NADERE REGELS BIJ DEVERORDENING OPENBAAR VAARWATER

1. De kanaalvakken als bedoeld in artikel 8, lid 1, van de Verordening zijn:

• a.

  het Reitdiep tussen de Plantsoenbrug en de Herman Colleniusbrug aan beide zijden, met 33 ligplaatsen; de noordzijde van het Reitdiep tussen de Herman Colleniusbrug en de Spoorbrug, met 13 ligplaatsen; de zuidzijde van het Reitdiep tussen de Herman Colleniusbrug en spoorbrug, langs de voormalige laad- en loswal, met 3 ligplaatsen;

• b.

  het Lopende Diep, Spilsluizen, Turfsingel en Schuitendiep tot de Steentilbrug aan beide zijden, uitgezonderd de westzijde tussen het Kattendiep en de Steentilbrug, met 71 ligplaatsen; alsmede 1 ligplaats aan de Reitdiepskade direct ten oosten van de Plantsoenbrug;

• c.

  het Oosterhamrikkanaal aan de zuidzijde tussen de Kapteynbrug en de Zaagmuldersbrug, met 10 ligplaatsen; het Oosterhamrikkanaal aan de zuidzijde tussen Zaagmuldersbrug en het Van Starkenborgkanaal, met 17 ligplaatsen;

• d.

  het Oude Winschoterdiep tussen de Weg der Verenigde Naties en de Griffebrug, aan beide zijden, met 48 ligplaatsen; het Oude Winschoterdiep tussen Griffebrug en Bontebrug, met 2 ligplaatsen;

• e.

  de zuidzijde van het Verbindingskanaal / hoek Winschoterdiep (Trompkade, tussen

  Trompbrug en Bontebrug), met 3 ligplaatsen;

• f.

  de noordzijde van het Verbindingskanaal, direct ten oosten van de Trompbrug, met 1 ligplaats;

• g.

  in de Ooster(jacht)haven, 1 ligplaats ten behoeve van de jachthavenbeheerder;

• h.

  het Verbindingskanaal aan de zuidzijde tussen de Trompbrug en de Emmabrug en de Zuiderhaven tussen de Emmabrug en de Eelderbrug aan de zuidzijde, met 25 ligplaatsen;

• i.

  de Zuiderhaven aan de zijde van de Praediniussingel met 2 ligplaatsen;

• j.

  het Eendrachtskanaal aan beide zijden, met 16 ligplaatsen;

• k.

  het Hoendiep tussen de Abel Tasmanbrug en de Spoorbrug aan de noordzijde, met 27 plaatsen;, het Hoendiep tussen Abel Tasmanbrug en Spoorbrug aan de zuidzijde, met 3 plaatsen;

• l.

  het Hoendiep ten westen van de Westelijke Ringweg, met 23 plaatsen;

• m.

  het Noord-Willemskanaal oostzijde, tussen de Van Iddekingebrug en de Van Ketwich Verschuurbrug, met 10 ligplaatsen;

• n.

  het Noord-Willemskanaal westzijde, direct ten zuiden van de Van Ketwich Verschuurbrug, met 6 ligplaatsen;

• o.

  het Boterdiep, ten noord-oosten van de Boterdiepsbrug, met 26 ligplaatsen;

• p.

  het Boterdiep, ten zuid-westen van de Boterdiepsbrug, met 19 ligplaatsen;

• q.

  de Woonschepenhaven, met 76 ligplaatsen.

2.

• a.

  Voor de in het vorige lid onder a, e, f, g, h, i, l (de laatste voor wat betreft het noordwest/zuidoost lopende deel van de Energieweg) m en n genoemde kanaalvakken worden op basis van artikel 6 lid 3 van de Verordening slechts vergunningen verleend voor niet-kwetsbare (woon)schepen als bedoeld in artikel 1 onder n van de Verordening.

2.

• b.

  Voor de in het vorige lid onder q. genoemde ligplaatsen in de woonschepen­haven geldt dat het, onder de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de notitie van 28 november 1996, is toegestaan om drijvende terras­sen af te meren.

1. Voor de navolgende plaatsen in het openbare vaarwater kan krachtens artikel 9, lid 1 van de Verordening, een ontheffing voor een bedrijfsschip worden verleend:

• a.

  één ligplaats in de Noorderhaven ten behoeve van een timmer /reparatieschip

• b.

  één ligplaats in het Verbindingskanaal, tussen de H.N. Werkmanbrug en Herebrug, ten behoeve van een rondvaartbedrijf;

• c.

  één ligplaats in het Schuitendiep, ter hoogte van het Kattendiep (overgangsrecht Pannenkoekschip);

• d.

  één ligplaats in het Oosterhamrikkanaal voor de duur van het project (Cibogaboot);

• e.

  de Zweedsehaven en de Finsehaven als liggebied voor (meerdere) bedrijfsschepen.

• f.

  tien ligplaatsen voor schepen in de Oosterhaven aan de oosterkade ten oosten van de Oosterhavenbrug voor borrelboten van maximaal 12m bij 3m voor de periode van 15 april tot 1 oktober.

1. De navolgende gedeelten van het openbaar vaarwater wijzen burgemeester en wethouders krachtens artikel 15, lid 1, van de Verordening aan voor ligplaatsen voor recreatievaartuigen:

• a.

  Zuiderhaven: Sluiskade;

• b.

  Bij de Sluis: Eelderbrug tot Westerhavensluis;

• c.

  Het Hoge der A

• d.

  Gemeentelijke jachthaven in de Oosterhaven;

• e.

  Gemeentelijke steigers in de Niesternhaven (GMC): hoek Eemskanaal/Van Star-kenborghkanaal;

• f.

  Jachthaven Reitdiepshaven

• g.

  Oude Winschoterdiep (Bontebrug - zie bijlage 1): maximaal 5 ligplaatsen

• h.

  Oude Winschoterdiep (Griffeweg zuidzijde aan beide zijdenvan de brug - zie bijlage 1) maximaal 10 ligplaatsen

• i.

  Oude Winschoterdiep (De Linie - zie bijlage 1) maximaal 35 ligplaatsen

• j.

  Oosterhavenbrug (zuidkant onder brug - zie bijlage 1) maximaal 15 ligplaatsen

• k.

  Reitdiep (aan het begin, ter hoogte van Van Goghstraat - maximaal 15 ligplaatsen - zie bijlage1.

2. In de onder a., b. en c. genoemde gedeelten van het openbaar vaarwater mag enkel van 1 april tot 1 oktober afgemeerd worden door recreatievaartuigen gedurende maximaal drie aaneengesloten dagen.

3. In de onder d. en e. en f. genoemde havens geldt dat het innemen van ligplaatsen aan de steiger alleen is toegestaan met toestemming van de jachthavenbeheerder.

4. In de onder g t/m k genoemde gedeelten van het openbaar vaarwater mag enkel na toestemming van de Havenmeester van 1 april tot en met 31 oktober ligplaats worden ingenomen met recreatievaartuigen met een maximale lengte van 7 meter. De eigenaar van het vaartuig moet ingeschreven staan in de gemeente Groningen.

1. De navolgende gedeelten van het openbaar vaarwater wijzen burgemeester en wethouders krachtens artikel 16, lid 1, van de Verordening aan voor ligplaatsen voor de beroepsvaart:

• a.

  Eemskanaal N.Z. van Oosterhavenbrug tot Van Starkenborghkanaal;

• b.

  Één ligplaats in het Eemskanaal Z.Z. ten oosten van de Oosterhavenbrug, ten behoeve van het schip van de regiopolitie;

• c.

  Oosterhaven Z.Z., van 1 april tot 1 oktober voor de beroepsvaart;

• d.

  Oosterhaven N.Z. Oosterkade vanaf jachthaven tot Oosterhavenbrug;

• e.

  Van Starkenborghkanaal, Florakade;

• f.

  Deensehaven, met dien verstande dat de onderdelen van de sleepbedrijven die bestaan uit opslag / bevoorradingsschepen welke niet van hun plek komen, als bedrijfsschip worden aangemerkt;

• g.

  Hunzehaven.

1. De navolgende gedeelten van het openbaar vaarwater wijzen burgemeester en wethouders krachtens artikel 18, lid 1, van de Verordening aan voor ligplaatsen voor bijzondere of representatieve schepen:

• a.

  drie ligplaatsen in de Zuiderhaven Westzijde (Sluiskade) bij de Museumbrug: ten behoeve van een representatief schip voor de universiteit, een theaterschip en een statenschip;

• b.

  één ligplaats in het Eemskanaal aan de voormalige Niesternkade (bij de kruising van het Van Starkenborghkanaal en het Winschoterdiep), ten behoeve van een activiteiten- en opleidingschip.

• c.

  één ligplaats in de diepenring ten Noordoosten van de Museumbrug, ten behoeve van een representatief schip voor het Scheepvaartmuseum.

1. De navolgende gedeelten van het openbaar vaarwater wijzen burgemeester en wethouders krachtens artikel 19, lid 1, van de Verordening aan voor ligplaatsen voor charterschepen:

• a.

  Oosterhaven Z.Z. het hele jaar, waarvan exclusief voor zowel motor- als zeilcharters de periode van 1 oktober tot 1 april;

• b.

  zes ligplaatsen aan de Hoge der A exclusief voor zeilcharters voor de periode van 1 oktober tot 1 april;

• c.

  drie ligplaatsen in de Zuiderhaven exclusief voor zeilcharters voor de periode van 1 oktober tot 1 april.

1. Burgemeester en wethouders wijzen het Oude Winschoterdiep ten zuidoosten van de Antwerpenbrug aan als kanaalvak waar uitsluitend schepen afgemeerd mogen worden die met toepassing van bestuursdwang elders zijn verwijderd (strafhaven).

2. De hier gelegen schepen mogen niet bewoond zijn of anderszins gebruikt worden.

3. De schepen mogen ten hoogste drie maanden in de strafhaven gelegen zijn.

1. De navolgende delen van de kade aan te wijzen als algemeen toegankelijke opstapplaatsen voor borrelboten:

• a.

  het zuidoostelijke deel van de Winschoterkade grenzend aan de Oosterhaven, bij de zogenaamde ‘blauwe bank’;

• b.

  de hoek Kleine der Aa en de Reitemakersrijge aan het verlaagde houten deel van de kade;

• c.

  aan de Stationsweg tot 30 m ten westen van de H.N. Werkmanbrug;

• d.

  Aan de Turfsingel de steiger tussen de woonschepen 1004 en 1006.

2. De schepen mogen maximaal een half uur per keer afmeren.

3. De opstapplaatsen mogen worden gebruikt van 15 april tot 1 oktober.