Nadere regels voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009

Geldend van 28-02-2014 t/m heden

Intitulé

Nadere regels voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009

Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 28 januari 2014, nr. 486962, afd. RS, tot bekendmaking van hun besluit van 28 januari 2014, nr. B.15, tot vaststelling van de Nadere regels voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009.

Overwegende dat in artikel 4.19a, zesde lid, van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 is bepaald dat een bestemmingsplan niet voorziet in de mogelijkheid tot oprichting van nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing, bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van mestopslag en andere bouwwerken buiten de aangewezen agrarische bouwpercelen;

dat in artikel 4.19a, zevende lid, van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 aan Gedeputeerde Staten de bevoegdheid is toegekend om voor een gemeente of een groep van gemeenten nadere regels vast te stellen op grond waarvan een bestemmingsplan in tegenstelling tot het in het zesde lid bepaalde, kan voorzien in de oprichting van mestbassins, mestzakken, mestsilo's, kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het agrarische bouwperceel, mits de noodzaak daarvan is aangetoond en de nadere regels afdoende voorzien in bescherming van het landschap;

dat gebleken is dat zich in gemeenten bijzondere situaties voordoen waarin het gerechtvaardigd is dat een bestemmingsplan voorziet in de opslag van mest en veevoer buiten het agrarisch bouwperceel; dat met de betrokken gemeenten een bestuursovereenkomst is gesloten waarin bindend is vastgelegd op welke wijze de verschillende mogelijkheden voor de opslag van mest en veevoer buiten het agrarisch bouwperceel in het bestemmingsplan worden geregeld en de wijze waarop de onderscheiden bevoegdheden worden toegepast;

gelet op artikel 4.19a, zevende lid, van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009; Besluiten:

I

vast te stellen hetgeen volgt:

Nadere regels voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarisch bouwperceel: aaneengesloten stuk grond waarop bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende gebouwen van een agrarisch bedrijf is toegestaan;

  • b.

    veldkavel: de tot een agrarisch bedrijf behorende gronden waarop geen bedrijfsbebouwing is toegestaan;

  • c.

    mestopslag: opslag van dierlijke mest in mestbassins, niet zijnde mestsilo's, ten behoeve van de aanwending op bouw- of grasland;

  • d.

    mestbassin: reservoir, bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat is uitgevoerd als een met folie beklede grondput, met of zonder aarden omdijking; afhankelijk van de constructie van het mestbassin kan deze al dan niet als een bouwwerk, geen gebouw zijnde worden beschouwd;

  • e.

    mestsilo: silo, niet zijnde een mestbassin, die blijkens zijn constructie en afmetingen geschikt en bestemd is voor de opslag van mest.

Artikel 2 Opslag van mest en veevoer aansluitend op het agrarisch bouwperceel

Een bestemmingsplan kan voorzien in een regeling waarin aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid wordt toegekend om, met inachtneming van bij het plan te stellen voorwaarden, toe te staan dat voorzieningen voor de opslag van mest en veevoer niet binnen maar direct aansluitend op het in een bestemmingsplan aangewezen agrarisch bouwperceel worden gerealiseerd.

Artikel 3 Mestopslag op de veldkavel

Een bestemmingsplan kan voorzien in een regeling waarin aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid wordt toegekend om, met inachtneming van bij het plan te stellen voorwaarden, toe te staan dat voorzieningen voor mestopslag niet binnen het in een bestemmingsplan aangewezen agrarisch bouwperceel maar op de veldkavel worden gerealiseerd, voor zover het gronden betreft die op de bij deze nadere regels behorende verbeelding zijn aangeduid als "specifieke vorm van agrarisch - mestopslag veldkavel".

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking in het provinciaal blad.

Artikel 5 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009

Ondertekening

Groningen, 28 januari 2014. Gedeputeerde Staten voornoemd: M.J. van den Berg, voorzitter. H.J. Bolding, secretaris.

 Toelichting In artikel 4.19a, lid 6, van de Omgevingsverordening provincie Groningen is bepaald dat een bestemmingsplan niet voorziet in de mogelijkheid tot oprichting van nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing, bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van mestopslag en andere bouwwerken buiten de aangewezen agrarische bouwpercelen. Aan de nadere regels ligt een met de gemeente gesloten bestuursovereenkomst ten grondslag. In deze bestuursovereenkomst zijn onder meer afspraken gemaakt over de wijze waarop de opslag van mest en veevoer buiten het agrarisch bouwperceel - in de vorm van bevoegdheden - in het bestemmingsplan mogelijk kan worden gemaakt en over het raadplegen van de Stichting Libau ter bevordering van een zorgvuldige toepassing van deze bevoegdheden in concrete gevallen. Op grond van de nadere regels kan, met inachtneming van de bestuursovereenkomst, in een bestemmingsplan aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid worden toegekend om: 1.een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van de oprichting van mestzakken, mestbassins, mestsilo’s, kuilvoerplaten en sleufsilo’s buiten het aangewezen agrarisch bouwperceel - direct aansluitend op het agrarisch bouwperceel - indien de noodzaak daartoe aanwezig is, omdat deze bouwwerken om ruimtelijke en milieuhygiënische redenen niet binnen het agrarisch bouwperceel gebouwd kunnen worden; 2.naar keuze het bestemmingsplan te wijzigen dan wel een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van de oprichting van alleen mestbassins buiten het aangewezen agrarisch bouwperceel op een veldkavel - binnen het daartoe aangewezen gebied - indien de noodzaak daartoe aanwezig is: a.omdat deze bouwwerken om milieuhygiënische redenen niet binnen - of direct aansluitend op het agrarisch bouwperceel gebouwd kunnen worden, of; b.ter voorkoming of beperking van aantoonbaar structureel voorkomende verkeershinder in kernen en reële alternatieve ontsluitingsroutes ontbreken.