Procedure huisuitzettingen van de gemeente Gulpen-Wittem 2002

Geldend van 01-01-2003 t/m heden

Intitulé

Procedure huisuitzettingen van de gemeente Gulpen-Wittem 2002

De raad van de gemeente Gulpen-Wittem­

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 augustus 2002;­

Gezien het voorstel van de commissie burgerzaken d.d. 10 oktober 2002;­­

Besluit­

- Vast te stellen de “Procedure huisuitzettingen van de gemeente Gulpen-Wittem 2002”;

- Een overeenkomst aan te gaan met Rob Krauth Transporten en Verhuizingen.

Hoofdstuk 1

Inleiding

Regelmatig komen in de gemeente Gulpen-Wittem situaties voor waarin bewoners van woningen, om welke reden dan ook (in de meeste gevallen geldschulden), gedwongen worden om hun woning te verlaten. Aan hen wordt dan door een deurwaarder een exploot tot een huisuitzetting uitgereikt. Een dergelijk exploot houdt in dat de bewoner voor de in het exploot vermelde datum en tijdstip de woning dient te hebben verlaten. De woning dient dan dus compleet leeg te zijn.

In enkele gevallen leidt het uitreiken van een dergelijk exploot tot een huisuitzetting tot daadwerkelijke uitvoering daarvan. Dit heeft tot gevolg dat de inboedel van de betreffende woning op de openbare weg wordt geplaatst, wat een overtreding van artikel 2.1.5.1. van de Algemeen plaatselijke verordening van de gemeente Gulpen-Wittem (verder te noemen APV) inhoudt.

In deze nota “Procedure huisuitzettingen” wordt een praktische en juridisch correcte handleiding gegeven aan de gemeente Gulpen-Wittem over hoe te handelen indien er een afschrift van een exploot tot een huisuitzetting binnenkomt. Deze nota bevat naast de inleiding en het slotwoord een drietal hoofdstukken. Er zal een hoofdstuk gewijd worden aan de rol van een gemeente tijdens een huisuitzetting en wat een gemeente zou kunnen doen. Er zal een hoofdstuk gewijd worden aan de huidige procedure huisuitzettingen. Het laatste hoofdstuk zal de nieuwe procedure huisuitzettingen bevatten.

Hoofdstuk 2

Rol van de gemeente

De gemeentelijke rol tijdens het proces van ene huisuitzetting is tweeledig, te weten:

  • a)Een preventieve rol.

  • b)Een rol bij de daadwerkelijke huisuitzetting.

Hierna zal op beide rollen afzonderlijk worden ingegaan.

a)Een preventieve rol van de gemeente.

Ter voorkoming van een daadwerkelijke huisuitzetting is het mogelijk dat de persoon die met huisuitzetting gedreigd wordt tijdig hulp zoekt bij het cluster Sociale Zaken om te kijken of de huisuitzetting voorkomen kan worden. Denk bijvoorbeeld dat de mogelijkheid bestaat een beroep te doen op bijzondere bijstand. Deze bijzondere bijstand bestaat uit het verstrekken van een renteloze geldlening. Deze renteloze geldlening zou voldoende kunnen zijn om een huisuitzetting te voorkomen.

Voorwaarde is wel dat het cluster Sociale Zaken c.q. Maatschappelijk Werk vroegtijdig wordt ingeseind door de woningvereniging dat er betalingsproblemen zijn bij betreffende cliënten.

De preventieve rol van de gemeente bij een huisuitzetting kan dus alleen worden uitgeoefend indien het gaat om cliënten van het cluster Sociale Zaken en indien de woningvereniging tijdig inseint dat er zich betalingsproblemen voordoen. Het cluster Sociale Zaken zal hierover nog afspraken maken met de woningvereniging. Verdere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het beleidsplan Sociale Zaken.

b)Een rol van de gemeente bij de daadwerkelijke huisuitzetting.

De gemeente mag de verantwoordelijkheid voor de op de openbare weg geplaatste inboedel, na een huisuitzetting, zoveel mogelijk laten waar die is, namelijk bij de eigenaar c.q. houder van de inboedel. Zolang deze bekend is, kan aan hem worden medegedeeld dat hij zelf verantwoordelijk is voor de inboedel en voorts dat hij deze niet op de openbare weg mag laten plaatsen of laten staan op grond van artikel 2.1.5.1. van de APV.

Als wegbeheerder of als overheid die de APV moet handhaven, is de gemeente gehouden om zorg te dragen dat de inboedel van de openbare weg wordt verwijderd in verband met de (verkeers-)veiligheid van de openbare weg.

Om het achterlaten van de inboedel op de openbare weg na een huisuitzetting te voorkomen, heeft gemeente de keuze uit het volgen van:

I)De privaatrechtelijke weg

of

II)De publiekrechtelijke weg.

Hierna zal op beide wegen afzonderlijk worden ingegaan.

I)De privaatrechtelijke weg.

In de meeste gevallen is de gemeente als publiekrechtelijk lichaam eigenaar van de openbare weg. In dat kader kan de gemeente ook als privaatrechtelijk persoon optreden.

Als privaatrechtelijk persoon kan de gemeente, na de kennisgeving van de deurwaarder dat hij tot ontruiming van een pand overgaat, aan de eigenaar c.q. houder mededelen dat de gemeente als eigenaar van de openbare weg verbiedt de inboedel op de openbare weg te plaatsen.

Om dit recht van tevoren vast te leggen is de meest verantwoorde manier van handelen via een kort geding bij de president van de rechtbank een rechterlijk verbod tot plaatsing van de inboedel op de openbare weg te verkrijgen. In de vordering van de gemeente kan tevens worden gevraagd voor elke overtreding een (privaatrechtelijke) dwangsom op te leggen. Daarnaast kan de gemeente na verwijdering van de inboedel over deze inboedel als zaakwaarnemer gaan optreden. Namelijk, aangezien de gemeente vrijwillig overgaat tot het beheren van de inboedel ontstaat een plicht tot “het beheren van deze inboedel als een goed huisvader”.

De vraag dient echter te worden gesteld in hoeverre de privaatrechtelijke weg een begaanbare weg is. Nu de in 1994 herziene Gemeentewet en per 1 januari 1998 de Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen Awb) een regeling bevatten inzake het toepassen van bestuursdwang, waarin het meenemen en opslaan van zaken en het recht van parate executie is opgenomen.

Dus de tweewegenleer komt om de hoek kijken en deze wordt door de rechtspraak zeer streng gehanteerd.

Er zijn beperkte mogelijkheden naast of in plaats van de publiekrechtelijke weg de privaatrechtelijke weg te hanteren. Eén van de criteria waaraan getoetst wordt of naast of in plaats van de publiekrechtelijke weg de privaatrechtelijke weg bewandeld mag worden, is of door gebruik te maken van de publiekrechtelijke regeling een met de privaatrechtelijke weg vergelijkbaar resultaat kan worden behaald. Als dat zo is, is dat een belangrijke aanwijzing dat er geen plaats is voor de privaatrechtelijke weg.

Geconcludeerd kan dus worden dat ten aanzien van het opdragen tot verwijdering van de inboedel op de openbare weg gekozen dient te worden voor de publiekrechtelijke weg, en dus voor het toepassen van bestuursdwang. Een belangrijk argument om bestuursdwang toe te passen is namelijk gelegen in het zaakwaarnemersschap. Bestuursdwang geeft meer mogelijkheden om tot vernietiging van de roerende zaken te kunnen overgaan.

“Ten aanzien van het kostenverhaal kan wel gebruik worden gemaakt van de privaatrechtelijke weg, daar de regeling in de Gemeentewet van invordering van kosten verbonden aan het uitvoeren van bestuursdwang geen exclusieve rechtsgang bevat” oordeelt de Hoge Raad in een aantal arresten (HR 9 oktober 1987, Gst. 6859,8; HR 14 oktober 1994, AB 1995, 48; HR 11 oktober 1996, Gst. 7055,3).

II) De publiekrechtelijke weg.

In de Wegenwet en de Wegenverkeerswet is aan de gemeente de wettelijke zorg opgedragen om de veiligheid van zowel de weg als van het verkeer te waarborgen. Als gevolg van dit wettelijke plicht is artikel 2.1.5.1. in de APV opgenomen. Dit artikel houdt in dat het verboden is om zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan.

In artikel 4.2.3.4., vierde lid, van de APV is bepaald dat het verboden is om afval of voorwerpen die aanleiding kunnen geven tot verontreiniging van de weg buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats te plaatsen. Verder is in artikel 4.2.3.9., tweede lid, van de APV bepaald dat het verboden is huishoudelijke afvalstoffen op andere dan door Burgemeester en Wethouders vastgestelde dagen en tijden over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst. In artikel 4.2.3.8., derde lid, van de APV is bepaald dat het verboden is huishoudelijke afvalstoffen anders aan de inzameldienst over te dragen of ter inzameling aan te bieden dan aangegeven in het eerste lid van dit artikel. Tot slot is in artikel 4.2.4.3., vierde lid, van de APV bepaald dat het verboden is om andere categorieën afvalstoffen op een andere wijze of plaats aan de inzameldienst over te dragen of ter inzameling aan te bieden dan bij of krachtens het bepaalde van dit artikel.

Burgemeester en Wethouders hebben de verantwoordelijkheid voor de handhaving van bovenstaande APV-bepalingen. Ter handhaving zijn de bevoegdheden bepaald in de artikelen 5:21 tot en met 5:31 van de Awb aan Burgemeester en Wethouders gegeven. Deze bevoegdheden houden in om op kosten van de overtreder aan de overtreding van de APV-bepalingen een einde te maken door het opleggen van een dwangsom of het toepassen van bestuursdwang.

Hierna zal op de dwangsom en de bestuursdwang nader worden ingegaan.

Dwangsom.

Bedoeling van de last onder dwangsom is door middel van een financiële prikkel de overtreder ertoe te brengen een einde aan de overtreding te maken of het ongedaan maken van de overtreding dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen (artikel 5:32, tweede lid, van de Awb).

Aan het opleggen van een dwangsom worden door de Awb en de jurisprudentie een aantal randvoorwaarden gekoppeld. Immers, de last onder dwangsom mag geen punitief karakter hebben en moet in overeenstemming zijn met de zwaarte van de overtreding.

Bij een situatie waarbij als gevolg van een huisuitzetting goederen en afval op de openbare weg worden geplaatst, biedt een last onder dwangsom geen soelaas. Namelijk, de dwangsom zou wellicht voldaan kunnen worden, maar dan bestaat er nog de reële kans dat de goederen en het afval op de openbare weg blijven staan.

Bestuursdwang.

Bij het toepassen van bestuursdwang dient er een onderscheid te worden gemaakt in:

ii)Situaties waarin Burgmeester en Wethouders er vanuit gaan dat er goederen en afval zullen worden geplaatst op de openbare weg.

De zogenaamde preventieve bestuursdwang.

  • iii)

    Situaties waarin al goederen en afval op de openbare weg zijn geplaatst.

    De zogenaamde bestuursdwang.

  • i)

    Preventieve bestuursdwang.

Als er nog geen goederen en afval op de openbare weg zijn geplaatst, is er in beginsel nog geen sprake van een overtreding. Bij het ontvangen van het exploot tot huisuitzetting van de deurwaarder is er namelijk nog niet met honderd procent zekerheid te zeggen dat er goederen en afval op de openbare weg zullen worden geplaatst en dus dat er sprake zal zijn van een overtreding.

Echter, gelet op het gebruikelijk handelen en het te verwachten handelen van de deurwaarder tijdens de huisuitzetting ligt het in de rede dat overtreding van de bepalingen van de APV aanstaande zijn. De overtreding moet dus op het punt staan te gebeuren of klaarblijkelijk zijn. Dit blijkt ook uit de jurisprudentie (AR 26 juli 1996, Gst. 6942,12; AR 15 mei 1992, AB 1994, 202; Rechtbank Haarlem 6 juni 1997, Gst. 7086,4).

Burgemeester en Wethouders kunnen in dergelijke gevallen dus een preventieve bestuursdwangbeschikking opleggen. Deze preventieve bestuursdwangbeschikking bestaat uit de last aan de overtreder (zijnde degene die het huis wordt uitgezet en/of de executant), onder verwijzing naar de betreffende bepalingen van de APV, ervoor te zorgen dat geen goederen en afval op of aan de openbare weg worden geplaatst.

Het nadeel van de preventieve bestuursdwangbeschikking is dat er ten aanzien van de acceptatie door de rechter hiervan nog grote onzekerheid bestaat. De rechter kan namelijk van oordeel dat de verzonden mededeling dat er een voornemen tot het toepassen van bestuursdwang onverlet laat dat er nadien alsnog een bestuursdwangbeschikking moet worden genomen.

Het voordeel van de preventieve bestuursdwangbeschikking is dat de executant en de eigenaar c.q. houder van de goederen en het afval reeds op de gevolgen wordt gewezen.

ii) Bestuursdwang.

Het proces van de bestuursdwang bestaat uit een achttal fases, te weten:

De constatering van een overtreding.

De voorbereiding van de bestuursdwangbeschikking.

De inhoud van de bestuursdwangbeschikking.

Het bekendmaken van de bestuursdwangbeschikking.

Het optreden c.q. uitvoeren van de bestuursdwangbeschikking.

Het kostenverhaal.

De invorderingsprocedure.

Hierna zal op alle acht bovenstaande fases afzonderlijk worden ingegaan.

Ad. 1) De constatering van een overtreding.

Artikel 5:22 van de Awb juncto artikel 125 van de Gemeentewet geven Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid bij een overtreding van een wettelijk voorschrift bestuursdwang toe te passen. Uitgangspunt bij het toepassen van bestuursdwang is dus dat er sprake moet zijn van een overtreding.

Deze overtreding is er op het moment dat op de dag van de huisuitzetting om 14.00 uur (daar de meeste huisuitzettingen in de vroege ochtenduren plaatsvinden) nog goederen en afval op de openbare weg ter hoogte van het betreffende pand geplaatst zijn.

Ad. 2) De voorbereiding van de bestuursdwangbeschikking.

De voorbereiding van de bestuursdwangbeschikking is tweeledig. Namelijk, allereerst moet duidelijk zijn aan wie de bestuursdwangbeschikking dient te worden gericht en vervolgens dient deze persoon in gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

Aan wie dient de bestuursdwangbeschikking te worden gericht?

Degene die het in zijn macht heeft de met een wettelijk voorschrift strijdige situatie op te heffen wordt volgens vaste jurisprudentie aangemerkt als de overtreder. Aan de overtreder dient de bestuursdwangbeschikking te worden gericht.

Daar er bij het proces van een huisuitzetting drie partijen betrokken zijn, te weten de deurwaarder, de executant (meestal een woningvereniging) en de eigenaar c.q. houder van de inboedel, dient duidelijk en gemotiveerd aangegeven te worden wie de overtreder is.

Daar de deurwaarder handelt ter uitvoering van een wettelijk voorschrift en de executant op het moment dat de inboedel uit het huis is gezet geen beschikkingsbevoegdheid heeft ten aanzien van die inboedel, is de feitelijke overtreder de eigenaar c.q. houder van de inboedel.

De bestuursdwangbeschikking dient dus gericht te zijn aan de eigenaar c.q. houder van de inboedel. De Raad van State heeft echter in haar uitspraak van 7 november 2001 beslist dat het ook aan de executant gericht kan zijn.

Indien een overtreding is geconstateerd en er is besloten om bestuursdwang toe te passen, dan leidt dit uiteindelijk tot een bestuursdwangbeschikking. Ingevolge de Awb is hier dan sprake van een besluit dat niet op aanvraag wordt genomen. Ten aanzien van deze besluiten bepaalt artikel 4:8 van de Awb dat voordat een dergelijk besluit wordt genomen, degene waaraan de bestuursdwangbeschikking gericht zal zijn en waarvan verwacht mag worden dat deze daartegen bedenkingen zal hebben, in de gelegenheid moet worden gesteld te worden gehoord. Het horen is niet aan vormvereisten verbonden en kan dus zowel mondeling als schriftelijk geschieden. Wel dient van het horen een verslag gemaakt te worden.

Op grond van artikel 4:11, onder a, van de Awb hoeft niet gehoord te worden in spoedeisende gevallen. Deze gevallen doen zich voor indien er tussen de datum van ontvangst van het exploot tot huisuitzetting van de deurwaarder en de datum van de huisuitzetting een beperkte tijd zit.

3)De inhoud van de bestuursdwangbeschikking.

In artikel 5:24 van de Awb staan opgesomd welke elementen een bestuursdwangbeschikking dient te bevatten, te weten:

­Omschrijving overtreding en wettelijk voorschrift.

In de bestuursdwangbeschikking dient duidelijk en concreet genoemd te worden aangegeven wat de geconstateerde overtreding is en in strijd met welk concreet genoemd wettelijk voorschrift is gehandeld.

­Omschrijving last.

In de bestuursdwangbeschikking moet zo gedetailleerd mogelijk worden weergegeven, wat de overtreder moet doen (last), herstellen dan wel nalaten om aan de overtreding een einde te maken.

­Begunstigingstermijn.

Met dit begrip wordt bedoeld dat alvorens tot daadwerkelijk optreden wordt overgegaan de overtreder de gelegenheid moet hebben om zelf aan de overtreding een einde te maken. De duur van deze termijn moet zodanig zijn, dat het redelijkerwijs voor de overtreder mogelijk is aan de last te voldoen.

­Kostenverhaal.

De bestuursdwangbeschikking houdt voorts in dat bij het niet (geheel) voldoen aan de last tot beëindiging van de overtreding dit vanwege het college van Burgemeester en Wethouders zal geschieden, overeenkomstig de wijze, zoals in de opgelegde last is omschreven.

In de bestuursdwangbeschikking moet verder worden opgenomen dat de daadwerkelijke toepassing van bestuursdwang zal geschieden op kosten van de overtreder.

­Vermelding van de mogelijkheden van bezwaar en beroep.

In de bestuursdwangbeschikking moet worden vermeld bij wie een bezwaarschrift kan worden ingediend. Namelijk, een bestuursdwangbeschikking is een besluit als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Awb.

4)Het bekendmaken van de bestuursdwangbeschikking.

Ingevolge artikel 3:40 van de Awb treedt een besluit niet in werking voordat het bekend is gemaakt. Op grond van artikel 3:41 van de Awb geschiedt de bekendmaking van een besluit door toezending van het besluit aan één of meer van de belanghebbenden dan wel door uitreiking aan hen. Indien de belanghebbenden niet bekend zijn of niet te traceren zijn, dan wordt het besluit ingevolge artikel 3:41, tweede lid, van de Awb bekendgemaakt op een andere geschikte wijze, te weten:

  • ­

    Publicatie in een dag-, week-, of huis-aan-huisblad;

  • ­

    Aanplakken van het besluit op object of de plaats waarop het besluit betrekking heeft;

  • ­

    Aanplakken op het gemeentelijk publicatiebord.

Artikel 5:24, derde lid, van de Awb bevat een speciale bepaling voor de verzending van bestuursdwangbeschikkingen. De bestuursdwangbeschikking wordt bekendgemaakt aan de overtreder, de rechthebbenden op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang

zal worden toegepast en aan de aanvrager. Echter, een aanvrager voor toepassing van bestuursdwang is er bij een huisuitzetting niet.

Het is wel aan te raden om de waarschuwing dat bestuursdwang zal worden toegepast in afschrift te doen toekomen aan de deurwaarder.

5)Het optreden c.q. uitvoeren van de bestuursdwangbeschikking.

Het optreden wordt aangemerkt als feitelijk handelen, indien na de gegunde termijn de overtreder niet heeft voldaan aan de in de bestuurdswangbeschikking opgenomen last. Dit leidt ertoe dat het bestuursorgaan ook bij het feitelijk effectueren van de last alleen datgene mag doen dat in de last is opgenomen.

Welke bevoegdheden hebben Burgemeester en Wethouders in het kader van het daadwerkelijk effectueren?

Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort het meevoeren en opslaan van de daarvoor vatbare zaken voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vereist. Als hiertoe wordt overgegaan dan dient van het meevoeren een procesverbaal te worden opgemaakt (artikel 5:29 van de Awb). Het verdient aanbeveling om het procesverbaal zo gedetailleerd mogelijk op te stellen en te voorzien van foto’s.

Een afschrift van het procesverbaal wordt toegezonden aan degene die de zaken onder zijn beheer had, dus de eigenaar c.q. houder van de inboedel.

Burgemeester en Wethouders moeten zorg dragen voor ordentelijke opslag van de meegevoerde zaken. Ten aanzien van het teruggeven van de meegevoerde zaken aan de rechthebbende hebben Burgemeester en Wethouders een retentierecht. Namelijk, de afgifte van de meegevoerde zaken kan worden opgeschort, totdat de in de bestuursdwangbeschikking genoemde kosten zijn voldaan (artikel 5:29, vierde lid, van de Awb).

Hoe lang moeten de meegevoerde zaken worden bewaard?

Ingevolge artikel 5:30, eerste lid, van de Awb, is hoofdregel dat de zaken maximaal dertien weken moeten worden bewaard. Na het verstrijken van deze termijn hebben Burgemeester en Wethouders de keuze, afhankelijk van de staat van de meegevoerde zaken, tussen:

  • ­

    Verkoop;

  • ­

    Overdragen om niet aan een derde;

  • ­

    Vernietigen.

Er zijn twee uitzondering op de termijn van dertien weken van bewaring.

Ten eerste hoeft er niet dertien weken bewaard te worden indien de eigenaar c.q. houder van de inboedel de verklaring van het afstand doen van de inboedel ondertekend heeft geretourneerd.

Ten tweede hoeft er niet dertien weken bewaard te worden indien de kosten van bewaring uitgaan boven de waarde van de inboedel. Er mag dan eerder worden overgegaan tot parate executie, doch niet eerder dan twee weken nadat het procesverbaal van medeneming aan de eigenaar c.q. houder is toegezonden, tenzij het gevaarlijke stoffen of eerder aan bederf onderhevige zaken betreft (artikel 5:30, tweede en derde lid, van de Awb).

Indien de meegevoerde zaken worden verkocht dient van de opbrengst hiervan de in de bestuursdwangbeschikking genoemde kosten te worden afgetrokken, vermeerderd met de kosten van de verkoop. Het batig saldo wordt afgedragen aan degene die op de datum van de verkoop eigenaar was. Als de eigenaar niet bekend is, wordt het batig saldo gedurende drie jaren, gerekend vanaf de datum van de verkoop, gereserveerd. Na die termijn vervalt het batig saldo aan de gemeente (artikel 5:30, vierde lid, van de Awb).

6)Het kostenverhaal.

In artikel 5:26 van de Awb wordt de bevoegdheid gegeven om de kosten verbonden aan het toepassen van de bestuursdwang te verhalen. Echter, dan moet wel aan de voorwaarde voldaan zijn dat dit kostenverhaal reeds is medegedeeld in de bestuursdwangbeschikking (artikel 5:25, tweede lid, van de Awb).

De volgende kosten kunnen verhaald worden:

  • -

    De kosten van inzameling van de ontruimde zaken;

  • -

    De kosten van transport van de ontruimde zaken;

  • -

    De administratiekosten, begeleiding en toezicht;

  • -

    De kosten van bewaring.

Bedacht moet worden dat, voor zover de kosten betrekking hebben op de voorbereiding van bestuursdwang, deze alleen kunnen worden verhaald voor zover gemaakt na het verstrijken van de begunstigingstermijn (artikel 5:24, vierde lid, van de Awb).

De invorderingsprocedure.

De invorderingsprocedure wordt ingezet door middel van het zenden van een nota waarin de kosten gespecificeerd worden aangegeven en waarin een betalingstermijn wordt gegeven.

Indien de betalingstermijn is verstreken en er nog niet betaald is, dient er een herinnering te worden gestuurd. In de herinnering die gezonden wordt dient vermeld te staan dat bij het niet voldoen van het bedrag binnen de gestelde termijn, de aangeschrevene in verzuim raakt, wat als

gevolg heeft dat de aangeschrevene vanaf dat moment de wettelijke rente alsmede de invorderingskosten over het te vorderen bedrag verschuldigd is (artikel 6:82 van het Burgerlijk Wetboek).

Na het verstrijken van de betalingstermijn en de extra termijn na herhaling hebben Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 5:26, eerste lid, van de Awb, de bevoegdheid om de kosten bij dwangbevel te vorderen. De wettelijke rente en de invorderingskosten maken nu onderdeel uit van de te verhalen kosten.

Artikel 5:26, derde lid, van de Awb, geeft aan degene tot wie het dwangbevel zich richt de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen bij de Arrondissimentsrechtbank Maastricht. Het bijzondere van het aantekenen van verzet is, dat dit de tenuitvoerlegging van het dwangbevel door de deurwaarder schorst.

Hoofdstuk 3

Te volgen procedure

In het voorgaande hoofdstuk is uitvoerig omschreven hoe een bestuursdwangprocedure dient plaats te vinden om zo goed en zorgvuldig mogelijk te zijn.

Deze bestuursdwangprocedure is geprojecteerd op de gemeente Gulpen-Wittem, wat resulteert in het navolgende stappenplan van wie en hoe dient te handelen tijdens een bestuursdwangprocedure in verband met een huisuitzetting.

Stappenplan.

Zodra een afschrift van een deurwaardersexploot tot een huisuitzetting binnenkomt bij het cluster Algemeen Juridische Zaken (verder te noemen AJZ), dienen de volgende stappen doorlopen te worden:

I Door AJZ wordt naar de deurwaarder een ontvangstbevestiging gestuurd.

II Door AJZ wordt een waarschuwing inzake toepassing bestuursdwang aangetekend verzonden aan degene waartegen het deurwaardersexploot tot een huisuitzetting is gericht.

(zie bijlage 1)

Tevens wordt naar dezelfde persoon een verklaring afstand van roerende zaken verzonden.

(zie bijlage 2)

Door AJZ wordt ook een waarschuwing inzake toepassing bestuursdwang aangetekend verzonden aan de executant.

(zie bijlage 1 a)

III Door AJZ wordt aan de deurwaarder een afschrift verzonden van de waarschuwingen inzake toepassing bestuursdwang.

(zie bijlage 3)

IV Door AJZ wordt een afschrift van het deurwaardersexploot tot een huisuitzetting geven aan de administratief ondersteunende medewerker van AJZ en aan het cluster SoZa.

V AJZ licht schriftelijk de transporteur, degene die in naam van gemeente de goederen en het afval afvoert en opslaat, reeds nu al in dat er een reële kans bestaat dat er op de datum genoemd in het exploot een huisuitzetting zal plaatsvinden, waarna er een toepassing bestuursdwang zal plaatsvinden. De transporteur kan dan in zijn planning hiermee rekening houden dat er een kans bestaat dat hij inboedel dient mee te nemen en op te slaan.

VI De dag voor dat de huisuitzetting zal plaatsvinden, dient AJZ bij de deurwaarder en/of de executant te informeren of de huisuitzetting doorgaat. Het resultaat van dit informeren dient doorgegeven te worden aan de administratief ondersteunende medewerker van AJZ, en aan de transporteur.

VII AJZ bereidt een aanschrijving inzake toepassing bestuursdwang voor.

(zie bijlage 4)

VIII Op de dag en het tijdstip van de huisuitzetting dient een medewerker van AJZ en de administratief ondersteunende medewerker van AJZ zich op de hoogte te gaan stellen van het feit of er goederen en afval op de openbare weg worden geplaatst. De medewerker van AJZ maakt de bestuursdwangbeschikking bekend.

IX Om 13.45 uur wordt door AJZ opdracht verleend aan de transporteur om naar de plaats van de huisuitzetting te gaan.

X Indien er inderdaad om 14.00 uur nog goederen en afval op de openbare weg zijn geplaatst, wordt door de transporteur overgegaan, onder toezicht van de administratief ondersteunende medewerker van AJZ, tot het feitelijk uitvoeren van de last van de bestuursdwangbeschikking.

XI Nadat de goederen en het afval door de transporteur zijn meegenomen en opgeslagen, wordt door AJZ aan de eigenaar c.q. houder van de goederen en het afval mededeling gedaan van het meenemen en opslaan van de roerende zaken. Deze mededeling bevat als bijlage het procesverbaal, welke is opgemaakt door de administratief ondersteunende medewerker van AJZ.

(zie bijlage 5)

XII Als de eigenaar c.q. houder binnen dertien weken zijn roerende zaken opeist, kan hij deze ophalen bij de transporteur na betaling van de kosten van het toepassen van bestuursdwang. Deze kosten dienen middels een overmaking te worden betaald. Zodra is betaald geeft het cluster Financiën dit door aan AJZ, waarna deze de transporteur toestemming geeft om de roerende zaken in eigendom terug te geven aan de eigenaar c.q. houder.

XIII Als na dertien weken de roerende zaken nog steeds niet zijn opgehaald, wordt door AJZ aangetekend een brief ter inning van de kosten van het toepassen van bestuursdwang verzonden aan de eigenaar c.q. houder van de roerende zaken. Een afschrift van deze brief gaat naar het cluster Financiën.

(zie bijlage 6)

XIV Door AJZ wordt aan de transporteur opdracht gegeven om over te gaan tot verkoop, overdracht om niet aan een derde of vernietiging van de roerende zaken.

XV Dertig dagen na het verzenden van de brief ter inning van de kosten van het toepassen van bestuursdwang wordt door het cluster Financiën nagegaan of de kosten zijn betaald.

XVI Zijn de kosten betaald dan geeft het cluster Financiën dit door aan AJZ, waarna deze de transporteur toestemming geeft om de roerende zaken in eigendom terug te geven aan de eigenaar c.q. houder.

XVII Zijn de kosten niet betaald dan stuurt het cluster Financiën een herinnering met het verzoek

om te betalen binnen een termijn van dertig dagen.

XVIII Dertig dagen na het verzenden van de herinnering wordt wederom door het cluster

Financiën nagegaan of de kosten zijn betaald.

XIX Zijn de kosten dan geeft het cluster Financiën dit door aan AJZ, waarna deze de transporteur toestemming geeft om de roerende zaken in eigendom terug te geven aan de eigenaar c.q. houder.

XX Zijn de kosten niet betaald dan wordt door het cluster Financiën een dwangbevel

uitgevaardigd. Als uiteindelijk de kosten zijn betaald wordt dit door het cluster Financiën

doorgegeven aan AJZ, waarna deze de transporteur toestemming geeft om de roerende

zaken in eigendom terug te geven aan de eigenaar c.q. houder.