Regeling vervallen per 09-09-2021

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent de subsidie voor de samenwerkingspartners in een R&D- samenwerkingsverband om de innovatie bij het midden- en kleinbedrijf te stimuleren (MIT R&D samenwerking Noord-Nederland 2021)

Geldend van 17-03-2021 t/m 08-09-2021

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent de subsidie voor de samenwerkingspartners in een R&D- samenwerkingsverband om de innovatie bij het midden- en kleinbedrijf te stimuleren (MIT R&D samenwerking Noord-Nederland 2021)

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat zij op 9 maart 2021, nr. A.9, afdeling ECP, dossiernummer K 24985 het volgende besluit hebben genomen:

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen:

gelet op artikel 25 van de Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187), gewijzigd bij verordeningen van de commissie van 14 juni 2017 (EG) 2017/1084 en 2 juli 2020 (EG) nr. 2020/972);

gelet op de Algemene subsidieregeling SNN 2019;

besluiten:

vast te stellen de Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering R&D samenwerking Noord-Nederland 2021 luidende als volgt:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    AGVV: Algemene groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187), gewijzigd bij verordeningen van de commissie van 14 juni 2017 (EG) 2017/1084 en 2 juli 2020 (EG) nr. 2020/972);

  • b.

    ASR SNN 2019: Algemene subsidieregeling SNN 2019;

  • c.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;

  • d.

    KIA: Kennis- en Innovatieagenda;

  • e.

    Missies en Sleuteltechnologieën: document beschreven in bijlage I van deze regeling;

  • f.

    mkb-onderneming: micro-, kleine of middelgrote onderneming in de zin van bijlage I van de AGVV;

  • g.

    Noord-Nederlandse economie: de economie in de regio Groningen, Fryslân en Drenthe;

  • h.

    Penvoerder: een samenwerkingspartner in een R&D-samenwerkingsverband, die zorgdraagt en verantwoordelijk is voor de projectadministratie, aanvragen en verzoeken;

  • i.

    R&D-samenwerkingsproject: project, bestaande uit industrieel onderzoek, zoals bedoeld in artikel 2, lid 85, van de AGVV of experimentele ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 2, lid 86, van de AGVV of een combinatie hiervan, in daadwerkelijke samenwerking en voor gezamenlijke rekening en risico uitgevoerd door een R&D-samenwerkingsverband;

  • j.

    R&D-samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden mkb-ondernemers, welk verband is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject;

  • k.

    SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 2 Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel innovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen te stimuleren.

Artikel 3 Doelgroep

  • 1. De subsidie kan worden verstrekt aan de samenwerkingspartners in een R&D- samenwerkingsverband die in Nederland zijn gevestigd.

  • 2. Elke deelnemer aan het R&D-samenwerkingsverband neemt niet meer dan 70% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten van het R&D-samenwerkingsproject voor zijn rekening.

Artikel 4 Penvoerder

  • 1. Binnen het R&D-samenwerkingsverband wordt een penvoerder aangewezen.

  • 2. De penvoerder dient een mkb-onderneming te zijn met een vestiging in Groningen, Fryslân of Drenthe en daar ondernemingsactiviteiten uit te voeren.

  • 3. Alle aanvragen in een project dienen door de penvoerder gedaan te worden, tenzij de penvoerder failliet is verklaard.

  • 4. Het SNN verricht betalingen enkel aan de penvoerder, tenzij de penvoerder failliet is verklaard, in surséance van betaling verkeert dan wel indien op hem de Wet schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor een R&D-samenwerkingsproject ten behoeve van een mkb-onderneming dat past binnen een van de KIA’s zoals die zijn beschreven in het document Missies en Sleuteltechnologieën.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten bedoeld in artikel 25, derde lid, van de AGVV. De volgende kosten zijn subsidiabel:

    • a.

      personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

    • c.

      kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking.

    • d.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • e.

      bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 2. Voor de loonkosten wordt een vast uurtarief van € 60 gehanteerd.

  • 3. In aanvulling op artikel 2.4 van de ASR SNN 2019 zijn buitenlandse reis- en verblijfkosten en overheadkosten niet subsidiabel.

Artikel 7 Staatssteun

De bepalingen uit de hoofdstukken I en II en artikel 25 van de AGVV zijn van toepassing.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019 wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    het project niet minimaal 50 punten scoort;

  • b.

    een deel van de subsidie dat aan een samenwerkingspartner van het samenwerkingsverband toekomt minder dan € 25.000 bedraagt;

  • c.

    het project 0 punten scoort op het criterium technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen, zoals beschreven in artikel 13 lid 1 onder I;

  • d.

    het project 0 punten scoort op het criterium economische waarde, zoals beschreven in artikel 13 lid 1 onder II;

  • e.

    het project 0 punten scoort op het criterium kwaliteit van de R&D-samenwerking, zoals beschreven in artikel 13 lid 1 onder III;

  • f.

    het project 0 punten scoort op het criterium: De mate waarin het project impact heeft op een of meer KIA’s, zoals beschreven in artikel 13 lid 1 onder IV;

  • g.

    de kwaliteit van het projectplan onvoldoende is;

  • h.

    werkzaamheden die onderdeel zijn van het project, zijn aangevangen vóór de ontvangst van de aanvraag;

  • i.

    niet minimaal 50% van de subsidiabele kosten van het project worden gedragen door samenwerkingspartners die zijn gevestigd in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen en die in deze provincies ondernemingsactiviteiten uitvoeren;

  • j.

    het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;

  • k.

    het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • l.

    tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan;

  • m.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de AGVV;

  • n.

    de onderneming de subsidie wil aanwenden voor een project waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een dergelijk project;

  • o.

    als niet wordt voldaan aan de vereisten als bedoeld in artikel 11 lid 3.

Artikel 9 Subsidieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen een gezamenlijk subsidieplafond vast op € 2.000.000.

  • 2. Van het plafond zoals genoemd in het voorgaande lid wordt maximaal 50% aan subsidies verleend aan R&D-samenwerkingsprojecten van meer dan € 200.000.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur SNN verdeelt het in het eerste lid bedoelde bedrag op volgorde van rangschikking conform artikel 13 lid 4. Indien het subsidieplafond zou worden overschreden bij subsidieverlening aan meerdere aanvragen die gelijk zijn gerangschikt, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 10 Aanvraagperiode

Gedeputeerde Staten stellen gezamenlijk de aanvraagperiode vast van 1 juni 2021 9:00 uur tot 9 september 2021 17:00 uur.

Artikel 11 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend bij het SNN via een daarvoor ontwikkeld webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl.

  • 2. De subsidieaanvraag wordt ingediend met alle verplichte bijlagen, volgens voorgeschreven formats. De formats worden beschikbaar gesteld door het SNN.

  • 3. Een projectplan bestaat uit maximaal 20 pagina’s lettergrootte minimaal 11 en regelafstand minimaal 1.

Artikel 12 Subsidiehoogte

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 350.000 per R&D-samenwerkingsproject.

  • 2. Een deel van de subsidie dat aan een samenwerkingspartner in het samenwerkingsverband toekomt bedraagt:

    • a.

      niet meer dan € 100.000 indien het subsidiebedrag maximaal € 200.000 is;

    • b.

      niet meer dan € 175.000 indien het subsidiebedrag hoger dan € 200.000 is.

Artikel 13 Rangschikking

  • 1. De activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd worden beoordeeld op basis van de volgende vier beoordelingscriteria:

    • I.

      Technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen

      Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

      • a)

        de mate waarin het te ontwikkelen product, proces, dienst of de toepassing hiervan nieuw is;

      • b)

        de mate waarin gebruik wordt gemaakt van bestaande technieken, ontwerpen, processen, en diensten die worden toegepast;

      • c)

        de haalbaarheid van de innovatie;

      • d)

        de technologische risico’s die er in het project zijn;

      • e)

        hoe technische ontwikkelrisico’s worden beperkt;

      • f)

        de ontwikkelingen die op de markt gaande zijn in relatie tot het ingediende project, zowel nationaal als internationaal;

      • g)

        de aanwezigheid van nationale of internationale concurrentie en de wijze waarop het ingediende project zich onderscheidt van de activiteiten van de concurrentie.

    • II.

      Economische waarde

      Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

      • a)

        hoe het project aansluit bij de strategische doelstellingen van de onderneming(en) van de samenwerkingspartner(s);

      • b)

        de effecten van het project en de mate waarin deze ten goede komen aan de Noord-Nederlandse en de Nederlandse economie;

      • c)

        gevolgen voor de concurrentiepositie van de samenwerkingspartners bij slagen van het project;

      • d)

        bedreigingen, economische, commerciële risico’s of andere externe factoren die van invloed zijn op het project;

      • e)

        de wijze waarop risico’s worden beperkt;

      • f)

        de wijze waarop iedere samenwerkingspartner zijn aandeel in de projectkosten financiert;

      • g)

        bereidheid van de samenwerkingspartners om een eigen bijdrage aan de financiering van het project te leveren;

      • h)

        de mate waarin reguliere bedrijfsactiviteiten van de samenwerkingspartners doorgang kunnen vinden;

      • i)

        stappen die na afloop van het project moeten worden gezet tot de marktintroductie.

    • III.

      Kwaliteit van de MIT-R&D samenwerking

      Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

      • a.

        kennis en ervaring van de samenwerkingspartners en de mate waarin de samenwerkingspartners elkaar aanvullen;

      • b.

        resources van de samenwerkingspartners;

      • c.

        inzet van derden en de expertise die deze met zich mee brengen;

      • d.

        de projectorganisatie;

      • e.

        de verdeling van de resultaten van het project over de samenwerkingspartners;

      • f.

        of en hoe er afspraken zijn gemaakt over intellectueel eigendom die uit het project voortkomen.

    • IV.

      De mate waarin het project impact heeft op een KIA zoals beschreven in het document Missies en Sleuteltechnologieën

      Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

      • a.

        de impact van het project op de Kennis- en Innovatie agenda en bijbehorende missie;

      • b.

        raakvlakken met één andere KIA;

      • c.

        tot welke maatschappelijke impact het project in de markt gaat leiden.

  • 2. De aanvragen worden door het Dagelijks Bestuur SNN in eerste instantie kwalitatief beoordeeld waarbij de volgende scores mogelijk zijn: “ruim voldoende”, “voldoende”, “matig” of “onvoldoende”. Deze beoordeling wordt omgezet in een puntenbeoordeling zoals genoemd in lid 3.

  • 3. Voor de criteria I, II, III en IV kunnen per criterium maximaal 25 punten worden behaald met de volgende verdeling:

    • -

      ruim voldoende = 25 punten

    • -

      voldoende = 15 punten

    • -

      matig = 5 punten

    • -

      onvoldoende = 0 punten

  • 4. Het Dagelijks Bestuur SNN rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger, naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.

Artikel 14 Beslissen aanvraag

De termijn voor het nemen van een besluit op een subsidieaanvraag wordt gesteld op 13 weken na het sluiten van de aanvraagperiode als bedoeld in artikel 10.

Artikel 15 Subsidieverplichtingen

Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:

  • 1.

    met de uitvoering van het R&D-Samenwerkingsproject wordt gestart binnen 6 maanden na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening;

  • 2.

    het project wordt gerealiseerd binnen 24 maanden na de start van het project;

  • 3.

    verlenging van de realisatietermijn kan in uitzonderlijke gevallen worden toegestaan. Hiertoe kan een gemotiveerd verzoek worden ingediend via het webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl;

  • 4.

    de kosten van de uitvoering van het project worden op eenduidige wijze in de administratie van de subsidieontvanger weergegeven.

Artikel 16 Voorschotten

  • 1. Binnen drie weken na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening wordt een voorschot verstrekt van 40% op het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Een tweede voorschot kan op aanvraag worden verleend naar evenredigheid van de gemaakte en betaalde subsidiabele projectkosten. Dit tweede voorschot bedraagt ten hoogste 40% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 17 Vaststelling

  • 1. Uiterlijk 13 weken na realisatie van het project wordt een verzoek tot subsidievaststelling ingediend. Het verzoek kan worden ingediend via het webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl

  • 2. Het verzoek tot subsidievaststelling gaat vergezeld van in ieder geval:

    • a.

      een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van de activiteiten;

    • b.

      een mededeling van andere inkomsten, waaronder subsidies, waarmee de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft, is gefinancierd; en

    • c.

      indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, een controleverklaring van een accountant of accountants-administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat met de aanvraag wordt voldaan aan de voorschriften bedoeld in artikel 4:45 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 18 Termijnen

De termijn voor het nemen van een besluit op een verzoek tot subsidievaststelling wordt gesteld op 13 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 19 Bekendmaking, inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. Deze regeling wordt bekendgemaakt in het Provinciaal Blad en treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2. Deze regeling vervalt van rechtswege op 9 september 2021 17:00 uur. Op aanvragen die zijn ingediend voor dit tijdstip blijft deze regeling van toepassing.

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: MIT R&D samenwerking Noord-Nederland 2021.

Ondertekening

Groningen, 9 maart 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd:

F.J. Paas, voorzitter.

J. Schrikkema, secretaris.

Bijlage I

MISSIES en SLEUTELTECHNOLOGIEËN

In de verschillende regionale MIT-regelingen en de landelijke regeling wordt verwezen naar deze bijlage. Deze bijlage is juridisch maatgevend voor de onderwerpen (de KIA’s) waar uw project zich op kan richten en voor de maatschappelijke impact waarop een R&D-Samenwerkingsproject mede wordt gerangschikt. Verderop wordt nader toegelicht waar de verschillende kennis- en innovatie-agenda’s zich op richten, en waar uw project zich dus op kan richten. In de toelichting wordt aangegeven hoe u deze informatie dient te interpreteren binnen de MIT-regeling en respectievelijk de aanvraag.

Verdeelcriteria en score R&D-project

R&D-Samenwerkingsprojecten kunnen op meerdere maatschappelijke gebieden impact hebben. Dit is een gevolg van het feit dat de missies en Kennis- en Innovatieagenda’s (KIA’s) op zichzelf en onderling overlap vertonen. Ook kan de oplossing voor de ene missie negatief uitwerken op een andere. Iets vergelijkbaars geldt voor de bevordering van sleuteltechnologieën. Bij de toedeling van punten op het onderdeel maatschappelijke impact weegt de beoordelende commissie het totaal aan maatschappelijke baten op de genoemde terreinen.

Nadere informatie en voorbeelden

Er is voor gekozen de informatie in deze bijlage zo beperkt mogelijk te houden. Nadere informatie over de achtergronden en context van de verschillende missies en over de verschillende onderzoeksprogramma’s in de KIA’s kunt u vinden via de relevante URL’s. In de achterliggende documenten kunt u ook voorbeelden vinden van recente innovaties.

KIA 1. Energie en Duurzaamheid

https://www.topsectoren.nl/publicaties/publicaties/2019-publicaties/oktober/161019/kia-energietransitie-en-duurzaamheid

Projecten dienen bij te dragen aan het pad naar een klimaatneutraal energie- en grondstoffensysteem in 2050 of aan een circulaire economie in hetzelfde jaar. Ze dragen daarmee automatisch bij aan de tussendoelen voor 2030. Combinaties zijn logischerwijze mogelijk, daar waar deze thema’s elkaar overlappen. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • I.

    Verlaging van het gebruik van fossiele energie c.q. van de uitstoot van CO2 of andere broeikasgassen.

  • II.

    Verhoging van de productie of benutting van duurzame energie en de integratie en de integratie in het energiesysteem.

  • III.

    Verlaging van het gebruik van primaire grondstoffen (rekening houdend met de ecologische voetafdruk).

  • IV.

    Vergroting van het hoogwaardig gebruik van circulaire materialen, onder meer door gebruik van gerecycleerde grondstoffen of duurzaam geproduceerde en verkregen bio-based componenten.

  • V.

    Beperking van de uitstoot van schadelijke stoffen naar het milieu dan wel vervanging van deze schadelijke stoffen door stoffen die veel minder schadelijk of onschadelijk worden geacht.

  • VI.

    Vergroten van de efficiency van het mobiliteitssysteem, verkeersveiligheid, ladingveiligheid, cybersecurity, veilig datagebruik en databeheer en het beperken en mitigeren van geluidhinder, fijnstof en andere emissies, trillingen als gevolg van transportbewegingen of –systemen.

De energie-, klimaat- en grondstoffen- gerelateerde aspecten van mobiliteit zijn onderdeel van de punten I t/m V. Punt VI verwijst naar de deel-KIA “Toekomstbestendige Mobiliteitssystemen”, voor het brede thema mobiliteit, waaronder alle milieu- en hinderaspecten naast CO2 voor landgebonden transport, innovaties in luchtvaart en maritiem transport, alsmede veiligheids- en bereikbaarheidsaspecten van alle verkeersmodaliteiten zijn opgenomen.

KIA 2. Gezondheid en Zorg

https://www.health-holland.com/sites/default/files/downloads/missiedocument-gezondheid-en-zorg.pdf

Een samenvatting van het missiethema, de beleidscontext en de landelijke aanpak vindt u in deze flyer: https://www.health-holland.com/sites/default/files/downloads/flyer-gezondheid-en-zorg.pdf. Ook op https://www.health-holland.com/publications/useful-documentsgoed kan meer informatie gevonden worden over deze KIA.

Projecten dienen binnen deze KIA bij te dragen aan de missie Gezondheid en Zorg. De centrale missie daarin is dat in 2040 alle Nederlanders tenminste vijf jaar langer in goede gezondheid leven, en dat de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaaleconomische groepen met 30% zijn afgenomen. Als uitwerking zijn onderliggende missies geformuleerd gericht op i. leefstijl & leefomgeving, ii. verplaatsing van de zorg naar de leefomgeving, iii. verhoging van de participatiegraad van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking en iv. verhoging van de kwaliteit van leven van mensen met dementie. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • I.

    Preventie van ziektes of aandoeningen.

  • II.

    Gezondheidswinst voor patiënten die lijden aan één of meer ziektes of aandoeningen.

  • III.

    Verbetering van de opsporing of behandeling van ziektes of aandoeningen of van het herstel daarna.

  • IV.

    Verlaging van de kosten van de zorg, bij zorgverzekering of verzekerde.

  • V.

    Innovaties, bijvoorbeeld hulpmiddelen, die het organiseren van zorg in de eigen leefomgeving in plaats van in zorginstellingen vergemakkelijken.

  • VI.

    Verhoging van deelname aan de samenleving van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking, naar wens en vermogen.

  • VII.

    Verbetering van de kwaliteit van leven van mensen met dementie.

Veel innovaties breken niet door op de markt, zeker ook binnen de KIA gezondheid en zorg. Voordat wordt overgegaan op de uitvoering van een R&D-samenwerkingsproject onder de KIA Zorg en Gezondheid wordt de ondernemer aangeraden het instituut “Health Innovation NL” (HI-NL) te betrekken. HI-NL weet in een vroeg stadium aan te geven of de kans reëel is dat een project succesvol kan worden. Meer informatie over dit instituut is te vinden op: https://www.healthinnovation.nl/

KIA 3. Landbouw, Water en Voedsel

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/

Projecten dienen bij te dragen aan het missiethema Landbouw, Water en Voedsel. Dit thema is onderverdeeld in zes deelmissies, voor elk daarvan is een KIA opgesteld.

KIA 3.a. Kringlooplandbouw

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/kringlooplandbouw/

Doel is dat in 2030 in de land- en tuinbouw het gebruik van grondstoffen en hulpstoffen substantieel is verminderd en alle eind- en restproducten zo hoog mogelijk worden verwaard. De emissies naar grond- en oppervlaktewater zijn dan tot nul gereduceerd. Ecologische omstandigheden en processen vormen het vertrekpunt voor voedselproductie waardoor biodiversiteit zich herstelt en de landbouw veerkrachtiger wordt. Opgemerkt wordt dat deze KIA 3.a. kan worden gezien als een specifiek onderdeel van de bredere circulariteitsagenda onder missie 1. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

KIA 3.b. Klimaatneutrale landbouw en voedselproductie

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/klimaatneutrale-productie/

Doel is een netto klimaatneutraal systeem van landbouw en natuur in 2050. Dit onderdeel is de sectorspecifieke invulling van het klimaatakkoord uit bovengenoemde missie 1. Specifiek voor de landbouw en voedselproductie en vertaald naar projecten voor het MKB binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

KIA 3.c. Klimaatbestendig landelijk en stedelijk gebied

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/klimaatbestendige-inrichting/

KIA 3.d. Gewaardeerd, gezond en veilig voedsel

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/gewaardeerd-gezond-en-veilig/

Het doel is in 2030 gezond, veilig en duurzaam voedsel te produceren. Het voedselproductiesysteem is dan robuust en groene producten leveren een waardevolle bijdrage aan hun omgeving. Consumenten waarderen de sector en zijn bereid eerlijke prijzen te betalen. Innovaties dienen de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

KIA 3.e. Duurzame en veilige Noordzee en andere wateren

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/duurzame-en-veilige-wateren/

LNV Duurzame visserij en aquacultuur

Aansluitend op KIA 3E is er binnen de MIT-regeling tevens een LNV programma Duurzame visserij en aquacultuur, waarin ondernemers in de visserij en aquacultuur ondersteuning krijgen bij de verdere verduurzaming met behoud van een gezonde bedrijfsvoering. Bij verduurzaming gaat het om gezonde visbestanden en het verlagen van de impact op het ecosysteem door verspilling, ongewenste bijvangst en bodemberoering zoveel mogelijk terug te dringen. Duurzame visserij vereist dat natuur en economie met elkaar in balans komen en blijven. Verduurzamen van de visserij is het vertrekpunt voor de inzet van de innovatiemiddelen via de topsector Agri&Food. De scope is de primaire visserij, inclusief de mossel- en oestervisserij/-kweek. Ook alternatieve vistechnieken en aquacultuur in windparken vallen binnen de scope. Projecten moeten bijdragen aan:

  • I.

    Methoden of vistuigen om selectiever te vissen.

  • II.

    Vismethoden of -tuigen die minder bodemberoering tot gevolg hebben dan de huidige boomkorvisserij.

  • III.

    Minder impact op klimaat of milieu door visserijactiviteiten.

  • IV.

    Alternatieve duurzame vangst- of kweekmethoden van primaire visserij, inclusief de mossel- en oestervisserij/-kweek.

KIA 3.f. Nederland is en blijft de best beschermde en leefbare delta

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/best-beschermde-delta/

KIA 4. Veiligheid

https://www.hollandhightech.nl/sites/www.hollandhightech.nl/files/inline files/KIA%20Veiligheid%20-%2020191015%20definitief_0.pdf

Projecten dienen bij te dragen aan het missiethema Veiligheid. De missies zijn in nauwe samenwerking met de ministeries van Justitie en Veiligheid en Defensie opgesteld. De overkoepelende ambitie is (potentiële) tegenstanders steeds een stap vóór blijven: always ahead of the threat ’’ met slimme oplossingen in dienst van een veilige maatschappij.

Deelprogramma’s

  • I.

    Integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit

    • o

      Interventies en organisatie

    • o

      Real time digitale observatie en ondersteuning

    • o

      Bruikbare data en handelingsperspectief

  • II.

    Maritieme hightech voor een veilige zee

    • o

      Smart kill-chains - Radar en geïntegreerde sensorsuites

    • o

      Smart operations

    • o

      Smart manning & automation

    • o

      Zero emission and survivable warships

    • o

      Smart design and maintenance

    • o

      Smart concepts

  • III.

    Veiligheid in en vanuit de ruimte

    • o

      Robuuste plaatsbepaling- en tijdsynchronisatiesystemen

    • o

      Nationale situational awareness, surveillance & tracking capaciteit

    • o

      Grondgebonden situational awareness capaciteit

    • o

      Laser voor veilige communicatie en vergrote transmissiecapaciteit

    • o

      (Gedeeltelijk) eigen satellietcapaciteit met tijdige en veilige toegang

  • IV.

    Cyberveiligheid

    • o

      Bestrijden cybercrime

    • o

      Bevorderen ontwikkeling cybercompetenties

    • o

      Defensieve cybertechnologie

    • o

      Offensieve cybertechnologie

    • o

      Ketenweerbaarheid en governance

  • V.

    Genetwerkt optreden op land en vanuit de lucht

    • o

      Innovatie in ontwerp en aansturing van netwerken

    • o

      Informatie als wapen

    • o

      Aansturing van genetwerkte logistieke operaties

    • o

      Counter DRAM (Drone, Rocket, Artillery & Mortar)

    • o

      Smart service logistics

  • VI.

    Samen sneller innoveren voor een adaptieve krijgsmacht

    • o

      Toepassing van robots/autonome systemen/drones (RAS/RPAS)

    • o

      3D-printen voor onderdelen, lokale bouw en materiaalontwikkeling

    • o

      Energiesystemen & circulariteit

  • VII.

    Data en intelligence

    • o

      Privacy-bestendige informatiedeling

    • o

      Beslissingsondersteuning

  • VIII.

    De veiligheids-professional

    • o

      Qualified-self, Digitaal wapenen middels nieuwe (leer)methodes

    • o

      Quantified-self, Meetbare prestatie en vitaliteit van veiligheidsprofessionals

    • o

      Digitaal uitgerust - Waarneming en communicatie

    • o

      Reframing veiligheid

KIA 5. Sleuteltechnologieën

https://www.hollandhightech.nl/kia-sleuteltechnologieen

Ook voor de aanpak van sleuteltechnologieën is een KIA geformuleerd. Sleuteltechnologieën worden gekenmerkt door een generiek karakter met een breed toepassingsgebied of bereik in innovaties en/of sectoren. Bij de projecten die voor de missies (KIA 1-4) worden ingediend zal dus veelal gebruik worden gemaakt van een of meer van die sleuteltechnologieën, waarbij sprake kan zijn van doorontwikkeling voor de specifieke toepassing. Projecten die specifiek voor de KIA Sleuteltechnologieën worden ingediend, moeten bijdragen aan de generieke ontwikkeling van (een of meer) sleuteltechnologieën, door:

  • I.

    Een ondersteunende bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van kennis over sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld ten behoeve van het onderzoek daarnaar.

  • II.

    Een ondersteunende bijdrage te leveren aan verbrede of versnelde toepassing van een of meer sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld door de integratie er van in producten, processen of diensten te vergemakkelijken.

Hierbij wordt benadrukt dat onder optie I het doen van puur onderzoek naar sleuteltechnologieën en onder optie II het puur toepassen ervan in een willekeurige sector anders dan binnen de missies geen basis is voor toekenning van een subsidie. Gezocht wordt naar innovaties die de randvoorwaarden voor de kennisontwikkeling en toepassing van sleuteltechnologieën verbeteren, en die als product verkoopbaar zijn.

De volgende groepen van Sleuteltechnologieën zijn vanuit het perspectief van de potentiële bijdrage van technologie aan maatschappelijke uitdagingen in Nederland aangewezen door het Ministerie van EZK:

  • Chemical Technologies

  • Digital Technologies

  • Engineering and Fabrication Technologies

  • Photonics and Light Technologies

  • Advanced Materials

  • Quantum Technologies

  • Life science technologies

  • Nanotechnologies

Voor meer informatie over bovenstaande groepen en een verdere onderverdeling daarvan is te vinden op:

https://www.hollandhightech.nl/sites/www.hollandhightech.nl/files/inline-files/20191024%20KIA-ST%20Bijlage%20B%20-%20MJP%27s%20overzicht_0.pdf

KIA 6. Maatschappelijk verdienvermogen

https://www.clicknl.nl/kia-verdienvermogen-2020-2023/

Maatschappelijk verdienvermogen wordt versterkt, wanneer de (beoogde) innovaties bijdragen aan de doelstellingen van de maatschappelijke uitdagingen zoals beschreven in de KIA’s 1 t/m 5, deze oplossingen maatschappelijk gewenst zijn en tegelijk economisch rendabel en schaalbaar zijn. De waarschijnlijkheid dat dit kan worden bereikt, dient in het projectplan te worden onderbouwd. Projecten onder deze KIA dienen derhalve altijd te worden gekoppeld aan één van de KIA’s 1 t/m 5.

Bijlage II Toelichting

Inleiding

De MIT-regeling 2021 sluit aan op de bestuurlijke keuze om het innovatiebeleid te richten op een viertal thematische missies, op ondersteunende sleuteltechnologieën en op maatschappelijk verdienvermogen. Deze aanpak is vastgesteld door het kabinet en is in grote lijnen overgenomen door alle provincies in hun economisch beleid en/of de Research a nd I nnovation Strategies for Smart Specialisation (Regionale innovatiestrategieën; RIS3). Op nationaal niveau zijn de missies en de aanpak voor Sleuteltechnologieën door de topsectoren uitgewerkt in een zestal Kennis- en Innovatie-Agenda’s (KIA’s). In november 2019 zijn deze agenda’s geconcretiseerd in het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC), dat ook is ondertekend door de provincies: https://www.topsectoren.nl/binaries/topsectoren/documenten/kamerstukken/2019/november/12-11-19/kic-2020-2023/Kennis--en-Innovatieconvenant-2020-2023.pdf

Missies & sleuteltechnologieën in de verschillende instrumenten binnen de MIT

Voor de haalbaarheidsprojecten en de vouchers binnen de MIT-regeling voor 2021 geeft u in het aanvraagformulier aan op welke KIA het uiteindelijk te ontwikkelen product, proces of dienst is gericht, met een bondige toelichting. Voor de KIA Sleuteltechnologieën dient te worden toegelicht welke sleuteltechnologie wordt doorontwikkeld of wordt ondersteund in de implementatie, voor de KIA Verdienvermogen dient te worden toegelicht op welke wijze aan de gewenste versnelling en opschaling van innovaties wordt bijgedragen en op welke KIA 1/5 het project van toepassing is.

Voor de R&D-samenwerkingsprojecten geeft u eveneens aan op welke KIA u zich richt. Het is mogelijk dat uw project zich op meerdere KIA’s richt. In dat geval geeft u eerst aan op welke KIA uw project zich hoofdzakelijk richt. Vervolgens kunt u een tweede KIA aangeven.

Voor de R&D-projecten is een verdergaande en uitgebreidere toelichting nodig. Als handvat daarvoor zijn KIA’s en KIC hieronder vertaald naar zo concreet mogelijk doelen, die volgen uit de missies, de sleuteltechnologieënagenda en het beoogde verdienvermogen. Beoordeling van de projecten vindt plaats op de aspecten economie, innovatie en samenwerking en op de verwachte maatschappelijke baten. Om de projecten uit de verschillende KIA’s/missies zo goed mogelijk te kunnen beoordelen, en die baten met punten te waarderen, wordt indieners gevraagd de verwachte baten van de innovatie zoveel mogelijk te kwantificeren (in aantallen en/of getallen uit te drukken). Ook de waarschijnlijkheid dat die baten kunnen worden bereikt, dient in het projectplan te worden onderbouwd.

Relevantie voor MKB en MKB-innovaties

Missies omvatten een breed scala aan veranderingen en aanpassingen in ons dagelijks leven en ons patroon van produceren en consumeren. Zoals ook in de voorwaarden is aangegeven is de MIT-regeling gericht op het stimuleren van technologische innovaties. Onderstaande opsommingen bevatten deels concrete vraagstukken binnen elk van de missies waarvoor technologische innovaties evident een bijdrage kunnen leveren. Andere vraagstukken beschrijven de noodzaak tot systeemveranderingen, een andersoortige aanpak of ander gedrag. Technologische innovaties zullen daar veelal een deeloplossing brengen of de veranderingen ondersteunen. Duidelijk moge zijn dat alleen subsidie wordt verstrekt voor het onderzoeken van de haalbaarheid van een innovatie respectievelijk het ontwikkelen ervan, met het bijbehorende innovatierisico, en niet voor het toepassen van een innovatieve werkwijze of een innovatief product in bijvoorbeeld het agrarisch bedrijf, in het stedelijk gebied, rivieren en zeeën of in de zorg.

Aansluiting op bestaande kennis en op onderzoeksagenda’s

Waar een innovatie is gericht op de missiethema’s zijn er geen verplichtingen ten aanzien van het gebruik van (sleutel)technologieën; de innovativiteit en de economische potentie zijn in dat opzicht doorslaggevend. Om vernieuwend en competitief te zijn is het in het algemeen relevant hoogwaardige actuele kennis en kunde in uw innovatie te benutten en/of te combineren. Om competitief te blijven is het een voordeel om aansluiting te (kunnen) vinden op verdere ontwikkeling van die kennis en kunde in eigen land of regio. Om die reden is het advies om goed kennis te nemen van recent binnen de topsectoren en KIA’s ontwikkelde kennis respectievelijk van lopende onderzoeksprogramma’s en -projecten.

Waar uw innovatie is gericht op doorontwikkeling of ondersteuning van de implementatie van een sleuteltechnologie, wordt verwezen naar de opsomming van sleuteltechnologieën in KIA 5 en de nadere informatie daar.

ASR 2019

Op aanvragen is de Algemene subsidieregeling SNN 2019 (ASR SNN 2019) van toepassing. Daarin zijn onder andere weigeringsgronden opgenomen. Ook is daarin opgenomen dat wanneer de aanvrager (met toepassing van artikel 4:5 van de Awb) in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, als datum van ontvangst geldt met betrekking tot de verdeling van het subsidieplafond.

De subsidieontvanger heeft een meldings- en mededelingsplicht. In artikel 2.5 van de ASR SNN 2019 is opgenomen wanneer de subsidieontvanger een schriftelijke melding dient te doen aan het dagelijks bestuur SNN.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 onder j

Het begrip 'niet in een groep verbonden' wordt uitgelegd in de betekenis die de AGVV aan een verbonden onderneming geeft in bijlage I.

Artikel 3 lid 1:

Een in het buitenland gevestigde onderneming kan wel een samenwerkingspartner zijn in het R&D-samenwerkingsverband maar heeft geen recht op subsidie zolang deze geen vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland heeft. Een buitenlandse samenwerkingspartner die wel subsidie wil ontvangen dient er zorg voor te dragen dat deze onderneming voor de eerste voorschotbetaling een vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland heeft.

Artikel 4 Penvoerder

Het verdient aanbeveling om een samenwerkingsovereenkomst op te stellen met alle samenwerkingspartners en daarin ook afspraken vast te leggen omtrent betalingen. Dit is echter geen verplichting.

Artikel 6 lid 1

Forfaitair uurtarief en indirecte kosten

Het forfaitaire uurtarief van 60 euro bestaat uit een basis uurtarief van 40 euro met een opslag van 50% voor de indirecte kosten. Dit betekent dat de indirecte kosten die verdisconteerd zijn in het forfaitaire tarief niet afzonderlijk gedeclareerd kunnen worden, omdat deze kosten dan twee maal gesubsidieerd zouden worden.

De kosten van administratief personeel dat wordt ingezet voor het project mogen niet worden opgevoerd als personeelskosten met een forfaitair uurtarief voor € 60,-. Omdat deze kosten niet rechtstreeks uit het project voortvloeien zijn dergelijke kosten verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

Inhoudelijk projectmanagement door eigen personeel valt onder de personeelskosten. Kosten van een directeur die incidenteel projectmanagement doet dat niet inhoudelijk van aard is valt hier niet onder. Dergelijke kosten vallen onder de opslag voor de overheadkosten die zijn verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

Huurkosten voor gebouwen en apparatuur die voor de reguliere activiteiten wordt gebruikt is niet subsidiabel. Deze kosten vloeien niet rechtstreeks voort uit het project. Dergelijke indirecte bedrijfskosten zijn verwerkt in de 50% opslag van het forfaitaire uurtarief van 60 euro.

Reis- en verblijfkosten van het personeel zijn verwerkt in de 50% opslag voor de indirecte kosten van het forfaitaire uurtarief van 60 euro;

Kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien

Huurkosten van bedrijfsruimte en apparatuur die specifiek voor de uitvoering van het project worden gehuurd, worden aangemerkt als kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

Onder kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gemaakt vallen niet accountantskosten. Ook kosten voor het inschakelen van derden die advies geven om te voldoen aan wet- en regelgeving om producten en diensten op de markt te brengen vallen hier niet onder.

Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten zijn in geen enkel geval subsidiabel:

  • a.

    Administratieve en financiële sancties en boetes;

  • b.

    Winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband;

  • c.

    Fooien en geschenken;

  • d.

    Representatiekosten- en vergoedingen;

  • e.

    Kosten van personeelsactiviteiten;

  • f.

    Gratificaties en bonussen;

  • g.

    Kosten van een outplacementtraject;

  • h.

    Kosten voor vrijwilligers;

  • i.

    Stagevergoeding;

  • j.

    Kosten voor marketing, promotie en publiciteit voor marktintroductie. Dit valt niet onder de noemer industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling.

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 7 Staatssteun

Ten aanzien van staatssteun kan in het algemeen sprake van zijn drie situaties: geen staatssteun (geen economische activiteiten), geoorloofde staatssteun of ongeoorloofde staatssteun. In de eerste twee gevallen is subsidieverlening toegestaan. Om staatssteun geoorloofd te laten zijn dienen de projectactiviteiten binnen een vrijstellingskader te vallen.

Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien de normen van de Europese Commissie daartoe nopen. Als voor een activiteit al subsidie door een ander bestuursorgaan of door de Europese Commissie of door private organisaties of personen subsidie is verstrekt, wordt de te verstrekken subsidie zodanig berekend dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het totaal van de voor subsidie in aanmerking komende kosten. Het totaal aan overheidsbijdragen kan niet meer bedragen dan volgens het Europees steunkader is toegestaan.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Artikel 8 sub a

Indien niet minimaal 50 van de 100 punten worden gehaald, waarbij de verdeling van de punten is opgenomen in artikel 13, draagt het project in ieder geval niet voldoende bij aan de specifieke doelstelling binnen het programma zoals opgenomen in deze subsidieregeling.

Artikel 8 sub g

Op dit criterium kunnen geen punten worden gescoord. Het is van belang dat in het projectplan alle elementen helder en eenduidig zijn omschreven en onderbouwd met argumenten.

Artikel 8 sub h

Hierbij geldt dat een verplichting pas mag zijn aangegaan na indiening van het project bij SNN. Na indiening van de aanvraag mag voor eigen risico worden begonnen met het project.

Artikel 8 sub i

Wanneer de activiteiten in Noord-Nederland worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, geen of nauwelijks activiteiten in Noord-Nederland worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in Noord-Nederland te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd. Alleen R&D activiteiten in een kantoor in Noord-Nederland is niet voldoende.

Artikel 8 sub l

Er is in ieder geval sprake van overwegende bezwaren indien er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de goede zeden of de openbare orde.

Artikel 11 lid 3

Extra meegezonden bijlagen worden niet gelezen en niet meegenomen in de beoordeling.

Artikel 13 Rangschikking

Er zijn vier categorieën, waarop een project gewogen wordt. Het is van groot belang dat de aanvrager zorgdraagt voor een goede kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de in de aanvraag gepresenteerde zaken. Een complete en gedegen onderbouwing borgt dat het SNN een goed oordeel kan vormen over een project en de mate waarin het project scoort op de beoordelingscriteria.

Artikel 13 lid 1 Beoordelingscriterium III onder lid b

Onder resources worden de middelen verstaan die nodig zijn om te zorgen dat een businessmodel werkt. Hier worden onder andere verstaan:

(a) fysieke middelen waaronder: gebouwen, machines, voertuigen, systemen, netwerken,

(b) intellectuele middelen, waaronder: gedeponeerde kennis, auteursrechten, klantendatabases, merken,

(c) menselijke middelen, waaronder: ervaren wetenschappers, ingenieurs, vakkundige verkoop.

Artikel 13 Beoordelingscriterium IV

Het is mogelijk om hier een 2e KIA te beschrijven waarop uw voorstel een substantieel maatschappelijk voordeel op kan gaan leveren. Aanhaken bij nog meer KIA’s wordt niet gewaardeerd met meer punten.

Artikel 15 Subsidieverplichtingen

Kosten moeten zijn gemaakt op uiterlijk de einddatum van het project. Kosten moeten zijn betaald vóór indiening van het verzoek tot definitieve vaststelling, met uitzondering van de accountantskosten die eventueel zijn gemaakt voor het afgeven van een verklaring bij de definitieve vaststelling.