Regeling vervallen per 01-01-2013

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen (9.29)

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen (9.29)

Onderwerp: Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen

Samenvatting

Deze nadere regels geven aan hoe de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen worden uitgevoerd.

Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;

wettelijke basis: bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, Invorderingswet 1990, Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, Verordening forensenbelasting, Verordening hondenbelasting, Verordening onroerende-zaakbelastingen, Verordening rioolheffing en Verordening toeristenbelasting.

besluit:

vast te stellen de

Uitvoeringsregeling voor de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen

Algemene bepaling

Artikel 1

  • 1.

    Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze regeling worden rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

  • 3.

    De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 van deze regeling blijft bij de op andere wijze geheven belastingen buiten toepassing.

Aangifte

Artikel 2

  • 1.

    De belastingplichtige voor de:

    • a.

      forensenbelasting

    • b.

      hondenbelasting;

    • c.

      onroerende-zaakbelastingen;

    • d.

      rioolheffing;

    • e.

      toeristenbelasting

  • aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet.

  • 3.

    Als formulier van het aangiftebiljet forensenbelasting wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage FB1 bij deze regeling opgenomen model.

  • 4.

    Als formulier van het aangiftebiljet hondenbelasting wordt vastgesteld:

    • a.

      voor het doen van aangifte, het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage HB1 bij deze regeling opgenomen model;

    • b.

      voor het afmelden van honden, het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage HB 2 bij deze regeling opgenomen model.

  • 5.

    Als formulier van het aangiftebiljet onroerende-zaakbelastingen wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage OZB1 bij deze regeling opgenomen model.

  • 6.

    Als formulier van het aangiftebiljet rioolheffing wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage RR1 bij deze regeling opgenomen model.

  • 7.

    Als formulier van het aangiftebiljet toeristenbelasting wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage TB1 bij deze regeling opgenomen model. Bij dat formulier voegt de belastingplichtige een afschrift van een jaarrekening waaruit blijkt hoeveel overnachtingen er in het belastingjaar zijn geweest.

Gebruik nachtsverblijfsregister toeristenbelasting

Artikel 3

Bij de vaststelling van feiten voor de heffing van toeristenbelasting kan de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, bedoelde ambtenaar het door belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister raadplegen.

Voorlopige aanslag

Artikel 4

  • 1.

    De in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.

  • 2.

    De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan:

    • a.

      voor de rioolheffing geschieden op grond van de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over het meest recente kalenderjaar en

    • b.

      voor de toeristenbelasting geschieden op grond van het gemiddelde dat voortvloeit uit de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over elk van de twee voorafgaande jaren.

  • met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belastingen alsmede met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belastingen van belang kunnen zijn. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de aanslag vermoedelijk lager zal worden vastgesteld, lager is dan het op voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag

Rente

Artikel 5

  • 1.

    Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat ingevolge artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2.

    Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking van de in het tweede lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze totaal een bedrag van € 25,-- niet te boven gaat.

Inwerkingtreding

Artikel 6

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2012.

  • 2.

    Op het moment dat deze nadere regels in werking treden, wordt de op 26 september 2001 vastgestelde en op 1 november 2005 gewijzigde Regeling gemeenteljke belastingen 2002 ingetrokken.

Citeertitel

Artikel 7

Deze nadere regels worden aangehaald als: Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen.

Haaksbergen, 10 januari 2012

burgemeester en wethouders

J.J.A. Broekman dr. J.C. Gerritsen

secretaris burgemeester

Bijlage

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen (pdf | 41 kB)