Subsidieregeling Impulsloket Nationaal Programma Groningen

Geldend van 21-12-2023 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Impulsloket Nationaal Programma Groningen

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat zij op 31 maart 2020, nr.A. 10, afdeling PPM, dossiernummer K 20393 het volgende besluit hebben genomen:

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen:

Overwegende dat:

  • -

    Op 11 maart 2019 het bestuursakkoord van Nationaal Programma Groningen is ondertekend en in de afspraken die op deze datum zijn gemaakt in 'Een programma dat groeit' al wordt gesproken over het financieel ondersteunen van lokale initiatieven en projecten van grotere omvang;

  • -

    In het Programmakader de bewonersinitiatieven als speciaal programma worden aangeduid en voor grote bewonersinitiatieven een reservering wordt gemaakt van tien miljoen voor tien jaar;

  • -

    In het Programmakader wordt aangegeven dat de subsidieregeling voor grote bewonersinitiatieven nog wordt uitgewerkt;

  • -

    Het bestuur van Nationaal Programma Groningen op 2 december 2019 heeft ingestemd met de uitgangspunten voor de subsidieregeling en mandaat heeft verleend aan de programmadirecteur voor de verdere uitwerking en accordering van de subsidieregeling;

  • -

    De programmadirecteur op 18 maart 2020 de subsidieregeling heeft geaccordeerd.

Gelet op:

  • -

    Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    De Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • -

    De Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

  • -

    De De-minimisverordening;

Besluiten:

  • I.

    Vast te stellen de:

Subsidieregeling Impulsloket Nationaal Programma Groningen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    Brede Welvaart: een maatstaf om welvaart op meer terreinen te meten dan alleen economische groei. Ook wel aangeduid als het meten van het 'geluk' van mensen. Zie voor een uitgebreidere toelichting het Programmakader;

  • c.

    De-minimisregelgeving: regelgeving omtrent staatssteun uit de Verordeningen van de Commissie 717/2014, PbEU L 190/45 (voor de visserijsector), 1408/2013, PbEU L 352/9, gewijzigd bij 2019/316, PbEU L 51 I/1 (voor de landbouwsector) en 1407/2013, PbEU L 352/1 (voor de overige sectoren);

  • d.

    Kleinschalige onderneming: een onderneming die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, een netto-omzet heeft die niet hoger is dan € 700.000,- en niet meer dan 10 werknemers heeft per jaar, met uitzondering van een stichting, vereniging of coöperatie;

  • e.

    Procedureregeling: Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

  • f.

    Provincie: provincie Groningen;

  • g.

    Programmakader: het Programmakader van Nationaal Programma Groningen waarin de ambities en de randvoorwaarden van het programma zijn verwoord. Dit programmakader is vastgesteld op 19 september door het bestuur van Nationaal Programma Groningen en vervolgens door de gemeenteraden van Loppersum, Delfzijl, Appingedam, Midden-Groningen, Groningen, Oldambt en Het Hogeland en door Provinciale Staten. Het Programmakader is digitaal beschikbaar via www.nationaalprogrammagroningen.nl;

  • h.

    Projectkosten: kosten die in relatie staan tot het bereiken van het resultaat van het project;

  • i.

    Out of pocket investeringsuitgaven: kosten die ten behoeve van een investering aan derden worden betaald.

  • j.

    Verklaring de-minimissteun: verklaring in het kader van het verlenen van de-minimis steunbedragen als bedoeld in de De-minimisregelgeving.

Artikel 2 Doel

Doel van deze regeling is om bij te dragen aan het verbeteren van het imago van de provincie Groningen en het verhogen van de Brede Welvaart door het stimuleren van stichtingen, verenigingen en coöperaties om bij te dragen aan de ambities van Nationaal Programma Groningen. Daarnaast is het de bedoeling van deze regeling om kleinschalige ondernemingen, die een lokale uniciteit zijn, te stimuleren een bijdrage te leveren aan met name de leefbaarheid in de lokale omgeving.

Artikel 3 Doelgroep

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a.

      stichtingen, verenigingen of coöperaties zonder winstoogmerk met uitzondering van energiecoöperaties;

    • b.

      kleinschalige ondernemingen.

  • 2. De aanvrager uit lid 1 dient:

    • a.

      gevestigd te zijn in de Provincie en hier activiteiten uitvoeren, óf

    • b.

      te onderbouwen dat de beoogde effecten van de activiteit neerkomen in de Provincie.

Artikel 4 Subsidieplafond

In het Provinciaal Blad worden door Gedeputeerde Staten de volgende subsidieplafonds bekend gemaakt:

  • a.

    subsidieplafond voor stichtingen, verenigingen of coöperaties zonder winstoogmerk met uitzondering van energiecoöperaties;

  • b.

    subsidieplafond voor kleinschalige ondernemingen.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN).

  • 2. Naast het bepaalde in artikel 2.1, tweede lid, van de Procedureregeling bevat een subsidieaanvraag:

    • a.

      een projectplan;

    • b.

      een Verklaring de-minimissteun, waaruit blijkt dat de aangevraagde subsidie geheel of gedeeltelijk kan worden verleend zonder dat er sprake zal zijn van overtreding van de voorschriften van de De-minimisregelgeving;

    • c.

      een begroting met bijbehorend dekkingsplan, waarin ook de cofinanciering inzichtelijk wordt gemaakt;

    • d.

      [vervallen]

Artikel 6 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling subsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 7 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan minimaal twee van de vier ambities van Nationaal Programma Groningen: economie, werken & leren, leefbaarheid of natuur & klimaat.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 2.5 en 2.6 van de Procedureregeling wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    het een aanvraag betreft waarin subsidie wordt gevraagd voor een activiteit die al eerder is gefinancierd op grond van deze regeling;

  • b.

    de subsidie wordt aangevraagd voor het aflossen van schulden.

Artikel 9 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7 in aanmerking te komen dient de aanvrager te voldoen aan de volgende vereisten:

  • a.

    de activiteit draagt bij aan minimaal twee van de vier ambities van Nationaal Programma Groningen;

  • b.

    de activiteit heeft een positief effect in de lokale omgeving en heeft draagvlak. Voor ondernemingen geldt dat de activiteit tevens een lokale uniciteit moet zijn;

  • c.

    de verwachte impact van de activiteit is in verhouding is met de gevraagde bijdrage;

  • d.

    de activiteit heeft een langdurige of structurele impact op de omgeving.;

Artikel 10 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      voor stichtingen, verenigingen en coöperaties: projectkosten;

    • b.

      voor kleinschalige ondernemingen: out-of-pocket investeringsuitgaven.

  • 2. Kosten voor inhuur van derden komen voor subsidie in aanmerking tot maximaal € 125,- per uur.

  • 3. Vrijwilligersuren mogen in de projectkosten worden meegenomen tegen een uurtarief van € 25,-. De subsidie voor een activiteit die vrijwilligersuren bevat, mag aan het einde van het project niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten exclusief de vrijwilligersuren.

Artikel 11 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.5 van de Procedureregeling komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    exploitatiekosten;

  • b.

    vervanging- of onderhoudskosten;

  • c.

    buitenlandse reis- en verblijfkosten.

Artikel 12 Subsidiehoogte voor stichtingen, verenigingen en coöperaties

  • 1. De subsidie voor stichtingen, verenigingen of coöperaties zonder winstoogmerk, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, sub a, bedraagt minimaal € 10.000,- en maximaal € 125.000, -

  • 2. De subsidie voor stichtingen, verenigingen of coöperaties zonder winstoogmerk bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

  • 3. De bijdrage uit deze regeling mag er niet toe leiden dat meer dan 75% van de totale projectkosten gefinancierd wordt vanuit subsidies.

Artikel 13 Subsidiehoogte voor kleinschalige ondernemingen

  • 1. De hoogte van de subsidie voor kleinschalige ondernemingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, sub b, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000, -

  • 2. Voor marketing en communicatie doeleinden bedraagt de subsidie niet meer dan 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van €5.000,-

Artikel 14 Verdeelcriteria

  • 1. Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Wordt het subsidieplafond op enige dag overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 15 Beoordelingscommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 7 ter beoordeling over artikel 9 en artikel 14 voor aan de beoordelingscommissie.

Artikel 16 Ontbindende voorwaarden

  • 1. Subsidie wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat niet alle van overheidswege vereiste vergunningen voor de activiteit zijn verkregen.

  • 2. Subsidie wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de in het dekkingsplan aangegeven cofinanciering door derden niet wordt verleend.

Artikel 17 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Naast de verplichtingen uit 2.10 van de Procedureregeling, worden in ieder geval de volgende verplichtingen aan de subsidieontvanger opgelegd:

  • a.

    de subsidieontvanger start binnen zes maanden na subsidieverlening met de uitvoering van de activiteiten;

  • b.

    de termijn als genoemd in onderdeel a kan eenmalig voor de duur van ten hoogste zes maanden worden verlengd. Daarvoor dient de subsidieontvanger een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in.

Artikel 18 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken bij subsidies van € 25.000 of meer een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in één keer betaald.

Artikel 19 Subsidievaststelling

  • 1. Subsidies tot € 25.000 worden door Gedeputeerde Staten direct vastgesteld.

  • 2. Voor subsidies van € 25.000 of meer geldt dat een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend uiterlijk 13 weken na voltooiing van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

  • 3. Bij de aanvraag tot vaststelling als bedoeld in het tweede lid wordt een activiteitenverslag inclusief financieel verslag overlegd, waaruit genoegzaam blijkt dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening is verricht en aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad.

Artikel 21 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Impulsloket Nationaal Programma Groningen

Ondertekening

Groningen, 31 maart 2020

Gedeputeerde Staten voornoemd:

F.J. Paas, voorzitter.

J. Schrikkema, secretaris.

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling Impulsloket Nationaal Programma Groningen

Algemeen

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017 (Kaderverordening) en de Procedureregeling subsidies Groningen (Procedureregeling). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Kaderverordening en Procedureregeling. In de Procedureregeling staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Kaderverordening en Procedureregeling noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

Artikelsgewijs

Artikel 1

c. Verordening waarin de Europese Commissie heeft bepaald dat een aantal steunmaatregelen tot een bepaalde drempel niet beschouwd worden als staatssteun;

d. De begripsbepaling van een kleinschalige onderneming is gebaseerd op de definitie van een micro-onderneming

Artikel 3

Met kleinschalige ondernemingen wordt gedoeld op de groep die nu bij veel regelingen buiten de boot valt vanwege de geringe omvang en/of zakelijke status. Nationaal Programma Groningen wil deze groep ook mogelijkheden te geven. Het betreft de ondernemers die met hun onderneming een bijdrage willen leveren aan de leefbaarheid in de lokale omgeving en maatschappelijke waarde willen creëren. De onderneming leidt hierbij niet noodzakelijk tot een volwaardig inkomen maar zorgt voor reuring in de omgeving. We richten ons op sociaal ondernemerschap met een accent op leefbaarheid. Bijdrage aan de andere ambities is hierbij een pre. De onderneming moet een lokale uniciteit zijn zodat er geen concurrentie kan optreden met andere ondernemingen in de lokale omgeving (zie subsidievereisten).

Energiecoöperaties zijn uitgesloten bij deze regeling omdat deze een plek krijgen in het programma Lokale Energie initiatieven. Dit programma is onderdeel van het totale programma Bewonersinitiatieven Nationaal Programma Groningen waar ook de subsidieregeling voor het Impulsloket en het Loket Leefbaarheid onderdeel van zijn.

Artikel 7

Vier ambities

Om de Brede Welvaart en het imago van Groningen te verbeteren, heeft Nationaal Programma Groningen ambities geformuleerd op vier gebieden die voor de regio van belang zijn: Economie, Werken en leren, Leefbaarheid, Natuur en klimaat. Deze ambities staan omschreven in het Programmakader. Hieronder worden de ambities kort toegelicht.

Werken en leren

Nationaal Programma Groningen zet in op het versterken van de sociaaleconomische positie en het opleidingsniveau van Groningers. Bij werken en leren gaat het ook om het ontwikkelen van vaardigheden, competenties, houding en gedrag.

Leefbaarheid

Doel is een leefbaar en toekomstbestendig Groningen. Enerzijds gaat dit om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving: veilig wonen en leven, nu en in de toekomst. Dit is een belangrijk onderdeel van werken aan Brede Welvaart in de regio, omdat juist dit aspect door de gevolgen van de gaswinning fundamenteel is aangetast. Anderzijds bepalen ook gezondheid, geluk en welbevinden van de Groningers de leefbaarheid. Uitgangspunt is dat investeringen in wonen, werken en fysieke leefomgeving zorgen voor een hogere leefbaarheid.

Natuur en klimaat

De derde ambitie ligt op het gebied van Natuur en klimaat. We zetten ons in voor een aantrekkelijke leefomgeving, energietransitie en klimaatbestendigheid, op natuurbehoud en circulaire landbouw: een rijk landschap en een rijke natuur zijn van belang om perspectief voor Groningen en een goed vestigingsklimaat te bereiken.

Economie

Ons doel is toekomstbestendige economische groei, voor de provincie als geheel en voor iedere gemeente afzonderlijk. Daarnaast gaan we de economische structuur duurzaam versterken door te werken aan een ideaal vestigingsklimaat en kansrijke sectoren, waarin Groningen koploper blijft of wordt. Uitgangspunt is dat investeringen in kansrijke sectoren, innovatie, internationalisering en vestiging zorgen voor toename van de toegevoegde waarde.

Artikel 9

Deze subsidievereisten zijn gebaseerd op de randvoorwaarden zoals deze zijn geformuleerd in het Programmakader:

  • a.

    Participatie (de aanvrager dient aan te tonen dat het initiatief een positief effect heeft in de lokale omgeving en draagvlak heeft; voor ondernemingen geldt dat de onderneming tevens een lokale uniciteit moet zijn)

  • b.

    Integraliteit (de aanvrager dient aan te tonen dat het initiatief bijdraagt aan de vier ambities van Nationaal Programma Groningen. Indien niet aan een ambitie wordt bijgedragen, dient dit te worden toegelicht. Bijdragen aan de ene ambitie mag niet ten koste gaan van een andere ambitie);

  • c.

    Proportionaliteit (de aanvrager dient aan te tonen dat de verwachte impact van het initiatief in verhouding is met de gevraagde bijdrage);

  • d.

    Samenhang (de aanvrager onderzoekt met het programmabureau van Nationaal Programma Groningen of er een link is met andere projecten en programma's die onder Nationaal Programma Groningen vallen);

  • e.

    Toekomstbestendigheid (het initiatief dient een langdurige of structurele impact te hebben op de omgeving)

  • f.

    Cofinanciering.

Draagvlak: een groot deel van de gemeenschap draagt het project. Vraag gestuurde aanvragen hebben draagvlak. Met vraag gestuurd wordt bedoeld dat van buiten de aanvragende partijen een vraag bestaat voor de in de subsidieaanvraag genoemde activiteiten. Dit blijkt uit financieringsbronnen, deelnemende partners, en de betrokkenheid van vrijwilligers.

Lokale Uniciteit: de mate waarin de activiteit vernieuwend is voor het gebied waarop de activiteit betrekking heeft. Uniciteit heeft betrekking op de vraag of het project uniek is voor het gebied. Innovatief en specifiek voor de regio zijn mogelijke onderdelen van uniciteit. Dit is met name het geval wanneer de aanvraag een onderwerp aansnijdt dat nog niet eerder is gesubsidieerd door een overheid voor de lokale omgeving. Bovendien blijkt uniciteit ten opzichte van andere projecten.

Toekomstbestendigheid: de mate waarin de activiteit leidt tot een voortdurende situatie of een voortdurende activiteit. Ook uitgelegd als herhalend en duurzaam. Indicatoren hiervoor zijn de volgende aspecten: meerjarige exploitatie met dekking, financiële onderbouwing, afspraken over beheer, onderhoud en eigendom.

Artikel 10

Lid 1, sub b.

Voor kleinschalige ondernemingen worden alleen out-of-pocket investeringsuitgaven vergoed. Onder out-of-pocket investeringsuitgaven vallen onder meer de volgende zaken:

  • -

    Bedrijfsinventaris

  • -

    Aanschaf vervoersmiddelen

  • -

    Marketing & communicatie

  • -

    Noodzakelijke (bouwkundige, technische) aanpassingen

Lid 3.

Vanuit deze regeling wordt maximaal 50% van de subsidiabele kosten vergoed. Kosten van vrijwilligersuren zijn, in het geval van stichtingen, verenigingen en coöperaties, onderdeel van deze kosten (tegen 23 euro per uur). Maar de subsidie voor een activiteit die vrijwilligersuren bevat, mag aan het einde van het project niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten exclusief de vrijwilligersuren.

Vrijwilligersuren worden dus niet uitbetaald maar wegen wel mee in de totale projectkosten. De reden dat voor deze constructie wordt gekozen is dat de bijdrage vanuit deze subsidieregeling op deze manier hoger is. Zo wordt beoogd een eigen bijdrage aan een activiteit te stimuleren

Rekenvoorbeeld 1:

De subsidiabele kosten van een activiteit zijn €25.000,- Aanvrager geeft aan 300 vrijwilligersuren in het project te investeren. Dit staat gelijk aan 300 x € 23 = €6.900

De totale subsidiabele kosten exclusief de vrijwilligersuren is €25.000 - €6.900 = €18.150.

De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten, dit is in principe €12.500. Dit overschrijdt de totale subsidiabele kosten exclusief de vrijwilligersuren niet.

De maximale bijdrage is dus €12.500

Rekenvoorbeeld 2:

De subsidiabele kosten van een activiteit zijn €25.000,- Aanvrager geeft aan 550 vrijwilligers uren in het project te investeren. Dit staat gelijk aan 550 x € 23 = €12.650.

De totale subsidiabele kosten exclusief de vrijwilligersuren is €25.000 - €12650 = €12.350.

De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten, dit is in principe €12.500. Maar dit overschrijdt de totale subsidiabele uitgaven exclusief de vrijwilligersuren.

De maximale bijdrage is dus €12.350

Artikel 11

In de Procedureregeling artikel 1.5 lid 1 sub d staat aangegeven dat kosten die niet in redelijke verhouding staan tot het doel, niet subsidiabel zijn. Alleen kosten die noodzakelijk en adequaat zijn in relatie tot het doel van de subsidie komen daarom voor subsidie in aanmerking (zie artikel 10). In dit kader wordt gekeken naar effectieve, doelmatige, rechtmatige en marktconforme besteding van de middelen. Door middel van offertes kan de aanvrager hier in de verantwoording blijk van geven.