Regeling vervallen per 12-04-2022

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent subsidie voor een mkb-onderneming om de innovatie bij het midden- en kleinbedrijf te stimuleren (MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2021)

Geldend van 20-04-2021 t/m 11-04-2022

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent subsidie voor een mkb-onderneming om de innovatie bij het midden- en kleinbedrijf te stimuleren (MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2021)

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat zij op 9 maart 2021, nr. A.9, afdeling ECP, dossiernummer K24985 het volgende besluit hebben genomen:

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen:

gelet op Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L352);

gelet op de Algemene subsidieregeling SNN 2019;

besluiten:

vast te stellen de Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering haalbaarheid Noord-Nederland 2021 luidende als volgt:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASR SNN 2019: Algemene subsidieregeling SNN 2019;

  • b.

    De-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L352);

  • c.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;

  • d.

    haalbaarheidsproject: onderzoek naar en de analyse van het potentieel van nieuwe of het aanmerkelijk vernieuwen van producten, procedés of diensten, inclusief trial and error onderzoek. Dit heeft als doel de besluitvorming om tot onderzoek of ontwikkeling over te gaan te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;

  • e.

    KIA: Kennis en Innovatieagenda;

  • f.

    Missies en Sleuteltechnologieën: document beschreven in bijlage I van deze regeling;

  • g.

    mkb-onderneming: een onderneming zoals opgenomen in bijlage I van verordening 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 (gewijzigd bij verordeningen van de commissie van 14 juni 2017 (EG) 2017/1084 en 2 juli 2020 (EG) nr. 2020/972), waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • h.

    SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 2 Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel innovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen te stimuleren.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie wordt verstrekt aan een mkb-onderneming die op het moment van aanvragen een vestiging heeft in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De te subsidiëren activiteiten dienen ten goede te komen aan de vestiging in de provincie Drenthe, Fryslân of Groningen.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor een haalbaarheidsproject ten behoeve van een mkb-onderneming dat past binnen een van de KIA's zoals die zijn beschreven in het document Missies en Sleuteltechnologieën.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1. Als subsidiabele kosten, voor zover die betrekking hebben op de activiteiten als genoemd in artikel 4, komen in aanmerking:

    • a.

      het inschakelen van een onafhankelijke adviesorganisatie, die is ingeschreven in een handelsregister;

    • b.

      materiaalkosten die uitsluitend nodig zijn voor het haalbaarheidsproject;

    • c.

      een forfaitair tarief van € 60,00 voor de loonkosten van onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met de activiteit bezighouden;

    • d.

      huurkosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het haalbaarheidsproject.

  • 2. In aanvulling op artikel 2.4 van de ASR SNN 2019 zijn buitenlandse reis- en verblijfkosten en overheadkosten niet subsidiabel.

Artikel 6 Staatssteun

De bepalingen uit de De-minimisverordening zijn van toepassing.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019 wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de De-minimisverordening;

  • b.

    werkzaamheden die onderdeel zijn van het project zijn aangevangen vóór ontvangst van de aanvraag;

  • c.

    ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag;

  • d.

    het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;

  • e.

    het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • f.

    de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft in technische zin onvoldoende risicovol zijn om het haalbaarheidsproject te rechtvaardigen;

  • g.

    de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft in financiële zin onvoldoende risicovol zijn om het haalbaarheidsproject te rechtvaardigen;

  • h.

    het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief van de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft;

  • i.

    het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft;

  • j.

    aan de onderneming in hetzelfde kalenderjaar al subsidie is verstrekt op grond van deze regeling;

  • k.

    indien de onderneming de subsidie wil aanwenden voor een project waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een dergelijk project.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen het gezamenlijk subsidieplafond vast op € 4.487.500,00.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur SNN verdeelt het in het vorige lid bedoelde bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 3. Voor zover door verstrekking van subsidie op aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 9 Aanvraagperiode

Gedeputeerde Staten stellen gezamenlijk de aanvraagperiode vast op 20 april 2021 09:00 uur tot en met 9 september 2021 om 17:00 uur.

Artikel 10 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend bij het SNN via een daarvoor ontwikkeld webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl.

  • 2. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een projectplan conform het door het SNN beschikbaar gestelde format.

  • 3. De aanvrager voegt bij de aanvraag voor subsidie in ieder geval een beknopte samenvatting van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd die kan worden gebruikt in voor een ieder toegankelijke publicaties.

  • 4. De aanvraag gaat vergezeld van een naar waarheid ingevulde De-minimisverklaring.

Artikel 11 Subsidiepercentage

De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 12 Subsidiehoogte

Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 20.000,00.

Artikel 13 Subsidieverplichtingen

Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:

  • 1.

    Met de uitvoering van het haalbaarheidsproject wordt gestart binnen vier maanden na de bekenmaking van het besluit tot subsidieverlening.

  • 2.

    Het haalbaarheidsproject wordt gerealiseerd binnen twaalf maanden na de start van het haalbaarheidsproject.

Artikel 14 Bevoorschotting

Binnen drie weken na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening wordt de subsidie voor 100% bevoorschot.

Artikel 15 Wijzigings- of intrekkingsgronden

De subsidie kan onverminderd het bepaalde in artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

  • a.

    het project niet wordt uitgevoerd in overeenstemming met het doel of de voorschriften van deze regeling;

  • b.

    tegen de uitvoering van het project overwegende bezwaren bestaan.

Artikel 16 Verantwoorden

  • 1. De subsidieaanvrager dient na afronding van het project een getekende verklaring aan te leveren dat het project is gerealiseerd conform een daartoe beschikbaar gesteld format.

  • 2. De subsidieaanvrager is verplicht desgevraagd, door middel van een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden en een samenvatting van het project, aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 17 Vaststelling

De subsidieontvanger dient uiterlijk vier weken na afloop van het project een verzoek tot subsidievaststelling in.

Artikel 18 Bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling wordt bekendgemaakt in het Provinciale Blad en treedt in werking met ingang van 20 april 2021.

  • 2.

    Deze regeling werkt terug tot en met 20 april 2021 voor zover de bekendmaking plaatsvindt na 20 april 2021.

Artikel 19 Overgangsrecht

  • 1. De MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2020 wordt ingetrokken op de dag dat de MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2021 in werking treedt.

  • 2. Op aanvragen die zijn ingediend op grond van de MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2020, blijft de MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2020 van toepassing.

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2021.

Ondertekening

Groningen, 9 maart 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd:

F.J. Paas, voorzitter.

J. Schrikkema, secretaris.

Bijlage I

MISSIES en SLEUTELTECHNOLOGIEËN

In de verschillende regionale MIT-regelingen en de landelijke regeling wordt verwezen naar deze bijlage. Deze bijlage is juridisch maatgevend voor de onderwerpen (de KIA’s) waar uw project zich op kan richten en voor de maatschappelijke impact waarop een R&D-Samenwerkingsproject mede wordt gerangschikt. Verderop wordt nader toegelicht waar de verschillende kennis- en innovatie-agenda’s zich op richten, en waar uw project zich dus op kan richten. In de toelichting wordt aangegeven hoe u deze informatie dient te interpreteren binnen de MIT-regeling en respectievelijk de aanvraag.

Verdeelcriteria en score R&D-project

R&D-Samenwerkingsprojecten kunnen op meerdere maatschappelijke gebieden impact hebben. Dit is een gevolg van het feit dat de missies en Kennis- en Innovatieagenda’s (KIA’s) op zichzelf en onderling overlap vertonen. Ook kan de oplossing voor de ene missie negatief uitwerken op een andere. Iets vergelijkbaars geldt voor de bevordering van sleuteltechnologieën. Bij de toedeling van punten op het onderdeel maatschappelijke impact weegt de beoordelende commissie het totaal aan maatschappelijke baten op de genoemde terreinen.

Nadere informatie en voorbeelden

Er is voor gekozen de informatie in deze bijlage zo beperkt mogelijk te houden. Nadere informatie over de achtergronden en context van de verschillende missies en over de verschillende onderzoeksprogramma’s in de KIA’s kunt u vinden via de relevante URL’s. In de achterliggende documenten kunt u ook voorbeelden vinden van recente innovaties.

KIA 1. Energie en Duurzaamheid

https://www.topsectoren.nl/publicaties/publicaties/2019-publicaties/oktober/161019/kia-energietransitie-en-duurzaamheid

Projecten dienen bij te dragen aan het pad naar een klimaatneutraal energie- en grondstoffensysteem in 2050 of aan een circulaire economie in hetzelfde jaar. Ze dragen daarmee automatisch bij aan de tussendoelen voor 2030. Combinaties zijn logischerwijze mogelijk, daar waar deze thema’s elkaar overlappen. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • I.

    Verlaging van het gebruik van fossiele energie c.q. van de uitstoot van CO2 of andere broeikasgassen.

  • II.

    Verhoging van de productie of benutting van duurzame energie en de integratie en de integratie in het energiesysteem.

  • III.

    Verlaging van het gebruik van primaire grondstoffen (rekening houdend met de ecologische voetafdruk).

  • IV.

    Vergroting van het hoogwaardig gebruik van circulaire materialen, onder meer door gebruik van gerecycleerde grondstoffen of duurzaam geproduceerde en verkregen bio-based componenten.

  • V.

    Beperking van de uitstoot van schadelijke stoffen naar het milieu dan wel vervanging van deze schadelijke stoffen door stoffen die veel minder schadelijk of onschadelijk worden geacht.

  • VI.

    Vergroten van de efficiency van het mobiliteitssysteem, verkeersveiligheid, ladingveiligheid, cybersecurity, veilig datagebruik en databeheer en het beperken en mitigeren van geluidhinder, fijnstof en andere emissies, trillingen als gevolg van transportbewegingen of –systemen.

De energie-, klimaat- en grondstoffen- gerelateerde aspecten van mobiliteit zijn onderdeel van de punten I t/m V. Punt VI verwijst naar de deel-KIA “Toekomstbestendige Mobiliteitssystemen”, voor het brede thema mobiliteit, waaronder alle milieu- en hinderaspecten naast CO2 voor landgebonden transport, innovaties in luchtvaart en maritiem transport, alsmede veiligheids- en bereikbaarheidsaspecten van alle verkeersmodaliteiten zijn opgenomen.

KIA 2. Gezondheid en Zorg

https://www.health-holland.com/sites/default/files/downloads/missiedocument-gezondheid-en-zorg.pdf

Een samenvatting van het missiethema, de beleidscontext en de landelijke aanpak vindt u in deze flyer: https://www.health-holland.com/sites/default/files/downloads/flyer-gezondheid-en-zorg.pdf. Ook op https://www.health-holland.com/publications/useful-documentsgoed kan meer informatie gevonden worden over deze KIA.

Projecten dienen binnen deze KIA bij te dragen aan de missie Gezondheid en Zorg. De centrale missie daarin is dat in 2040 alle Nederlanders tenminste vijf jaar langer in goede gezondheid leven, en dat de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaaleconomische groepen met 30% zijn afgenomen. Als uitwerking zijn onderliggende missies geformuleerd gericht op i. leefstijl & leefomgeving, ii. verplaatsing van de zorg naar de leefomgeving, iii. verhoging van de participatiegraad van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking en iv. verhoging van de kwaliteit van leven van mensen met dementie. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • I.

    Preventie van ziektes of aandoeningen.

  • II.

    Gezondheidswinst voor patiënten die lijden aan één of meer ziektes of aandoeningen.

  • III.

    Verbetering van de opsporing of behandeling van ziektes of aandoeningen of van het herstel daarna.

  • IV.

    Verlaging van de kosten van de zorg, bij zorgverzekering of verzekerde.

  • V.

    Innovaties, bijvoorbeeld hulpmiddelen, die het organiseren van zorg in de eigen leefomgeving in plaats van in zorginstellingen vergemakkelijken.

  • VI.

    Verhoging van deelname aan de samenleving van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking, naar wens en vermogen.

  • VII.

    Verbetering van de kwaliteit van leven van mensen met dementie.

Veel innovaties breken niet door op de markt, zeker ook binnen de KIA gezondheid en zorg. Voordat wordt overgegaan op de uitvoering van een R&D-samenwerkingsproject onder de KIA Zorg en Gezondheid wordt de ondernemer aangeraden het instituut “Health Innovation NL” (HI-NL) te betrekken. HI-NL weet in een vroeg stadium aan te geven of de kans reëel is dat een project succesvol kan worden. Meer informatie over dit instituut is te vinden op: https://www.healthinnovation.nl/

KIA 3. Landbouw, Water en Voedsel

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/

Projecten dienen bij te dragen aan het missiethema Landbouw, Water en Voedsel. Dit thema is onderverdeeld in zes deelmissies, voor elk daarvan is een KIA opgesteld.

KIA 3.a. Kringlooplandbouw

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/kringlooplandbouw/

Doel is dat in 2030 in de land- en tuinbouw het gebruik van grondstoffen en hulpstoffen substantieel is verminderd en alle eind- en restproducten zo hoog mogelijk worden verwaard. De emissies naar grond- en oppervlaktewater zijn dan tot nul gereduceerd. Ecologische omstandigheden en processen vormen het vertrekpunt voor voedselproductie waardoor biodiversiteit zich herstelt en de landbouw veerkrachtiger wordt. Opgemerkt wordt dat deze KIA 3.a. kan worden gezien als een specifiek onderdeel van de bredere circulariteitsagenda onder missie 1. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

KIA 3.b. Klimaatneutrale landbouw en voedselproductie

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/klimaatneutrale-productie/

Doel is een netto klimaatneutraal systeem van landbouw en natuur in 2050. Dit onderdeel is de sectorspecifieke invulling van het klimaatakkoord uit bovengenoemde missie 1. Specifiek voor de landbouw en voedselproductie en vertaald naar projecten voor het MKB binnen de MIT-regeling dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

KIA 3.c. Klimaatbestendig landelijk en stedelijk gebied

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/klimaatbestendige-inrichting/

KIA 3.d. Gewaardeerd, gezond en veilig voedsel

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/gewaardeerd-gezond-en-veilig/

Het doel is in 2030 gezond, veilig en duurzaam voedsel te produceren. Het voedselproductiesysteem is dan robuust en groene producten leveren een waardevolle bijdrage aan hun omgeving. Consumenten waarderen de sector en zijn bereid eerlijke prijzen te betalen. Innovaties dienen de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

KIA 3.e. Duurzame en veilige Noordzee en andere wateren

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/duurzame-en-veilige-wateren/

LNV Duurzame visserij en aquacultuur

Aansluitend op KIA 3E is er binnen de MIT-regeling tevens een LNV programma Duurzame visserij en aquacultuur, waarin ondernemers in de visserij en aquacultuur ondersteuning krijgen bij de verdere verduurzaming met behoud van een gezonde bedrijfsvoering. Bij verduurzaming gaat het om gezonde visbestanden en het verlagen van de impact op het ecosysteem door verspilling, ongewenste bijvangst en bodemberoering zoveel mogelijk terug te dringen. Duurzame visserij vereist dat natuur en economie met elkaar in balans komen en blijven. Verduurzamen van de visserij is het vertrekpunt voor de inzet van de innovatiemiddelen via de topsector Agri&Food. De scope is de primaire visserij, inclusief de mossel- en oestervisserij/-kweek. Ook alternatieve vistechnieken en aquacultuur in windparken vallen binnen de scope. Projecten moeten bijdragen aan:

  • I.

    Methoden of vistuigen om selectiever te vissen.

  • II.

    Vismethoden of -tuigen die minder bodemberoering tot gevolg hebben dan de huidige boomkorvisserij.

  • III.

    Minder impact op klimaat of milieu door visserijactiviteiten.

  • IV.

    Alternatieve duurzame vangst- of kweekmethoden van primaire visserij, inclusief de mossel- en oestervisserij/-kweek.

KIA 3.f. Nederland is en blijft de best beschermde en leefbare delta

https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/best-beschermde-delta/

KIA 4. Veiligheid

https://www.hollandhightech.nl/sites/www.hollandhightech.nl/files/inline files/KIA%20Veiligheid%20-%2020191015%20definitief_0.pdf

Projecten dienen bij te dragen aan het missiethema Veiligheid. De missies zijn in nauwe samenwerking met de ministeries van Justitie en Veiligheid en Defensie opgesteld. De overkoepelende ambitie is (potentiële) tegenstanders steeds een stap vóór blijven: always ahead of the threat ’’ met slimme oplossingen in dienst van een veilige maatschappij.

Deelprogramma’s

  • I.

    Integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit

    • o

      Interventies en organisatie

    • o

      Real time digitale observatie en ondersteuning

    • o

      Bruikbare data en handelingsperspectief

  • II.

    Maritieme hightech voor een veilige zee

    • o

      Smart kill-chains - Radar en geïntegreerde sensorsuites

    • o

      Smart operations

    • o

      Smart manning & automation

    • o

      Zero emission and survivable warships

    • o

      Smart design and maintenance

    • o

      Smart concepts

  • III.

    Veiligheid in en vanuit de ruimte

    • o

      Robuuste plaatsbepaling- en tijdsynchronisatiesystemen

    • o

      Nationale situational awareness, surveillance & tracking capaciteit

    • o

      Grondgebonden situational awareness capaciteit

    • o

      Laser voor veilige communicatie en vergrote transmissiecapaciteit

    • o

      (Gedeeltelijk) eigen satellietcapaciteit met tijdige en veilige toegang

  • IV.

    Cyberveiligheid

    • o

      Bestrijden cybercrime

    • o

      Bevorderen ontwikkeling cybercompetenties

    • o

      Defensieve cybertechnologie

    • o

      Offensieve cybertechnologie

    • o

      Ketenweerbaarheid en governance

  • V.

    Genetwerkt optreden op land en vanuit de lucht

    • o

      Innovatie in ontwerp en aansturing van netwerken

    • o

      Informatie als wapen

    • o

      Aansturing van genetwerkte logistieke operaties

    • o

      Counter DRAM (Drone, Rocket, Artillery & Mortar)

    • o

      Smart service logistics

  • VI.

    Samen sneller innoveren voor een adaptieve krijgsmacht

    • o

      Toepassing van robots/autonome systemen/drones (RAS/RPAS)

    • o

      3D-printen voor onderdelen, lokale bouw en materiaalontwikkeling

    • o

      Energiesystemen & circulariteit

  • VII.

    Data en intelligence

    • o

      Privacy-bestendige informatiedeling

    • o

      Beslissingsondersteuning

  • VIII.

    De veiligheids-professional

    • o

      Qualified-self, Digitaal wapenen middels nieuwe (leer)methodes

    • o

      Quantified-self, Meetbare prestatie en vitaliteit van veiligheidsprofessionals

    • o

      Digitaal uitgerust - Waarneming en communicatie

    • o

      Reframing veiligheid

KIA 5. Sleuteltechnologieën

https://www.hollandhightech.nl/kia-sleuteltechnologieen

Ook voor de aanpak van sleuteltechnologieën is een KIA geformuleerd. Sleuteltechnologieën worden gekenmerkt door een generiek karakter met een breed toepassingsgebied of bereik in innovaties en/of sectoren. Bij de projecten die voor de missies (KIA 1-4) worden ingediend zal dus veelal gebruik worden gemaakt van een of meer van die sleuteltechnologieën, waarbij sprake kan zijn van doorontwikkeling voor de specifieke toepassing. Projecten die specifiek voor de KIA Sleuteltechnologieën worden ingediend, moeten bijdragen aan de generieke ontwikkeling van (een of meer) sleuteltechnologieën, door:

  • I.

    Een ondersteunende bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van kennis over sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld ten behoeve van het onderzoek daarnaar.

  • II.

    Een ondersteunende bijdrage te leveren aan verbrede of versnelde toepassing van een of meer sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld door de integratie er van in producten, processen of diensten te vergemakkelijken.

Hierbij wordt benadrukt dat onder optie I het doen van puur onderzoek naar sleuteltechnologieën en onder optie II het puur toepassen ervan in een willekeurige sector anders dan binnen de missies geen basis is voor toekenning van een subsidie. Gezocht wordt naar innovaties die de randvoorwaarden voor de kennisontwikkeling en toepassing van sleuteltechnologieën verbeteren, en die als product verkoopbaar zijn.

De volgende groepen van Sleuteltechnologieën zijn vanuit het perspectief van de potentiële bijdrage van technologie aan maatschappelijke uitdagingen in Nederland aangewezen door het Ministerie van EZK:

  • Chemical Technologies

  • Digital Technologies

  • Engineering and Fabrication Technologies

  • Photonics and Light Technologies

  • Advanced Materials

  • Quantum Technologies

  • Life science technologies

  • Nanotechnologies

Voor meer informatie over bovenstaande groepen en een verdere onderverdeling daarvan is te vinden op:

https://www.hollandhightech.nl/sites/www.hollandhightech.nl/files/inline-files/20191024%20KIA-ST%20Bijlage%20B%20-%20MJP%27s%20overzicht_0.pdf

KIA 6. Maatschappelijk verdienvermogen

https://www.clicknl.nl/kia-verdienvermogen-2020-2023/

Maatschappelijk verdienvermogen wordt versterkt, wanneer de (beoogde) innovaties bijdragen aan de doelstellingen van de maatschappelijke uitdagingen zoals beschreven in de KIA’s 1 t/m 5, deze oplossingen maatschappelijk gewenst zijn en tegelijk economisch rendabel en schaalbaar zijn. De waarschijnlijkheid dat dit kan worden bereikt, dient in het projectplan te worden onderbouwd. Projecten onder deze KIA dienen derhalve altijd te worden gekoppeld aan één van de KIA’s 1 t/m 5.

Bijlage II Toelichting

Inleiding

De MIT-regeling 2021 sluit aan op de bestuurlijke keuze om het innovatiebeleid te richten op een viertal thematische missies, op ondersteunende sleuteltechnologieën en op maatschappelijk verdienvermogen. Deze aanpak is vastgesteld door het kabinet en is in grote lijnen overgenomen door alle provincies in hun economisch beleid en/of de Research and Innovation Strategies for Smart Specialisation (Regionale innovatiestrategieën; RIS3). Op nationaal niveau zijn de missies en de aanpak voor Sleuteltechnologieën door de topsectoren uitgewerkt in een zestal Kennis- en Innovatie-Agenda’s (KIA’s). In november 2019 zijn deze agenda’s geconcretiseerd in het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC), dat ook is ondertekend door de provincies: https://www.topsectoren.nl/binaries/topsectoren/documenten/kamerstukken/2019/november/12-11-19/kic-2020-2023/Kennis--en-Innovatieconvenant-2020-2023.pdf

Missies & sleuteltechnologieën in de verschillende instrumenten binnen de MIT

Voor de haalbaarheidsprojecten en de vouchers binnen de MIT-regeling voor 2021 geeft u in het aanvraagformulier aan op welke KIA het uiteindelijk te ontwikkelen product, proces of dienst is gericht, met een bondige toelichting. Voor de KIA Sleuteltechnologieën dient te worden toegelicht welke sleuteltechnologie wordt doorontwikkeld of wordt ondersteund in de implementatie, voor de KIA Verdienvermogen dient te worden toegelicht op welke wijze aan de gewenste versnelling en opschaling van innovaties wordt bijgedragen en op welke KIA 1/5 het project van toepassing is.

Voor de R&D-samenwerkingsprojecten geeft u eveneens aan op welke KIA u zich richt. Het is mogelijk dat uw project zich op meerdere KIA’s richt. In dat geval geeft u eerst aan op welke KIA uw project zich hoofdzakelijk richt. Vervolgens kunt u een tweede KIA aangeven.

Voor de R&D-projecten is een verdergaande en uitgebreidere toelichting nodig. Als handvat daarvoor zijn KIA’s en KIC hieronder vertaald naar zo concreet mogelijk doelen, die volgen uit de missies, de sleuteltechnologieënagenda en het beoogde verdienvermogen. Beoordeling van de projecten vindt plaats op de aspecten economie, innovatie en samenwerking en op de verwachte maatschappelijke baten. Om de projecten uit de verschillende KIA’s/missies zo goed mogelijk te kunnen beoordelen, en die baten met punten te waarderen, wordt indieners gevraagd de verwachte baten van de innovatie zoveel mogelijk te kwantificeren (in aantallen en/of getallen uit te drukken). Ook de waarschijnlijkheid dat die baten kunnen worden bereikt, dient in het projectplan te worden onderbouwd.

Relevantie voor MKB en MKB-innovaties

Missies omvatten een breed scala aan veranderingen en aanpassingen in ons dagelijks leven en ons patroon van produceren en consumeren. Zoals ook in de voorwaarden is aangegeven is de MIT-regeling gericht op het stimuleren van technologische innovaties. Onderstaande opsommingen bevatten deels concrete vraagstukken binnen elk van de missies waarvoor technologische innovaties evident een bijdrage kunnen leveren. Andere vraagstukken beschrijven de noodzaak tot systeemveranderingen, een andersoortige aanpak of ander gedrag. Technologische innovaties zullen daar veelal een deeloplossing brengen of de veranderingen ondersteunen. Duidelijk moge zijn dat alleen subsidie wordt verstrekt voor het onderzoeken van de haalbaarheid van een innovatie respectievelijk het ontwikkelen ervan, met het bijbehorende innovatierisico, en niet voor het toepassen van een innovatieve werkwijze of een innovatief product in bijvoorbeeld het agrarisch bedrijf, in het stedelijk gebied, rivieren en zeeën of in de zorg.

Aansluiting op bestaande kennis en op onderzoeksagenda’s

Waar een innovatie is gericht op de missiethema’s zijn er geen verplichtingen ten aanzien van het gebruik van (sleutel)technologieën; de innovativiteit en de economische potentie zijn in dat opzicht doorslaggevend. Om vernieuwend en competitief te zijn is het in het algemeen relevant hoogwaardige actuele kennis en kunde in uw innovatie te benutten en/of te combineren. Om competitief te blijven is het een voordeel om aansluiting te (kunnen) vinden op verdere ontwikkeling van die kennis en kunde in eigen land of regio. Om die reden is het advies om goed kennis te nemen van recent binnen de topsectoren en KIA’s ontwikkelde kennis respectievelijk van lopende onderzoeksprogramma’s en -projecten.

Waar uw innovatie is gericht op doorontwikkeling of ondersteuning van de implementatie van een sleuteltechnologie, wordt verwezen naar de opsomming van sleuteltechnologieën in KIA 5 en de nadere informatie daar.

ASR 2019

Op aanvragen is de Algemene subsidieregeling SNN 2019 (ASR SNN 2019) van toepassing. Daarin zijn onder andere weigeringsgronden opgenomen. Ook is daarin opgenomen dat wanneer de aanvrager (met toepassing van artikel 4:5 van de Awb) in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, als datum van ontvangst geldt met betrekking tot de verdeling van het subsidieplafond.

De subsidieontvanger heeft een meldings- en mededelingsplicht. In artikel 2.5 van de ASR SNN 2019 is opgenomen wanneer de subsidieontvanger een schriftelijke melding dient te doen aan het dagelijks bestuur SNN.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 sub d

Met trial and error onderzoeken wordt het volgende bedoeld: Trial en error onderzoek is het beproeven en testen van bestaande technieken, zonder dat er sprake is van de ontwikkeling van nieuwe technieken.

Artikel 3

Aan natuurlijke personen kan geen subsidie worden verleend.

Artikel 5 lid 1

Forfaitair uurtarief en indirecte kosten

Het forfaitaire uurtarief van 60 euro bestaat uit een basis uurtarief van 40 euro met een opslag van 50% voor de indirecte kosten. Dit betekent dat de indirecte kosten die verdisconteerd zijn in het forfaitaire tarief niet afzonderlijk gedeclareerd kunnen worden, omdat deze kosten dan twee maal gesubsidieerd zouden worden.

De kosten van administratief personeel dat wordt ingezet voor het project mogen niet worden opgevoerd als personeelskosten met een forfaitair uurtarief voor € 60,-. Omdat deze kosten niet rechtstreeks uit het project voortvloeien zijn dergelijke kosten verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

Inhoudelijk projectmanagement door eigen personeel valt onder de personeelskosten. Kosten van een directeur die incidenteel projectmanagement doet dat niet inhoudelijk van aard is valt hier niet onder. Dergelijke kosten vallen onder de opslag voor de overheadkosten die zijn verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

Huurkosten voor gebouwen en apparatuur die voor de reguliere activiteiten wordt gebruikt is niet subsidiabel. Deze kosten vloeien niet rechtstreeks voort uit het project. Dergelijke indirecte bedrijfskosten zijn verwerkt in de 50% opslag van het forfaitaire uurtarief van 60 euro.

Reis- en verblijfkosten van het personeel zijn verwerkt in de 50% opslag voor de indirecte kosten van het forfaitaire uurtarief van 60 euro;

Kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien

Huurkosten van bedrijfsruimte en apparatuur die specifiek voor de uitvoering van het project worden gehuurd, worden aangemerkt als kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

Onder kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gemaakt vallen niet accountantskosten. Ook kosten voor het inschakelen van derden die advies geven om te voldoen aan wet- en regelgeving om producten en diensten op de markt te brengen vallen hier niet onder.

Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten zijn in geen enkel geval subsidiabel:

  • a.

    Administratieve en financiële sancties en boetes;

  • b.

    Winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband;

  • c.

    Fooien en geschenken;

  • d.

    Representatiekosten- en vergoedingen;

  • e.

    Kosten van personeelsactiviteiten;

  • f.

    Gratificaties en bonussen;

  • g.

    Kosten van een outplacementtraject;

  • h.

    Kosten voor vrijwilligers;

  • i.

    Stagevergoeding;

  • j.

    Kosten voor marketing, promotie en publiciteit voor marktintroductie. Dit valt niet onder de noemer industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling.

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 5 lid 1 sub a

Indien er sprake is van het inschakelen van een adviesorganisatie, dient deze onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming. In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:

  • Als de adviesorganisatie een (financieel) belang in de aanvragende onderneming heeft;

  • Als de aanvragende onderneming een (financieel) belang heeft in de onderneming van de adviesorganisatie;

  • Als de directeur van de aanvragende onderneming ook de directeur van de adviesorganisatie is;

  • In het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind/broer/zuster);

  • Als de organisatie een duidelijk belang heeft in de uitkomsten van het project, verder dan gebruikelijk is.

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 5 lid 1 sub c

Onder ondersteunend personeel wordt niet verstaan: stagiairs. De uren van stagiairs die meewerken aan het haalbaarheidsonderzoek komen niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 7 sub a

De subsidie wordt geweigerd wanneer niet wordt voldaan aan de vereisten van de De-minimisverordening. Dat betekent zeer kort samengevat: als de onderneming in de laatste drie boekjaren meer dan € 200.000,00 steun op basis van de de-minimisverordening heeft ontvangen komt de onderneming niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 7 sub c

Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een deskundige of een ondertekening voor akkoord van een offerte. Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend. In het geval er voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, dan zal de gehele aanvraag worden afgewezen.

Artikel 7 sub h

Uit het projectplan moet blijken op welke wijze er in het project onderzoek wordt gedaan naar het economisch perspectief van het te ontwikkelen innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst. Dit moet blijken uit concrete en realistische economische haalbaarheidsvragen.

Artikel 7 sub j

Het is niet de bedoeling dat aan een onderneming vaker dan één keer per kalenderjaar subsidie wordt verstrekt op grond van deze regeling. Meerdere rechtspersonen kunnen in dit verband als één onderneming worden gezien. Voor het begrip onderneming wordt gekeken hoe de onderneming economisch opereert.

Indien meerdere rechtspersonen nauw met elkaar verweven zijn, worden deze gezien als één onderneming. Daarbij kan gedacht worden aan het opereren op dezelfde economische markt en het hebben van stemrechten, dan wel aandelen in elkaar.

Artikel 10 lid 2

De samenvattingen die van de aanvragers ontvangen worden zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de projecten en vraagstukken waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De publicaties zijn voor een ieder toegankelijk. De verantwoordelijkheid voor de samenvatting ligt bij de aanvrager.

Artikel 17

In voorkomende gevallen kan het SNN nadere gegevens opvragen bij de subsidieontvanger. In dat kader wordt bij de subsidieverlening de verplichting opgelegd om stukken die in de bijlage bij de verleningsbeschikking staan vermeld, bij te houden.