Regeling vervallen per 01-01-2014

WWB-beleid marginale zelfstandigen gemeente Groningen

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2013

Intitulé

WWB-BELEID MARGINALE ZELFSTANDIGEN GEMEENTE GRONINGEN

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

(SZ 11.2857481);

 

gezien het voorstel van 5 december 2011;

 

BELUITEN:

het WWB-beleid marginale zelfstandigen gemeente Groningen vast te stellen

§ 1 Zelfstandigen in de zin van het Bbz 2004

Op belanghebbenden die behoren tot de personenkring als bedoeld in artikel 2 eerste lid Bbz zijn de regels uit het Bbz 2004 van toepassing. Daarnaast gelden de verordeningen die op grond van de Wet werk en bijstand zijn vastgesteld, en beleidsregels voor zover deze ook van toepassing kunnen worden geacht op eerdergenoemde personenkring uit het Bbz 2004.

§ 2 Marginale zelfstandigen

Marginale zelfstandigen hebben recht op een aanvullende bijstandsuitkering, waarbij de volgende definities en regels gelden.

  • 1.

    Bij de beoordeling of een belanghebbende als marginale zelfstandige kan worden aangemerkt, hanteren we de omschrijving van de marginale zelfstandige zoals die wordt gegeven in de Verzamelbrief van 18 februari 2003. Het moet gaan om: “Productieve activiteiten van geringe omvang, die bescheiden inkomsten opleveren en die voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd door uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt vanwege oorzaken als sociaal-culturele achtergronden, het ontbreken van opleiding, het gebrek aan ervaring met het werken in loondienst, of de lange werkloosheidsduur. Kenmerkend voor de activiteiten is dat deze naar verwachting ook op termijn, niet zullen leiden tot voldoende inkomsten om zelfstandig in de kosten van het levensonderhoud te kunnen voorzien. Uit de bovenstaande definitie blijkt dat activiteiten als zelfstandige die gericht zijn op het (op termijn) wel zelfstandig kunnen voorzien in de kosten van het bestaan niet worden gerekend tot marginale zelfstandige activiteiten van bescheiden aard. Om die reden worden gevestigde zelfstandigen, startende zelfstandigen en bijstandsgerechtigden die aangemerkt worden als pré-starters (artikel 8, zesde lid, Algemene bijstandswet), ook al ligt het eigen inkomen beneden de bijstandsgrens, niet als marginaal zelfstandige aangemerkt. Voor hen gelden de regels voor bijstandsverlening aan zelfstandigen.”

    Om te bepalen of de inkomsten kunnen worden aangemerkt als ‘bescheiden’ geldt als richtlijn dat de netto inkomsten duurzaam per maand niet hoger zijn dan 40% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief toeslag en vakantiegeld.

    Toelichting:

    De omschrijving in de Verzamelbrief biedt genoeg handvatten om iemand wel of niet te kunnen aanmerken als marginale zelfstandige. Dat de netto inkomsten niet hoger mogen zijn dan 40% van de toepasselijke bijstandsnorm is een richtlijn. Als de overige omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan van deze richtlijn worden afgeweken.

  • 2.

    Als belanghebbende is aangemerkt als marginale zelfstandige, bespreekt hij met zijn klantmanager de verwachte inkomsten en verwervingskosten. De klantmanager bepaalt in samenspraak met belanghebbende de hoogte van de inkomsten die op de uitkering worden gekort. Het college beoordeelt jaarlijks of de situatie moet worden herzien. Het college beoordeelt dan ook of belanghebbende nog steeds als marginale zelfstandige kan worden aangemerkt. Belanghebbende kan op elk moment vragen om wijziging van de wijze waarop er met de inkomsten wordt omgegaan.

    Toelichting

    De ervaring is dat er vrijwel altijd op basis van het voorafgaande jaar kan worden geschat in hoeverre er sprake is van onregelmatige inkomsten. Doel van het maken van een inschatting vooraf is om te voorkomen dat er later grote bedragen moeten worden teruggevorderd.

    Bij de beoordeling of belanghebbende nog steeds een marginale zelfstandige is, kan ook informatie van de Belastingdienst worden betrokken. Een belanghebbende die door de Belastingdienst als ondernemer wordt aangemerkt, zal waarschijnlijk niet voldoen aan de omschrijving zoals die onder punt 1 wordt gegeven.

  • 3.

    Het college besluit op basis van de verwachte omzet en verwervingskosten of

    • ·

      er maandelijks een vast bedrag aan netto inkomsten gaat worden ingehouden; of

    • ·

      belanghebbende netto inkomsten moet opgeven wanneer deze zich voordoen.

      Toelichting

      Bij sommige belanghebbenden is sprake van regelmatige, vrij voorspelbare inkomsten. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan iemand die muzieklessen geeft. Om hoge terugvorderingen te voorkomen is het van belang dat er elke maand een vast, geschat bedrag aan inkomsten wordt ingehouden. Andere belanghebbenden, daarentegen, hebben misschien eens in de zoveel tijd inkomsten in één keer. Dergelijke belanghebbenden geven de inkomsten op zodra ze er zijn. In de beschikking wordt opgenomen voor welke optie is gekozen.

  • 4.

    Belanghebbende moet een deugdelijke boekhouding bijhouden.

  • 5.

    Belanghebbende moet zijn jaarcijfers en een kopie belastingaangifte aanleveren voor 1 juli van het volgende jaar. Belanghebbende kan uitstel aanvragen, bijvoorbeeld als hij bij de Belastingdienst uitstel heeft aangevraagd.

  • 6.

    Op basis van de jaarcijfers en de belastingaangifte maakt de medewerker Inkomen een voorlopige herziening en volgt eventueel terugvordering of nabetaling. Als belanghebbende de definitieve belastingaanslag inlevert, volgt een definitieve herziening. Daarbij worden ook de aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet betrokken.

  • 7.

    We stellen de beroepskosten in principe gelijk aan het bedrag dat de Belastingdienst heeft vastgesteld voor de hoogte van de beroepskosten.

    Toelichting

    Dit is qua uitvoering praktisch. We hoeven niet zelf te berekenen welke kosten we wel of niet aftrekbaar moeten vinden. Bovendien is het consequent naar de burger toe als de gemeente en de Belastingdienst op dezelfde manier met dergelijke kosten omgaan.

    Kosten die door de Belastingdienst niet in aanmerking zijn genomen, zijn voor eigen rekening van belanghebbende. Van dit principe stellen we belanghebbende vooraf op de hoogte.

    ‘In principe’ wil zeggen: als er heel goede redenen zijn om ervan af te wijken (hetzij omdat dat redelijk is naar de klant toe, hetzij omdat het vanuit het oogpunt van bijstandsverlening niet verantwoord is) dan doen we dat. In de praktijk zal dat niet zo snel aan de orde zijn.

  • 8.

    Bij het terugvorderen van te veel verstrekte bijstand gelden de volgende uitgangspunten, in afwijking van de Beleidsregels terugvordering SOZAWE 2011:

    • ·

      er wordt netto teruggevorderd;

    • ·

      belanghebbende lost maximaal vijf jaar af;

    • ·

      bij belanghebbenden die op 1 januari 2012 al een bijstandsschuld hadden vanwege marginale werkzaamheden, geldt dat de periode waarin zij vóór 1 januari 2012 hebben afgelost, meetelt voor de termijn van vijf jaar;

    • ·

      er wordt bij het bepalen van de afloscapaciteit geen rekening gehouden met de aanwezigheid van vermogen.

In de loop van 2012 worden de Beleidsregels terugvordering aangepast. Daarin zullen dan bepalingen worden opgenomen over terugvordering bij marginale zelfstandigen.

Toelichting

We wijken op een aantal punten af van de Beleidsregels terugvordering, omdat dat vanwege de aard en hoogte van de inkomsten passender is. We sluiten nu aan bij de terugvorderingsregels zoals die in het Bbz 2004 gelden.

  • 9.

    Belanghebbende moet, in aanvulling op de overige verplichtingen op grond van de WWB:

    • ·

      een deugdelijke boekhouding bijhouden;

    • ·

      belastingaangifte doen;

    • ·

      voor 1 juli van het volgende boekjaar de jaarcijfers en een kopie belastingaangifte inleveren;

    • ·

      de definitieve belastingaanslag inleveren zodra die er is.

      Toelichting

      Voor het melden van wijzigingen in de inkomsten uit marginale bezigheden kan het mutatieformulier worden gebruikt.

  • 10.

    Bij de controle op naleving van de verplichtingen wordt de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gehanteerd.

  • 11.

    Belanghebbenden die voor 1 januari 2012 als marginale zelfstandige werden aangemerkt maar niet voldoen aan de omschrijving zoals gegeven onder punt 1, krijgen tot en met 31 december 2012 de gelegenheid om hun activiteiten af te bouwen. In bijzondere gevallen kan het college een langere termijn toestaan. Gedurende de afbouwperiode gelden voor hen de bepalingen van deze regeling.

    Toelichting

    Bij het vaststellen van de duur van de afbouwtermijn wordt rekening gehouden met de aard van de bezigheden. Belanghebbende kan bijvoorbeeld contractuele verplichtingen voor langere duur zijn aangegaan. In dat geval kan meer tijd nodig zijn om alles af te ronden. Ook het moment waarop belanghebbende op de hoogte is gesteld van het feit dat hij niet meer als marginale zelfstandige wordt aangemerkt, kan van invloed zijn op de termijn.

§ 3 Belanghebbenden met resultaat uit overige werkzaamheden die geen marginale zelfstandigen zijn

Een belanghebbende die niet in aanmerking komt voor het Bbz 2004 en die niet voldoet aan de omschrijving van marginale zelfstandige onder punt 1 van § 2, kan toestemming krijgen om de werkzaamheden tijdelijk te blijven voortzetten met behoud van zijn bijstandsuitkering. Voorwaarde is dat de werkzaamheden werken aan werk niet in de weg staan. De inkomsten worden voor 100% als middel voor de WWB in aanmerking genomen en met de uitkering verrekend in de maand waarin ze zijn ontvangen. Voor een eventuele belastingaanslag kan naderhand algemene bijstand worden verleend.

Toelichting

Het gaat hier bijvoorbeeld om een pas-afgestudeerde die een vertaalopdracht krijgt. Ook gastouders en alfahulpen vallen onder deze groep. Met beroepskosten wordt geen rekening gehouden.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 20 december 2011.
 
 
De burgemeester,                                                                              
dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.                                                                    
De secretaris,
drs. M.A. (Maarten) Ruys.