Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15d)

Geldend van 08-12-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15d)

Samenvatting

Deze verordening geeft aan hoe de gemeente Haaksbergen invulling geeft aan:

a. het bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, b. het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving en c. het bieden van beschermd wonen en opvang.

De gemeenteraad van Haaksbergen;

Voorstel van het college van 31 oktober 2017

Wettelijke basis:

Bepaling van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid), het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4), de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Besluit:

Vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • b.

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • c.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wmo 2015;

  • d.

    bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wmo 2015;

  • e.

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015;

  • f.

    hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015;

  • g.

    maatwerkvoorziening collectief vervoer: collectief vervoer voor het lokaal vervoer van personen met een beperking;

  • h.

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015;

  • i.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015;

  • j.

    HO: huishoudelijke ondersteuning is een basismodule met vijf aanvullende modules, waarbij de basismodule resultaatgericht en de aanvullende modules in minuten worden geïndiceerd;

  • k.

    OZL: ondersteuning zelfstandig leven;

  • l.

    OMD: ondersteuning maatschappelijke deelname;

  • m.

    Voorliggende voorzieningen: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • n.

    Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan de Wmo 2015 waarmee aan de hulpvraag tegemoet wordt gekomen;

  • o.

    Overheadkosten: kosten die niet direct betrekking hebben op de taken, maar betrekking hebben op de organisatie van de aanbieder, te weten:

    • directie, management en secretariële ondersteuning;

    • personeel en organisatie;

    • informatisering en automatisering;

    • financiën en control;

    • communicatie;

    • juridische zaken;

    • facilitaire zaken.

Artikel 2 Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de Wmo 2015 bij nadere regels op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

Artikel 3 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het verslag waarover het college nadere regels vaststelt als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college:

      • 1.

        niet op eigen kracht,

      • 2.

        met gebruikelijke hulp,

      • 3.

        met mantelzorg of

      • 4.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel

      • 5.

        met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of

      • 6.

        algemene voorzieningen,kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek waarover het college nadere regels vaststelt, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven,of

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college:

      • 1.

        niet op eigen kracht,

      • 2.

        met gebruikelijke hulp,

      • 3.

        met mantelzorg of

      • 4.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel

      • 5.

        met gebruikmaking van algemene voorzieningen, kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek waarover het college nadere regels vaststelt, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn hulpvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 4 Inhoud beschikking

  • 1.

    Het college geeft in de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in ieder geval aan of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt .

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura legt het college in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt en indien van toepassing;

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb legt het college in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage informeert het college de cliënt daarover in de beschikking.

Artikel 5 Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wmo 2015.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de Wmo 2015 verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regels aan welke voorwaarden een pgb-plan moet voldoen.

  • 4.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 5.

    De maximale hoogte van een pgb voor:

    • a.

      een zaak wordt bepaald op de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;

    • b.

      HO:

      • 1.

        door een niet daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder wordt bepaald op basis van het laagste toepasselijke tarief per resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2.

        door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder, of waarvoor bijzondere deskundigheid is vereist wordt bepaald op basis van het laagste toepasselijke tarief per resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 3.

        door een niet daartoe opgeleid persoon die niet in dienst is bij een zorgaanbieder of een persoon uit het sociale netwerk, wordt bepaald op basis van 70% van het laagste toepasselijke tarief per resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • c.

      OZL:

      • 1.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder wordt bepaald op basis van het laagste toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon niet in dienst bij een zorgaanbieder wordt bepaald op basis van 85% van het laagste toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 3.

        uitgevoerd door een niet daar toe opgeleid persoon of persoon die behoort tot het sociaal netwerk € 20,00 per uur gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening;

    • d.

      OMD:

      • 1.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder wordt bepaald op basis van het laagste toepasselijke tarief per dagdeel dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon niet in dienst bij een zorgaanbieder wordt bepaald op basis van 85% van het laagste toepasselijke tarief per dagdeel dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 3.

        uitgevoerd door een niet daar toe opgeleid persoon of persoon die behoort tot het sociaal netwerk € 20,00 per dagdeel gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening;

    • e.

      kortdurend verblijf- en respijtzorg:

      • 1.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst van een zorgaanbieder wordt bepaald op basis van het laagste toepasselijke tarief dat voor dergelijke begeleiding per etmaal uitgevoerd door een daartoe opgeleide beroepskracht zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon niet in dienst bij een zorgaanbieder wordt bepaald op basis van 85% van het laagste toepasselijke tarief dat voor dergelijke begeleiding per etmaal uitgevoerd door een daartoe opgeleide beroepskracht zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 3.

        uitgevoerd door een niet daar toe opgeleid persoon of persoon die behoort tot het sociaal netwerk € 15,00 per etmaal;

    • f.

      vervoer van en naar de ondersteuning maatschappelijke deelname, hierbij wordt uitgegaan van de dichtst bij de woning van de cliënt gelegen geschikte locatie maatschappelijke deelname en rekening gehouden met eventuele beperkingen die het reizen met bepaalde vormen van het openbaar vervoer door de cliënt belemmeren;

      • 1.

        uitgevoerd door een persoon in dienst bij een vervoersbedrijf wordt bepaald op basis van het laagste toepasselijke tarief voor vervoer OMD door een gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2.

        uitgevoerd door een persoon niet in dienst bij een vervoersbedrijf of een persoon die behoort tot het sociale netwerk wordt bepaald op 85% van het laagste toepasselijke tarief voor vervoer OMD door een gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • g.

      taxi- en rolstoeltaxivervoer: op basis van het in de regio Twente gangbare toepasselijke tarief, uitgaande van maximaal 1.500 kilometers per jaar;

    • h.

      een autoaanpassing wordt bepaald op basis van het programma van eisen voor de aanpassing en de laagste kostprijs voor een vergelijkbare aanpassing in natura;

    • i.

      verhuishulp: op basis van de laagste kostprijs van de verhuizing die hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente contracteerde verhuizer en rekening houdende met de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende verhuizer;

    • j.

      aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel: op basis van de laagste prijs en het laagste tarief dat hiervoor zouden worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier;

    • k.

      het bezoekbaar maken van een woning: op basis van de laagste kostprijs van de noodzakelijke aanpassingen die hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aannemer en rekening houdende met de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende aannemer.

  • 6.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk als:

    • a.

      deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van het vierde en vijfde lid van dit artikel gehanteerde tarief en;

    • b.

      tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

Artikel 6 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot. Client is geen eigen bijdrage verschuldigd voor de maatwerkvoorziening scootmobielpool en de maatwerkvoorziening collectief vervoer.

  • 2.

    De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs.

  • 3.

    De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 4.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 5.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 7 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelenin overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 8 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de Wmo 2015, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 9 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • f.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt;

    • g.

      de cliënt de in natura en in bruikleen verstrekte maatwerkvoorziening onzorgvuldig gebruikt.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 10 Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wmo 2015.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van de betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoelt in artikel 9, tweede lid, onder d van deze verordening.

  • 3.

    Het college stelt de cliënt schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 11 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 12 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo 2015 en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:1°. een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en 2°. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo 2015, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo 2015, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 13 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente Haaksbergen bestaat.

Artikel 14 Klachtregeling

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 15 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 16 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Het college betrekt ingezetenen bij het beleid over de Wmo 2015 op de wijze zoals vast gelegd in de Verordening Participatieraad Haaksbergen.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 8 december 2017.

  • 2.

    Op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt de op 21 december 2016 vastgestelde Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen ingetrokken met dien verstande dat artikel 8 van de op 21 december 2016 vastgestelde verordening nog geldt tot en met 31 december 2017.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening maatschappelijke ondersteuning.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 29 november 2017.

mr. G. Raaben

griffier

G.J. Kok MDR

burgemeester

Ondertekening