Regeling vervallen per 01-01-2010

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2009

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007

INHOUDSOPGAVE

PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN 3

PARAGRAAF 2: VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENING 5

PARAGRAAF 3: HULP BIJ HET HUISHOUDEN 7

PARAGRAAF 4: WOONVOORZIENINGEN 7

PARAGRAAF 5: HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL 9

PARAGRAAF 6: ROLSTOELEN 10

PARAGRAAF 7: ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING 10

PARAGRAAF 8: SLOTBEPALINGEN 13

BIJLAGE 1: ICF Schema, compensatiebeginsel ………………… 12

BIJLAGE 2: Vergoeding onderhoud, keuring, reparatie woningaanpassing15

BIJLAGE 3: Tabel norminkomens……………………………………………………… 16

BIJLAGE 4: Beslisboom vervoer……………………………………………………… 17

BIJLAGE 5: Cumulatie van eigen bijdragen ………………………………………18

BIJLAGE 6: Systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer /Veolia 19

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 22

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • b.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders gemeente Gulpen-Wittem.

  • c.

    Aanvrager: 1. een persoon met beperkingen van 18 jaar en ouder oftewel de wettelijk vertegenwoordiger of diens gemachtigde 2. de wettelijk vertegenwoordiger oftewel een gemachtigde van een persoon met beperkingen van jonger dan 18 jaar.

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden

  • e.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor een persoon met beperkingen.

  • f.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

  • g.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en op waarop de regels van het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007 van toepassing zijn.

  • h.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaan boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten voor een dergelijke voorziening.

  • i.

    Voorzieningen in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverleningwordt verstrekt.

  • j.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen compenserende voorzieningen kan verwerven en waarop de in de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007 en het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007 te stellen regels van toepassing zijn.

  • k.

    Financiële tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten van een voorziening, al dan niet met inachtneming van een eigen bijdrage of een eigen aandeel.

  • l.

    Inkomen zoals bedoeld in artikel 4, lid 4 t/m 7 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007: het inkomen zoals gedefinieerd in artikel 4.1 en 4.2 van het landelijke Besluit Maatschappelijke Ondersteuning, vastgesteld door de staatssecretaris van VWS (DMO/SFI-2718509, zie bijlage).

  • m.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon,- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is ingeschreven.

  • n.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang tot de woning te bereiken.

  • o.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie. Dit houdt in dat de gemeente de wettelijke plicht heeft om mensen te compenseren voor hun beperkingen zodat ze echt kunnen deelnemen aan de maatschappij. Het gaat erom dat mensen in staat moeten zijn om zelfstandig een huishouden te voeren, zich te kunnen verplaatsen in en om de woning, beschikken over vervoersmogelijkheden, andere mensen kunnen ontmoeten en sociale verbanden aan kunnen gaan. Kortom, beperkingen die mensen ondervinden in hun zelfredzaamheid en in hun maatschappelijke participeren moeten door de gemeente worden gecompenseerd.

  • Aan het compensatiebeginsel is een motiveringsplicht gekoppeld. De gemeente moet beargumenteren dat een Wmo voorziening tot compensatie van een beperking leidt. De gemeente kan worden aangesproken op het behalen van het resultaat.

  • Het compensatiebeginsel en motiveringsplicht staat in relatie met het ICF (International classification of functioning, disability en health). Een classificatie/begrippenkader voor het beschrijven van het functioneren van mensen incl. factoren die op het functioneren van invloed kunnen zijn.

  • De beschrijving vindt plaats vanuit 3 perspectieven:

    • -

      het perspectief van de mens als organisme, als lichaam > stoornissen

    • -

      het perspectief van het menselijk handelen, de activiteiten > beperkingen

    • -

      het perspectief van participatie, deelname aan het maatschappelijk verkeer > participatieproblemen

  • Participatie:

  • Bij participatie gaat het erom of iemand mee kan doen aan het maatschappelijk leven op alle levensterreinen, of hij ook daadwerkelijk meedoet, en of iemand een volwaardig lid van de maatschappij is of kan zijn. Participatieprobleem kunnen ook ontstaan door omgevingsfactoren en impliceert niet altijd een beperking.

  • Daarnaast zijn er factoren die het functioneren beïnvloeden.

    • -

      medische factoren (de ziekte, de aandoening, het letsel)

    • -

      persoonlijke factoren (leeftijd, opleiding, voedingsgewoonten)

    • -

      externe factoren (kunnen fysiek zijn oa hulpmiddelen, maar ook de houding van mensen).

  • In bijlage 1 is het ICF schema, het schema compensatiebeginsel en een model toepassen compensatiebeginsel opgenomen.

  • p.

    collectieve vervoersvoorziening / CVV

  • Collectief vraagafhankelijk vervoer is een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen binnen het vervoersgebied gebruik kan maken en dat tevens voorziet in het deur tot deur vervoer van gehandicapten, al dan niet gebruik makend van een rolstoel.

  • q.

    Norminkomen:

  • Bijstandsnorm zoal bedoeld in artikel 21 t/m 29 van de Wet Werk en Bijstand.

PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 2 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening, zoals bedoeld in artikel 3 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget is inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura.

  • 3.

    Verstrekking van het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 3 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de aanvrager niet kan voldoen aan lopende financiële verplichtingen.

    • c.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de verstrekking van het persoonsgebonden budget niet bijdraagt aan het leveren van een adequate voorziening.

  • 4.

    De verstrekking van een persoonsgebonden budget wordt na toekenning op basis van bevoorschotting als volgt uitgekeerd:

    • a.

      persoonsgebonden budget voor” hulp bij het huishouden” tot € 2.500 op jaarbasis in één keer;

    • b.

      persoonsgebonden budget voor” hulp bij het huishouden” tussen € 2.500 en € 5.000 op jaarbasis: per half jaar;

    • c.

      persoonsgebonden budget voor” hulp bij het huishouden” tussen € 5.000 en € 25.000 op jaarbasis: per kwartaal;

    • d.

      persoonsgebonden budget voor” hulp bij het huishouden” boven € 25.000 op jaarbasis: maandelijks;

    • e.

      persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen: in één keer vooraf na toekenning;

    • f.

      persoonsgebonden budget voor rolstoelen, scootmobielen en andere verplaatsingsvoorzieningen:

      maandelijks op grond van de huurprijs van de leverancier.

  • 5.

    Een ieder die een persoonsgebonden budget in het kader van hulp bij het huishouden toegekend heeft gekregen, legt hier verantwoording over af binnen zes weken na afloop van de verstrekking dan wel conform het onderstaande verantwoordingsritme:

    • a.

      persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp tot € 2.500 op jaarbasis: in één keer;

    • b.

      persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp tussen € 2.500 en € 5.000 op jaarbasis: per half jaar;

    • c.

      persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp boven € 5.000 op jaarbasis: per kwartaal;

    • d.

      persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen; na ontvangst van e verstrekking of afronding van de aanpassing;

    • e.

      persoonsgebonden budget voor rolstoelen, scootmobielen en andere verplaatsingsvoorzieningen: maandelijks na ontvangst van de verstrekking.

  • 6.

    De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college, zoals bedoeld in artikel 6 onder lid 6 van de , Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, vindt steekproefsgewijs plaats waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 10% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 7.

    Het persoonsgebonden budget ten behoeve van hulp bij het huishouden kent een vrij

    besteedbaar bedrag, waarover geen verantwoording verschuldigd is. Dit bedraagt 1,5% van het totaal toegekende bedrag, met een minimum van € 250,00 en een maximum van € 1.250,00 op jaarbasis.

  • 8.

    Een toegekende verstrekking van het persoonsgebonden budget kan achteraf worden teruggevorderd of ingetrokken bij gebleken misbruik of onverantwoord gebruik van het toegekende persoonsgebonden budget.

  • 9.

    Bij de verstrekking van de hoogte van een persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen,

    zoals bedoeld in artikel 12 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke

    ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, wordt een eigen bijdrage in mindering gebracht

    zoals bedoeld in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem

    2007, tenzij anders is bepaald.

Artikel 3 Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen

  • 1. Voor het persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen, met uitzondering van de hulp in de huishouding, wordt een bruto bedrag beschikbaar gesteld dat 100% is van het bedrag zoals de kosten van de te verstrekken voorziening in natura bedragen. De kosten in natura zijn de kosten zoals door de gemeente overeengekomen met de dienstverlenende organisatie die deze voorziening biedt, dan wel is vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate offerte.

  • 2. Bij de toekenning en vaststelling van een persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen, met uitzondering van de hulp in het huishouden, wordt een eigen bijdrage of eigen aandeel in mindering gebracht, zoals vermeld in artikel 4 onder 4 tot en met 7 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, tenzij anders is bepaald.

Artikel 4 Omvang van eigen bijdragen, eigen aandeel en inkomensgrenzen

  • 1.

    Aan personen aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend,wordt, voor zover deze ondersteuning bestaat uit het verstrekken van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget een eigen bijdrage gevraagd, tenzij anders is bepaald.

  • 2.

    Onder gehuwd zijn wordt verstaan: gehuwd zijn voor de burgerlijke stand, een geregistreerd partnerschap of samenwonend met een fiscaal partnerschap.

  • 3.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar in het kader van de hulp in de huishouding aan eigen bijdrage dienen te betalen bedraagt €16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.137,00 het bedrag van €16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.137,00.

  • 4.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder in het kader van de hulp in de huishouding aan eigen bijdrage dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 14.162,00 het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 14.162,00.

  • 5.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar, in het kader van de hulp in de huishouding aan eigen bijdrage dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 20.810,00 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 20.810,00.

  • 6.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder in het kader van de hulp in de huishouding aan eigen bijdrage dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 19.837,00 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 19.837,00.

  • 7.

    Ter bepaling of een aanvrager in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening en / of een eigen bijdrage (aandeel) in de kosten van een woonvoorziening dient te betalen, wordt per categorie de grens van 1,5 maal het norminkomen gehanteerd (zie tabel op bijlage 5).

  • De maximale eigen bijdrage voor een woningaanpassing bedraagt 25% van de totale aanpassingskosten van de goedkoopste adequate oplossing.

PARAGRAAF 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 5 Vaststelling persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1.

    Voor het persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp in de huishouding wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld dat 75% is van het bedrag zoals de kosten van hulp bij de huishouding in natura bedragen. De kosten in natura zijn de kosten zoals door de gemeente overeengekomen met de dienstverlenende organisatie die deze zorg biedt.

PARAGRAAF 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 6 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen

  • 1.
    • a.

      De hoogte van de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 13. onder d van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, minus het eventuele eigen aandeel voor de woonvoorziening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte .

    • b.

      De hoogte van of het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 13. onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007 minus de eventuele eigen bijdrage voor de woningvoorziening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte

    • c.

      De hoogte van de door het college vast te stellen financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 13 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Witem 2007, bedraagt bij inkomens tot en met de inkomensgrenzen zoals genoemd in artikel artikel 4 lid 8(en verder) van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, 100% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten.

    • d.

      De hoogte van de vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 13 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem bij inkomens boven de inkomensgrenzen zoals genoemd in artikel 4 lid 8 van het Besluit, wordt de subsidie bepaald door de draagkracht in mindering te brengen op de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

    • e.

      Indien de stijging van de huur- of woonlasten als gevolg van hetgeen in artikel 6 lid 1 onder d is bepaald de draagkracht van de gehandicapte te boven gaat, dan wordt de financiële tegemoetkoming zodanig verhoogd, dat de draagkracht niet wordt overschreden.

    • f.

      De hoogte van de eigen bijdrage voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem,

      zijnde een badlift, bedraagt € 45,- voor zover niet reeds een eigen bijdrage is besteed aan een andere voorziening over een periode van 12 maanden.

  • 2.

    De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 onder a van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007 (verhuis- en herinrichtingskosten) bedraagt € 1360,-

  • 3.

    Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie ten behoeve van een verstrekte voorziening zoals bedoeld in artikel 15 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning onder b, c en d wordt verstrekt indien;

    • a.

      de woonvoorziening nog in het kader van de verordening Wet Voorzieningen Gehandicapten is verleend of;

    • b.

      de woonvoorziening in het kader van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007 is verleend;

    • c.

      en de woonvoorziening voorkomt op de in bijlage 2 genoemde voorzieningen;

    • d.

      en de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf heeft en bewoont.

  • 4.

    Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van de woonruimte, zoals bedoeld in artikel 19 lid 4 van de Verordening individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, bedraagt € 3.000,00. De financiële tegemoetkoming kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken van maximaal één woning.

  • 5.

    Indien de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag minder dan 5 jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt, bedraagt de hoogte van de aanpassingskosten de werkelijke kosten met een maximum van € 2.500,00. Indien de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag meer dan 5 jaar is, dan bedragen de maximale aanpassingskosten 13.650,-

  • 6.

    Het in artikel 21 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente 2007 afschrijvingsschema luidt als volgt: terugbetaling: in het eerste jaar 100% van de meerwaarde van de woning na subsidie

  • in het tweede jaar 90% van de meerwaarde van de woning na subsidie

  • in het derde jaar 80% van de meerwaarde van de woning na subsidie

  • in het vierde jaar 70% van de meerwaarde van de woning na subsidie

  • in het vijfde jaar 60% van de meerwaarde van de woning na subsidie

  • in het zesde jaar 50% van de meerwaarde van de woning na subsidie

  • in het zevende jaar 40% van de meerwaarde van de woning na subsidie

  • in het achtste jaar 30% van de meerwaarde van de woning na subsidie

  • in het negende jaar 20% van de meerwaarde van de woning na subsidie

  • in het tiende jaar 10% van de meerwaarde van de woning na subsidie

  • 7.

    Indien de kosten van de woningaanpassing € 13.650,- of meer bedragen, dient de gehandicapte te verhuizen naar een voor hem/haar geschikte aangepaste woning. Een en ander conform artikel 16 lid 1 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007.

  • De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6 lid 2 van dit Besluit(verhuiskostenvergoeding) wordt

  • alsdan verstrekt.

  • De tegemoetkoming in artikel 6 lid 2 van dit Besluit kan ook worden verstrekt indien de kosten van de woningaanpassing lager zijn dan € 13.650,-.

PARAGRAAF 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 7 Vaststelling persoonsgebonden budget

  • 1.

    Bij de verstrekking of toekenning van een algemene of individuele vervoersvoorziening geniet de voorziening, zoals bedoeld in artikel 22, onder a (collectief vervoer) en b (scootermobiel) van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente 2007, altijd het primaat boven de verstrekking van een persoonsgebonden budget. Uitzondering hierop zijn de vervoersvoorzieningen die om een medische reden en/of andere zwaarwegende redenen niet ingevuld kunnen worden door de verstrekking van een collectieve vervoersvoorziening en scootmobielen.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor een scootermobiel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst- adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 8 Eigen bijdragen en hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen

    • 1.

      Indien het inkomen, zoals bedoeld onder artikel 1 lid t van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007 van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen, meer bedraagt dan 1,5 maal de in artikel 4 lid 8 van dit Besluit voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt de aanvrager geacht de kosten van het lokaal vervoer of het bezit en gebruik van een auto zelf te kunnen dragen en derhalve algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

    • 2.

      De hoogte van de eigen bijdrage voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 22, onder b van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007 (een scootermobiel) bedraagt € 45,-

    • 3.

      De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van een eigen auto wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel het door het college voor dergelijke voorziening vastgesteld maximum. De vergoeding wordt éénmaal per 5 jaar verstrekt. Indien als gevolg van toepassing van dit artikel extra verzekeringskosten en hogere kosten i.v.m. de motorrijtuigenbelasting ontstaan, komen deze meerkosten voor vergoeding in aanmerking. Bij tussentijdse hernieuwde aanvraag (aanschaf andere auto) wordt naar rato van de verstreken tijd een vergoeding verleend. Op de vergoeding wordt dan een mindering toegepast gebaseerd op de eerdere vergoeding voor hetzelfde type uitvoering van de auto. De korting wordt niet toegepast indien de hernieuwde aanvraag een gevolg is van een calamiteit.

    • 4.

      Het bedrag dat verstrekt wordt voor het gebruik van vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 22 onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007 bedraagt:

      voor het gebruik van een eigen auto per kilometer een vergoeding die gelijk aan het huidige algemeen gehanteerde bedrag voor reiskostenvergoeding werkverkeer (per 2007 € 0,28 per km.) met een maximum van 2.000 kilometer per jaar. Dit bedrag zal, indien van toepassing , jaarlijks worden aangepast aan de wettelijke fiscale bepalingen.

    • 5.

      Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt bij een voorziening zoals bedoeld onder artikel 22 onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding zoals genoemd in dit besluit onder artikel 8 lid 4 toegekend.

Artikel 9 Besparingsbijdrage

Het bedrag dat door de aanvrager ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen, wordt niet in mindering gebracht op de hoogte van de financiële tegemoetkoming danwel bij de aanvrager in rekening gebracht.

PARAGRAAF 6 ROLSTOELEN

Artikel 10 Vormen van rolstoelvoorzieningen en overige hulpmiddelen

rolstoelvoorzieningen en overige (verplaatsings) hulpmiddelen worden in natura en in bruikleen of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt. Indien de rolstoelvoorziening of een hulpmiddel in de vorm van een persoongebonden budget verstrekt wordt, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald door het gestelde zoals opgenomen in artikel 2,lid 4 onder f, van dit besluit, uitgaande van de goedkoopste adequate voorziening. Het wederom verstrekken van een persoonsgebonden budget voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke rolstoelvoorziening of (verplaatsings)hulpmiddel, kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn, zoals deze gelden bij het verstrekken van een voorziening in natura, aan de betreffende rolstoelvoorziening of hulpmiddel verstreken is.

In uitzondering op het gestelde in artikel 11 lid 1 van dit besluit wordt een sportrolstoel altijd als financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget verstrekt. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 27 onder c, van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, is een vaste financiële tegemoetkoming en bedraagt € 2120, per 3 jaar.

PARAGRAAF 7 ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING

Artikel 11 Advisering

  • 1.

    Het bedrag waarboven ingevolge artikel 32 onder lid 2 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, advisering moet worden gevraagd bedraagt: € 25.000,00. De advisering dient te geschieden door een onafhankelijk extern medisch adviesorgaan.

Artikel 12 Samenhang en afstemming

  • 1.

    Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek ex artikel 33 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007, indien van toepassing aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn of haar functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

PARAGRAAF 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: 'Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007’

Het besluit wet maatschappelijke ondersteuning treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2008.

Aldus vastgesteld door het college van de Gemeente Gulpen-Wittem op 22 januari 2008

De Burgemeester, De secretaris,

Drs. A.R.B. van den Tillaar mr. L.P.M. Keulemans

Bijlage 1

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2. Vergoeding voor kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 8 lid 3.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) en reparatie (niet expliciet gebonden aan een maximum) aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of sta-plateauliften;

  • c.

    woonhuisliften;

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    balansliften;

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren.

De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:

Keuringen onderhoud

Soorten liften

Frequentie

keuring

Kosten excl. BTW

Frequentie onderhoud

Kosten excl. BTW

Stoellift

1x per 4 jaar

€ 216,20

1x per jaar

€ 443,30

Rolstoel-plateaulift

1x per 4 jaar

€ 263,40

1x per jaar

€ 443,30

Woonhuisliften

1 x per 1,5 jaar

€ 263,40

2x per jaar

€ 886,60

Hefplateaulift

1x per 1,5 jaar

€ 267,20

2x per jaar

€ 886.60

Balanslift *

1x per 1,5 jaar

€ 76,50

1x per jaar

€ 443,30

*Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. Het lifteninstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief van € 76,50

maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven;

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of

    afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.

Bijlage 3. Tabel norminkomens (per 1-7-2006!!!), eventueel in aparte bijlage

< 65 jaar

Bijstandsnorm netto per maand

Inkomensgrens netto per maand

Echtpaar

€ 1.148,72

€ 1.723,08

Één ouder

€ 1.033,85

€ 1.550,78

Alleenstaand

€ 804,11

€ 1.206,17

Instelling gehuwd

€ 397,87

€ 596,81

Instelling alleen

€ 255,78

€ 383,67

> 65 jaar

Bijstandsnorm netto per maand

Inkomensgrens netto per maand

Alleenstaand

€ 873,61

€ 1.310,42

Één ouder

€ 1.084,65

€ 1.626,98

Gehuwd beide ouder dan 65 jaar

€ 1.207,69

€ 1.811,54

Gehuwd één ouder dan 65+

€ 1.207,69

€ 1.811,54

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5. Cumulatie van eigen bijdragen

In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Wmo is aangegeven dat de regering de extramurale eigen bijdrageregeling AWBZ en de regeling Wmo goed op elkaar wil laten aansluiten om een mogelijke stapeling van eigen bijdragen voor individuen te beperken. Met de extramurale eigenbijdragen AWBZ worden bedoeld de eigen bijdragen die op grond van de AWBZ zijn verschuldigd voor persoonlijke verzorging en verpleging, zonder dat er sprake is van verblijf in een AWBZ-instelling.Er is voor gekozen om de grenzen voor de eigenbijdrage Wmo te enten op grenzen van de eigenbijdrage die geldt voor de extramurale AWBZ. Behalve regels met betrekking tot de eigen bijdrage in het kader van de Wmo, wijzigt het onderhavige besluit daarom ook de extramurale eigen bijdrage AWBZ.De begrenzing aan de stapeling is geregeld door het anticumulatiebeding zoals dat onder de Wvg gold,ook voor de Wmo te regelen. Anders dan bij de Wvg gaat de Wmo-bijdrage thans voor op de AWBZ.dit betekent dat burgers die voor een bepaalde Wmo-voorziening reeds een eigen bijdrage betalen, maar daarvoor het maximum nog niet hebben bereitk, voor de AWBZ slechts een eigen bijdrage betalen tot dat voor hen geldende maximum. Dit geldt ook voor de eigen bijdrage die in mindering wordt gebrachtop het persoonsgebonden budget op grond van de AWBZ.In de AWBZ is een anticumulatie voor de eigen bijdrage voor extramurale zorg met de zorg ingeval er sprake is van zorg met verblijf in een AWBZ-instelling. Een samenloop kan vooral aan de orde zijn indieneen van de partners verblijft in een AWBZ –instelling en de ander thuis AWBZ-zorg ontvangt. Hoewel de anticumulatie ingeval van verblijf in een AWBZ-instelling niet kende, is een dergelijke anticumulatie met dit besluit ook geregeld voor de Wmo. Dat lag alleen al voor de hand omdat de huishoudelijke verzorging per 1 januari 2007 is overgegaan naar de Wmo. Ook hiervoor is geregeld dat de Wmo voorgaat.Tot nu toe was het bedrag dat maximaal aan eigen bijdrage moest worden betaald gemaximeerd tot een bepaald nominaal bedrag per vier weken. Dit bedrag bedroeg in 2006 € 544,20. Dit maximum is komente vervallen. Daarmee is op dit punt eveneens aangesloten bij de eigen bijdrageregeling op grond van de Wvg, die een dergelijk maximum ook niet kende. De vaststelling en de inning van de extramuraleeigen bijdragen AWBZ wordt gedaan door het Centraal Administratiekantoor Zorgkosten(CAK).Het CAK heeft derhalve ervaring en deskundigheid ten aanzien van het berekenen, vaststellen en innen van eigen bijdragen Wmo te geven(Kamerstukken II 2005/05, 30313, nr 36)

Bijlage 6. Collectief vraagafhankelijk vervoer

Collectief vraagafhankelijk vervoer is een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen binnen het vervoersgebied gebruik kan maken en dat tevens voorziet in het deur tot deur vervoer van gehandicapten, al dan niet gebruik makend van een rolstoel.

Het CVV kent beperkingen die inherent zijn aan het systeem. Het collectief vraagafhankelijk vervoersysteem kan doorgaans niet garanderen dat iemand stipt op tijd wordt opgehaald. Het gezamenlijk reizen met anderen kan voor sommige cliënten een belasting zijn. Met deze kenmerken moet rekening gehouden worden bij het vaststellen of een CVV systeem voor de gehandicapte een adequate oplossing biedt.

Elke reiziger, ook de WMO-geïndiceerde reiziger is in het CVV een reizigersbijdrage verschuldigd.

De prijs die de gehandicapte in het CVV betaalt is evenwel aanmerkelijk lager dan de prijs die de niet WMO-geïndiceerde gebruiker moet betalen. De verschuldigde bijdrage per openbaar vervoer zone komt overeen met het blauwe strippenkaarttarief in het reguliere openbaar vervoer.

De niet WMO-geïndiceerde reiziger in het CVV betaalt een hogere prijs maar krijgt daarvoor vervoer van deur tot deur aangeboden.

Op grond van het gestelde in artikel 22 onder a van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem kan de gehandicapte tegen het gereduceerde tarief onbeperkt reizen binnen het geldende vervoersgebied.

In het algemeen wordt een vervoersvoorziening getroffen als het verplaatsingsgedrag van de gehandicapte in belangrijke mate is verstoord vanwege de ondervonden belemmeringen. Van een dergelijke verstoring is geen sprake als slechts incidenteel verplaatsingsmoeilijkheden optreden.

Algemeen.

De belangrijkste oorzaak van het mobiliteitsprobleem is het gegeven dat het openbaar vervoer onvoldoende toegankelijk is voor gehandicapten. Om deze reden is het noodzakelijk dat er aan gehandicapten een alternatief wordt aangeboden om zich te kunnen verplaatsen. Een mogelijkheid die in het WMO-beleid bestaat is de collectieve aanpak, waarbij opgemerkt dient te worden dat voorkomen moet worden dat WMO-middelen indirect worden ingezet om de problemen op te lossen waar het openbaar vervoer in algemene zin mee kampt.

De in het kader van de WMO te verstrekken vervoersvoorziening dient in ieder geval adequaat te zijn en te voldoen aan een aantal kwaliteitseisen, waarbij er sprake is van verminderen van mobiliteitsproblemen en niet van het wegnemen daarvan.

De selectie van de goedkoopst adequate vervoersvoorziening hangt af van:

  • -

    de ondervonden belemmeringen;

  • -

    het verplaatsingsmotief van de gehandicapte;

  • -

    de verplaatsingsbestemming;

  • -

    de frequentie van verplaatsingen;

  • -

    de wijze van verplaatsen.

Hoewel tot op zekere hoogte verwacht mag worden dat een gehandicapte zijn verplaatsingspatroon aanpast aan de handicap (de handicap op zich dwingt hiertoe), zal een WMO-voorziening verstrekt worden teneinde de deelname aan het maatschappelijk verkeer te bevorderen en waar mogelijk de belemmeringen en beperkingen ten gevolge van de handicap te compenseren,

Het leven van alle dag.

Met het verstrekken van een vervoersvoorziening wordt beoogd te bereiken dat de aanvrager in staat wordt gesteld in ieder geval datgene te doen wat mensen van dag tot dag plegen te doen. Voor het grootste deel zijn dat routine-verplaatsingen (dagelijkse boodschappen, bezoeken van familie en kennissen, het zomaar buiten zijn). Dergelijke verplaatsingen bevinden zich in de regel in de directe woon- en leefomgeving van de gehandicapte.

De voorziening is er op gericht gehandicapten de mogelijkheid te bieden nog in zo’n volledig mogelijke mate deel te nemen aan het leven van alle dag. De vervoersvoorziening heeft betrekking op de directe woon- en leefomgeving van de gehandicapte, tenzij het gaat om wezenlijk contact buiten dat gebied dat alleen onderhouden kan worden door persoonlijk bezoek van de gehandicapte en wanneer het wegvallen van dat contact zou leiden tot vereenzaming.

Voor verplaatsingen buiten het vervoersgebied van 5 OV zones is er een algemene voorziening in de vorm van het landelijk systeem voor bovenregionaal vervoer “Valys”. Mensen met een WMO indicatie voor vervoer of voor een rolstoel, kunnen na aanmelding gebruik maken van dat systeem.

Recreatieve bestemming kan onderdeel vormen van het dagelijkse patroon van het leven van alle dag, in welk geval met het treffen van een WMO-vervoersvoorziening dan ook rekening wordt gehouden. Een hulpmiddel dat aangevraagd wordt met het oog op recreatie en ontspanning alleen, wordt niet in het kader van de WMO verstrekt.

Het vervoer naar bijvoorbeeld dagopvang of dagverzorging valt niet onder de WMO. Deze bestemmingen zijn niet te vatten onder de verplaatsingen die mensen in het algemeen van dag tot dag plegen te doen.

Individuele invulling van het leven van alle dag.

De gemeente dient een zorgvuldig onderzoek te doen naar het verplaatsingspatroon van de gehandicapte om vast te stellen welke verplaatsingen voor de gehandicapte van belang zijn voor het onderhouden van de voor hem noodzakelijke sociale contacten. Zijn de door de gehandicapte regelmatig af te leggen afstanden uitzonderlijk hoog en/of is de frequentie waarmee die afstanden worden afgelegd uitzonderlijk hoog, dan wordt daarmee bij het vaststellen van de goedkoopst-adequate voorziening rekening gehouden.

Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de betrokkene tijdelijk vanwege familie-omstandigheden extra verplaatsingen over grotere afstanden moet maken, bijvoorbeeld van opname van een naaste in een bepaald ziekenhuis of in een AWBZ-instelling. In zo’n geval kan tijdelijk een verhoging van de omvang van de te verstrekken vervoersvoorziening/vergoeding aan de orde zijn.

Ook kan de situatie zich voordoen dat het verplaatsingsgedrag van de gehandicapte uitzonderlijk laag is, waarmee dan ook rekening gehouden kan worden. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als iemand woonachtig is in een woonomgeving waar in de zeer directe nabijheid de meest noodzakelijke voorzieningen en dagbesteding aanwezig zijn, bv een verzorgingstehuis met de nodige faciliteiten. Een beperking van de omvang van de voorziening kan dan ook gemotiveerd zijn.

Openbaar vervoer niet kunnen bereiken en/of gebruiken.

Een gehandicapte kan voor een WMO-vervoersvoorziening in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken. Hierbij wordt in de praktijk uitgegaan van de toegankelijkheid van de (stads-) bus. In de regel is de loopafstand tussen de woning en de bushalte bepalend, waarbij gebruiksmogelijkheden van fiets, brom- of snorfiets mede van invloed zijn.

Het betreft niet alleen lichamelijke, functionele belemmeringen. Ook psychische beperkingen kunnen aanleiding zijn voor het verstrekken van een WMO-vervoersvoorziening.

Psychische stoornissen kunnen alleen dan een criterium zijn om in aanmerking te komen voor een WMO-voorziening als de cliënt voor de stoornis onder specialistische behandeling is (geweest) die tot nu toe zonder resultaat is.

Primaat bij het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer.

Binnen de gemeente Gulpen-Wittem is in het verstrekkingenbeleid het primaat gelegd bij het Collectief VraagafhankelijkVervoer (CVV).

Gehandicapten die geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, kunnen in aanmerking worden gebracht voor het collectief vervoersysteem. Wanneer dat systeem niet de goedkoopst-adequate oplossing biedt, dan kan de gehandicapte voor een van de andere vervoersvoorzieningen in aanmerking komen.

Algemeen gebruikelijk.

Het begrip “algemeen gebruikelijk” wordt bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen ingevuld door voor enkele voorzieningen een inkomensgrens te stellen. Heeft men een inkomen onder de inkomensgrens, dan kan men in principe in aanmerking komen voor deze voorzieningen. Heeft men een inkomen boven de inkomensgrens, dan wordt gesteld dat met de voorziening samenhangende kosten algemeen gebruikelijk zijn.

Voorzieningen die niet algemeen gebruikelijk zijn, zoals aanpassingen van een auto of een speciaal voertuig voor gehandicapten, worden wel verstrekt aan gehandicapten met een inkomen boven de inkomensgrens.

Verder zijn in relatie tot vervoersvoorzieningen als algemeen gebruikelijk aan te merken de volgende hulpmiddelen: Bromfietsen, rijwielen en rijwielen met hulpmotor. Eventuele kosten van aanpassing van voornoemde voorzieningen zijn mogelijk wel voor rekening van de WMO te nemen.

Een aangepaste driewielfiets wordt, gezien het depotkarakter c.q. herverstrekkingsmogelijkheden, als verstrekking in bruikleen gegeven zonder toepassing van een algemeen gebruikelijke factor.

Ten aanzien van een tandem is, gezien de incidentele verstrekking, uit te gaan van meerkosten t.o.v. een algemeen gebruikelijke, vergelijkbare fiets.

De achtergrond van de omvang van de voorziening in relatie tot het compensatiebeginsel.

Ten aanzien van de omvang van de voorziening is in het algemeen te stellen dat de gemeente Gulpen- Wittem een relatie legt tussen de vervoersbehoefte van betrokkene en a. de leeftijd en b. het gebruik van andere vervoersvoorzieningen.

Ad a:

Binnen de gemeente wordt beleid betreffende de relatie tussen de vervoersbehoefte en de leeftijd als volgt gehanteerd:

Indien in individuele gevallen het tegendeel niet blijkt wordt ervan uitgegaan dat:

  • -

    er bij kinderen jonger dan 5 jaar geen sprake is van vervoersproblemen, omdat de ouders hen meenemen, zoals ook gebruikelijk is bij niet-gehandicapte kinderen;

  • -

    kinderen van 5 tot 12 jaar een geringe zelfstandige vervoersbehoefte hebben, omdat zij veelal door hun ouders worden begeleid, zoals ook gebruikelijk is met niet-gehandicapte kinderen;

  • -

    kinderen van 12 tot 15 jaar zich ontwikkelen in de richting van volwassen verplaatsingsgedrag;

  • -

    kinderen vanaf 15 jaar een zelfstandige vervoersbehoefte hebben die overeenkomt met die van volwassenen.

Voornoemde uitgangspunten hebben tot gevolg dat in de regel:

  • -

    aan gehandicapte kinderen tot 5 jaar geen PGB-vervoersvoorziening wordt verstrekt;

  • -

    aan gehandicapte kinderen van 5 tot 12 jaar een halve PGB-vervoersvoorziening wordt verstrekt;

  • -

    aan gehandicapte kinderen van 12 tot 15 jaar een ¾ PGB- vervoersvoorziening wordt verstrekt;

  • -

    aan gehandicapte kinderen van 15 tot 18 jaar een volledige PGB- vervoersvoorziening wordt verstrekt.

Deze beperkingen gelden niet bij de toekenning van het CVV, wel bij andere individuele vervoersvoorzieningen.

Ad b:

Binnen de gemeente wordt beleid betreffende de relatie tussen de vervoersbehoefte en het gebruik

van andere en/of meerdere voorzieningen als volgt gehanteerd:

  • -

    Indien de gehandicapte een substantiële vervoersbehoefte heeft in de directe woonomgeving en daarvoor een open elektrische buitenwagen (elektrische rolstoel, scootermobiel e.d.) ter beschikking heeft gekregen vanuit de WMO of de AAW, is afhankelijk van de handicap, situatie en vervoersbehoefte een gedeeltelijke verstrekking van een andere vervoersvoorziening (o.a. CVV, individuele voorziening, overgangsregeling) aan de orde. De bedoelde andere voorziening wordt dan gekort met 25%.

  • -

    Samenloop van korting vanwege voornoemde is per gehandicapte te bepalen op maximaal 25%.

-Verstrekking van een voorziening(-en) in de vorm van een elektrische buitenrolstoel met bediening achterop (specifiek bedoeld voor de begeleider), een tandem, een aangepaste driewielfiets, een handbike, een handbewogen rolstoel/duwwandelwagen, aangepaste buggy leiden niet tot een korting.

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gulpen-Wittem 2007

Artikelsgewijze toelichting:

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 begripsbepalingen

In artikel 1 worden de algemene bepalingen gegeven. Het gaat daarbij allereerst om de begripsomschrijving. Hierin worden begrippen gehanteerd, die noch in de wet, noch in de nadere regels van het Kabinet, noch in de Verordening volledig zijn omschreven.

PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 2 Persoonsgebonden budget

In artikel 2 “Persoonsgebonden budget” is aangegeven hoe en onder welke omstandigheden c.q. voorwaarden de verstrekking van een persoonsgebonden plaatsvindt.

Artikel 3 vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen

Artikel 3, lid 1 wordt de hoogte aangegeven van een persoonsgebonden budget ingeval van verstrekking van een individuele voorziening, niet zijnde hulp bij het huishouden terwijl lid 2 de hoogte van een persoonsgebonden budget bepaalt bij verstrekking van hulp bij het huishouden.

Artikel 4 omvang van eigen bijdragen, eigen aandeel en inkomensgrenzen

Artikel 4 geeft aan van wie in het voorkomende geval een eigen bijdrage in rekening kan worden gebracht. Onder lid 3 t/m 6 wordt een berekening gemaakt van eigen bijdragen behorende bij de diverse leeftijdscategorieën ingeval van verstrekking hulp bij het huishouden.

Lid 7 geeft de inkomensgrenzen aan, waarmee rekening gehouden wordt ingeval van beoordeling van een aanvraag voor een vervoersvoorziening en een woonvoorziening.

PARAGRAAF 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 5 vaststelling persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

In artikel 5 wordt aangegeven, wat de hoogte is van een persoonsgebonden budget ter besteding voor hulp bij het huishouden.

De hoogte voor het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt niet bepaald door 100% van de tegenwaarde in natura maar door 75%.

De lagere vergoeding heeft te maken met het feit dat de aanvrager van het persoonsgebonden budget geen of bijna geen overhead- en administratiekosten heeft vergeleken met een leverancier van de hulp in de hulp bij het huishouden in natura.

PARAGRAAF 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 6 Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van woonvoorzieningen

In artikel 6 wordt een omschrijving gegeven van de vaststelling van de hoogten van vergoedingen bij woonvoorzieningen.

Onder lid 1 sub d en e wordt gesproken over draagkracht.

De draagkracht is een bepaald deel van de ruimte in het inkomen. Bij inkomens tot en met 1,5 x het norminkomen is de draagkracht € 45,-. Voor inkomens boven 1,5 x het norminkomen is de draagkracht een bepaald percentage van de ruimte in het inkomen en wel 25% van het in de Abw gehanteerde percentage.

Onder lid 3 is opgenomen dat een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt voor het onderhoud, keuring en reparatie en daarmee het in stand houden van een woonvoorziening. Hoewel die niet rechtstreeks voortvloeit uit de wettelijke taak is er voor gekozen hiervoor een tegemoetkoming te verstrekken om daarmee te verzekeren dat levensduur en bedrijfsfunctie van de voorziening zolang mogelijk gegarandeerd zijn.

Artikel 6 lid 7 geeft het primaat van verhuizen aan.

De manier waarop de voor verstrekking in aanmerking komende woonvoorzieningen zijn gegroepeerd geeft een rangorde aan. Primair zal gekeken worden of verhuizing mogelijk en zinvol is. Dat wil zeggen dat een geschikte woning beschikbaar is of op korte termijn beschikbaar komt. Onder geschikte woning dient hier begrepen te worden een woning die met betrekkelijk lage investeringen volledig aangepast kan worden. Is geen geschikte woning beschikbaar dan kunnen burgemeester en wethouders besluiten één van de andere woonvoorzieningen re verstrekken. Overigens kunnen hierbij ook andere omstandigheden een rol spelen, zoals de bereidheid van de gehandicapte te verhuizen, opgebouwde mantelzorg etc. Indien de gemeente, nadat alle factoren in de overweging zijn meegenomen, tot de conclusie komt dat verhuizing de goedkoopst adequate oplossing is, dan heeft bij het verstrekken van de woonvoorziening de verhuiskostenvergoeding het primaat.

Het moge duidelijk zijn dat het hanteren van dit “primaat van verhuizing” efficiënt benut kan worden als voldoende aangepaste woningen ter beschikking zijn en/of er een beroep gedaan kan worden op een aanzienlijke voorraad aanpasbare woningen.

Onder het begrip woonvoorzieningen dient te worden aangegeven, dat het alleen gaat om het opheffen van beperkingen die het normale gebruik van de woning omvatten. Het gaat hierbij om de normale (elementaire) woonfuncties zoals slapen eten en lichaamsverzorging. Het gebruiken van een hobby-, werk- of recreatieruimte vallen niet onder de compensatieplicht van de gemeente.

Ook bij het vrijmaken van een aangepaste woning kan een financiële vergoeding worden verstrekt, terwijl bij verhuizing naar een andere gemeente de tegemoetkoming voor rekening komt van de gemeente van vertrek.

PARAGRAAF 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 7 Vaststelling persoonsgebonden budget

Artikel 7 lid 1 benadrukt nogmaals het primaat van verstrekking van collectief vervoer en/of scootmobiel boven de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor individueel vervoer (al dan niet per eigen auto).

Het collectief vraagafhankelijk vervoer is een vervoerssysteem dat individuele voorzieningen overbodig kan maken. Tevens geldt dat de gemiddelde kosten per gebruiker van algemene en individuele vervoersvoorzieningen vele malen lager zijn dan de gemiddelde kosten per gebruiker van een vervoerssysteem dat met een persoongebonden budget gefinancierd wordt. Volgens de wet heeft de gemeente de plicht om iedereen de mogelijkheid te bieden om te kiezen voor een persoonsgebonden budget, mits hiertegen geen overwegende bezwaren bestaan.

Een overwegend bezwaar mag met betrekking tot het collectief vervoer ook bestaan uit financiële gronden. Met betrekking tot het collectief vervoer is dit dus een overwegend bezwaar.

Een en ander geldt tevens voor de individuele vervoersvoorziening in natura, zijnde in dit geval alleen het scootermobiel. De gemeente Gulpen-Wittem koopt de voorzieningen bij een leverancier. Dit middel wordt verstrekt in bruikleen. Indien het middel voor de aanvrager niet meer voldoet dan wel dat de aanvrager het middel niet meer nodig heeft, wordt dit middel ingenomen en herverstrekt. De gemiddelde kosten per gebruiker van een scootermobiel zijn voor de gemeente aanzienlijk lager dat de gemiddelde kosten voor deze vervoersvoorziening gefinancierd met een persoonsgebonden budget.

Artikel 8 eigen bijdrage en hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen

Artikel 8 lid 1 bepaalt dat een vervoersvoorziening (uitgezonderd de scootmobiel) niet wordt verleend indien het inkomen de inkomensgrens overschrijdt, zijnde anderhalf maal het norminkomen. De reden hiervoor is dat verondersteld wordt dat de aanvrager zelf kan voorzien (financieel) in zijn vervoersbehoeften en dat hiervoor voldoende mogelijkheden aanwezig zijn.

Voorbeeld: een aanvrager heeft een inkomen dat ligt boven de gestelde grens. Hij kan gebruik maken van het collectief vervoer, echter dient hiervoor het normale tarief te betalen.

Lid 2 noemt een eenmalige eigen bijdrage ingeval van verstrekking van een scootmobiel.

Lid 3 bepaalt de hoogte van een financiële tegemoetkoming van autoaanpassingen indien geen gebruik kan worden gemaakt van de collectieve vervoersvoorziening.

Lid 4 geeft een vergoeding aan ingeval van verstrekking van een forfaitaire vergoeding voor het gebruik van eigen vervoer. In artikel 26, lid 2 van de Verordening is vastgelegd dat gebruik, indien het toewijzen van het gebruik van een eigen auto (of familie) aan de orde is, er tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometers met een bandbreedte van 2000 kilometers mogelijk moet maken. De vergoeding van € 0,28 per kilometer is gelijk aan het huidige algemeen gehanteerde bedrag voor reiskostenvergoeding woon-werkverkeer. Dit bedrag zal indien van toepassing jaarlijks worden aangepast aan de dan geldende wettelijke fiscale bepalingen.

In lid 5 is bepaald, dat ingeval van “gezinssamenloop” (man en vrouw krijgen een forfaitaire vergoeding i.c. een persoonsgebonden budget) slechts 2 x ¾= 1.5 x een enkele vergoeding wordt uitgekeerd. De gedachtegang achter deze regeling is gelegen in de omstandigheid dat de twee partner in veel gevallen gezamenlijk gebruik maken van eenzelfde vervoersvoorziening.

Artikel 9 besparingsbijdrage

Ingeval een voorziening wordt verstrekt die een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt zoals bijvoorbeeld een fiets bij verstrekking van een driewielfiets, bestaat de mogelijkheid om de kosten van de algemeen gebruikelijke voorziening in mindering te brengen op de vergoeding van de gehandicaptenvoorziening.

De gemeente Gulpen-Wittem heeft hiervoor niet gekozen.

PARAGRAAF 6 ROLSTOELEN

Artikel 10 Vormen van rolstoelvoorzieningen en overige (verplaatsings)hulpmiddelen

Artikel 10 lid 1.

Een rolstoel wordt over het algemeen verstrekt in bruikleen. Door deze vorm van verstrekken is herverstrekking mogelijk. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget. De hoogte van dit budget is 100% van de tegenwaarde in natura inclusief de onderhoudskosten en reparatiekosten. Een nieuwe verstrekking van een persoonsgebonden budget bij rolstoelen en andere hulpmiddelen is alleen dan mogelijk indien het middel economisch is afgeschreven.

In artikel 10 lid 2 wordt de hoogte van de forfaitaire vergoeding voor een sportrolstoel, inclusief de kosten van het onderhoud aangegeven.

Deze vergoeding wordt eens in de drie jaar verstrekt.

PARAGRAAF 7 ADVISERING EN SAMENHANGENDE ADSTEMMING

Artikel 11 advisering

Boven het bedrag van € 25.000,- dient een externe instantie een advies uit te brengen met betrekking tot de soorten compensatie en de hiermee samenhangende kosten. In de uitvoering WVG was de hoogte van dit bedrag € 20.420,-. Boven dit bedrag diende men een advies aan te vragen bij het Centrum indicatiestelling Zorg (CIZ). Boven dit bedrag kon de gemeente de kosten declareren bij ministerie van VWS. Deze declaratie-mogelijkheid is met de komst van de WMO komen te vervallen.

Extern advies dient altijd mogelijk te zijn indien de mogelijke soorten compensatie of de indicatie onduidelijk zijn. Daarnaast dient het bij erg grote uitgaven als onderbouwing van de noodzaak tot verstrekking. Echter indien de indicatie en de oplossing duidelijk zijn, leidt het inschakelen van extern advies tot onnodige kosten bij de gemeente en onnodige wachttijd voor de aanvrager.

Vandaar het bedrag is gesteld op € 25.000,-. Dat er gekozen wordt voor een iets hoger bedrag dan bij de WVG-uitvoering, heeft te maken met ervaringsgegevens. Hierboven gaat het vrijwel altijd over ingrijpende woningaanpassingen, complexe rolstoelen en over ingewikkelde casuïstiek hulp bij het huishouden en persoonlijke verzorging.

Artikel 12 samenhang en afstemming

Artikel 12 omschrijft de omstandigheden van een aanvrager waarmee tijdens de beoordeling van een verzoek om een voorziening rekening dient worden gehouden. Bij het onderzoek naar de vraag en naar de mogelijke compensaties dient hiervoor ook buiten de vraag gekeken te worden. Het integraal benaderen van de hulpvraag van de aanvrager.

PARAGRAAF 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 Citeertitel

Dit besluit eindigt met een citeerartikel.