Regeling vervallen per 01-11-2011

Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2002 (ROEZ, hoofdstuk 5)

Geldend van 29-10-2010 t/m 31-10-2011

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE GRONINGEN 2002

Hoofdstuk 5 Subsidies Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

(bijlage raadsverslag nr. 168);

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 november 2002;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

HEEFT BESLOTEN:

De Algemene Subsidieverordening gemeente Groningen 2002 (hoofdstuk 5, dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken) vast te stellen.

Afdeling 1 Stimuleringsfonds Wonen en Monumenten

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op artikel 1, van hoofdstuk 1, van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a.

actiegebieden

:

door de raad aangewezen gebieden, waarbinnen subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van cascoherstel van woningen of woonschepen en ten behoeve van de restauratie van rijks- en gemeentelijke monumenten;

b.

bijkomende kosten

:

kosten die in direct verband met financiering moeten worden gemaakt (zoals: financieringskosten en notariskosten);

c.

bouwtechnische gebreken

:

bouwtechnische negatieve afwijking van het programma van eisen en aanbevelingen voor integrale cascoverbetering;

d.

eigenaar

:

-natuurlijke of andere rechtspersoon die voor 100% het juridische en het economische eigendom bezit van het onroerend goed.

-vereniging van eigenaren;

-de erfpachter, de opstaller;

-de houder van een appartementsrecht als bedoeld in artikel 875a van het Burgerlijk Wetboek;

-degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend, die recht geven op het gebruik van een woning;

e.

eigenaar-bewoner

:

die eigenaar die zelf de gehele of nagenoeg gehele woning of woonschip bewoont;

f.

geldgever

:

Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten te Hoevelaken, Waarmee de gemeente een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten;

g.

geldnemer

:

natuurlijke of rechtspersonen, waaronder eigenaren van woningen, woonschepen of monumenten, verenigingen van eigenaren van gebouwen;

h.

kanjers

:

grote monumentale, dikwijls hun oorspronkelijke functie verliezende gebouwen, die voorkomen op de op 20 november 1996 door de raad vastgestelde lijst van 'Kanjers';

i.

monument

:

een beschermd gemeentelijk monument als bedoeld in de Monumentenverordening gemeente Groningen of een beschermd rijksmonument als bedoeld in de monumentenwet;

j.

programma van eisen en aanbevelingen voor integrale cascoverbetering

:

het minimum eisenpakket voor de integrale verbetering van het casco van woningen zoals vastgesteld door het college;

k.

programma van eisen meerjarig onderhoud

:

het minimum eisenpakket voor het onderhoud van het casco na verbetering zoals vastgesteld door het college;

l.

voorzieningen

:

maatregelen, welke betrekking hebben op het integraal opheffen van cascogebreken (grootonderhoud);

m.

woning

:

woongebouw of afzonderlijk gedeelte van een gebouw bestemd tot zelfstandige bewoning;

n.

woonschip

:

woonark of woonschip welke geschikt of bestemd is om het gehele jaar te worden bewoond.

Artikel 2 Te subsidiëren activiteit

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten in het belang van:

    • a.

      verbetering en onderhoud van woningen van eigenaren, niet zijnde een toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet;

    • b.

      verbetering en onderhoud van woonschepen door eigenaren;

    • c.

      restauratie van Rijks-, gemeentelijke monumenten of kanjers anders dan regulier onderhoud;

    • d.

      bevordering eigen woning bezit ten behoeve van nader te definiëren doelgroepen;

    • e.

      het bevorderen van het treffen van maatregelen in woningen, zoals bedoeld bij Dubo, EPA en Politiekeurmerk;

    • f.

      het bevorderen van activiteiten die in het belang zijn voor het beleidsveld “Wonen” van de gemeente.

  • 2. Het college stelt een programma vast waarin de doelen voor de looptijd van het programma worden vastgesteld.

  • Toelichting

    Voor het begrip subsidie wordt verweze n naar artikel 4.21 Algemene wet bestuursrecht en artikel 1, hoofdstuk 1 van deze verordening. Uit met name de toelichting op dit artikel blijkt dat leningen onder gunstige voorwaarden of garantiestellingen ook onder het begrip subsidies vallen.

    Bij lid 2: Het programma van het college voor verdeling van de leningen treedt niet in werking dan nadat het besluit tot vaststelling van dit programma is bekend gemaakt doormiddel van publicatie.

Artikel 3 Grondslag van de subsidie

  • 1. Het college kan een subsidie in de vorm van een lening of garantstelling verstrekken voor maximaal 100% van de kosten van de in artikel 2 genoemde activiteiten te vermeerderen met de bijkomende kosten.

  • 2. Voor kosten in de zin van het vorige lid wordt in elk geval verstaan kosten voor:

    • a.

      onderhoud, restauratie en verbetering van woningen en woonschepen;

    • b.

      restauratie van monumenten en kanjers;

    • c.

      het in eigendom krijgen van een woning;

    • d.

      het voldoen aan Dubo/EPA/Politiekeurmerk eisen aan woning of woonomgeving;

    • e.

      de uitvoering van de activiteit ten behoeve van het beleidsveld wonen.

  • 3. In het programma bepaalt het college per programma onderdeel de voorwaarden waaronder de leningen verstrekt zullen worden.

  • Toelichting lid 2

    De voorwaarden, waaronder de subsidie wordt verstrekt, zijn onder andere de looptijd van de lening en de hoogte van de rente. Uit de lenings- of garantievoorwaarden volgen de eventuele financiële voordelen voor de aanvrager. Soms kan het voordeel voor de aanvrager alleen zitten in de toelatingsvoorwaarden voor de lening.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Het door de raad ter beschikking gestelde bedrag wordt volgens de in het lopende programma opgenomen verdeelsleutel over en voor zover noodzakelijk binnen de verschillende programma-onderdelen verdeeld.

  • 2. Wanneer voor enig kalenderjaar het totaal bedrag van de aanvragen het bedrag per programmaonderdeel als bedoeld in lid 1 van dit artikel overschrijdt, worden ten laste van dit laatste bedrag de aanvragen gehonoreerd op basis van de volgorde waarin de subsidie-aanvragen bij de gemeente zijn binnengekomen.

  • 3. Het college kan in haar programma bepalen dat er op grond van andere criteria een rangorde wordt bepaald.

  • 4. Aanvragen die door overschrijding van het plafond niet voor een lening in aanmerking komen worden in het volgende jaar behandeld als aanvragen ingekomen op de eerst mogelijke datum van dat jaar.

  • Toelichting lid 4

    Het kan dan voorkomen dat in het volgend jaar er een nieuw programma van kracht is. Als in dit programma de activiteiten niet meer ondersteund worden dan kan dat betekenen dat een aanvrager niet meer voor een lening in aanmerking komt.

Artikel 5 De subsidie-aanvraag

Subsidie-aanvragen voor activiteiten als bedoeld in deze afdeling gaan naast de gegevens op grond van hoofdstuk 1, artikel 11 vergezeld van:

  • a.

    alle bescheiden die redelijkerwijs nodig zijn voor een goede beoordeling van zijn aanvraag. Indien van toepassing is dat in elk geval:

    • -

      een ingevuld en van gevraagde bijlagen voorzien aanvraagformulier SVN(Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten);

    • -

      prijsopgaven van architecten;

    • -

      gespecificeerde opgaven van betrokken aannemers of uitvoerders.

  • b.

    Het college kan in haar programma bij de te onderscheiden programmaonderdelen nadere eisen stellen aan de aanvraag.

Artikel 6 Nadere verplichtingen

In aanvulling op hoofdstuk 1, afdeling 3.3, van deze verordening geldt dat college in haar programma per programma onderdeel nadere verplichtingen kan opnemen.

Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 14, hoofdstuk 1 van deze verordening kan het college een subsidieaanvraag weigeren of intrekken indien het college in haar programma per programma onderdeel aanvullende weigeringsgronden heeft opgesteld.

Afdeling 2 Verbetering van door eigenaren bewoonde woonschepen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op artikel 1, van hoofdstuk 1, van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a.

eigenaar

:

-natuurlijke of andere rechtspersoon die voor 100% het juridische en het economische eigendom bezit van het onroerend goed;

-vereniging van eigenaren;

-de erfpachter, de opstaller;

-de houder van een appartementsrecht als bedoeld in artikel 875a van het Burgerlijk Wetboek;

-degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend, die recht geven op het gebruik van een woning;

b.

eigenaar-bewoner

:

die eigenaar die zelf de gehele of nagenoeg het hele woonschip bewoont;

c.

haven- of kanaalvakken

:

door de raad aangewezen gebieden, waarbinnen subsidie kan worden toegekend en verstrekt voor maatregelen ten aanzien van beperkt cascoherstel voor woonschepen;

d.

voorzieningen

:

maatregelen, welke betrekking hebben op het integraal opheffen van casco-gebreken (grootonderhoud);

e.

woonschip

:

woonark of woonschip welke geschikt of bestemd is om het gehele jaar door de eigenaar te worden bewoond (zelf bewoond).

Artikel 2 Te subsidiëren activiteit

Het college kan subsidie verlenen aan eigenaar-bewoners voor het opheffen van bouwtechnische gebreken aan het casco van door henzelf bewoonde woonschepen. In dat kader kan het college aan de eigenaar-bewoner van een woonschip subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten voor het treffen van voorzieningen tot opheffing van gebreken aan het casco van dat woonschip;

Artikel 3 Grondslag van de subsidie

  • 1. Voor aanvragen van eigenaar-bewoners van woonschepen bedraagt de bijdrage 70% van de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten tot een maximum van € 3176,-- waarbij:

    • a.

      de bijdrage volledig wordt uitbetaald na gereedmelding en daaropvolgende definitieve vaststelling van de subsidie;

    • b.

      het college bevoegd is normbedragen per verbeteronderdeel vast te stellen en zonodig te wijzigen binnen het onder dit artikel genoemde maximum.

  • 2. Met betrekking tot de voorwaarden verbonden aan de in deze afdeling vermelde subsidie kan het college nadere regels stellen.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de in deze afdeling genoemde activiteit(en) het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het betreffende jaar is vastgesteld.

  • 2. Wanneer voor enig kalenderjaar het totaalbedrag van de aanvragen het bedrag als bedoeld in lid 1 van dit artikel overschrijdt, worden ten laste van dit bedrag de aanvragen toegekend op basis van de volgorde waarop de subsidie-aanvragen bij de gemeente zijn binnengekomen.

Artikel 5 Subsidie-aanvraag

  • 1. Subsidieaanvragen voor activiteiten als bedoeld in deze afdeling gaan naast de gegevens als bedoeld in deze verordening onder hoofdstuk 1, artikel 11, vergezeld van een afschrift van:

    • a.

      een uittreksel uit het bevolkingsregister;

    • b.

      eigendomsbewijs;

    • c.

      ligplaatsvergunning;

    • d.

      een gespecificeerde begroting van de kosten uitgesplitst in lonen en materiaalkosten per te treffen voorziening

    • e.

      indien gelijktijdig met het treffen van de voorzieningen ook niet-gesubsidieerde voorzieningen worden getroffen: een uitsplitsing van de gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde kosten;

    • f.

      alle overige bescheiden en gegevens die nodig zijn voor een juiste beoordeling van de aanvraag.

  • 2. Aanvragen kunnen het gehele jaar door worden ingediend.

Artikel 6 Nadere verplichtingen

Het college verleent slechts subsidie voor activiteiten als bedoeld in deze paragraaf indien:

  • a.

    uit het technisch rapport als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub c van deze afdeling blijkt dat het woonschip technische gebreken vertoont;

  • b.

    de kosten van de voorzieningen in redelijke verhouding staan tot het te bereiken kwaliteitsniveau en de waarde van het woonschip;

  • c.

    het woonschip ligt binnen een door de raad aangewezen haven- of kanaalvak.

  • d.

    binnen een termijn van een half jaar na het besluit tot subsidieverlening met de werkzaamheden wordt begonnen;

Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 14, van deze verordening weigert het college een subsidie-aanvraag indien:

  • a.

    voor het verrichten van de activiteiten de noodzakelijke vergunningen ontbreken;

  • b.

    reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt zonder schriftelijke toestemming van het college;in die activiteiten op een naar het oordeel van het college toereikende wijze anders kan worden voorzien.

  • c.

    er kamerverhuur plaatsvindt;

  • d.

    het woonschip niet ouder is dan 25 jaar;

  • e.

    de eigenaar van een woonschip geen hellingrapport of hierop betrekking hebbende rekeningen kan overleggen welke jonger dan vier jaar zijn.

Afdeling 3 Specifieke en processubsidies

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op artikel 1, van hoofdstuk 1, van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a.

bouwtechnische gebreken

:

negatieve afwijking van het programma van eisen en aanbevelingen voor integrale cascoverbetering;

b.

bouwen

:

het vernieuwen of veranderen van een onroerende zaak tot woonruimte, waarbij de bestemming van de onroerende zaak gewijzigd;

c.

complex

:

samenstel van woningen en bedrijven die deel uitmaken van dezelfde bouwkundige eenheid;

d.

eigenaar

:

-natuurlijke of andere rechtspersoon die voor 100% het juridische en het economische eigendom bezit van het onroerend goed;

-vereniging van eigenaren;

-de erfpachter, de opstaller;

-de houder van een appartementsrecht als bedoeld in artikel 875a van het Burgerlijk Wetboek;

-degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend, die recht geven op het gebruik van een woning;

e.

eigenaar-bewoner

:

die eigenaar die zelf de gehele of nagenoeg gehele woning bewoont;

f.

programma van eisen en aanbevelingen voor integrale cascoverbetering

:

het minimum eisenpakket voor de integrale verbetering van het casco van woningen zoals vastgesteld door het college;

g.

voorzieningen

:

maatregelen, welke betrekking hebben op het integraal opheffen van casco-gebreken (grootonderhoud);

h.

woning

:

woongebouw of afzonderlijk gedeelte van een gebouw bestemd tot zelfstandige bewoning.

Artikel 2 Te subsidiëren activiteit

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor het realiseren van (vervangende) nieuwbouw, aanpassing van woongebouwen, en aankoop en verbouw door verhuurders ten behoeve van de uitbreiding van de woningvoorraad waaronder ook:

    • a.

      de tekorten van het verwerven, slopen en bouwrijp maken ten behoeve van het bouwen van woningen;

    • b.

      de tekorten in aanpassing van woongebouwen ten behoeve van nieuwe doelgroepen (bijvoorbeeld liftaanbouw of aftopping);

    • c.

      de tekorten bij het bouwen van woningen verband houdende met duurzaam bouwen;

    • d.

      stimuleringsbijdragen voor zonneboilers en andere methoden voor het opwekken van duurzame energie.

  • 2. Het college kan tevens subsidie verlenen in het kader van:

    • a.

      het exploiteren van stichtingen die ten doel hebben het stimuleren van particuliere woningverbetering en planmatig onderhoud;

    • b.

      het activeren van Verenigingen van Eigenaren (VVE);

    • c.

      het afsluiten van een meerjarenonderhoudscontract door eigenaar-bewoners of particuliere verhuurders van VVE-;

    • d.

      bewonersondersteuning met betrekking tot het stimuleren van particuliere woningverbetering;

    • e.

      het laten maken van bouwtechnische rapporten.

Artikel 3 Grondslag van de subsidie

De subsidie voor activiteiten als bedoeld in het vorige artikel bedraagt:

  • a.

    bij (vervangende) nieuwbouw: zoveel als door de raad per project en per woning wordt vastgesteld;

  • b.

    bij aanpassing van bestaande woongebouwen: het bedrag zoals door het college op 21 december 1993, nr. 21, of bij latere wijzigingen is vastgesteld in de subsidieregels liftplaatsing bij bestaande woongebouwen;

  • c.

    voor de in artikel 1 lid 2 sub b genoemde activiteit € 114,-- per Vereniging van Eigenaren;

  • d.

    voor de in artikel 1 lid 2 sub c genoemde activiteit € 227,-- per appartementsrecht.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de activiteit(en) het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het betreffende jaar is vastgesteld.

  • 2. Het college kan in hun jaarprogramma prioriteitsgebieden aanwijzen waarbinnen subsidieaanvragen voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder c en d van deze afdeling, voorrang genieten boven subsidieaanvragen voor dezelfde activiteiten in andere gebieden.

  • 3. Wanneer voor enig kalenderjaar het totaalbedrag van de aanvragen het bedrag als bedoeld in lid 1 van dit artikel overschrijdt, worden ten laste van dit bedrag de aanvragen allereerst toegekend ten behoeve van aanvragen vanuit de prioriteitsgebieden zoals genoemd in het vorige lid en daarna op basis van de volgorde waarin de overige subsidie-aanvragen bij de gemeente zijn binnengekomen.

Artikel 5 Subsidie-aanvraag

  • 1. Subsidie-aanvragen voor activiteiten als bedoeld in deze afdeling gaan naast de gegevens als bedoeld in artikel 11, hoofdstuk 1 van deze verordening, voor zover van toepassing, vergezeld van de volgende documenten:

    • a.

      een volledige exploitatie-opzet;

    • b.

      een grondkostenberekening conform de gemeentelijke grondexploitatieberekening ofwel een afschrift van de aankoopakte;

    • c.

      een opgave van de kosten van de voorzieningen en bijkomende kosten;

    • d.

      de huur- of (geschatte) verkoopprijs;

    • e.

      een opgave van de lengte van de exploitatie en de restwaarde na afloop van de termijn.

  • 2. Een aanvraag voor de in artikel 2, lid 2, sub b genoemde activiteit moet daarnaast worden vergezeld van de volgende documenten.

    • a.

      kopie van de splitsingsakte;

    • b.

      kopie van de 1e activeringsvergadering;

    • c.

      kopie van de notulen van de laatst gehouden vergadering;

    • d.

      lijst van de eigenaren;

  • 3. Een aanvraag voor de in artikel 2, lid 2, sub d genoemde activiteit moet daarnaast worden vergezeld van een kopie van een meerjarenonderhoudscontract op te stellen door een door de gemeente erkende deskundige.

  • 4. Aanvragen kunnen het gehele jaar worden ingediend.

Artikel 6 Nadere verplichtingen

Het meerjarenonderhoudscontract zoals bedoeld in artikel 5, lid 3 van deze afdeling dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de contractperiode voor een meerjarenonderhoudsplan dient minimaal 10 jaar te zijn; de onderhoudstoestand van het appartementencomplex dient na afloop van de contractperiode te voldoen aan de voorwaarden zoals die zijn gesteld in het gemeentelijke programma van eisen en aanbevelingen voor cascoherstel van bestaande woningen;

  • b.

    aangegeven dient te worden welk bedrag de appartementseigenaren jaarlijks moeten storten in een onderhoudsfonds;

  • c.

    er moet een rechtsgeldig besluit van de vereniging worden overgelegd waarin de verplichte jaarlijkse storting door de appartementseigenaren in het onderhoudsfonds is geregeld;

Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 14 van deze verordening weigert het college een subsidie-aanvraag indien:

    • a.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd plaatsvindt buiten een door de raad aangewezen stadsvernieuwingsgebied;

    • b.

      in een periode van tien jaar voorafgaand aan de aanvraag voor dezelfde activiteit subsidie is verleend;

    • c.

      voor het verrichten van de activiteiten de noodzakelijke vergunningen ontbreken;

    • d.

      reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt zonder schriftelijke toestemming van het college;

    • e.

      in die activiteiten op een naar het oordeel van het college toereikende wijze anders kan worden voorzien.

    • f.

      zij niet instemmen met het plan voor vervangende nieuwbouw.

  • 2. De subsidie wordt bij functiewijziging slechts verleend indien:

    • a.

      het bebouwen van de locatie een verbetering van de stedenbouwkundige structuur betekent;

    • b.

      de stichtingskosten van de te bouwen woningen op het moment van aanvraag maximaal € 250.000,-- per woning bedragen.

Afdeling 4 Monumenten en monumentale waarden

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op artikel 1, van hoofdstuk 1, van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a.

beeldbepalend pand

:

een pand dat niet als monument is beschermd maar naar het oordeel van het gemeentebestuur straatbeeldondersteunende kwaliteiten heeft;

b.

eigenaar

:

-Natuurlijke of andere rechtspersoon die voor 100% het juridische en het economische eigendom bezit van het onroerend goed;

-Vereniging van eigenaren;

-De erfpachter, de opstaller;

-De houder van een appartementsrecht als bedoeld in artikel 875a van het Burgerlijk Wetboek;

-Degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend, die recht geven op het gebruik van een woning;

c.

kanjers

:

grote monumentale, dikwijls hun oorspronkelijke functie verliezende gebouwen, die voorkomen op de op 20 november 1996 door de raad vastgestelde lijst van 'Kanjers';

d.

monument

:

een beschermd gemeentelijk monument als bedoeld in de Monumentenverordening gemeente Groningen.

Een beschermd rijksmonument als bedoeld in de monumentenwet, dan wel panden waaromtrent de minister het voornemen tot plaatsing op de monumentenlijst kenbaar heeft gemaakt;

e.

monumentale waarden

:

al dan niet zichtbare cultuur-historische zaken zoals bijvoorbeeld archeologische, architectuur-historische, stedenbouwkundig-historische en historisch-geografische waarden;

f.

objecten

:

onroerende zaken en roerende zaken zoals historische orgels, bruggen, uurwerken, siervazen, alsmede daarmee vergelijkbare zaken;

g.

voorzieningen

:

maatregelen, welke betrekking hebben op het integraal opheffen van casco-gebreken (grootonderhoud).

Artikel 2 Te subsidiëren activiteit

Het college kan, naast de steun die op grond van afdelingen 2, 3 en 4 verleend kan worden, subsidie verlenen voor het treffen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van monumenten en monumentale waarden. In dat kader kan het college subsidie verlenen voor:

  • a.

    het restaureren van gemeentelijke monumenten en van rijksmonumenten, waarvoor de eigenaar aantoonbaar geen fiscale aftrek van onderhoudskosten heeft;

  • b.

    het herstel van historisch waardevolle onderdelen van panden in het kader van de regeling 'Beter Verbeteren' zoals door de raad op 6 december 1995 onder nr. 6 vastgesteld bij nota 'Van ethiek naar strategie'. De regeling kan betrekking hebben op rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en andere historisch waardevolle panden waarvan historisch waardevolle onderdelen worden hersteld;

  • c.

    het restaureren en revitaliseren van 'Kanjers' waarbij de subsidie kan worden verleend ten behoeve van cascoherstel, herstel van historisch waardevolle onderdelen dan wel, in bijzondere gevallen, aanpassingen ten behoeve van een nieuwe functie;

  • d.

    het restaureren van monumentale panden/objecten waarbij een groot instandhoudingsbelang onvoldoende blijkt te zijn verzekerd door juridische regelgeving;

  • e.

    instandhouding van monumentale objecten in de openbare ruimte;

  • f.

    bouwhistorisch- en archeologisch onderzoek/beheer;

  • g.

    voorlichting en promotionele activiteiten met betrekking tot monumentenzorg en archeologie;

  • h.

    activiteiten van instellingen zonder winstoogmerk op het gebied van monumentenzorg en archeologie

Artikel 3 Grondslag van de subsidie

  • 1. Deze afdeling is van toepassing op subsidies die niet meer dan € 20.000,-- per pand bedragen.

  • 2. Indien de omstandigheden zodanig zijn dat het ter bescherming van het pand noodzakelijk is om deze afdeling bij de toekenning van een subsidie toe te passen kan het college van het vorige lid genoemde bedrag afwijken.

  • 3. De subsidie wordt zodanig vastgesteld dat het maximaal 40% van de door het college vast te stellen subsidiabele kosten bedraagt. De subsidiabele kosten worden door het college bepaald aan de hand van de 'Leidraad subsidiabele kosten' van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

  • 4. Aan eigenaren van panden als bedoeld in artikel 2, sub a, b, c en d van deze afdeling, kan het college subsidie verlenen in de kosten van financiering van restauratie en onderhoud, dan wel bijdragen a fonds perdu beschikbaar stellen.

  • 5. Zonodig kan het college aan de eigenaren van de in artikel 2, sub a, b, c en d van deze afdeling genoemde monumentale bouwwerken gemeentegarantie verlenen op door hen af te sluiten geldleningen bij een bank, die hiertoe met de gemeente Groningen een overeenkomst heeft gesloten.

    In afwijking van lid 1 bedraagt de subsidie in het kader van de regeling 'Beter Verbeteren' maximaal € 2.500,-- per pand.

  • 6. Aan eigenaren van panden die een onderhoudscontract hebben afgesloten met de Monumentenwacht, Pand Garant, Stichting Stadsherstel of een vergelijkbare algemeen erkende instelling, kan nader door het college vast te stellen subsidie in het kader van onderhoudsstimulering beschikbaar worden gesteld.

  • 7. Tevens kan het college subsidie verlenen aan anderen, dan bedoeld zijn in de leden 3, 4 en 7.

  • Toelichting

    Lid 1 Voor projecten die voor een hogere bijdrage van de gemeente in aanmerking komen, kan de regeling van afdeling 1 van dit hoofdstuk “Stimuleringsfonds Wonen en Monumenten” worden toegepast.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de activiteit(en) het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het betreffende kalenderjaar in het verdeelbesluit Stadsvernieuwingsfonds door de raad is vastgesteld.

  • 2. Wanneer voor enig kalenderjaar het totaal bedrag van de aanvragen het bedrag als bedoeld in lid 1 van dit artikel overschrijdt, worden ten laste van dit laatste bedrag de aanvragen gehonoreerd op basis van de volgorde waarin de subsidie-aanvragen bij de gemeente zijn binnengekomen.

Artikel 5 De subsidie-aanvraag

  • Subsidie-aanvragen voor activiteiten als bedoeld in deze afdeling gaan naast de gegevens op grond van hoofdstuk 1, artikel 11 vergezeld van de volgende documenten:

  • 1. Een volledig ingevuld aanvraagformulier vergezeld van, voor zover van toepassing:

    • a.

      een tekening van de bestaande toestand en nieuwe toestand schaal 1:100;

    • b.

      een bestek of werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructie, materialen, afwerkingen en kleuren;

    • c.

      een uitgebreide werkomschrijving van het te verbeteren onderdeel;

    • d.

      een aannemersbegroting;

    • e.

      een berekening van het architectenhonorarium, honorarium van adviseur, kosten van toezicht en kosten van bouwhistorisch onderzoek;

    • f.

      bij samenloop met andere regelingen een kopie van het aanvraagformulier van de betreffende regeling;

    • g.

      een taxatierapport van een beëdigd makelaar van de waarde vóór en de waarde van het pand na de verbetering;

    • h.

      een meerjarenonderhoudsplan van een op dit gebied erkende instantie, waarmee men kan aantonen dat men voornemens is na het treffen van de voorzieningen het pand 15 jaar lang goed te onderhouden;

    • i.

      een beschikking van de Belastingdienst over aftrekbare kosten.

    • j.

      een gespecificeerde begroting van de kosten uitgesplitst in lonen en materiaalkosten per te treffen voorziening, ingedeeld volgens de door de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken vereiste elementenclassificatie, zodanig dat de kosten per woning te herleiden zijn;

    • k.

      een bestek met voorwaarden en tekeningen van de bestaande en de te maken toestand van de woning (schaal 1:100), zodanig dat de werkzaamheden per woning te herleiden zijn;

    • l.

      in geval van integraal cascoherstel: de naam en het adres van de aannemer, alsmede het inschrijvingsnummer van deze aannemer bij de Kamer van Koophandel en het Sociaal Fonds Bouwnijverheid;

    • m.

      indien gelijktijdig met het treffen van de voorzieningen ook niet-gesubsidieerde voorzieningen worden getroffen: een uitsplitsing van de gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde kosten;

    • n.

      een uittreksel uit het bevolkingsregister;

    • o.

      alle overige bescheiden en gegevens die nodig zijn voor een juiste beoordeling van de aanvraag.

  • 2. Een aanvraag voor een subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 2 dient voor 31 maart van het betreffende kalenderjaar te worden ingediend.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 kunnen aanvragen voor subsidie in het kader van de regeling 'Beter Verbeteren' het gehele jaar door worden ingediend.

Artikel 6 Nadere verplichtingen

In aanvulling op hoofdstuk 1, afdeling 3.3, van deze verordening geldt het volgende:

  • 1.

    De subsidiebijdrage wordt toegekend onder de voorwaarde dat:

    • a.

      het restauratieplan door een terzake deskundige architect is ontworpen die tevens met de begeleiding van de uitvoering van het plan wordt belast;

    • b.

      binnen drie maanden na de toekenning met het treffen van de voorzieningen een aanvang is gemaakt;

    • c.

      de voorzieningen zijn getroffen binnen twee jaren na de toekenning. Het college kan een andere termijn toestaan;

    • d.

      bij het treffen van de voorzieningen niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958.

  • 2.

    De subsidiebijdrage wordt toegekend onder de voorwaarde dat de aanvrager, indien hij binnen 15 jaar na gereed zijn het eigendom overdraagt aan een derde, de verplichtingen en voorwaarden verbonden aan het verlenen van de bijdrage aan deze derde mee overdraagt.

  • 3.

    De aanvang van de werkzaamheden dient tenminste 14 dagen tevoren op een door het college beschikbaar gesteld formulier bij de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken te worden gemeld.

  • 4.

    In geval van artikel 3, lid 5 van deze afdeling dient het college een afschrift van de door de Monumentenwacht, Pand Garant, Stichting Stadsherstel of een vergelijkbare algemeen erkende instelling op te stellen rapporten te ontvangen.

Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 14, hoofdstuk 1 van deze verordening kan het college een subsidieaanvraag weigeren of intrekken indien:

    • a.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd plaatsvindt buiten een door de raad aangewezen stadsvernieuwingsgebied;

    • b.

      in een periode van tien jaar voorafgaand aan de aanvraag voor dezelfde activiteit subsidie is verleend;

    • c.

      voor het verrichten van de activiteiten de noodzakelijke vergunningen ontbreken;

    • d.

      reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt zonder schriftelijke toestemming van het college;

    • e.

      in die activiteiten op een naar het oordeel van het college toereikende wijze anders kan worden voorzien;

    • f.

      met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de subsidieaanvrager van de gemeente een subsidieverleningsbeschikking heeft ontvangen;

    • g.

      het pand of object vóór of tijdens de restauratie wordt verkocht of anderszins wordt overgedragen;

    • h.

      de restauratie-/verbouwplannen na verlening van de subsidie worden gewijzigd;

    • i.

      de te subsidiëren werkzaamheden niet binnen twee jaar of binnen een door het college toegestane andere termijn na verlening van de subsidie zijn gereedgemeld.

  • 2. Het college kan vastgestelde en uitbetaalde subsidie intrekken of wijzigen en daarna terugvorderen indien binnen tien jaar na gereedmelding een eigendomsoverdracht plaatsvindt en de taxatiewaarde na verbetering verminderd met de som van de eigen bijdrage in de verbeterkosten en de taxatiewaarde vóór verbetering een positief saldo oplevert.

Artikel 8 Bevoorschotting

  • 1. In daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende gevallen kan op verzoek van de aanvrager, indien tenminste 50% van de werkzaamheden is verricht en door het college akkoord is bevonden, een voorschot op de subsidie worden verstrekt van 50%.

  • 2. In daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende gevallen kan op verzoek van de aanvrager een voorschot bij de aanvang van de werkzaamheden worden verstrekt.

Afdeling 5 Monumentale houtopstand

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op artikel 1, van hoofdstuk 1, van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

monumentale houtopstand

:

houtopstand als bedoeld in artikel 4.3.1, lid 1, onder d. van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen 2005.

Artikel 2 Te subsidiëren activiteit

Het college kan subsidie verlenen voor het treffen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor instandhouding van monumentale houtopstand. In dat kader kan het college subsidie verlenen voor het treffen van maatregelen voor de instandhouding van monumentale houtopstand op particulier terrein.

Artikel 3 Grondslag van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de door het college vast te stellen subsidiabele kosten met een maximum van € 1000,--.

  • 2. Aan degene, die krachtens zakelijk recht bevoegd is over de monumentale houtopstand te beschikken kan het college subsidie verlenen in de kosten van financiering van maatregelen voor onderhoud aan deze houtopstand.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de activiteiten een bedrag beschikbaar van € 10.000,--, dat beschikbaar komt uit het boomverzorgingsbudget van de directie Stadsbeheer.

  • 2. Wanneer voor enig kalenderjaar het totaalbedrag van de aanvragen het bedrag als bedoeld in lid 1 van dit artikel overschrijdt, worden ten laste van dit bedrag de aanvragen gehonoreerd op basis van de volgorde, waarin de subsidieaanvragen bij de gemeente zijn binnengekomen.

  • 3. De subsidie kan eenmaal in de 15 jaar worden verstrekt aan de zakelijk gerechtigde van het adres, dat op de lijst van de monumentale bomen wordt vermeld.

Artikel 5 De subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor activiteiten als bedoeld in deze afdeling gaan naast de gegevens als bedoeld in artikel 11, hoofdstuk 1, van deze verordening, voor zover van toepassing, vergezeld van de volgende documenten:

  • a.

    vermelding van de monumentale houtopstand waarvoor subsidie wordt aangevraagd verduidelijkt door een tekening of foto;

  • b.

    een overzicht van de te treffen maatregelen;

  • c.

    een gespecificeerde offerte van een erkend boomverzorgingsbedrijf.

Artikel 6 Nadere verplichtingen

In aanvulling op hoofdstuk 1, afdeling 3.3, van deze verordening, voor zover van toepassing, geldt het volgende:

  • a.

    De subsidiebijdrage wordt toegekend onder de voorwaarde dat:

    • -

      de werkzaamheden door een erkend boomverzorgingsbedrijf worden uitgevoerd;

    • -

      de werkzaamheden binnen zes maanden na de toekenning zijn uitgevoerd.

  • b.

    Het uitvoeren van de werkzaamheden dient tenminste 7 dagen tevoren bij de directie Stadsbeheer, afdeling Wijkbeheer gemeld te zijn.

  • c.

    De subsidie wordt uitbetaald nadat het college is gebleken dat:

    • -

      de maatregelen naar behoren zijn uitgevoerd;

    • -

      een betalingsbewijs aan het boomverzorgingsbedrijf is overlegd.

Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 14, hoofdstuk 1 van deze verordening kan het college een subsidieaanvraag weigeren of intrekken indien:

  • a.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd plaatsvindt buiten een door de raad aangewezen stadsvernieuwingsgebied;

  • b.

    in een periode van tien jaar voorafgaand aan de aanvraag voor dezelfde activiteit subsidie is verleend;

  • c.

    voor het verrichten van de activiteiten de noodzakelijke vergunningen ontbreken;

  • d.

    reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt zonder schriftelijke toestemming van het college;

  • e.

    in die activiteiten op een naar het oordeel van het college toereikende wijze anders kan worden voorzien;

  • f.

    met het treffen van de maatregelen is begonnen voor de subsidieaanvrager van de gemeente een subsidieverleningbeschikking heeft ontvangen.

Afdeling 6 Steun aan midden- en kleinbedrijf

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op artikel 1, van hoofdstuk 1, van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a.

actiegebieden

:

(delen van) aandachtsgebieden waarbinnen subsidie kan worden verleend voor maatregelen ten aanzien van woningen en bedrijven als bedoeld in deze afdeling;

b.

bedrijfsobject

:

gebouwen bestemd voor uitoefening van een bedrijf

c.

Bedrijfsresultaat

:

het saldo van baten en lasten uit de gewone bedrijfsvoering;

d.

Complex

:

samenstel van woningen en bedrijven die deel uitmaken van dezelfde bouwkundige eenheid;

e.

Detailhandel

:

het bedrijfsmatig verkopen van zaken en diensten aan de uiteindelijke gebruiker, de consument;

f.

eigenaar

:

-natuurlijke of andere rechtspersoon die voor 100% het juridische en het economische eigendom bezit van het onroerend goed;

-vereniging van eigenaren;

-de erfpachter, de opstaller;

-de houder van een appartementsrecht als bedoeld in artikel 875a van het Burgerlijk Wetboek;

-degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend, die recht geven op het gebruik van een woning.

g.

kosten

:

de door het college vast te stellen, direct met de activiteit waarvoor subsidie wordt verleend samenhangende kosten, inclusief BTW;

h.

onderneming

:

een onderneming die buiten het stadsvernieuwingsgebied is gevestigd en die zijn omzet geheel of grotendeels in het stadsvernieuwingsgebied realiseert en een vestiging van een bedrijf dat zijn hoofdzetel elders heeft;

i.

stadsvernieuwing

:

hetgeen hieronder in de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing wordt verstaan;

j.

stadsvernieuwingsgebied

:

een door de raad aangewezen gebied waarop dit hoofdstuk van toepassing is;

Artikel 2 Te subsidiëren activiteit

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor het verplaatsen, voortzetten of beëindigen anders dan door overdracht, van de onderneming om zo een gewenste ruimtelijk-economische structuur te realiseren.

  • 2. Subsidie ten behoeve van voortzetting ter plaatse, wordt verleend in:

    • a.

      de kosten van voorzieningen welke aard- en nagelvast worden aangebracht;

    • b.

      de kosten wegens het vervangen van onderdelen van de inrichting, welke niet passend zijn te maken voor het verbouwde bedrijfspand;

    • c.

      huisvestingslasten van tijdelijke huisvesting;

    • d.

      winstdaling die het gevolg is van het uitvoeren van stadsvernieuwing in de omgeving van de onderneming;

    • e.

      stagnatieschade als gevolg van verbouw- en herinrichtingactiviteiten.

  • 3. Subsidie ten behoeve van verplaatsing wordt verleend in:

    • a.

      de kosten van verbouw van het bedrijfspand waarnaar de onderneming verplaatst wordt;

    • b.

      de kosten van inrichting van het onder a bedoelde bedrijfspand;

    • c.

      de kosten van verhuizing;

    • d.

      de kosten van huisvesting.

  • 4. Subsidie ten behoeve van bedrijfsbeëindiging wordt verleend in:

    • a.

      de kosten die rechtstreeks samenhangen met het beëindigen van de onderneming;

    • b.

      winstdaling die het gevolg is van het beëindigen van de onderneming;

    • c.

      tot de onder a bedoelde kosten worden niet gerekend afvloeingskosten van personeel van de onderneming;

    • d.

      de subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:

      de ondernemer na bedrijfsbeëindiging niet opnieuw binnen de gemeente een bedrijf gaat uitoefenen en de ondernemer voorkomt dat in het betreffende bedrijfspand een bedrijf wordt gevestigd welke wat de aard betreft niet overeenkomt met de voor dat vernieuwingsgebied vastgestelde ruimtelijk-economische structuur;

    • e.

      de ondernemer moet zich verbinden de ontvangen subsidie terstond als onverschuldigd betaald te restitueren, indien de in sub d genoemde voorwaarden niet zijn nagekomen.

  • 5. Het college kan subsidie verlenen voor het wegwerken van de onrendabele top die ontstaat bij het tot stand brengen van collectieve bedrijfsruimte of voor het renoveren van bedrijfsruimte bij complexgewijze renovatie van woningen en bedrijfsruimten (objectsubsidie).

  • 6. Het college kan voor de kosten van een advies, uitgebracht door een door hen erkende instantie over de levensvatbaarheid van een onderneming subsidie verlenen.

  • 7. Het college kan voor andere, nader door het college vast te stellen activiteiten, dan in dit artikel genoemd, subsidie verlenen.

Artikel 3 Grondslag van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a.

      35% van de kosten van verbouw, tot een maximum van € 45.379,--;

    • b.

      35% van de kosten van herinrichting, tot een maximum van € 45.379,--;

    • c.

      100% van de huisvestingslasten van tijdelijke huisvestings- en verhuiskosten tot een maximum van € 4.538,--;

    • d.

      35% van de hogere huisvestingslasten gedurende een periode van drie jaren die het gevolg zijn van verplaatsing, voorzover deze lasten geen gevolg zijn van wezenlijke veranderingen in aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten;

    • e.

      € 454,-- per week gedurende de periode dat de verbouwing plaatsvindt tot ten hoogste zes weken;

    • f.

      met betrekking tot het vorige artikel onder lid 5 geldt dat per aanvraag maximaal € 341,--/m² (verkoop vloeroppervlak) kan worden bijgedragen, met dien verstande dat de subsidie in totaal ten hoogste 50% van de bouwkosten bedraagt;

    • g.

      met betrekking tot het vorige artikel onder lid 6 geldt een maximum van € 1.135,--.

  • 2. De totale subsidie die op grond van deze afdeling verleend wordt, bedraagt, behoudens voor objectsubsidie op basis van het vorige artikel onder lid 5, ten hoogste

    € 45.379,-- per aanvraag.

  • 3. Subsidie wordt niet verleend voor dat gedeelte waarmee de vloeroppervlak wordt vergroot.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de activiteit(en) het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het betreffende jaar is vastgesteld.

  • 2. Wanneer voor enig kalenderjaar het totaalbedrag van de aanvragen het bedrag als bedoeld in lid 1 van dit artikel overschrijdt, worden ten laste van dit bedrag de aanvragen toegekend op basis van de volgorde waarin de subsidie-aanvragen bij de gemeente zijn binnengekomen.

Artikel 5 Subsidie-aanvraag

Subsidie-aanvragen voor activiteiten als bedoeld in deze afdeling gaan naast de gegevens als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 11 van deze verordening, vergezeld van:

  • a.

    een gespecificeerde begroting van de kosten uitgesplitst in lonen en materiaalkosten per te treffen voorziening, ingedeeld volgens de door de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken vereiste elementenclassificatie, zodanig dat de kosten te herleiden zijn;

  • b.

    de aannemingsovereenkomst(en) (volgens het door de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken goedgekeurde model);

  • c.

    een schriftelijke opgave van de architect betreffende het honorarium;

  • d.

    een schriftelijke opgave van de adviseurs betreffende hun honorarium;

  • e.

    een uittreksel uit het bevolkingsregister;

  • f.

    een advies, uitgebracht door een door het college erkende instantie, over de levensvatbaarheid van de onderneming. De kosten van dit advies kunnen worden vergoed.

  • g.

    alle overige bescheiden en gegevens die nodig zijn voor een juiste beoordeling van de aanvraag;

Artikel 6 Nadere verplichtingen

  • 1. Het college verleent slechts subsidie voor activiteiten als bedoeld in deze afdeling indien:

    • a.

      de voortzetting ter plaatste, bedrijfsverplaatsing, bedrijfsbeindiging of objectsubsidie de verwezenlijking van de door de raad gewenste ruimtelijk-economische structuur ten goede komt;

    • b.

      de onderneming die voortgezet of verplaatst wordt, levensvatbaar is;

    • c.

      de onderneming gedurende een periode van één jaar voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken in hetzelfde bedrijfsgebouw uitgeoefend is;

    • d.

      de onderneming plaatsvindt in een gebouw dat geheel of grotendeels bestemd is voor bedrijfsmatige activiteiten en als zodanig wordt gebruikt;

    • e.

      de onderneming gedurende vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag geen subsidie heeft ontvangen op grond van deze afdeling.

  • 2. Indien het bedrijfspand waarvoor subsidie is verleend binnen vijf jaar na de vaststelling van de subsidie wordt vervreemd, meldt de eigenaar dit terstond aan het college.

Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op hoofdstuk 1, artikel 14, van deze verordening weigert het college een subsidie-aanvraag indien een ondernemer één of meer van de volgende bedrijven uitoefent:

    • a.

      bemiddeling op het gebied van de handel in roerende en onroerende zaken, dienstverlening en arbeidsbemiddeling;

    • b.

      dienstverlening op het gebied van accountancy, boekhouden of administratie;

    • c.

      advisering en dienstverlening, op het gebied van techniek, bouwkunde, industriële eigendom, reclame, informatie, incasso, taxatie, alsmede op juridisch, economisch of fiscaal gebied;

    • d.

      exploitatie van schoonheidsinstituten of pedicure-, bad-, heilgymnastiek- of massage-inrichtingen;

    • e.

      dienstverlening op het gebied van onderwijs, opleidingen, vertaling of rij-instructie;

    • f.

      een ondernemer een bedrijf uitoefent dat ook als vrij beroep kan worden uitgeoefend.

  • 2. Subsidie wordt eveneens niet verleend als bij de onderneming waarin detailhandel wordt uitgeoefend meer dan 25 personen werkzaam zijn, of bij andere niet-detailhandels ondernemingen meer dan 50 personen of de onderneming niet als fiscale eenheid kan worden aangemerkt.

  • 3. Het college kan ingeval zich de situatie van artikel 6, lid 2 van deze afdeling voordoet, de subsidie intrekken dan wel op een lager bedrag vaststellen.

Artikel 8 Inkomenssuppletie

  • 1. Indien de winst van een ondernemer in het boekjaar waarin hij zijn aanvraag indient naar schatting lager is dan de gemiddelde winst over de laatste drie jaar, voorafgaand aan het jaar van de aanvraag, en tevens lager is dan € 14.612,--, kan inkomenssuppletie worden toegekend.

  • 2. De suppletie kan ten hoogste gedurende twee opeenvolgende jaren worden verleend.

  • 3. Het college kan, indien het stadsvernieuwingsproces daartoe aanleiding geeft, de in lid 2 genoemde termijn verlengen tot vier jaar.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen het in lid 1 genoemde bedrag verhogen tot maximaal

    € 22.690,--.

  • 5. De suppletie op grond van lid 1 bedraagt het verschil tussen de winst van de ondernemer in het boekjaar van zijn aanvraag dan wel het daaropvolgende boekjaar en zijn in het eerste lid bedoelde gemiddelde winst, tot een maximum van € 14.612,-- per jaar.

  • 6. Alvorens toepassing te geven aan de leden 1 tot en met 5 wordt eerst nagegaan of de ondernemer inkomenssuppletie kan krijgen op grond van het Besluit Zelfstandigen.

Afdeling 7 Verhuis- en herinrichtingsbijdragen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op artikel 1, van hoofdstuk 1, van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a.

Kamerverhuurpand

:

een pand dat kamersgewijs wordt verhuurd als bedoeld in de Huisvestingsverordening van de gemeente Groningen;

b.

Programma van eisen en aanbevelingen voor integrale cascoverbetering

:

het minimum eisenpakket voor de integrale verbetering van het casco van woningen zoals vastgesteld door het college.

Artikel 2 Te subsidiëren activiteit

Het college kan hoofdhuurders, in door de raad aangewezen stadsvernieuwingsgebieden of -projecten, die de woning het laatst hebben bewoond en aan welke woningen voorzieningen worden getroffen of welke woningen worden gesloopt, subsidie verlenen voor de verhuis- en herinrichtingskosten.

Artikel 3 Grondslag van de subsidie

De hoogte van de subsidie bedraagt:

  • a.

    in geval van sloop € 2.269,--;

  • b.

    bij verhuizing zonder terugkeer € 2.269,--;

  • c.

    bij verkrijging met terugkeer € 2.723,--.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de activiteit(en) het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het betreffende jaar is vastgesteld.

  • 2. Wanneer voor enig kalenderjaar het totaalbedrag van de aanvragen het bedrag als bedoeld in lid 1 van dit artikel overschrijdt, worden ten laste van dit bedrag de aanvragen toegekend op basis van de volgorde waarin de subsidie-aanvragen bij de gemeente zijn binnengekomen.

Artikel 5 Subsidie-aanvraag

  • 1. Een subsidie-aanvraag gaat naast de gegevens op grond van hoofdstuk 1, artikel 11 van deze verordening vergezeld van de volgende gegevens:

    • a.

      het huurcontract (voor onbepaalde tijd);

    • b.

      een bewijs waaruit blijkt welk bedrag aan huur verschuldigd is;

    • c.

      een bewijs van inschrijving van de Dienst Informatie en Administratie waaruit blijkt dat de aanvrager minimaal één jaar in het bevolkingsregister in de betreffende woning staat ingeschreven.

  • 2. De subsidie-aanvraag kan door de huurder worden gedaan één maand voorafgaande aan de verhuizing tot maximaal drie maanden na de ontruiming of de start van het treffen van voorzieningen.

Artikel 6 Nadere verplichtingen

Het college kannen subsidie verlenen voor activiteiten als bedoeld in deze afdeling indien:

  • a.

    de huurder gedurende een tijdvak van ten minste één jaar onmiddellijk voorafgaand aan de subsidieaanvraag onafgebroken de woning heeft bewoond; en;

  • b.

    aan de woning ingrijpende voorzieningen worden getroffen waardoor het redelijkerwijs noodzakelijk is dat de huurder verhuist naar een andere woning of de aard van de voorzieningen het noodzakelijk maakt, dat de huurder kosten maakt voor herinrichting, of de woning wordt gesloopt;

  • c.

    de onder b. bedoelde voorzieningen moeten voldoen aan het programma van eisen en aanbevelingen voor integrale cascoverbetering.

Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op hoofdstuk 1, artikel 14, van deze verordening weigert het college de subsidie-aanvraag, indien voor dezelfde woning reeds eerder in de voorgaande vijf jaar subsidie in de verhuis- en herinrichtingskosten werd verleend.

  • 2. De subsidie wordt niet verleend aan huurders van kamerverhuurpanden.

Afdeling 8 Overige

Artikel 1 Activiteiten

Het college kan subsidie verlenen als bijdrage van de kosten van:

  • a.

    economische actieplannen die de ruimtelijk economische structuur en bedrijvigheid in een bepaald gebied ten goede komen, na raadpleging van de raadscommissie;

  • b.

    ruimtelijk en economisch onderzoek ten behoeve van stadsvernieuwingsgebieden;

  • c.

    procesbijdragen ten behoeve van het functioneren van ondernemerscollectieven;

  • d.

    overige activiteiten die zij in het belang achten voor de verdere ontwikkeling van de stad Groningen.

Artikel 2 Grondslag van de subsidie

De subsidie voor de in artikel 1 van deze afdeling genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten.

Artikel 3 Subsidieplafond

  • 1. Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de activiteiten het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het betreffende jaar is vastgesteld.

  • 2. Wanneer voor enig kalenderjaar het totaalbedrag van de aanvragen het bedrag als bedoeld in lid 1 van dit artikel overschrijdt, wordt dit bedrag op de onderstaande wijze verdeeld:

    • a.

      als eerste wordt toegekend de aanvraag van een subsidie-ontvanger aan wie in het voorafgaande kalenderjaar voor dezelfde activiteiten subsidie is verleend en die aantoont de activiteiten in het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, te kunnen verzorgen;

    • b.

      voorzover de toepassing van het hiervoor onder a bepaalde zou leiden tot een overschrijding van het onder 1 bedoelde bedrag, wordt het beschikbare naar evenredigheid over de onder a bedoelde aanvragers verdeeld;

    • c.

      voorzover na de toepassing van het bepaalde onder a nog een deel van het bedrag als bedoeld in lid 1 resteert, worden ten laste van dit bedrag de aanvragen toegekend op basis van de volgorde waarin subsidie-aanvragen bij de gemeente zijn binnengekomen.

Afdeling 9 Woningbouwaccelerator

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op artikel 1 van hoofdstuk 1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

  • 1.

    rekenrente : het op het moment van de ontvangst van de subsidieaanvraag geldende Euribor 6-maands-rentetarief;

  • 2.

    renteverlies : het per wooneenheid geleden verlies, gerekend over de totale vrij op naam prijs gedurende een periode van maximaal 26 weken na gereedmelding tegen het op basis van de rekenrente vastgestelde bedrag;

  • 3.

    de minimisverklaring : verklaring waarin de subsidieontvanger aangeeft dat met de subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk een bedrag van € 200.000,-- aan elke vorm van overheidssteun over een periode van drie jaar voorafgaande aan de ondertekening van deze verklaring, niet wordt overschreden.

Artikel 2 Te subsidiëren activiteit

Het college kan subsidie verlenen ten behoeve van het versnellen van de woningbouwproductie in de gemeente Groningen. De subsidie wordt verleend in de vorm van een betaling van door ontwikkelaars van woningbouwprojecten te lijden renteverlies ten gevolge van niet-gerealiseerde verkoop van nieuw te ontwikkelen woningen.

Artikel 3 Grondslag van de subsidie

  • 1. De subsidie wordt verleend aan alle ontwikkelaars van projecten met nieuwbouwwoningen in de koopsector in de gemeente Groningen.

  • 2. De subsidie houdt een betaling in van opgetreden renteverlies van bij oplevering niet-verkochte woningen. De subsidie wordt verleend ingeval gedurende een periode van maximaal 26 weken na gereedmelding van 20% meer, maar nog geen 40% meer dan het startpercentage, zoals aangegeven, conform artikel 4 lid 1 sub c, van het in de aanvraag opgegeven aantal ontwikkelde woningen is verkocht.

  • 3. Indien gedurende de 26 weken als bedoeld in het vorige lid een woning alsnog wordt verkocht, wordt voor die betreffende woning over de resterende periode geen subsidie toegekend.

  • 4. Per aanvraag bedraagt het maximaal te subsidiëren bedrag € 100.000,--.

  • 5. Uitbetaling van de subsidie vindt plaats na de subsidievaststelling als bedoeld in afdeling 4.2.5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 Nadere voorwaarden

  • 1. Het college verleent onder de volgende voorwaarden de gevraagde subsidie:

    • a.

      de subsidieontvanger dient op het moment van de aanvraag te beschikken over de noodzakelijke vergunningen voor de door hem op te richten woningen;

    • b.

      de subsidieontvanger verplicht zich om binnen 8 weken na dagtekening van de subsidiebeschikking te beginnen met de verkoop van de te ontwikkelen woningen;

    • c.

      met het bouwen van de in de aanvraag opgegeven woningen wordt begonnen zodra tenminste 50% van het opgegeven aantal woningen is verkocht (startpercentage). Het college kan een lager startpercentage vaststellen;

    • d.

      na afloop van de 26 weken als bedoeld in artikel 3 lid 2 dienen niet-verkochte woningen te worden verhuurd;

    • e.

      de koopprijs voor een woning waarvoor subsidie wordt aangevraagd, mag maximaal € 300.000,-- vrij op naam bedragen. Ingeval de subsidieontvanger het voornemen heeft om duurdere woningen op te richten, zal de subsidie zich uitstrekken tot het renteverlies over maximaal het bedrag dat is genoemd in de vorige volzin;

    • f.

      de te bouwen woningen dienen te voldoen aan de normen zoals verwoord in de nota Groninger Woon Kwaliteit basispakket 1 (kwaliteitskeur woningbouw);

    • g.

      de subsidieontvanger dient het college maandelijks op de hoogte te stellen van de voortgang van bouw en verkoop van de woningen die in de aanvraag zijn vermeld;

    • h.

      - de subsidieontvanger dient bij de aanvraag om subsidie een ondertekende minimis-verklaring over te leggen.

  • 2. Het college heeft de bevoegdheid om nadere voorwaarden op te leggen.

Artikel 5 Aanvullende intrekkings- en weigeringsgronden.

  • 1. In aanvulling op hoofdstuk 1, artikel 14 van deze verordening kan het college een subsidiebeschikking intrekken of weigeren te verlenen indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 4.

  • 2. Ingeval 26 weken nadat met de verkoop van woningen een aanvang is gemaakt nog niet het conform artikel 4 lid 1 sub c in de subsidieverlening aangegeven startpercentage van de te ontwikkelen woningen is verkocht, kan het college de subsidiebeschikking intrekken.

Artikel 6 Subsidieaanvraag.

  • 1. Aanvragen worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen.

  • 2. Een aanvraag om subsidie als bedoeld in deze afdeling dient te worden gedaan door middel van een hiertoe vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3. Ingeval het bedrag dat voor de uitvoering van deze regeling is bestemd, gereserveerd is middels subsidiebeschikkingen, kan een aanvraag om subsidie op een wachtlijst worden geplaatst. Zodra echter 70% van de woningen die in de aanvraag zijn opgegeven verkocht is danwel wanneer een begin is gemaakt met het bouwen van deze woningen, komt plaatsing op deze wachtlijst te vervallen.

  • 4. Aanvragen kunnen tot uiterlijk 1 december 2009 worden ingediend.

  • 5. De subsidieontvanger vermeldt in de aanvraag om subsidie de vrij op naam prijs van de te ontwikkelen woningen.

Artikel 7 Subsidieplafond.

  • 1. Voor het toekennen van subsidies zoals omschreven in deze afdeling is een bedrag begroot van € 600.000,--.Dit bedrag is beschikbaar voor aanvragen die zijn ingediend vóór 1 december 2009.

  • 2. Van het bedrag dat voor de uitvoering van deze regeling bestemd is, wordt minimaal € 200.000,-- gereserveerd voor projecten met grondgebonden woningen. Indien uit de binnengekomen subsidieaanvragen blijkt dat deze reservering niet noodzakelijk is, kan dit eenderde deel als bedoeld in de vorige volzin worden aangewend voor projecten met appartementen.

Afdeling 10 Groene daken

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op artikel 1, van hoofdstuk 1, van deze verordening wordt voor toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a.

bijgebouw

:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw

b.

dakconstructie

:

samenstelling van balken (hout of staal), regels en bebording die sterk genoeg is om de dakbedekking van een gebouw te dragen en de wind- /regen-/ en sneeuwbelasting op te vangen. De dakconstructie moet zodanig zijn dat deze beloopbaar is voor onderhoud en inspectie;

c.

gebouw

:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

d.

groene daken

:

i.daken, met een vegetatiepakket, dat is opgebouwd uit een wortelkerende laag, een drainagelaag, een substraatlaag en een vegetatielaag met droogteresistente soorten, en die geen gebruiksfunctie hebben. De daken zijn alleen voor onderhoud toegankelijk. De belasting ligt tussen de 20 en 200 kg/m2;

ii.daken , met een vegetatiepakket maar zonder een duidelijk apart te onderscheiden drainagelaag en substraatlaag.

e.

plat dak

:

dak met een hellingshoek ten opzichte van de horizontaal van kleiner dan of gelijk aan 3 graden. Dit komt overeen met een hellingspercentage van ca. 5%.

Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor de aanleg van groene daken.

Artikel 3 Grondslag

Aan de aanvrager kan subsidie worden verleend voor de kosten voor het aanleggen van groene daken op een plat dak op gebouwen:

  • a.

    De subsidie bedraagt € 30,- per m² voor oppervlakken van 6 tot 100 m² van het type zoals beschreven onder Artikel 1. d. i. De subsidie bedraagt € 15,- per m² voor oppervlakken van 6 tot 100 m² van het type zoals beschreven onder Artikel 1. d. ii;

  • b.

    De subsidie bedraagt € 20,- per m² voor oppervlakken van 100 tot 250 m² van het type zoals beschreven onder Artikel 1. d. i. De subsidie bedraagt € 10,- per m² voor oppervlakken van 100 tot 250 m² van het type zoals beschreven onder Artikel 1. d. ii;

  • c.

    De subsidie bedraagt € 10,- per m² voor oppervlakken van 250 tot 1000 m2van het type zoals beschreven onder Artikel 1. d. i. De subsidie bedraagt € 5,- per m² voor oppervlakken van 250 tot 1000 m2van het type zoals beschreven onder Artikel 1. d. ii;

  • d.

    De subsidie wordt verleend aan:

    • °

      Eigenaren van gebouwen of bijgebouwen in de Gemeente Groningen;

    • °

      Huurders van gebouwen of bijgebouwen in de Gemeente Groningen met akkoord van de eigenaar.

Artikel 4 Vaststellen subsidieplafond

  • 1. Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de in deze afdeling genoemde activiteit(en) het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het betreffende jaar is vastgesteld.

  • 2. Wanneer voor enig kalenderjaar het totaalbedrag van de aanvragen het bedrag als bedoeld in lid 1 van dit artikel overschrijdt, worden ten laste van dit bedrag de aanvragen toegekend op basis van de volgorde waarop de subsidie-aanvragen bij de gemeente zijn binnengekomen.

Artikel 5 Subsidie-aanvraag

  • 1. Bij de aanvraag worden de volgende gegevens overlegd:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten of een offerte van de kosten

    • c.

      een situatietekening op schaal

    • d.

      een foto van het bestaande dak;

    • e.

      een bouwvergunning of een monumentenvergunning indien vereist

    • f.

      schriftelijke toestemming van de eigenaar ingeval van een aanvraag door een huurder

  • Toelichting

    Ad c uitgangspunt is een schaal van 1:1000.

Artikel 6 Nadere verplichtingen

De oppervlakte van het groene dak moet minimaal 6 m2 zijn;

Artikel 7 Vaststelling van de subsidie

De vaststelling van de subsidie kan lager worden vastgesteld naar rato van het gerealiseerde aantal m2, indien de werkzaamheden niet geheel zijn uitgevoerd;

Artikel 8 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan de subsidie weigeren indien blijkt dat:

  • a.

    is begonnen met het werk voordat op de aanvraag is beslist;

  • b.

    niet binnen 12 maanden na de datum van verlening van de subsidie de werkzaamheden zijn uitgevoerd.

  • c.

    de aanvraag om vaststelling van de subsidie moet binnen 2 maanden na het gereedkomen van het werk worden ingediend.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 18 december 2002.
De griffier,
D.H. Vrieling.
De voorzitter,
J. Wallage.