Regeling vervallen per 01-04-2014

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand (Wwb) (4.6)

Geldend van 16-09-2004 t/m 31-03-2014

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand (Wwb) (4.6)

Nummer:

Onderwerp: Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand (Wwb)

De gemeenteraad van Haaksbergen:

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 mei 2004

gelet op de artikel 8, eerste lid, onder a, en tweede lid,van de Wet werk en bijstand, de Gemeentewet en de Algemene Wet bestuursrecht

overwegende dat voor de uitvoering van activering en reïntegratie van bepaalde doelgroepen een verordening noodzakelijk is,

besluit:

vast te stellen

de Verordening reïntegratie op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    uitkeringsgerechtigden: personen tot 65 jaar met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ;

  • e.

    CWI: Centrum Werk en Inkomen;

  • f.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die als werkzoekende geregistreerd staan bij het CWI;

  • g.

    Nuggers: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij het CWI en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

  • h.

    jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers niet ouder dan 23 jaar;

  • i.

    voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet: een instrument binnen een traject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen zoals werken met behoud van uitkering; proefplaatsing; stageplek; scholing; training; vrijwilligerswerk;

  • j.

    de raad: de gemeenteraad;

  • k.

    werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet.

  • l.

    arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met een arbeidsovereenkomst wordt gelijkgesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht:

  • m.

    traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door het collegeaan hem opgelegd geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van betaalde arbeid;

  • n.

    trajectplan: een schriftelijke overeenkomst waarin de inhoud van het traject is vastgelegd, ondertekend door belanghebbende, een vertegenwoordiger van de gemeente en eventueel een vertegenwoordiger van een betrokken reïntegratiebedrijf;

  • o.

    wettelijk minimumloon: het wettelijk minimumloon dat van toepassing is op de werknemer, exclusief werkgeverslasten;

  • p.

    zelfstandige: de persoon die een levensvatbaar bedrijf begint of een zelfstandig beroep gaat uitoefenen.

  • q.

    aanbesteden: het inkopen van trajecten bij reïntegratiebedrijven.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Opdracht college

Artikel 2

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3

  • 1.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening minimaal eens in de twee jaar beleidsregels vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven.

  • 2.

    Deze beleidsregels omvatten in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • b.

      de wijze waarop de aanbesteding van reïntegratievoorzieningen en reïntegratietrajecten wordt vormgegeven;

    • c.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

    • d.

      het beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening voor belanghebbenden

Aanspraak op ondersteuning

Artikel 4

  • 1.

    Het college doet de belanghebbende een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en de in artikel 3 genoemde beleidsregels.

Verplichtingen van de belanghebbende

Artikel 5

  • 1.

    Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplichthiervan gebruik te maken.

  • 2.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening.

  • 4.

    Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt vaneen voorziening, niet voldoet aan het bepaalde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Sluitende aanpak

Artikel 6

  • 1.

    Elke uitkeringsgerechtigde krijgt binnen 12 maanden na inschrijving bij het CWI een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

  • 3.

    Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Budget- en subsidieplafonds

Artikel 7

  • 1.

    Het college stelt in beleidsregels een budgetplafond vast voor het totaal aan aan te bieden voorzieningen aan nuggers en anw-ers.

  • 2.

    Het college stelt in beleidsregels de hoogte vast van de scholingspremies, deeltijdwerkpremies, uitstroompremies, stimuleringspremies, loonkostensubsidies bij proefplaatsingen en de vergoeding bij werkstages.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Algemene bepalingen over voorzieningen

Artikel 8

  • 1.

    In de beleidsregels als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3.

    Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4.

    Het college kan ten aanzien van de voorzieningen bedoeld in de artikelen 9 tot en met 14 met inachtneming van hetgeen daarover in de beleidsregels als bedoeld in artikel 3, is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • d.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Werkstages

Artikel 9

  • 1.

    Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3.

    Deze werkstage duurt maximaal 6 maanden.

  • 4.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5.

    In een schriftelijke overeenkomst met het stagebiedend bedrijf, de belanghebbende en een vertegenwoordiger van de gemeente worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 6.

    Bij toekomstige wijzigingen van de wettelijke termijn dat een belanghebbende met behoud van uitkering mag werken, wijzigt de termijn genoemd in lid 3.

Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie

Artikel 10

  • 1.

    Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoonbedoeld inartikel 1, onderdeel d, f en g, een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling;

  • 2.

    In beleidsregels stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3.

    De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

  • 4.

    De subsidie wordt ingezet bij proefplaatsingen en dit wordt geregeld in door het college vast te stellen beleidsregels. Bij de verstrekking van loonkostensubsidies wordt rekening gehouden met de Verordening Werkgelegenheidssteun (Nr. 2204/2002) en de Verordening minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001). Verstrekking van loonkostensubsidies bij proefplaatsingen leidt niet tot staatssteun en het totaal aan verstrekte loonkostensubsidies zal niet het vastgestelde plafond aan te ontvangen loonkostensubsidies voor bedrijven overschrijden.

Gesubsidieerde arbeid

Artikel 11

  • 1. Het college onderzoekt of een voorziening voor gesubsidieerde arbeid kan worden getroffen en stelt ter uitvoering daarvan beleidsregels vast.

Artikel 12

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2.

    Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

Scholing

Artikel 13

  • 1.

    Het college kan aan belanghebbenden een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

  • 3.

    Het college stelt beleidsregels vast ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Premies

Artikel 14

  • 1.

    Het college kan aan belanghebbenden waar een trajectplan mee is overeengekomen scholingspremies, stimuleringspremies, uitstroompremies en deeltijdwerkpremies toekennen.

  • 2.

    Het college stelt beleidsregels vast over de doelgroepen en de hoogte van de premies.

Overige vergoedingen

Artikel 15

Het college kan een subsidie verstrekken aan belanghebbenden voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Deze kosten dienen te staan vermeld in het ondertekende trajectplan.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Hardheidsclausule

Artikel 16

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Inwerkingtreding

Artikel 17

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 september 2004.

  • 2.

    Op het moment dat deze verordening in werking treedt worden de volgende Verordeningen ingetrokken:

  • a.

    Verordening WIW scholing en activering, vastgesteld in de raadsvergadering van 26 november 2003

  • b.

    Verordening gemeentelijk premiebeleid WIW en vrijlating inkomsten Abw vastgesteld in de raadsvergadering van 27 mei 1998.

Citeertitel

Artikel 18

Deze verordening kan worden aangehaald als: Reïntegratieverordening.

Ondertekening

Haaksbergen, 23 juni 2004
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
(mr. G. Raaben) (drs. K.B. Loohuis)
(Eerste wijziging Reïntegratieverordening is in de openbare raadsvergadering van 14 december 2005 vastgesteld en is inwerkinggetreden op 1 januari 2005)

Toelichting

Inleiding

Volgens de Wet werk en bijstand (hierna: wet) krijgt het college de opdracht voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, nuggers en Anw-ers. De wet draagt de raad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld.

De basis voor de verordening is neergelegd in de artikel 8, eerste lid, onder a, van de wet. In artikel 10 van de wet is geregeld welke personen aanspraak maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling.

Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden:

  • -

    de aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente;

  • -

    het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen;

  • -

    het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken;

  • -

    de beschikbaarheid van financiële middelen.

Het beleid wordt als volgt vastgesteld:

  • 1.

    In de verordening wordt het beleid voor de langere duur vastgelegd.

  • 2.

    In de door de raad vast te stellen beleidsregels (artikel 3 van de verordening), komen naast algemene uitgangspunten komen ook onderwerpen aan de orde als het inkoop- en aanbestedingsbeleid van reïntegratietrajecten en de afstemming met andere beleidsterreinen als onderwijs, zorg en economie.

  • 3.

    In door het college vast te stellen beleidsregels worden de hoogtes van premies en subsidies vastgesteld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand (hierna: wet).

Artikel 2 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de wet.

Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de wet dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan, maar met name in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.

Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

Artikel 3 Beleidsregels

Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt de wet aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van door het college vast te stellen beleidsregels.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

De wet stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de wet zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).

In het tweede lid wordt expliciet te koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de belanghebbende en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en de door de raad vast te stellen beleidsregels.

Artikel 5 Verplichtingen van de belanghebbende

In de wet is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Het derde lid biedt de verbinding met de Afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan het college de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen het college (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

Artikel 6 Sluitende aanpak

De Wet inschakeling werkzoekenden (hierna: WIW) kende een wettelijke sluitende aanpak voor jongeren (artikel 9). Daarnaast zijn in het kader van de Agenda voor de Toekomst afspraken gemaakt over een sluitende aanpak voor nieuwe instroom en voor het zittend bestand. De wet kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat.

Desondanks kan de gemeente van oordeel zijn dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. Hierbij kan ieder geval gedacht worden aan jongeren, maar ook aan andere groepen uitkeringsgerechtigden. Artikel 6 biedt de mogelijkheid deze sluitende aanpak te regelen. Het eerste lid geeft de algemene formulering. Het tweede lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen. Het derde lid geeft de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken.

Artikel 7 Subsidie- en budgetplafonds

Uitstroom van nuggers en anw-ers levert de gemeente geen geldelijk rendement op. Het ligt in de rede daarom een maximumbedrag vast te stellen, dat aan deze doelgroepen aan voorzieningen kan worden aangeboden. Het instellen van een maximum aan het gezinsinkomen voor nuggers is ook reëel.

Voorlopig wordt daar nog geen gebruik van gemaakt, maar dit artikel maakt het in de toekomst wel mogelijk.

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een belanghebbende gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen het college dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook

verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever.

Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het reïntegratiebedrijf wordt verklaard dat deze Reïntegratieverordening en daarop gebaseerde beleidsregels van toepassing zijn.

Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor

voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

Artikel 9 Werkstages

Werkstages zijn een betrekkelijk nieuw instrument voor gemeenten om langdurig werklozen te reïntegreren. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal.

Het eerste lid van artikel 9 artikel geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkstage.

Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is met name van belang om te voorkomen dat de belanghebbende claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, en bij de rechter loonbetaling afdwingt.

Het derde lid geeft de maximale duur aan.

Het vierde lid geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed.

In het vijfde lid wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stage-overeenkomst) wordt opgesteld.

Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een werkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.

Artikel 10 Loonkostensubsidies bij proefplaatsingen

Het instrument loonkostensubsidies gericht op reïntegratie is bekend van de werkervaringsplaatsen uit de WIW, echter, onder de wet zijn deze geheel vormvrij geworden. Dit product is verder beschreven in de beleidsregels Mooi (maat)werk.

Artikel 11 Gesubsidieerde arbeid

Recente ontwikkelingen in de gesubsidieerde arbeid maken het noodzakelijk dat nieuw te vormen beleid in aparte beleidsregels worden vastgesteld. Met het opnemen van dit artikel wordt in de toekomst mogelijkheden van nieuwe vormen gesubsidieerde arbeid mogelijk gemaakt.

Artikel 12 Sociale activering

Volgens de wet dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop.

Dit onderscheid wordt in dit artikel benadrukt.

Artikel 13 Scholing

Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te geven die in de verordening moeten worden opgenomen.

Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening die door de gemeente ingekocht kan worden, als in de vorm van een subsidie.

Dit laatste kan van belang zijn indien de belanghebbende op eigen initiatief met een vorm van scholing komt die door het college als noodzakelijk wordt geacht, maar die niet bestaat binnen het reguliere scholingsaanbod van de gemeente.

Artikel 14 Premies

In de wet is geregeld in artikel 31, lid 2, onder j, dat jaarlijks een activeringspremie van maximaal € 1944,-- kan worden verstrekt. Deze premie is onbelast, en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. De hoogte van de premies worden ook in beleidsregels vastgelegd.

Artikel 15 Overige vergoedingen

Het is denkbaar dat het college, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. Te denken valt aan reiskosten, kosten van kinderopvang en andere kosten.

Artikel 16 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 18 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.