Regeling vervallen per 01-01-2021

HANDHAVEN MET BELEID

Geldend van 01-06-2005 t/m 31-12-2020

Intitulé

HANDHAVEN MET BELEID

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

DEEL I ALGEMEEN

1. Inleiding

Dit is de nieuwe handhavingnota van de Milieudienst van de gemeente Groningen. Hierin staat beschreven welke uitgangspunten we hanteren bij de uitvoering van onze handhavingstaken. Deze taken omvatten met name de milieuhandhaving bij bedrijven, handhaving op het gebied van bodem, markten, standplaatsen, evenementen, kermissen en huishoudelijk afval en nog diverse kleinere onderwerpen. Voor een overzicht van de wetten en regelingen die wij handhaven verwijzen we naar de omgevingsanalyse.

Deze nota vervangt de nota uit 1998. Deze actualisatie van het handhavingsbeleid is om twee redenen noodzakelijk. Ten eerste verplicht het landelijke project ‘professionalisering van de handhaving’ ons op korte termijn een actueel milieuhandhavingsbeleid te hebben. Daarnaast zijn de laatste jaren taken overgedragen van de provincie en de politie naar de Milieudienst. Deze staan niet beschreven in de eerdere nota.

Voor wie is deze nota?

Deze nota is relevant voor alle mensen die betrokken zijn bij de handhaving op de bovenstaande werkvelden en voor de doelgroepen van handhaving. De Milieudienst werkt op onderdelen samen met andere gemeentelijke diensten (zoals de Hulpverleningsdienst en de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken) en met de politie, de provincie, het Openbaar Ministerie, de waterschappen, de VROM-inspectie, de Arbeidsinspectie en de Voedsel- en Warenautoriteit. In 2005 worden verdere stappen gezet in de samenwerking tussen de gemeentelijke diensten en de politie. Dit staat aangegeven in de nota ‘Integraal en Programmatisch Handhaven’ (Groningen, concept oktober 2004).

Wat staat er in deze nota?

Wat staat er in deze nota?

Leeswijzer

Deel I is het algemene gedeelte van deze handhavingsnota. Na de bovenstaande inleiding beschrijft hoofdstuk 2 de visie van waaruit wij handhaven. De eerste fase van het handhavingstraject, het informeren en stimuleren van zelfregulering, wordt uitgelegd in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 behandelt de wijze van toezicht en onze afwegingen in de vorm van de ‘kernbepalingen’. De concrete stappen die wij zetten na het constateren van een overtreding, zijn uitgewerkt in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 staan de sancties beschreven die we kunnen inzetten, al dan niet in samenwerking met de politie en/of het OM. Enkele bijzonderheden (waaronder gedogen) worden in hoofdstuk 7 benoemd.

In deel II zijn de uitgezette lijnen uit het eerste deel verder uitgewerkt per branche. Hoofdstuk 8 gaat in op handhaving bij bedrijven en hoofdstuk 9 gaat over bodem. Hoofdstuk 10 tenslotte beschrijft het werkveld van de afdeling Markt- en Milieutoezicht, wat voor een belangrijk deel bestaat uit de handhaving van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

 

2. Visie

2. Visie

3. Informeren en stimuleren zelfregulering

3. Informeren en stimuleren zelfregulering

4. Toezicht

4.1 Algemeen

4.1 Algemeen

4.2 Begeleiden, sturen of corrigeren

Algemeen kunnen we stellen dat de keus die we maken uit begeleiden, sturen of corrigeren bepaald wordt door risico, ernst en naleefgedrag. In onze visie hebben we aangegeven, dat we bij voorkeur een positieve insteek kiezen. Waar mogelijk krijgt een overtreder eerst de mogelijkheid om het probleem zelf op te lossen. Dit neemt echter niet weg dat wie een ernstige overtreding begaat, moet rekenen op een directe en consequente aanpak. Het gevolg van deze keuze is dat ons optreden na het constateren van een overtreding uit een verschillend aantal stappen kan bestaan. Hoe ernstiger de overtreding, hoe minder stappen we zetten en hoe minder tijd er wordt gegeven om te komen tot beëindiging en/of herstel van de overtreding.

Wanneer we een overtreding constateren, toetsen we aan de hand van twee criteria: acuut gevaar en kernbepalingen.

  • °

    Bij acuut gevaar (voor milieu, gezondheid en/of openbare orde) moet direct gehandeld worden (één stap, namelijk corrigeren);

  • °

    Bij een ernstig risico maar zonder acuut gevaar moeten er op korte termijn maatregelen getroffen worden. In dit geval is een zogenaamde kernbepaling overtreden. De kernbepalingen zijn benoemd in de volgende paragraaf. Een overtreding van een kernbepaling vinden we zodanig ernstig dat de handhaving in maximaal twee stappen plaatsvindt (sturen, corrigeren). Een voorbeeld is het werken zonder vergunning. Gezien ons bredere werkveld hebben wij in deze nota meer kernbepalingen benoemd hebben dan de provincie in haar provinciale strategie heeft aangegeven.

  • °

    Is een overtreding geen kernbepaling dan is een lichter regiem (drie stappen, begeleiden, sturen, corrigeren) op zijn plaats.

In hoofdstuk 5 is deze strategie uitgewerkt in een stappenplan met toelichting. Hierin wordt ook toegelicht wat de verschillende stappen inhouden.

4.3 Kernbepalingen

De kernbepalingen geven aan hoe ernstig we bepaalde overtredingen vinden en bepalen daarmee hoe mild of zwaar we starten met optreden (oftewel: hoe we het stappenplan doorlopen, zie §4.1). Ook hebben ze invloed op hoe lang de herstel- en begunstigingstermijnen zijn die we toekennen. De kernbepalingen zeggen echter niets over de prioriteiten die we stellen voor wat we handhaven (bijvoorbeeld welke branches), dit wordt in andere documenten beschreven (zie hoofdstuk 1). Voor de milieudienst hebben we gekozen om de provinciale kernbepalingen over te nemen, aangevuld met enkele nuances en specifieke kernbepalingen. We komen dan tot de volgende lijst:

  • 1.

    Het oprichten, veranderen, in werking hebben van een inrichting zonder milieuvergunning, het lozen van afvalwater zonder Wvo-vergunning en het bouwen zonder bouwvergunning.

  • 2.

    De opslag en het transport van gevaarlijke (afval)stoffen in strijd met de regeling of vergunning, zoals bestrijdingsmiddelen, gevaarlijke stoffen en asbest.

  • 3.

    Het onjuist verwijderen (en registreren) van gevaarlijke en/of bedrijfsafvalstoffen, zoals het verbranden en het verwijderen van afval, en het niet op de juiste wijze aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 4.

    Het niet treffen van voorgeschreven bodembeschermende voorzieningen of het overtreden van de zorgplicht Wet bodembescherming.

  • 5.

    Het lozen van afvalwater in strijd met nader vast te stellen normen.

  • 6.

    Het niet naleven van de geluidvoorschriften (bijvoorbeeld op basis van horecametingen) en de voorschriften met betrekking tot geur/lucht en verruimde reikwijdte (VR).

  • 7.

    Het niet naleven van veiligheidsvoorschriften.

  • 8.

    Het niet naleven van het bodemsaneringsplan en de voorschriften volgens de instemmingsbeschikking op het bodemsaneringplan.

  • 9.

    Het uitvoeren van een bodemsanering zonder noodzakelijke instemming van het bevoegd gezag.

  • 10.

    Het onjuist toepassen/hergebruiken van licht verontreinigde grond of bagger.

  • 11.

    Het niet uitvoeren van verplicht bodemonderzoek.

  • 12.

    Het zich niet houden aan vergunningvoorschriften bij evenementen.

  • 13.

    Het onveilig of onjuist gebruiken van de openbare ruimte.

5. Strategie

5.1 Stappenplan gemeente Groningen

In bijgaand schema staan de stappen die we zetten wanneer we een overtreding constateren. Het stappenplan is opgenomen als bijlage 1. Blijken preventie en begeleiden onvoldoende te werken of is er sprake van een ernstiger overtreding (van een kernbepaling), dan wordt bij onvoldoende respons van de overtreder altijd de vervolgstap volgens het schema uitgevoerd. Kortweg: als we A zeggen, zeggen we ook B.

Vanzelfsprekend kunnen niet alle situaties in het stappenplan gevat worden: in bijzondere situaties kan van dit schema gemotiveerd worden afgeweken. Strenger optreden kan, mits gemotiveerd, omdat betrokkenen rechten kunnen ontlenen aan het geformuleerde beleid en stappenplannen. Indien daar aanleiding voor is, wordt samengewerkt en afgestemd binnen de gemeente en met andere bevoegde gezagen.

5.2 De stappen

5.2 De stappen

5.3 Bestuursrecht en strafrecht bij ‘sturen’ en ‘corrigeren’

Bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhavingsinstrumenten zijn in beginsel gelijkwaardig. Ze hebben wel een verschillende doelstelling en uitwerking. Bestuursrechtelijke sancties zijn situatiegericht, het doel ervan is de overtreding te beëindigen of te voorkomen (bijvoorbeeld met een dwangsom) en zo mogelijk de gevolgen ervan te herstellen. Strafrecht daarentegen is dadergericht. Als bijvoorbeeld een dader sterft, stopt de vervolging (strafrecht), maar moet de vervuiling, die er nog ligt opgeruimd worden (bestuursrecht). Beide trachten de overtreding te stoppen.

Sommige overtredingen lenen zich beter voor bestuursrechtelijke handhaving en andere beter voor strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke sancties komen voor de Milieudienst het meest voor bij de handhaving van de Wm en de Wbb. De handhaving van de APV vindt grotendeels plaats via het strafrecht, dit wordt behandeld in §6.2. In gevallen waar we in het begin van het traject (‘begeleiden’) gekozen hebben voor een bestuursrechtelijke aanpak, wordt in de fases van ‘sturen’ en ‘corrigeren’ vaak ook strafrecht ingezet.

Flankerend beleid

Flankerend beleid bestaat uit een brief van het Openbaar Ministerie die wordt verzonden in de fase ‘sturen’ ter ondersteuning van het bestuursrechtelijke traject. Daarbij maakt het OM haar eigen afweging. Dit kan betekenen, dat niet in alle gevallen het strafrecht wordt opgepakt. Indien dit wel gebeurt geeft het OM in de brief aan op de hoogte te zijn van het gepleegde strafbare feit en voorlopig af te zien van strafvervolging, mits de overtreder voldoet aan datgene wat het bevoegd gezag van hem vraagt. De brief bevat bovendien de waarschuwing dat bij voortduren van de overtreding in een volgende fase proces verbaal kan worden opgemaakt. Het OM volgt in principe de opgelegde termijnen uit het bestuursrecht.

6. Sancties en bevoegdheden

6.1 Bestuursrechtelijke sancties

6.1 Bestuursrechtelijke sancties

[Klik hier om het document te downloaden]

Begunstigingstermijnen

De begunstigingstermijn wordt vooral bepaald door de ernst van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding ongedaan te maken. Daarnaast speelt natuurlijk ook een rol of al dan niet een kernbepaling is overtreden. Globaal geldt:

  • °

    Bij overtreding van gedragsvoorschriften wordt een korte termijn gegund (handelen kan onmiddellijk worden stopgezet), bij het ontbreken van voorzieningen een langere termijn (treffen van technische voorzieningen kost meer tijd).

  • °

    Hoe zwaarder de overtreding (groter milieurisico), hoe korter de termijn. Zo zal de begunstigingstermijn bij kernbepalingen met direct milieugevaar in principe korter zijn dan indien geen kernbepaling en geen doelbewuste overtreding speelt.

  • °

    Wanneer sprake is van acuut gevaar, kan spoedshalve bestuursdwang worden toegepast. In principe wordt ook in zo’n geval een (korte) begunstigingstermijn gegeven, tenzij het milieubelang zich hiertegen verzet. Eventueel mag bestuursdwang mondeling worden aangezegd, als er onvoldoende tijd is om het schriftelijk voor te bereiden. De bestuursdwang moet dan wel zo spoedig mogelijk daarna schriftelijk worden bevestigd. Bezwaar en beroep zijn achteraf mogelijk.

Op grond van jurisprudentie moet de overtreder een redelijke termijn gegund worden om de overtreding ongedaan te maken. Concrete uitwerkingen van de begunstigingstermijnen zijn te vinden in de hoofdstukken 8 t/m 10.

Hoogte dwangsom

Het doel van de last onder dwangsom is de overtreding ongedaan te maken of nieuwe overtredingen te voorkomen. Geeft de overtreder hieraan geen gehoor of wordt het maximumbedrag van de dwangsom bereikt, dan kan het bedrag van de dwangsom worden verhoogd, of kan bestuursdwang worden toegepast. De procedures voor het opleggen en innen van een dwangsom of voor het opleggen van bestuursdwang worden beschreven in de kwaliteitshandboeken. Bij het opleggen van een dwangsom wordt naast een bedrag per overtreding, per tijdseenheid of per bedrag ineens, ook een maximumbedrag opgenomen waarboven geen dwangsom meer verbeurd wordt (daarna wordt de dwangsom ingetrokken en bestuursdwang opgelegd). Globaal geldt:

  • °

    hoe zwaarder de overtreding, hoe hoger de dwangsom

  • °

    sanctie moet redelijk zijn, in verhouding staan tot de overtreding (proportionaliteit).

 

Aan de hand van deze twee criteria is in hoofdstuk 8 t/m 10 een aantal veel voorkomende overtredingen op een rij gezet. In individuele gevallen moet altijd een afweging worden gemaakt over de inzet van sanctiemiddelen. Deze afweging vindt plaats aan de hand van de volgende factoren:

  • °

    economisch voordeel als gevolg van de overtreding: overtreden moet financieel niet interessant zijn

  • °

    financiële draagkracht: een te lage dwangsom stimuleert een rijke overtreder onvoldoende; een te hoge dwangsom stimuleert een arme overtreder niet, hij kan toch niet betalen

  • °

    recidive: recidive leidt tot verhoging van de dwangsom (of tot het toepassen van bestuursdwang), omdat een eerder opgelegde (te lage) dwangsom niet het beoogde effect heeft gehad

Wanneer bij de opgelegde dwangsom naar boven of naar beneden wordt afgeweken dan moet dat gemotiveerd gebeuren.

Afstemming bestuursrecht met straf- en privaatrecht

Wanneer preventie niet leidt tot voldoende naleving van de regels, kan de gemeente in beginsel bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke of strafrechtelijke middelen inzetten om naleving te bevorderen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft geen regels voor een keuze. De instrumenten zijn in principe gelijkwaardig. Met partners zijn hierover afspraken gemaakt. Deze zijn voor ons leidend. Bij ernstige overtredingen kan parallel aan bestuursrechtelijke handhaving ook het strafrechtelijke handhavingstraject ingezet worden. Dit staat ook in het stappenplan aangegeven.

6.2 Strafrechtelijke sancties

6.2 Strafrechtelijke sancties

6.3 Privaatrechtelijke sancties

Privaatrecht regelt de rechtsverhoudingen tussen burgers onderling. Ook de gemeente kan als privé-persoon optreden. Ook bij privaatrechtelijk handelen is de gemeente gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Voorzover niet strijdig met geschreven of ongeschreven publiekrecht kan de gemeente dan ook privaatrechtelijke instrumenten inzetten, zoals acties vanuit haar eigendomsrecht, overeenkomsten en vordering uit onrechtmatige daad. De gemeente regelt bijvoorbeeld de kermis via een verhuurovereenkomst. Als gevolg daarvan vindt de handhaving van de Kermisvoorwaarden ook via de privaatrechtelijke weg plaats.

7. Bijzonderheden

7.1 Uitzonderingen

Deze nota gaat alleen over de bevoegdheden van de Milieudienst, zodat lozen op oppervlaktewater (Wvo), illegaal bouwen en transport niet verder zijn behandeld of aan de orde komen.

Deze staan wel in de kernbepalingen die we hebben overgenomen uit de provinciale handhavingsstrategie.

Voor sommige onderwerpen wordt op landelijk niveau een handhavingsstrategie vastgelegd. Momenteel geldt dat bijvoorbeeld voor de handhaving op het terrein van het Vuurwerkbesluit. Wij conformeren ons aan dergelijke strategieën.

7.2 Eigen inrichtingen

In de totale bedrijvigheid ontplooit ook de gemeente activiteiten. Deze vormen voor handhaving geen uitzondering. Het laat dan ook geen twijfel dat we eigen inrichtingen op dezelfde wijze behandelen als inrichtingen van derden. Dit betreft zowel controle en handhaving als het toezenden van de correspondentie aan de handhavingspartners. Daar waar de provinciale strategie echter voor eigen inrichtingen al vanaf de stap ‘begeleiden’ alle correspondentie toestuurt aan de handhavingspartners, geven wij jaarlijks een overzicht in het LHO. In de Kwaliteitshandboeken wordt de wijze van handhaven c.q. toezicht beschreven.

7.3 Tijdelijke activiteiten

Tijdelijke activiteiten die langer dan zes maanden duren , bijvoorbeeld gronddepots, aanleg geluidswallen, toepassen van mobiele breekinstallaties voor puin etc. vallen ook onder de Wm-vergunning­plicht of, indien de activiteiten korter duren dan zes maanden, onder de zorgplichtartikelen van de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming. Na verloop van tijd leveren deze activiteiten een voltooid werk op of is de activiteit niet meer nodig. Waar het gaat om werken met grond (Wbb, Bouwstoffenbesluit, bodemsanering) voert de afdeling Bodem de handhaving uit. Is tevens een Wm-vergunning aan de orde, dan wordt het toezicht in overleg met de afdeling Vergunningverlening en Handhaving uitgevoerd.

7.4 Hardheidsclausule

In buitengewone omstandigheden kunnen zwaarwegende belangen zoals bijvoorbeeld werkgelegenheid voorrang krijgen boven milieubelangen. Er vindt dan een afweging van belangen plaats, die breder is dan alleen het milieubelang. Omdat deze afweging het belang, waarvoor de Milieudienst staat overstijgt, is deze afweging voorbehouden aan B&W. Deze besluitvorming dient zorgvuldig, transparant en goed gemotiveerd tot stand te komen, waarbij tevens rekening gehouden dient te worden met belangen van derden. Ook de uitwerking van deze procedure is te vinden in de Kwaliteitshandboeken.

7.5 Gedogen

Gedogen is geen wettelijk instrument, maar is door de rechter ontwikkeld op grond van de praktijk (jurisprudentie). De rijksoverheid heeft vastgesteld dat gedogen slechts aanvaardbaar is:

  • 1.

    bij uitzondering, bijvoorbeeld

  • -

    handhaven zou leiden tot aperte onbillijkheid (overmacht, overgangssituatie vooruitlopend op vergunning of wetswijziging, experiment, disproportionaliteit;)

  • -

    beschermde belang is evident beter gediend met gedogen (rekening houden met derdenbelang) zwaarderwegend belang rechtvaardigt soms gedogen (vertrouwensbeginsel, belangen derden met eventue compensatie) financiël

  • 2.

    mits tevens beperkt in omvang en/of tijd;

  • 3.

    alsmede expliciet en na een zorgvuldige, kenbare belangenafweging;

  • 4.

    alsmede aan controle onderworpen.

 

De provinciale strategie heeft het landelijk kader voor gedogen dat de buitengrenzen markeert, verder uitgewerkt. Hierin staat een aantal voorbeelden van overgangssituaties, waarin gedogen aanvaardbaar kan zijn:

  • °

    bij nieuwe wet- en regelgeving;

  • °

    wanneer zonder vergunning wordt gewerkt, omdat – door omstandigheden die buiten de macht van de vergunninghouder liggen – de nieuwe vergunning niet aansluitend op de oude (verlopen) vergunning is verleend;

  • °

    wanneer door het starten van een activiteit, vooruitlopend op de vergunningverlening, een voor ruimtelijke ordening en milieu ongewenste situatie wordt beëindigd of verbeterd, mits een ontvankelijke aanvraag is ingediend en er voldoende grond is om aan te nemen, dat de vergunning op korte termijn verleend wordt;

  • °

    wanneer de vergunning op formele gronden is vernietigd en een nieuwe verleend kan worden;

  • °

    wanneer onderzoek moet worden verricht om overtreding van bepaalde voorschriften te beëindigen;

  • °

    wanneer regelgeving in voorbereiding is, die de overtreding van bepaalde voorschriften teniet doet, mits de nieuwe regelgeving op korte termijn te verwachten is;

  • °

    activiteiten en lozingen, die vergunningplichtig zijn geworden als gevolg van nieuwe jurisprudentie;

  • °

    kleine, kortdurende, Wvo-vergunningplichtige lozingen met een geringe milieurelevantie.

Gemeentelijke positiebepaling

Gemeentelijke positiebepaling

Deel II Branches

8. Bedrijven

8.1 Te handhaven regelingen

Te handhaven regelingen

8.2 Toezicht

De kernbepalingen 1 tot en met 7 uit §4.3 zijn met name toegespitst op Wm-bedrijven en zijn dus hier van toepassing. In de omgevingsanalyse is aangegeven welke prioriteiten de gemeente stelt in handhaving mede op basis van het naleefgedrag bij bedrijven. Per branche of bedrijf verschilt de relevantie van kernbepalingen. In de omgevingsanalyse worden de belangrijkste thema’s per branche (AMvB) of specifiek besluit genoemd. In een toezichtplan bij nieuwe vergunningen staan de handhavingsessenties per bedrijf.

8.3 Toezicht

8.3 Toezicht

8.4 Sancties

Bestuursrechtelijke maatregelen

Indien een ondernemer de overtreding niet beëindigt of strijdigheid opheft (binnen de gestelde termijn), kunnen sanctiemiddelen worden aangezegd (dwangsom, sluiting, bestuursdwang). Hierbij wordt het schema uit hoofdstuk 5 gevolgd. Bij de keuze van de sanctiemiddelen en de hoogte van een dwangsom zijn de eerder genoemde criteria en wegingsfactoren richtinggevend, waarbij de ernst van de overtreding zwaar weegt. In bijlage 6 staat een overzicht van een aantal overtredingen met een indicatie van het op te leggen dwangmiddel

8.5 Afstemming

In de voorbereiding en uitvoering van de handhaving wordt samengewerkt met verschillende partners (zie hoofdstuk 2). De samenwerking kan betrekking hebben op de advisering en voorlichting aan bedrijven (het voortraject) of op het toezicht en de handhaving. In toenemende mate wordt controle en toezicht projectmatig uitgevoerd. Hierbij wordt vooraf de samenwerking met partners in een projectplan vastgelegd. Incidenten of ‘lastig handhaafbare’ zaken worden onderling besproken en gezamenlijk opgepakt of procedures op elkaar afgestemd.

De Milieudienst participeert sinds 2001 in het bedrijvenloket van de gemeente Groningen. Het loket fungeert als eerste aanspreekpunt (frontoffice) voor bedrijven met plannen voor vestiging, uitbreiding of verhuizing. Het bedrijvenloket behandelt in eerste instantie de vragen van ondernemers. Voor specifieke vragen wordt doorverwezen naar de milieudienst. Een aantal gemeentelijke diensten (MD, RO/EZ, HVD) registreren hun gegevens en bevindingen in een en hetzelfde systeem (BWT4all). Hiermee is wederzijds informatie en de stand van zaken van procedures uit te wisselen. De brandweer adviseert bij bouw- en milieuvergunningen en treedt op als partner bij de controle en handhaving van bedrijven (m.n. op het gebied van externe veiligheid).

De gemeente heeft een eigen piketdienst voor milieucalamiteiten. In het kader van ‘Crisismanagement Groningen’ wordt de gemeentelijke piketdienst ook provinciaal beschikbaar gesteld om andere Groningse gemeenten inhoudelijk te ondersteunen en te adviseren bij de aanpak van milieucalamiteiten.

 

9. Bodem

9.1 Te handhaven regelingen

De afdeling Bodem van de vakdirectie Milieubeheer heeft een handhavingstaak voor veel regelingen. We noemen de belangrijkste:

  • °

    de Wet bodembescherming en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten;

  • °

    het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (Bsb) inclusief vrijstellingsregelingen;

  • °

    de Verordening Bodemsanering gemeente Groningen

 

Deze handhavingstaken richten zich op behoud van de bodemkwaliteit en op bodemsanering. Dit gebeurt door toe te zien op de algemene plicht bodemverontreinigingen te voorkomen (bodembeschermende maatregelen, verwijderen ondergrondse tanks, gereguleerd grondverzet) en daar waar in het verleden een geval van ernstige bodemverontreiniging is ontstaan toe te zien op de bodemsanering.

9.2 Kernbepalingen bodem

Voor de kernbepalingen bodem die wij hanteren verwijzen we naar §4.3. Voor de kernbepalingen bodem geldt tevens dat alle bijbehorende administratieve aspecten onderdeel zijn van de betreffende kernbepaling. Bij controles zal hieraan actief aandacht besteed worden. Overigens is er ook op niet-kernbepalingen toezicht.

9.3 Toezicht

Informeren/Stimuleren zelfregulering

De afdeling bodem is de afgelopen jaren bezig geweest om te zorgen dat informatie over de bodemkwaliteit met een hoge betrouwbaarheid en grote toegankelijkheid beschikbaar komt. Ook de komende jaren blijven we hieraan werken.

 

De complexe spelregels voor hergebruik van grond in werken en voor grond als bodem maken een extra inspanning om de regelgeving toe te lichten noodzakelijk. Via cursussen aan de gemeentelijke diensten lichten we de verschillende oplossingen voor hergebruik van grond toe. Externe gebruikers van grond nodigen wij uit om gezamenlijk tot een passende oplossing voor grondverzet te komen. Op het gebied van bodemsanering stimuleren wij derden om met ons in vooroverleg te treden voordat een definitief saneringsplan wordt ingediend. Wij hebben diverse instrumenten om de kwaliteit van de saneringsplannen te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn onze meldingsformulieren en de handreiking voor het afwegingsproces tussen verschillende varianten. Dit heeft een positief effect op de wijze waarop de sanering plaatsvindt. Door onze inspanningen zorgen we ervoor dat we op het gebied van bodembescherming, -beheer en sanering weten wat anderen roert en beweegt. We kunnen daardoor in een vroeg stadium inspelen op de behoeftes die er zijn. Daardoor ontstaat draagvlak voor het behoud dan wel de verbetering van de bodemkwaliteit.

Begeleiden

De kernbepalingen in combinatie met de omgevingsanalyse bepalen uiteindelijk de intensiteit en aard van toezicht. Hiervoor verwijzen wij naar het milieujaarprogramma en de jaarplannen (zie ook hoofdstuk 1). Als uitgangspunt bij toezicht hanteren wij de volgende twee stelregels:

  • °

    Alle grote werken, waar grondverzet plaats vindt, zullen minimaal eenmaal en bij voorkeur meerdere malen bezocht worden.

  • °

    Alle bodemsaneringen worden tenminste eenmaal bezocht; de grotere saneringen meer dan eens.

 

Om voldoende toezicht te kunnen uitoefenen kunnen wij als toezichthouder zelf controlemonsters van de grond nemen. Hiervoor is voldoende capaciteit, budget en apparatuur beschikbaar. De toezichthouder beslist wanneer en hoeveel controlemonsters hij neemt. De bevindingen van de controlebezoeken registreert de toezichthouder volgens de eisen van het kwaliteitshandboek.

 

Sturen Bij het constateren in het veld van een afwijking op de afspraken volgen wij het stappenplan uit §5.1. Gaat het om een bodemsanering, dan willen wij dat saneerder de geconstateerde afwijkingen en de daarna getroffen maatregelen worden opneemt in het verplichte evaluatierapport.

9.4 Sancties

Corrigeren

De kernbepalingen in combinatie met het acuut milieugevaar spelen niet alleen een rol bij de strategie van handhaving maar spelen ook een rol bij het bepalen van de termijn die we gunnen om de overtredingen te beëindigen (begunstigingstermijn) en de hoogte van de dwangsommen.

  

Daarnaast speelt mee of de overtreding doelbewust en/of een incident is. En uiteraard is de omvang mede bepalend. Een in strijd met de regels gedeponeerde hoeveelheid van 5 m3 grond is uiteraard eerder herplaatst dan een hoeveelheid van 10.000 m3. Vanwege deze factoren is het voor de kernbepalingen bodem ondoenlijk om alle mogelijk voorkomende situaties te beschrijven en vervolgens begunstigingstermijnen en hoogte van de dwangsommen in te vullen.

De in hoofdstuk 6 beschreven uitgangspunten voor de hoogte van dwangsommen en de duur van begunstigingstermijnen zullen worden gehanteerd.

9.5 Afstemming

9.5 Afstemming

10. APV (diverse bepalingen)

10.1 Algemeen

De afdeling MMT handhaaft een aantal bepalingen uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de bijbehorende nadere regels, alsmede een aantal bepalingen uit de Wm. De handhavers van MMT hebben naast hun bestuursrechtelijke handhavingstaken ook een bijzondere, strafrechtelijke opsporingsbevoegdheid als Buitengewoon Opsporing Ambtenaar (BOA). Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het OM (zie voor de strafrechtelijke sancties 6.2).

Aangezien MMT toeziet op een grote hoeveelheid bepalingen die heel uiteenlopend van aard zijn, worden eerst in §10.2 die regels behandeld die onder een kernbepaling vallen. De relevante kernbepalingen zijn 3, 12 en 13 (zie §4.3). Vervolgens wordt in §10.3 beschreven hoe wordt omgegaan met de overige MMT handhavingstaken. In §10.4 zijn de bestuurs- en strafrechtelijke sancties uitgewerkt.

10.2 Uitwerking van de kernbepalingen

10.2 Uitwerking van de kernbepalingen

[Klik hier om het document te downloaden]

10.3 Overige handhavingstaken MMT

10.3 Overige handhavingstaken MMT

10.4 Sancties

10.4 Sancties

Bijlage 2 Bevoegdheden o.b.v. ‘Wet verbetering handhavingsbevoegdheden’

Bijlage 2 Bevoegdheden o.b.v. ‘Wet verbetering handhavingsbevoegdheden’

Bijlage 3 Afspraken met OM en politie over inzet strafrecht

Bijlage 3 Afspraken met OM en politie over inzet strafrecht

Bijlage 4 Horeca

Bijlage 4 Horeaca

[Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 5 Richtlijnen termijnen bij overtredingen

Bijlage 5 Richtlijnen termijnen bij overtredingen

Bijlage 6 Indicatie dwangmiddel bij overtredingen

Bijlage 6 Indicatie dwangmiddel bij overtredingen

Bijlage 7 Rollen handhavingspartners Bodem

Bijlage 7 Rollen handhavingspartners Bodem

Samenvatting

Samenvatting

Ondertekening

Gedaan te Groningen in het collegebesluit van 8 februari 2005.
de voorzitter,
J. Wallage.
de secretaris,
A.C. Keizer-Mastenbroek.