroepen die in het speerpuntenbeleid zijn opgenomen.Sportactiviteiten conform de AZC-verordening vallen ook onder dit beleidsterrein. Ook de zogenoemde ‘aangepaste sport’, valt onder dit beleidsterrein (doelgroepenbeleid).Het gemeentelijk beleid is voorwaardenscheppend, stimulerend en ondersteunend.Het beleid (waarom subsidiëren)Vanuit het oogpunt van gezondheid, de eigen ontwikkeling en ontplooiing van mensen acht de gemeente het van belang dat in principe iedere burger op een verantwoorde manier kan deelnemen aan enige vorm van sportbeoefening. Grave hecht veel waarde aan de positieve facetten van sportbeoefening. Naast de gezondheidsaspecten en eigen ontwikkeling is een belangrijk facet de sociale integratie van alle groepen in de samenleving. De sport is in het gemeentelijk MO-beleid van maatschappelijke waarde. Voor het beleidsterrein sport bestaat geen wettelijke verplichting; derhalve: een wenselijke voorziening.Het ondersteunen van verenigingen en het stimuleren van jeugdleden door middel van subsidies wordt in dit beleidskader aangemerkt als: speerpuntenbeleid.

Artikel 5.5 Het beleidsterrein kunstzinnige vorming en kunstbeoefening door amateurs

Definiëring van dit beleidsterreinKunstzinnige vormingOnder kunstzinnige vorming wordt verstaan de kennis en het gevoel voor kunst bij te brengen, met als accent de creatieve activiteit. Het gaat hierbij in hoofdzaak om: • Kunstzinnige educatie;• Cultuureducatie;• Cultureel historische educatie;• Het volgen van culturele trends.AmateurkunstOnder kunstbeoefening door amateurs wordt verstaan de niet-beroepsmatige beoefening van kunst gericht op:• Het activeren van de creatieve aspecten van mensen;• Het onder deskundige leiding (verder) ontplooien van   de eigen en groepsactiviteit.Het beleid (waarom subsidiëren)De gemeente erkent het belang van deelname aan activiteiten op het vlak van kunstzinnige vorming en kunstbeoefening door amateurs. De activiteiten leveren een positieve bijdrage aan het welzijn van mensen in het algemeen. Voor activiteiten op dit beleidsterrein zijn met name volwassenen, in eerste instantie zelf verantwoordelijk. Zij vinden immers zelf profijt (plezier en ontspanning) bij het uitoefenen van hun hobby. Daarom is hier sprake van wenselijke voorzieningen. Met name voor volwassenen geldt dan het profijtbeginsel. Voor de jeugd ligt dit anders. Verenigingen met jeugdleden krijgen voor hun jeugdleden een jeugdledensubsidie op grond van het speerpuntenbeleid.Voor de activiteiten vallend onder dit beleidsterrein bestaat geen wettelijke verplichting; derhalve: een wenselijke voorziening.Het ondersteunen van verenigingen en het stimuleren van jeugdleden door middel van subsidies wordt in dit beleidskader aangemerkt als speerpuntenbeleid.

Artikel 5.6 Het beleidsterrein cultuur, musea en monumenten

Definiëring van dit beleidsterreinIn het gemeentelijk beleid zijn de volgende cultuurvormen in dit beleidsterrein ondergebracht:• Cultureel erfgoed;• Volkscultuur;• Podiumkunsten.Cultureel erfgoedOnder cultureel erfgoed wordt verstaan (museale) activiteiten die tot doel hebben het zonder winstoogmerk onderzoeken, uitdragen, bewaren en/of in stand houden van verschillende aspecten van het culturele leven in de gemeente Grave en in de nabije omgeving, in deze tijd en vanuit de historie. Ook het monumentenbeleid valt onder dit beleidsterrein; althans wat betreft het toegankelijk maken en houden van deze cultuurvorm.VolkscultuurMet volkscultuur wordt bedoeld ‘de cultuur van het dagelijkse leven’. Het gaat dan om gewoonten en gebruiken die wij hebben overgenomen van onze ouders en voorouders. Kernactiviteiten zijn:► activiteiten die ‘oude waarden’, traditionele volksfeesten en folkloristische activiteiten     en evenementen betreffen; deze activiteiten uitdragen en beleven.PodiumkunstOnder podiumkunst wordt verstaan het in het openbaar uitoefenen van vormen van muziek, dans, toneel en hieraan gerelateerde kunstvormen, gericht op het bereiken van (een breed) publiek. Het gaat hier om uitoefenen; het beoefenen is beschreven in beleidsterrein 5.5.Het beleid (waarom subsidiëren)Cultureel erfgoed

Een maatschappij ontwikkelt zich ook op het terrein van cultuur op de fundamenten die in het verleden zijn neergelegd. Waardering en begrip voor ontwikkelingen zullen toenemen wanneer kennis kan worden genomen van de fundamenten waarop de ontwikkelingen gestoeld zijn. Het bijbrengen van dit begrip, en het instandhouden van cultureel erfgoed wordt als wenselijke voorziening gestimuleerd.

VolkscultuurDe gemeente wil de genoemde kernactiviteiten instandhouden door voorwaardenscheppend beleid. Evenementen op dit gebied worden als wenselijke voorzieningen gestimuleerd.PodiumkunstDe gemeente vindt het van belang dat alle burgers actief en passief kunnen deelnemen aan de diverse vormen van podiumkunst. De gemeente wil de uitvoeringen stimuleren door voorwaardenscheppend beleid. Hier is sprake van wenselijke voorzieningen.De activiteiten vallend onder dit beleidsterrein zijn aangemerkt als: wenselijke voorzieningen.

Artikel 5.7 Het beleidsterrein vorming, educatie en media

Definiëring van dit beleidsterreinVormingswerk en volwasseneneducatieOnder dit beleidsterrein ressorteren activiteiten die ‘het in groepsverband bevorderen van bewustwordingsprocessen, cognitieve en sociale vaardigheden dan wel de persoonlijke ontplooiing’. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in:• Activiteiten die onder de noemer volwasseneneducatie vallen   (niet in het kader van onderwijswetgeving en niet specifiek   voor bepaalde doelgroepen);• Bibliotheekwerk;• Mediabeleid.VolwasseneneducatieVeel volwassenen hebben om diverse redenen behoefte aan aanvullend onderwijs. Om alsnog een middelbareschooldiploma te behalen, om beter Nederlands te leren, of om de computer beter te leren gebruiken etc. Ook de verplichte inburgeringscursus voor mensen die nieuw in Nederland komen valt onder volwasseneneducatie (zie beleidsterrein 5.8).BibliotheekDe bibliotheek heeft een zeer belangrijke functie voor de totale bevolking, omdat zij het informatieaanbod (ook middels de informatietechnologie) voor iedereen toegankelijk maakt en de individuele burger ondersteunt bij de permanente educatie. De gemeente acht het tot haar taak om op lokaal niveau te waarborgen dat voor alle burgers de algemene informatievoorziening toegankelijk en bruikbaar is. Burgers moeten blijvend gesteund worden in behoefte tot permanente educatie. Daarnaast zal ook het uitlenen van boeken in het algemeen een belangrijke taak blijven. De gemeente ziet de taak van het openbaar bibliotheekstelsel als volgt:• Functie-innovatie; • ICT-innovatie• Initiatieven om de relatie met onderwijs en (sociaal)   culturele instellingen te intensiveren.De voorziening moet toegankelijk zijn en actueel in het aanbieden van diensten en producten.MediabeleidHieronder vallen diverse vormen van communicatiemiddelen die gericht zijn op de gemeente.Het beleid (waarom subsidiëren)VolwasseneneducatieDe functie van de volwasseneneducatie is om burgers (alsnog) een (betere) startpositie te geven in de samenleving.BibliotheekHet bieden van vrije toegang tot lezen, educatie, cultuur en informatie wordt gerekend tot maatschappelijke ondersteuning. Het bibliotheekwerk kent een wettelijke verplichting; derhalve: een basisvoorziening.Mediabeleid

De activiteiten hebben geen wettelijke verplichting; derhalve: een wenselijke voorziening.

Artikel 5.8 Het beleidsterrein integratie (nieuwkomers/minderheden).

DefiniëringNieuwkomersHet Rijk verplicht de gemeenten op grond van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) activiteiten te ontplooien betreffende de inburgering. Het betreft hier een in de Wet nauwkeurig omschreven doelgroep met de volgende activiteiten:• Een taalcursus (Nederlands als 2e taal);• Maatschappelijke oriëntatie.MinderhedenOnder minderheden wordt verstaan die groepen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond die een minderheidspositie innemen in de samenleving, en dit ook als zodanig ervaren.Het beleid (waarom subsidiëren)NieuwkomersHet gemeentelijk beleid op dit terrein is analoog aan de verplichting die de rijksoverheid gemeenten op dit terrein oplegt, gericht op:• Het bevorderen van bestaanszekerheid, zelfredzaamheid en zelfstandigheid;• Het bevorderen van participatie en integratie in maatschappelijke –   en sociale verbanden.Taken op grond van de WIN zijn wettelijk verplicht; derhalve een: basisvoorziening.MinderhedenHet gemeentelijk minderhedenbeleid richt zich op het bieden van ondersteuning aan minderheden. • Het bevorderen van bestaanszekerheid, zelfredzaamheid   en zelfstandigheid;• Het bevorderen van participatie en integratie in maatschappelijke  – en sociale verbanden.Activiteiten van het minderhedenbeleid zijn niet wettelijk verplicht; derhalve: een wenselijke voorziening.

Artikel 5.9 Overige gemeentelijke taken

Wijk en dorpsgericht werkenWijk en dorpsgericht werken is geen beleidsterrein maar het instrument om de wijken en dorpen in de gemeente Grave leefbaar te houden en de leefbaarheid waar nodig en mogelijk te verbeteren (zie paragraaf 3.2). Met ‘instrument’ wordt niet bedoeld een ‘willoos werktuig of stuk gereedschap’. De gemeente Grave wil burgers meer invloed en inspraak geven, daar waar het hun directe woon – en leefomgeving betreft. Het gaat dan om het bevorderen van de leefbaarheid, de inrichting van openbare ruimten, de veiligheid in de buurt en in het verkeer. De verschillende wijk en dorpsraden bestaan uit vrijwilligers die samen met de gemeente en anderen hard werken om die doelstelling te verwezenlijken. De wijk en dorpsraden werken mee aan de uitvoering van de beleidsdoelen van de gemeente. Deze raden noch hun taken zijn dan onder te brengen in één beleidsterrein, ze zijn op vele beleidsterreinen van het gemeentelijk beleid actief. Alhoewel er geen wettelijke verplichting bestaat door middel van wijk en dorpsraden burgers bij het gemeentelijk beleid te betrekken, vindt de gemeente Grave het wel van groot belang burgers te betrekken bij gemeentelijke beleidsvoornemens en de uitvoering. Proactief beleid bevordert de leefbaarheid, de veiligheid en sociale cohesie; daarbij gaat het om (ogenschijnlijk) kleine zaken, zoals het plaatsen van een bankje etc., verlichting, de inrichting van het dorpsplein etc. Deze samenwerking met dit ‘instrument’ bevordert de leefbaarheid en sociale cohesie. De raden krijgen budgetten toegekend om op eigen initiatief zelf maatregelen te treffen en voorzieningen te creëren.De activiteiten hebben geen wettelijk verplicht karakter, derhalve: een wenselijke voorziening.EmancipatiebeleidHet gemeentelijk emancipatiebeleid is niet ondergebracht in een apart beleidsterrein om te benadrukken dat er tussen het gemeentelijk MO-beleid en emancipatie een wisselwerking bestaat. Daarbij is het wel van belang dat actief deze wisselwerking tot stand wordt gebracht en onderhouden.Activiteiten die bedoeld zijn om dit beleid te accentueren en waarvoor geen verplichting bestaat worden in dit beleidskader aangemerkt als: wenselijke voorziening.