Regeling vervallen per 03-11-2022

Uitvoeringsregeling Stichting Certificering SNL

Geldend van 22-05-2015 t/m 02-11-2022

Intitulé

Uitvoeringsregeling Stichting Certificering SNL

Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 14 april 2015, nr. 569103, afd. LGW, tot bekendmaking van hun besluit van 14 april 2015, nr. A.19, tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling Stichting Certificering SNL.

Gedeputeerde Staten der provincie Groningen;

maken bekend dat door Gedeputeerde Staten in hun vergadering van 14 april 2015, nr. A.19, is vastgesteld hetgeen volgt:

Gedeputeerde Staten der provincie Groningen;

Overwegende dat certificaten zoals bedoeld in artikel 1, onder e, van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer 2016 namens Gedeputeerde Staten van Groningen worden afgegeven door de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (hierna te noemen: de Stichting Certificering SNL) op grond van het Besluit mandaat en machtiging Stichting Certificering SNL; Gelet op de artikelen 1.7a en 2.4 en 3.4 van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer 2016;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten nadere regels willen stellen met betrekking tot het aanvragen van certificaten

BESLUITEN:

Paragraaf 1. Primaire besluiten

Artikel 1

Een aanvraag om afgifte van een certificaat wordt ingediend bij de Stichting Certificering SNL.

Artikel 2

Een aanvraag tot afgifte van een certificaat gaat in elk geval vergezeld van:

  • a.

    naam en adresgegevens van de aanvrager;

  • b.

    een kwaliteitshandboek van de aanvrager, met daarin een beschrijving van de elementen uit de bedrijfsvoering zoals beschreven in het Programma van Eisen, zoals dat in de bijlage bij dit besluit is vastgesteld.

  • c.

    vermelding van het certificaat waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 3

  • 1 Het bestuur van de Stichting Certificering SNL kan namens Gedeputeerde Staten een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer afgeven als de aanvrager voldoet aan de certificeringsvoorwaarden die zijn opgenomen in het corresponderende onderdeel van het Programma van Eisen, zoals dat in de bijlage bij dit besluit is vastgesteld.

  • 2 Het bestuur van de Stichting Certificering SNL kan namens Gedeputeerde Staten een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer afgeven als de aanvrager voldoet aan de certificeringsvoorwaarden die zijn opgenomen in het corresponderende onderdeel van het Programma van Eisen, zoals dat in de bijlage bij dit besluit is vastgesteld.

Paragraaf 2. Schorsing en intrekking

Artikel 5

  • 1 Het bestuur van de Stichting Certificering SNL kan namens Gedeputeerde Staten een certificaat voor een door hem te bepalen termijn schorsen als de houder van het certificaat niet voldoet aan één of meerdere certificeringsvoorwaarden.

  • 2 Het bestuur van de Stichting Certificering SNL kan namens Gedeputeerde Staten een certificaat intrekken als:

    • a.

      na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de houder van het certificaat nog steeds niet voldoet aan de betreffende certificeringsvoorwaarde;

    • b.

      blijkt dat binnen een periode van 52 weken na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het eerste lid, de houder van het certificaat opnieuw niet voldoet aan de betreffende certificeringsvoorwaarde;

    • c.

      de houder van het certificaat opzettelijk een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie, bedoeld in de artikelen 2.2 of 3.2 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer 2016.

  • 3 Het bestuur van de Stichting Certificering SNL maakt geen gebruik van de bevoegdheid om namens Gedeputeerde Staten een certificaat te schorsen of in te trekken als het niet voldoen aan de betreffende certificeringsvoorwaarde het gevolg is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

Paragraaf 3. Overige bepalingen

Artikel 6

Certificaten natuurbeheer en certificaten samenwerkingsverband natuurbeheer die zijn afgegeven onder de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer behouden hun werking na inwerkingtreding van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer 2016.

Artikel 7

De ondertekening van besluiten op grond van deze regeling luidt: Gedeputeerde Staten van Groningen:

 

Namens deze:

 

(volgt de naam van de ondertekenaar)

 

De voorzitter van de stichting certificering SNL

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als de Uitvoeringsregeling Stichting Certificering SNL.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

Ondertekening

Groningen, 14 april 2015.
Gedeputeerde Staten voornoemd:
M.J. van den Berg, voorzitter.
H.J. Bolding, secretaris.

Bijlage 1

Bijlage 1

Toelichting bij het PVE agrarisch natuurbeheer 2016

 

Inleiding

Vanaf 1 januari 2016 is een agrarisch collectief eindbegunstigde voor de subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer, en niet meer de individuele agrariër. Een collectief is een samenwerkingsverband in een begrensd gebied dat bestaat uit agrariërs en andere gebruikers van landbouwgrond. Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet het agrarisch collectief zijn gecertificeerd. Voor de certificering is het nodig dat de overheid (IPO/EZ) een PVE opstelt, waaraan een collectief moet voldoen. Dat zijn vooral eisen die te maken hebben met de EU-conformiteit van de vernieuwde regeling. Op basis van het PVE heeftde SCAN (Stichting Collectief Agrarisch Natuurbeheer) een model-kwaliteitshandboek opgesteld. Vervolgens kan elk collectief op basis van dat model een -op de eigen organisatie en werkwijze toegesneden- kwaliteitshandboek maken. Dat handboek wordt vervolgens aan de certificeringscommissie voorgelegd en die verleent, na een positieve beoordeling, het collectief een certificaat.

 

Algemene eisen aan een doeltreffend en doelmatig collectief

Er zit een groot verschil in taak en rol van de huidige agrarische natuurverenigingen in vergelijking met die van het agrarisch collectief per 1 januari 2016 op grond van het Vernieuwde stelsel Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer 2016. Daarom hebben de twaalf provincies, de koepels van agrarische natuurverenigingen en IPO/EZ in september 2013 gezamenlijk uitgangspunten vastgesteld voor de vorming van collectieven in de provincies.

 

De kern van het vernieuwde stelsel is een collectieve benadering voor een ecologisch meer effectief agrarisch natuur- en landschapsbeheer in die gebieden waar dit het meest kansrijk is qua verbetermogelijkheden van de habitat van de doelsoorten. Daarbij spelen ook de intensiteit van de landbouw in het landschap waarin de maatregelen worden uitgevoerd en de structuur en diversiteit van datzelfde landschap een rol. Waar beheer niet effectief kan zijn, is in het kader van dit stelsel geen collectief nodig. In potentieel kansrijke gebieden zijn vervolgens het aantal participerende boeren c.q. het aantal hectares onder beheer en de ruimtelijke verspreiding daarvan belangrijke factoren waar een collectief op in zet om een positief effect op de biodiversiteit ook daadwerkelijk te bereiken. Het beheer, gericht op groepen van soorten in hun leefgebieden, wordt zo uitgevoerd dat de maatregelen die voor één belangrijke doelsoort worden genomen, ook ten goede komen aan de andere soorten. Om de maatregelen op leefgebiedenniveau effectief uit te kunnen voeren, is een zekere gebiedsomvang nodig. Die gebiedsomvang wordt bepaald door de eisen die de doelsoorten aan hun leefgebied stellen en waarvoor leefgebieden optimaal worden ingericht en beheerd.

 

Verder moeten de uitvoeringskosten en de administratieve lasten drastisch worden beperkt door een efficiënte inzet van de beperkte middelen. Binnen het beschikbare budget wordt gestreefd naar relatief lage kosten en meer geld voor beheer door de deelnemende boeren. Het collectief hanteert als richtlijn een omvang van 15% van de subsidie als dekking voor de transactiekosten.

 

Eisen, gesteld voor doeltreffendheid en doelmatigheid, leiden tot een structuur met een beperkt aantal robuuste collectieven per provincie, die voldoende schaalgrootte voor kritieke massa aan deskundigheid, routine en “omzet” hebben (bijvoorbeeld 1,5 tot 2 miljoen euro per jaar) voor een efficiënte organisatie met beperkte overhead om een kwalitatief goede uitvoering te organiseren van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer in het gebied.

 

Eisen vanuit nieuwe taken als collectief

De nieuwe taken van een agrarisch collectief (in vergelijking met de werkzaamheden bij een huidige agrarische natuurvereniging) stellen hoge eisen aan de organisatie en werkwijze van het collectief, maar ook aan de kwaliteit en competenties van bestuursleden en medewerkers van het collectief en de deelnemende boeren. Het gaat hierbij om de volgende nieuwe taken:

• Sturen op aansluiting van maatregelen bij doelen, op samenhang en flexibiliteit in maatregelen en locaties in de tijd, en op continuïteit van maatregelen in de jaren;

• Sturen op het daadwerkelijk leveren van de afgesproken prestaties4 door het mobiliseren en ondersteunen van deelnemende boeren en andere grondgebruikers;

• Professioneel gesprekspartner zijn voor andere beheerders en overheden in gebiedsprocessen onder regie van de provincie;

• Effectief relatiebeheer;

• Een kwalitatief goede gebiedsaanvraag opstellen, die is afgestemd met gebiedspartijen en heldere na te streven doelen bevat;

• Als eindbegunstigde voldoen aan de hoge (Europese) eisen van accountability; dit is het verantwoorden van de wijze van handelen bij de uitvoering van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer;

• Contractpartner zijn van provincie/Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) aan de voordeur met verantwoordelijkheid voor de zakelijke verplichtingen en de reputatie en legitimatie als gebiedsverantwoordelijke;

• Contractpartner van deelnemende agrariërs zijn aan de achterdeur met verantwoordelijkheid voor de betreffende zakelijke verplichtingen;

• Beschikken over administratieve en financiële systemen die effectief corresponderen met die van de RVO.nl;

• Uitvoeren van veldcontroles en daarbij -zo nodig- optreden tegen in gebreke blijvende deelnemende boeren/ grondgebruikers;

• Organiseren van kwaliteitsborging via certificering en voortgaande kwaliteitsverbetering door te leren van experimenteren en van andere collectieven en kennispartners door het uitwisselen van kennis.

 

Certificeren: vertrouwen in de beheerder

Het vernieuwde stelsel gaat uit van vertrouwen in het collectief als natuur- en landschapsbeheerder in een agrarisch cultuurgebied. Dat vertrouwen is gericht op het vergroten van de effectiviteit én van de efficiency in transactie- en uitvoeringskosten. De kwaliteit van het beheer van natuur en landschap is in sterke mate afhankelijk van de deskundigheid van alle betrokkenen bij een collectief. De kwaliteit van het beheer wordt zodanig geborgd, dat rijk en provincies daaraan het vertrouwen ontlenen dat de risico’s die bij het beheer via de subsidieregeling spelen, beheerst worden. Belangrijk is ook de efficiëntie in kosten binnen het collectief die bereikt wordt door het zo efficiënt mogelijk organiseren van de werkzaamheden, waardoor er zo veel mogelijk geld beschikbaar is voor de uitvoering.

 

De kwaliteitsborging vindt plaats via certificering. In het PVE geeft de subsidiegever (de provincie) aan, aan welke eisen een collectief moet voldoen om voor certificering in aanmerking te komen. De stichting Certificering SNL hanteert, conform de provinciale Uitvoeringsregeling Stichting Certificering SNL, het PVE als toetsingskader bij de certificering van het collectief. Het collectief werkt in een eigen kwaliteitssysteem uit hoe zij deze eisen invult en legt dit vervolgens vast in een kwaliteitshandboek. De met de EU conformiteit gerelateerde financiële risico’s worden zo via het kwaliteitssysteem beheerst. Het kwaliteitsysteem in het handboek wordt beoordeeld door de Certificeringscommissie SNL. Bij een positief oordeel wordt het certificaat verleend. Het certificaat is het bewijs dat het collectief haar eigen werkwijze heeft geprofessionaliseerd en de kwaliteit ervan borgt. Zo geeft het certificaat de overheid het vertrouwen dat de kwaliteit van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer procedureel voldoende geborgd is bij het collectief. En met het verlenen van het certificaat erkent de provincie ook het agrarische collectief als uitvoerende beheerorganisatie. Bij een audit van de Certificeringscommissie SNL, na het verstrekken van het certificaat, wordt de naleving van werkwijze en afspraken conform het kwaliteitshandboek van het collectief in de werkpraktijk beoordeeld.

 

Aansluiting op eigen werkwijze

Een collectief kiest haar eigen wijze van werken en de organisatie die bij het collectief past. Wel dient de kwaliteit van de eigen werkwijze geborgd te worden. Dit is vooral ook bedoeld om de wijze van werken waar nodig te kunnen verbeteren. Het collectief heeft de ruimte om zelf de eisen uit het PVE in te vullen op de wijze die het best binnen de bedrijfsvoering past. Het collectief is dus verantwoordelijk voor het voldoen aan de eisen zoals opgesteld in dit PVE, maar de manier van invullen is vrij.

 

Bij de kwaliteitsborging staan de werkprocessen, de systemen, protocollen en werkwijzen van de organisatie van het collectief centraal. En dit geldt ook voor de competenties (kennis en vaardigheden) van de medewerkers en agrarische beheerders die deze werkprocessen uitvoeren c.q. daar verantwoordelijk voor zijn. De inhoud van het kwaliteitsysteem, beschreven in het kwaliteitshandboek, is afhankelijk van de werkwijze en de organisatie van het collectief. De ervaring vanuit de GLB pilots leert dat het eigen kwaliteitssysteem vaak verder is uitgewerkt dan dit PVE vraagt.

 

De Certificeringcommissie SNL wil graag het kwaliteitssysteem van een collectief op uniforme wijze toetsen. Daarom is het nodig dat alle collectieven een vergelijkbare volgorde hanteren in hun kwaliteitshandboek in lijn met de volgorde van de eisen in dit Programma. Het model-kwaliteitshandboek, dat is ontwikkeld door de SCAN, kan daarbij helpen. De vergelijkbare opzet is ook handig voor informatie-uitwisseling tussen collectieven en beperkt bovendien de uitvoeringskosten van de commissie. Dit laat onverlet dat binnen die vergelijkbare volgorde elk collectief zijn eigen werkprocessen beschrijft en hoe daarin de eisen zijn verwerkt. Uitgangspunt is steeds dat de kwaliteit van de eigen wijze van werken van alle uitvoerenden in het collectief wordt geborgd.

 

De vernieuwde Subsidieverdeling Natuur- en Landschapsbeheer 2016

De Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer 2016 wordt per provincie vastgelegd op basis van een modelverordening voor alle provincies. In de verordening worden onder meer de eisen beschreven waaraan een gebiedsaanvraag en een verantwoording en/of betalingsverzoek moeten voldoen om de beoordelingsprocedure en de uitbetaling bij provincie c.q. de RVO.nl zo effectief en efficiënt mogelijk te laten verlopen. Bij de eisen aan de gebiedsaanvraag gaat het over de wijze van samenwerking en afstemming van het collectief binnen haar werkgebied met gebiedspartners (waaronder natuur- en landschapsorganisaties, waterschap en gemeenten) en de samenwerking en afstemming met aangrenzende collectieven ten behoeve van gebiedsgrenzen overschrijdende optimale uitvoering van het beheer.

 

Dit PVE benoemt de eisen waaraan een collectief moet voldoen om voor certificering in aanmerking te komen. Als onderdelen van het kwaliteitsysteem al worden geborgd via een andere door de subsidiegever erkende certificaatvorm (bijv. CBF of Milieukeur), dan gelden deze certificaten en kan daar in het kwaliteitshandboek naar worden verwezen.

 

Noten:

1. b.v. loonbedrijf, aannemer of groenbedrijf, maar ook opdrachtnemers voor veldinventarisatie

 

2. In een deelnemerscontract is minimaal opgenomen:

- Naam, adres, BRS-nummer en KVK of BIN/BSN nummer van de deelnemer;

- Te leveren prestatie, inclusief de duur, het aantal eenheden en locatie op kaart;

- Het naleven van alle aan de prestatie verbonden voorwaarden/ beheermaatregelen, inclusief voorwaarden over voor het (niet) gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen;

- De meldingsplicht van de deelnemer om het collectief vooraf op de hoogte te stellen van:

o de afgesproken prestatie niet geleverd kan worden met opgave van reden;

o wijzigingen in de bedrijfssituatie die van invloed zijn op de naleving van de contractverplichtingen.

- Instemming met het uitvoeren van controles, meewerken aan voor het gebiedsbeheer relevante wetenschappelijke onderzoeken en deelnemen aan kennisactiviteiten die de kwaliteit van het beheer kunnen verbeteren;

- Instemming met de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de deelnemers voor de realisatie van de afgesproken prestaties van het collectief zoals vastgelegd in de beschikking (lusten en lasten);

- Instemmen met de individuele borgstelling voor maximaal het te ontvangen bedrag opgehoogd met een omslag voor de transactiekosten van het collectief.

 

3. ter illustratie: wanneer een agrarisch collectief in het jaar 2017 € 100 aan een beheerder betaalt en € 50 aan een aannemer, voor het onderhoud van bijvoorbeeld een landschapselement, dan wordt bij een sanctie bij de beheerder vanwege een cross compliance -overtreding van 5%, het agrarisch collectief een sanctie opgelegd van € 5.

 

4. Een prestatie is het volbrengen van een gesteld doel of verplichting. De prestatie wordt gemeten of vastgesteld.

 

 

Groningen, 14 april 2015.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

M.J. van den Berg, voorzitter.

H.J. Bolding, secretaris.

 

Toelichting

 

Artikel 2

Op de website van het portaal Natuur en Landschap (http://www.portaalnatuurenlandschap.nl/themas/subsidiestelsel-natuur-en-landschapsbeheer/certificering-natuur-en-landschap/organisatie/) staan de gegevens opgesomd die een aanvrager van een certificaat aanlevert aan de Stichting Certificering SNL.

 

Artikel 3

Voor de certificering hebben Gedeputeerde Staten twee aparte Programma’s van Eisen opgesteld (PVE). Het ene PVE heeft betrekking op certificaten agrarisch natuurbeheer. Het andere PVE betreft certificaten natuurbeheer en certificaten samenwerkingsverband natuurbeheer. Vanwege deze aparte PVE’s bevat dit artikel twee leden.