Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand

Geldend van 03-03-2005 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand

De raad van de gemeente Grootegast,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van … nr. …,

gelet op artikel 34, tweede lid, onder d en artikel 50 van de Wet werk en bijstand;

Besluit de volgende verordening vast te stellen:

Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    pandrecht: recht dat een schuldeiser heeft om op het pand van schuldenaar beslag te leggen of uit de opbrengst van dat pand bij voorrang boven andere schuldeisers betaald te worden (3:227 NBW);

  • c.

    registergoed: goederen die bij overdracht of vestiging dienen te worden ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers (3:10 NBW);

  • d.

    zelfstandige: belanghebbende van 18 tot 65 jaar, die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep hier te lande en die voldoet aan: de wettelijke vereisten voor uitoefening daarvan; urencriterium (art. 3.6 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 en de volledige zeggenschap heeft in dat bedrijf of zelfstandig beroep en de financiële risico’s daarvan draagt (art. 1 sub b Bbz 2004);

  • e.

    tonnage: maatstaf bedoeld voor zaken die notarieel moeten worden overgedragen en ingeschreven in een daarvoor bestemd register;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Grootegast;

  • g.

    belanghebbende: degene die bijstand heeft aangevraagd, dan wel ontvangt of heeft ontvangen. Onder belanghebbende wordt mede verstaan het gezin.

Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen

Artikel 2.

  • 1.

    Indien voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, recht op algemene bijstand bestaat als bedoeld in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstand én die bijstand de vorm heeft van een geldlening, als bedoeld in artikel 50, tweede lid van de wet, wordt die verleend onder verband van hypotheek;

  • 2.

    Indien bijzondere bijstand wordt verleend, kunnen burgemeester en wethouders, wanneer wordt voldaan aan de in artikel 50, tweede lid van de wet genoemde voorwaarden, deze bijstand verstrekken in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek, tenzij de belanghebbende recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars;

  • 3.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de zelfstandige.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening in verband van hypotheek wordt verleend (deze nadere regels en voorwaarden zijn uitgewerkt in het besluit krediethypotheek en pandrecht).

    Pandrecht

Artikel 3.

  • 1.

    Indien voor de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woonwagen met bijbehorend erf of een bewoond woonschip onder een bepaald tonnage met bijbehorend erf, overeenkomstig het bepaalde in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstand recht op algemene bijstand bestaat én die bijstand de vorm heeft van een geldlening, als bedoeld in artikel 50, tweede lid van de Wet werk en bijstand, wordt die verleend onder vestiging van een pandrecht.

  • 2.

    Indien bijzondere bijstand wordt verleend, kan het college, wanneer wordt voldaan aan de in artikel 50, tweede lid van de Wet werk bijstand genoemde voorwaarden, deze bijstand verstrekken in de vorm van een geldlening onder vestiging van een pandrecht, tenzij de belanghebbende recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.

  • 3.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de zelfstandige.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening onder vestiging van een pandrecht wordt verleend (deze nadere regels en voorwaarden zijn uitgewerkt in het besluit krediethypotheek en pandrecht).

Hoofdstuk 3. Medewerkingsplicht en afstemming

Artikel 4.

  • 1.

    Het college verbindt aan de verlening van bijstand onder verband van hypotheek c.q. onder vestiging van pandrecht als bedoeld in artikel 2 en 3 de verplichting dat de belanghebbende meewerkt aan vestiging van hypotheek dan wel pandrecht.

  • 2.

    Indien belanghebbende in een voorkomend geval niet meewerkt aan het vestigen van hypotheek c.q. pandrecht, dan wordt de bijstand in zijn geheel geweigerd vanaf ingangsdatum van de bijstand. Reeds verleende bijstand is terstond opeisbaar.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 5.

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand.

Artikel 6.

De Verordening krediethypotheek en pandrecht bijstand treedt in werking met ingang van één dag na bekendmaking.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 22 februari 2004.
De Griffier,
De Voorzitter,

Publicatie van de verordening in Het Westerkwartier, 02-03-2005