Regeling vervallen per 01-01-2019

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.34c)

Geldend van 08-12-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.34c)

Samenvatting

Deze beleidsregels geven uitwerking aan een aantal bevoegdheden die in de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning zijn opgenomen.

Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;

Wettelijkebasis:

bepalingen van Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Verordening maatschappelijke ondersteuning, Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Besluiten:

Vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 1 Begripsbepaling

Deze beleidsregels verstaan onder:

  • a.

    mantelzorgwoning: een aan- of bijgebouw bij de woning die geschikt wordt gemaakt, dan wel een tijdelijke mantelzorgunit aan of bij de woning van de mantelzorger of de cliënt, die wordt bewoond door cliënt of mantelzorger;

  • b.

    Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 2 Uitwerking criteria maatwerkvoorziening (artikel 3, tweede lid, van de verordening)

  • 1.

    Het college verstaat onder eigen kracht dat de cliënt eerst kijkt in hoeverre hij zelf, of samen met zijn directe omgeving indien dat mogelijk is, een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van zijn situatie. Het college is van oordeel dat het heel normaal is dat je je inspant om je eigen situatie te verbeteren of dat je iets doet voor een partner of familielid die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. Daarbij heeft de gemeente de verantwoordelijkheid om te bevorderen dat burgers en hun omgeving hun eigen probleemoplossend vermogen benutten en versterken en daardoor niet of zo min mogelijk aangewezen raken op maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    Het college verstaat onder mantelzorg, hetgeen daarover in de Wmo 2015 is bepaald en legt dat als volgt uit: Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie de cliënt regelmatig contact houdt. De mantelzorger en de cliënt hoeven niet per se in één huis te wonen. Het verlenen van mantelzorg overstijgt qua duur en intensiteit de normale gang van zaken. Het gaat om hulp die verder gaat dan gebruikelijke hulp. Het college kijkt naar de behoeften, mogelijkheden en belastbaarheid van de mantelzorger. Het college gaat uit van wat redelijkerwijs de mogelijkheden van de mantelzorger zijn. Wat redelijkerwijs verwacht kan worden van een mantelzorger, verschilt van persoon tot persoon en is mede afhankelijk van de aard van de relatie en de situatie waarin de cliënt en de mantelzorger zich op dat moment bevinden. Het college gaat daarbij vooral uit van wat de mantelzorger zelf aangeeft. Naast de fysieke gesteldheid van de mantelzorger, kijkt het college ook naar de tijd die de mantelzorger beschikbaar heeft. Het college gaat met enige regelmaat de situatie van de cliënt en die van de mantelzorger bezien. Dit zorgt ervoor dat de belastbaarheid van de mantelzorger goed in het oog wordt gehouden en dat overbelasting zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het college heeft oog voor wat nodig is om de mantelzorg zo structureel mogelijk te laten plaatsvinden en de mantelzorger af en toe te kunnen ontlasten. Het college houdt rekening met de inzet van kinderen. Mantelzorg mag nooit ten koste gaan van het welbevinden en ontwikkeling van kinderen, zoals omgaan met leeftijdgenoten, vrijetijdsbesteding en de schoolprestaties. Het college slaat acht op het vermogen en de ontwikkeling van kinderen.

  • 3.

    Het college verstaat onder sociaal netwerk hetgeen daarover in de Wmo 2015 is bepaald en legt dit als volgt uit: Dit zijn personen met wie de cliënt regelmatig contacten onderhoudt, zoals bijvoorbeeld familieleden, huisgenoten, mantelzorgers, buren en medeleden van een vereniging.

  • 4.

    Het college verstaat onder een algemeen gebruikelijke voorziening hetgeen daarover in de Verordening is bepaald en legt dit als volgt uit: Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of mensen nu wel of geen beperking hebben. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de melding/aanvraag. Algemeen gebruikelijke voorzieningen hoeven niet vanuit de Wmo 2015 te worden verstrekt.

Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:

  • niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, én;

  • in de reguliere handel verkrijgbaar is, én;

  • in prijs vergelijkbaar is met soortgelijke producten, die algemeen gebruikelijk worden geacht.

Uitzonderingen op deze criteria kunnen zijn situaties waarin:

  • de handicap plotseling ontstaat, waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal aangeschaft of vervangen moeten worden;

  • de cliënt een inkomen heeft, dat door aantoonbare kosten van de handicap onder de voor hem geldende bijstandsnorm dreigt te komen.

Het college merkt de volgende voorzieningen als algemeen gebruikelijk aan (niet limitatief):

  • het gebruik van een auto;

  • eigen auto en de gebruikskosten die daaraan verbonden zijn;

  • autoaccessoires zoals: airconditioning, stuurbekrachtiging, elektrisch bedienbare ruiten, trekhaak, cruise control;

  • bakfiets, fietskar, aanhangfiets;

  • elektrische fiets/tandem (al dan niet met lage instap) voor een persoon van 16 jaar en ouder;

  • fiets met trapondersteuning;

  • spartamet/tandemmet;

  • fiets met lage instap/ ligfiets;

  • rollator;

  • herinrichtingskosten;

  • éénhendelmengkranen;

  • antislipvloer/coating;

  • keramische- of inductiekookplaat;

  • ophogen tuin/bestrating bij verzakking;

  • renovatie van badkamer en keuken die 25 jaar of ouder is1;

  • verhoogd toilet of toiletverhoger;

  • tweede toilet/sanibroyeur;

  • wandbeugels;

  • douchestoel;

  • zonwering (inclusief elektrische bediening).

  • kinderopvang;

  • een instantie waar mensen (al dan niet tegen kostprijs) huishoudelijke hulp kunnen verkrijgen bijvoorbeeld de witte werkster);

  • openbaar vervoer;

  • alarmering;

  • boodschappenservice;

  • maaltijdvoorziening;

  • was- en strijkservice;

  • glazenwasser.

(1. De sociale woningbouw hanteert voor de renovatie van badkamer en keuken een termijn van ongeveer 25 jaar. Omdat als ondergrens voor wat acceptabel is in de Wmo het niveau sociale woningbouw wordt gehanteerd, wordt dit eveneens toegepast voor eigenaren van een koopwoning en de vrije huursector.)

  • 5.

    Het college verstaat onder een algemene voorziening hetgeen daarover in de Wmo 2015 is bepaald en legt dit als volgt uit: Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor alle ingezetenen van Haaksbergen; ook mensen die zorg ontvangen als bedoeld in de Wet langdurige zorg (Wlz) kunnen dus bijvoorbeeld gebruik maken van een algemene voorziening voor sociaal vervoer of mantelzorgondersteuning. Deze voorzieningen stellen mensen in staat om (ondanks hun beperkingen) zelfredzaam en zelfstandig te zijn en mee te blijven doen (participatie).

Voor een algemene voorziening is geen toestemming (indicatie) en doorverwijzing van een instantie nodig. Algemene voorzieningen kunnen privaat zijn, publiek of een combinatie van beide. Het college merkt de volgende voorzieningen als algemene voorzieningen aan (niet limitatief):

  • klussendienst;

  • anonieme hulp op afstand;

  • buurtbus;

  • beschikbare rolstoelpool;

  • opvang voor dak- en thuislozen die uitsluitend bestaat uit slapen en eten zonder verdere ondersteuning of meer specifiek, winteropvang;

  • een inloop voor alle mensen die kampen met eenzaamheid of geestelijke dan wel geldelijke problemen (bijv. inloop GGZ);

  • mantelzorgondersteuning;

  • sociaal-culturele voorzieningen;

  • diensten van bijvoorbeeld Noaberpoort;

  • vormen van dagbesteding;

  • organiseren van activiteiten met een sociaal-recreatief of sportief karakter voor specifieke doelgroepen;

  • algemeen toegankelijke activiteiten voor mensen die anderen willen ontmoeten of een zinvolle invulling willen geven aan de dag;

  • ouderenadviseurs;

  • cliëntondersteuning.

Artikel 3 Gebruikelijke hulp

  • 1.

    Het college verstaat onder gebruikelijke hulp, hetgeen daarover in de Wmo 2015 is bepaald en legt dat als volgt uit: Volgens het college is het in onze samenleving normaal dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig en mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zeker wanneer er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid.

  • 2.

    Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijk hulp is van toepassing op alle beperkingen van de cliënt. Van gebruikelijke hulp is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht bijvoorbeeld (niet limitatief):

    • het huishoudelijk werk over te nemen;

    • het meenemen met familiebezoek/huisarts;

    • het doen van de administratie;

    • de opvoeding van en zorg voor kinderen door ouders.

  • 3.

    Uitgangspunt van deze beleidsregels is dat de persoon waar van gebruikelijke hulp wordt verwacht geen stoornissen of beperkingen heeft om gebruikelijke hulp te kunnen bieden en gebruikelijke hulp niet leidt tot (dreigende) overbelasting. Hieruit volgt automatisch, dat telkens getoetst moet worden of de hulp gebruikelijk is voor de persoon. Tijdens het onderzoek zal dit vastgesteld moeten worden. Zonder onderzoek kan niet wordt gesteld, dat er sprake is van gebruikelijk hulp.

  • 4.

    Als de hulpvrager huisgenoten heeft die huishoudelijk taken over kunnen nemen, worden zij verondersteld dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe is gebaseerd op de achterliggende gedachte dat een leefeenheid gezamenlijk verantwoordelijk is voor het huishoudelijk werk (ofwel: het draaiende houden van een huishouden) en dat ook alleenstaanden een huishouden voeren naast andere dagelijkse bezigheden (werk, vrije tijd, enz.). Dit betekent dat als diegene die gewend is het huishoudelijke werk te doen, hiertoe niet meer in staat is, andere leden van de leefeenheid verondersteld worden dit over te nemen. Dit principe heeft een verplichtend karakter en geldt voor alle huisgenoten van 23 jaar en ouder.

  • 5.

    Wanneer er gebruikelijke hulp van een gezond kind wordt verwacht, dan moet er onderzoek gedaan worden naar het vermogen van dit kind voor wat betreft het verrichten van huishoudelijk werk. Er moet rekening gehouden worden met wat op een bepaalde leeftijd als bijdrage van een kind mag worden verwacht, de ontwikkelingsfase van het specifieke kind en het feitelijke vermogen van dit kind om een bijdrage te leveren. De inzet van kinderen mag niet ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder schoolprestaties. Het college hanteert de volgende richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke hulp van kinderen bij verschillende leeftijden in het huishouden:

Kinderen van 0 tot 5 jaar

  • leveren geen bijdrage aan het huishouden

Kinderen van 5 tot 12 jaar (naar eigen mogelijkheden)

  • helpen met opruimen;

  • helpen met tafel dekken en tafel afruimen;

  • helpen met afwassen en afdrogen;

  • helpen met in -en uitpakken van de vaatwasser

  • kunnen een boodschap doen;

  • kunnen hun eigen kleding in de wasmand gooien.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • kunnen dezelfde taken als kinderen van 5 tot 12 jaar verrichten;

  • kunnen hun eigen kamer opruimen;

  • kunnen hun eigen kamer stofzuigen;

  • kunnen hun eigen bed verschonen;

  • kunnen een huisgenoot begeleiden bij het maken van een wandelingetje.

    • 6.

      Van een gezonde volwassen huisgenoot van 18 tot 23 jaar wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt als de primaire verzorger uitvalt. Van een 18 tot 23 jarige wordt verondersteld dat deze een eenpersoonshuishouden kan voeren. Hieronder vallen de zware huishoudelijke werkzaamheden (stofzuigen, schoonhouden sanitair, beddengoed verschonen), lichte huishoudelijke werkzaamheden (afstoffen, bedden opmaken, afwassen), maaltijden verzorgen, en wasverzorging. Uit het onderzoek zal moeten blijken of aanvullend op de gebruikelijke hulp van huisgenoten van 18 tot 23 jaar HO geïndiceerd moet worden.

    • 7.

      Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem of haar geen bijdrage verwacht. Eventuele (dreigende) overbelasting staat toepassing van deze beleidsregels niet in de weg, wanneer er voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden zijn om de overbelasting op te heffen. Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten.

    • 8.

      De volgende factoren zijn geen reden om van gebruikelijke hulp af te zien:

      • a.

        culturele diversiteit: Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van gebruikelijke hulp wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van gebruikelijke hulp.

      • b.

        niet gewend zijn om gebruikelijke hulp te verlenen: redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijk werk willen en/of kunnen verrichten' zijn geen redenen om af te zien van gebruikelijke hulp;

      • c.

        een hoge leeftijd: leeftijd is geen criterium om geen gebruikelijke hulp te kunnen verlenen. Wel zal tijdens het onderzoek bekeken worden in hoeverre iemand in staat is om gebruikelijke hulp te verlenen of nieuwe taken aan te leren.

    • 9.

      Deze in het zesde lid opgenomen lijst is niet-limitatief. Voor zover er sprake is van uitzonderingen worden deze per factor toegelicht.

Artikel 4 Gebruikelijke hulp aan kinderen

  • 1.

    Het college verstaat onder gebruikelijke hulp aan kinderen dat ouders een zorgplicht hebben voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun mentale en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles). Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de hulp bij kortdurende ziekte. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon passend bij de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Wanneer één van de ouders uitvalt en niet de gebruikelijke hulp kan bieden, dan wordt in eerste instantie binnen de gezamenlijke huishouding naar een oplossing gezocht. Als er sprake is van een éénoudergezin als het gevolg van een echtscheiding of het op een andere wijze verbreken van de relatie, verdwijnt de zorgplicht voor de kinderen door de ex-partner niet. Bij uitval van de verzorgende ouder wordt wel onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder, door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten/partners. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een éénoudergezin.

  • 2.

    Het college hanteert de volgende richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen bij verschillende leeftijden:

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op

  • gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk, en s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, ongeveer twee maal per week;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, een onbeperkt aantal keren per week;

  • hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Artikel 5 Financiële haalbaarheid van een algemene voorziening en algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • 1.

    Het college verstaat onder financiële haalbaarheid dat de cliënt blijft beschikken over een inkomen, ter hoogte van 90% van de voor de cliënt geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

  • 2.

    Cliënt toont aan wat de hoogte van het maandelijks netto inkomen inclusief vakantiegeld is en welke bijzondere kosten, die niet voor vergoeding (zoals bijvoorbeeld verzekering, belastingteruggave of bijzondere bijstand) in aanmerking komen (kosten die gemaakt worden als gevolg van de beperkingen of handicap) cliënt maandelijks heeft vanaf het moment van melden.

  • 3.

    Het college berekent aan de hand van de verstrekte gegevens de financiële haalbaarheid van de algemene voorziening en algemeen gebruikelijke voorziening. Indien het gebruik van een algemene voorziening of algemeen gebruikelijke voorziening financieel niet haalbaar is verstrekt het college een maatwerkvoorziening aan de cliënt.

Artikel 6 Uitwerking maatwerkvoorziening (artikel 3, derde lid, van de Verordening)

  • 1.

    Het college verstaat onder voorzienbaarheid onder meer het volgende: Er wordt verwacht van senioren of personen met een chronisch of zelfs progressief ziektebeeld dat zij anticiperen op de toekomst. Bij de keuze van een nieuw te betrekken woning of aanpassingen aan de bestaande woning mag verwacht worden dat men rekening houdt met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of te verwachten beperkingen rekening wordt gehouden. Indien het voor een cliënt bij het betrekken van de woning gelet op zijn medische situatie voorzienbaar was, dat hij beperkingen zou gaan ondervinden bij het normale gebruik van de woning, wijst het college de aanvraag voor een woonvoorziening af.

  • 2.

    Het college verstaat onder langdurig noodzakelijk: een voorziening die langer dan 6 maanden noodzakelijk is, of omdat er sprake is van een blijvende situatie (in bijvoorbeeld terminale situaties). De term langdurig noodzakelijk is alleen van toepassing op de volgende maatwerkvoorzieningen:

    • a.

      woningaanpassingen;

    • b.

      rolstoelen;

    • c.

      sportvoorzieningen;

    • d.

      vervoer.

Artikel 7 Uitwerking afschrijvingstermijnen maatwerkvoorziening (artikel 3, vierde lid, van de Verordening)

  • 1.

    Het college hanteert bij maatwerkvoorzieningen de in de volgende leden opgenomen afschrijvingstermijnen.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor een bouwkundige woningaanpassing, wordt rekening gehouden met de afschrijvingstermijn zoals die in de sociale woningbouw gehanteerd wordt. De sociale woningbouw hanteert voor de renovatie van badkamer en keuken een termijn van ongeveer 25 jaar. Omdat als ondergrens voor wat acceptabel is in de Wmo het niveau sociale woningbouw wordt gehanteerd, wordt dit eveneens toegepast voor eigenaren van een koopwoning en de vrije huursector.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening, anders dan in het tweede lid van dit artikel, sluit het college aan bij de afschrijvingstermijnen zoals afgesproken met de gecontracteerde leverancier.

  • 4.

    Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening zolang de huidige maatwerkvoorziening nog adequaat functioneert ongeacht of de afschrijvingstermijn is verstreken.

  • 5.

    Het college verstrekt een maatwerkvoorziening wanneer de afschrijvingstermijn van de huidige maatwerkvoorziening is verstreken en deze maatwerkvoorziening niet meer adequaat functioneert. Als uit het technisch rapport van de gecontracteerde leverancier blijkt dat de huidige maatwerkvoorziening na een reparatie, die valt binnen de overeenkomst met de gecontracteerde leverancier, weer langdurig adequaat functioneert, verstrekt het college geen vervangende maatwerkvoorziening.

Artikel 8 Uitwerking maatwerkvoorziening HO (artikel 3, tweede lid van de Verordening)

  • 1.

    De maatwerkvoorziening HO wordt ingezet als een cliënt niet meer op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met behulp van zijn sociale netwerk zijn huis leefbaar kan houden. Huishoudelijke taken worden dan overgenomen door een hulp. Het resultaat leefbaar huis wordt hiermee bereikt. Onder leefbaar huis wordt verstaan dat een cliënt gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimte en gang. Het huis dient zodanig leefbaar te zijn dat geen vervuiling plaatsvindt en zo een algemeen aanvaardbaar basisniveau van een leefbaar huis wordt gerealiseerd.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening HO bestaat uit zes modules met elk een eigen resultaat. De zes modules zijn:

    • Basismodule;

    • module Extra hygiëne;

    • module Wasverzorging;

    • module Regie;

    • module Maaltijdverzorging;

    • module Zorg voor minderjarige kinderen.

De basismodule en de vijf aanvullende modules zijn uitgewerkt in bijlage 1 “Basismodule en aanvullende modules”, bij deze beleidsregels.

  • 3.

    De Basismodule HO bestaat uit basis schoonmaakactiviteiten en incidentele schoonmaakactiviteiten per woonruimte gericht op het resultaat “leefbaar huishouden”. De module heeft betrekking op de woonruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning én die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn. Per woonruimte wordt aangegeven welke activiteiten er met welke frequentie per ruimte moeten worden verricht om het resultaat leefbaar huishouden te realiseren. Daarbij wordt per activiteit de normtijd gegeven. De normen van de basismodule zijn gebaseerd op het HHM onderzoek.

  • 4.

    De module Extra hygiëne wordt ingezet als een cliënt vanwege objectiveerbare medische/fysieke belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met de basismodule. De module Extra hygiëne is qua activiteiten gelijk aan de basismodule. Alleen de frequentie van (enkele van) de activiteiten verschilt met de basismodule. De module Extra hygiëne is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol.

  • 5.

    De module Wasverzorging wordt ingezet als een cliënt een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van de kleding en het linnen- en/of beddengoed. Aan de belemmering ligt een objectiveerbare (medische) beperking ten grondslag. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schone en draagbare kleding en linnen- en/of beddengoed. De module wasverzorging is gebaseerd op de norm uit HHM onderzoek.

  • 6.

    De module Regie wordt ingezet wanneer een cliënt niet in staat is tot regie en planning van de werkzaamheden met betrekking tot het organiseren van huishoudelijke taken. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten worden overgenomen, heeft de hulp aansturende en regietaken. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is, naast een leefbaar huishouden, ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Voorwaarde voor het inzetten van de module Regie is dat sprake is van een objectiveerbare (medische) beperking. De module Regie is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol.

  • 7.

    De module Maaltijdverzorging bestaat uit activiteiten die moeten worden verricht om het resultaat “beschikken over benodigde dagelijkse maaltijden” te bereiken. De module maaltijdverzorging wordt alleen ingezet als sprake is van een objectiveerbare (medische) beperking die ertoe leidt dat een cliënt niet in staat is zelf of met ondersteuning van het sociale netwerk het resultaat te bereiken. De module maaltijdverzorging is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol.

  • 8.

    De module Zorg voor minderjarige kinderen bestaat uit zorg voor minderjarige kinderen en wordt ingezet als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor minderjarige, gezonde kinderen. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk (maximaal drie maanden), in afwachting van een structurele oplossing. De module Zorg voor minderjarige kinderen is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol.

  • 9.

    Wanneer de cliënt overlijdt, blijft de huisgenoot die achterblijft HO ontvangen gedurende maximaal vier weken. Zo heeft de achterblijvende huisgenoot vier weken de tijd om de ondersteuning op een andere manier te organiseren of de (veranderende) indicatie op zijn naam te kunnen laten zetten.

  • 10.

    Indien door ernstige vervuiling een grondige schoonmaak van de woning van cliënt noodzakelijk is, legt het college de voorwaarde op om voorafgaand aan HO de woning grondig te laten schoonmaken.

  • 11.

    In het ondersteuningsplan wordt aangegeven welke specifieke activiteiten, in welke ruimte met welke frequentie, moeten worden verricht bij de cliënt. Het ondersteuningsplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

Artikel 9 Uitwerking maatwerkvoorziening OZL (artikel 3, tweede lid van de Verordening

  • 1.

    De maatwerkvoorziening OZL heeft als doel cliënt te ondersteunen bij het behalen van onder meer de volgende resultaten:

Cliënt is in staat om:

  • zijn financiële situatie gezond te houden;

  • te voorzien in de eerste levensbehoeften;

  • taken uit te voeren rondom het huis;

  • isolement te voorkomen;

  • besluiten te nemen;

  • zichzelf te verzorgen;

  • op een passende manier voor zichzelf op te komen;

  • stabiel te functioneren en te participeren in de samenleving;

  • zelfstandig of thuis te blijven wonen;

  • zich zelfstandig te verplaatsen met algemeen gebruikelijke vervoersmiddelen;

  • gezond te leven en hiernaar te handelen (voeding en beweging);

  • de eigen algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zo veel mogelijk zelf te verrichten;

Ook kan tot de resultaten behoren dat de omgeving van de cliënt in staat is met (de gevolgen van) de beperking van de cliënt om te kunnen gaan.

  • 2.

    Het college bepaalt de omvang van de OZL door verdeling in twee niveaus (1 en 2).

    • a.

      OZL 1: De cliënt kan communiceren en zelf om ondersteuning vragen. De ondersteuning is erop gericht door stimulans en/of toezicht ervoor te zorgen dat de cliënt in staat is om zijn/haar sociale leven zelfstandig vorm te geven. Er is doorgaans geen primaire noodzaak tot het overnemen van taken, bijvoorbeeld bij de dagelijkse routine. De ondersteuning kan zich dus wel richten op het overnemen van taken door een professional. Het gaat in deze vorm van ondersteuning om planbare zorg. De cliënt is zich ervan bewust dat begeleiding op vaste dagen en tijdstippen langs komt om de ondersteuning te verlenen. De cliënt kan zijn hulpvraag uitstellen. Mocht er een ad hoc situatie ontstaan dan weet de cliënt hier zelf mee om te gaan of brengt dit in bij de volgende afspraak met de begeleiding.

    • b.

      OZL 2: De communicatie gaat niet altijd vanzelf doordat de cliënt soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. De cliënt kan (nog) niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen. Voor de dagstructuur en het voeren van regie heeft de cliënt ondersteuning van anderen nodig. Ondersteuning wordt geboden bij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dag- en nachtritme) die voor de cliënt niet vanzelfsprekend zijn. Deze problemen kunnen zodanige vormen aannemen dat de cliënt geholpen moet worden met ondersteuning. De ondersteuning kan zich ook richten op het, tijdelijk, overnemen tot en met het aanleren van taken door een professional. Het kan dan vooral gaan om ondersteuning bij voor de cliënt complexere activiteiten. Dit kan ook voor eenvoudige taken gelden. Het gaat in deze vorm van ondersteuning om zowel planbare als niet planbare zorg. De cliënt heeft naast een of meerdere vaste dagen en tijdstippen begeleiding ook ondersteuning nodig wanneer zich een ad hoc situatie voordoet. De cliënt heeft dan direct ondersteuning nodig (telefonisch/oproepbaar).

  • 3.

    Het college verstrekt OZL 1 of OZL 2, een combinatie hiervan is mogelijk.

  • 4.

    Bij het bepalen van de uren OZL 1 en OZL2 berekent het college de boven gebruikelijke uren hulp aan de hand van de zelfredzaamheidsmatrix die als bijlage 2 bij deze beleidsregels is opgenomen.

Artikel 10 Uitwerking maatwerkvoorziening OMD (artikel 3, tweede lid van de Verordening

  • 1.

    De maatwerkvoorziening OMD is gericht op een zinvolle besteding van de dag en kan onder andere gericht zijn op de volgende resultaten (niet limitatief):

    • sociale activiteiten buitenshuis;

    • deelname aan georganiseerde activiteiten;

    • (betaald) werk met ondersteuning;

    • aanleren werknemersvaardigheden;

    • ontlasten mantelzorger;

    • het aanbieden van routine en structuur voor de dag;

    • voorkomen van verwaarlozing/opname;

    • stimuleren van niet-uitstelbare ADL-handelingen zoals toiletgang, toezien op medicatie-inname, nuttigen maaltijd.

  • 2.

    Het college bepaalt de omvang van OMD door verdeling in twee niveaus (1en 2)

    • a.

      OMD 1: De ondersteuning is erop gericht door stimulans en/of toezicht te zorgen dat de cliënt in staat is zijn /haar sociale leven zelfstandig vorm te geven. De ondersteuning biedt structuur en geeft een adequate invulling aan de dag. Er is doorgaans geen primaire noodzaak tot het overnemen van taken, bijvoorbeeld bij de dagelijkse routine. De cliënt kan zelf om ondersteuning vragen, maar stimuleren en toezicht zijn wel nodig.

    • b.

      OMD 2: Ondersteuning wordt geboden bij het oplossen van problemen en het zelfstandig nemen van besluiten. De ondersteuning houdt er rekening mee dat de communicatie niet altijd vanzelf gaat doordat de cliënt niet altijd begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. De ondersteuning kan zich ook richten op het, tijdelijk, overnemen tot en met het aanleren van taken door een professional, omdat de cliënt ernstige problemen heeft. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om ondersteuning bij voor de cliënt complexere activiteiten die van de cliënt moeten worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudige taken en communiceren gaan moeizaam. De cliënt kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen. De ondersteuning houdt er rekening mee dat de cliënt mogelijk meer interventies nodig heeft door bijvoorbeeld gedragsproblemen.

  • 3.

    Het college hanteert als uitgangspunt dat de ondersteuning zo dicht mogelijk bij de cliënt wordt georganiseerd.

  • 4.

    Het college verstrekt OMD 1 of OMD 2, een combinatie hiervan is niet mogelijk.

  • 5.

    Bij het bepalen van de uren OMD 1 of OMD2 berekent het college de boven gebruikelijke uren hulp aan de hand van de zelfredzaamheidsmatrix die als bijlage 2 bij deze beleidsregels is opgenomen.

Artikel 11 Uitwerking maatwerkvoorziening vervoer OMD (artikel 3, tweede lid van de Verordening

  • 1.

    Het college verstaat onder de maatwerkvoorziening vervoer OMD: een voorziening die ervoor zorgt dat een cliënt wordt vervoerd van zijn woning naar de locatie van de dagbesteding en omgekeerd.

  • 2.

    Het college verstrekt de maatwerkvoorziening vervoer OMD als het college heeft bepaald dat een cliënt niet in staat is om de locatie van de dagbesteding op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of met hulp van mantelzorger of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, al dan niet met het openbaar vervoer, fiets of ander vervoermiddel te bereiken.

Artikel 12 Uitwerking maatwerkvoorziening kortdurend verblijf en respijtzorg (artikel 3, tweede lid van de Verordening)

  • 1.

    Het college verstaat onder de maatwerkvoorziening kortdurend verblijf en respijtzorg het tijdelijk overnemen van de totale zorg om de mantelzorger te ontlasten en het stimuleren dat cliënt zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen.

  • 2.

    Het college verstrekt de maatwerkvoorziening kortdurend verblijf en respijtzorg door bijvoorbeeld een logeersituatie aan te bieden.

  • 3.

    De maatwerkvoorziening kortdurend verblijf geldt voor een periode van ten hoogste 72 uur.

Artikel 13 Uitwerking maatwerkvoorziening woningaanpassing (artikel 3, tweede lid van de Verordening)

  • 1.

    De maatwerkvoorziening woningaanpassing heeft als doel het normaal gebruik van de woning. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen in de woning. Er worden in principe geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat het hier geen elementaire woonfuncties betreft. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening voor woningaanpassingen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutisch baden.

  • 2.

    Het college weigert een maatwerkvoorziening woningaanpassing als deze betrekking heeft op een hoger niveau dan het niveau van de sociale woningbouw. Het college weigert daarnaast een maatwerkvoorziening voor het gebruik van de kelder of de zolder.

  • 3.

    Het college hanteert het volgende afwegingskader bij de maatwerkvoorziening woningaanpassing:

    • a.

      Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag ervan uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning.

    • b.

      Het college beoordeelt allereerst of het resultaat: wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij worden alle aspecten meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd.

    • c.

      Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt.

    • d.

      Uitgangspunt is dat er geen maatwerkvoorziening woningaanpassing wordt verstrekt als het gaat om specifiek voor gehandicapten of ouderen bedoelde gebouwen.

    • e.

      Wanneer de cliënt in een Wlz-instelling woont, kan het college eenmalig een maatwerkvoorziening woningaanpassing verstrekken voor het bezoekbaar maken van één woning waar de cliënt in de periode voorafgaand aan de verhuizing naar de Wlz instelling heeft gewoond en nog regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld de woning van partner, kinderen of ouders). Bezoekbaar houdt in dat de persoon toegang heeft tot de woning en één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet kan bereiken en gebruiken. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken.

    • f.

      Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarbij de cliënt minimaal twee offertes opvraagt en overlegt. Het college vraagt zo nodig zelf een offerte op indien het college twijfelt aan de overgelegde offertes.

  • 4.

    Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening woningaanpassing voor een mantelzorgwoning.

  • 5.

    Het college verstrekt in een pgb de volgende kosten van woningaanpassingen:

    • a.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in de privésfeer wordt gerealiseerd dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een pgb in aanmerking;

    • b.

      de risicoverzekering van loon- en materiaalkosten. Indien de voorziening in de privésfeer wordt gerealiseerd dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een pgb in aanmerking;

    • c.

      het architectenhonorarium, inclusief btw, tot ten hoogste 10% van de aanneemsom. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing wordt ingeschakeld worden deze kosten meegenomen. Het gaat dan om ingrijpende woningaanpassingen;

    • d.

      de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien noodzakelijk, tot een maximum van 2% van de aanneemsom (inclusief btw);

    • e.

      de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • f.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

    • g.

      de prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk, als niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden;

    • h.

      de door het college in een beschikking goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    • i.

      de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en door het college noodzakelijk geachte adviezen over het verrichten van de aanpassing;

    • j.

      de kosten van heraansluiting op openbare nutsvoorziening.

  • 6.

    Het college vergoedt voor een verhuizing in een pgb de kosten voor het inhuren van een verhuishulp.

  • 7.

    Het college verbindt de volgende voorschriften aan het verstrekken van een pgb voor een woningaanpassing:

    • a.

      aan door het college aangewezen personen wordt door de eigenaar of huurder toegang verleend tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt aangebracht;

    • b.

      aan door het college aangewezen personen wordt gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing;

    • c.

      terstond na de voltooiing van de in de beschikking genoemde werkzaamheden, doch uiterlijk binnen zes maanden na het toekennen van het pgb, verklaart de gerechtigde aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid conform het programma van eisen (PvE);

    • d.

      deze gereed melding gaat vergezeld van een verklaring, met onderliggende bewijsstukken, dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is verleend en is tevens een verzoek om vaststelling van de voorziening.

Artikel 14 Uitwerking maatwerkvoorziening rolstoel (artikel 3, tweede lid van de Verordening)

  • 1.

    De maatwerkvoorziening rolstoel heeft als doel het in belangrijke mate, dagelijks zittend verplaatsen door de cliënt in en om de woning. Dit sluit de rolstoel voor incidenteel gebruik bijna altijd uit, omdat deze nu juist daar niet voor bedoeld is, maar voor verplaatsingen over langere afstanden elders, tijdens bijvoorbeeld uitstapjes.

  • 2.

    Als er noodzaak bestaat voor een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik, stelt het college, zo nodig op basis van een medisch of ander deskundig advies een programma van eisen op.

  • 3.

    Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de verstrekking. Bij het vaststellen van een pgb voor een rolstoel houdt het college rekening met kosten van onderhoud en verzekering.

Artikel 15 Uitwerking maatwerkvoorziening sportvoorziening (artikel 3, tweede lid van de Verordening)

  • 1.

    De maatwerkvoorziening sportvoorziening heeft als doel dat een cliënt een sport kan beoefenen.

  • 2.

    Het college stelt als voorwaarden voor maatwerkvoorziening sportvoorziening dat:

    • a.

      de cliënt aantoont dat er sprake is van een actieve sportbeoefening, door bijvoorbeeld een bewijs van lidmaatschap van de sportvereniging of facturen waaruit het bovenstaande blijkt;

    • b.

      en dat de cliënt aantoont dat het zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervan aanzienlijk hoger zijn -dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport.

  • 3.

    Het college verstrekt maximaal eens per drie jaar een sportvoorziening voor een handbewogen rolstoel.

  • 4.

    Het college verstrekt maximaal eens per zes jaar een sportvoorziening voor een elektrische rolstoel.

  • 5.

    Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de verstrekking. Bij het vaststellen van een pgb voor een sportvoorziening houdt het college rekening met de meerkosten van onderhoud en verzekering.

Artikel 16 Uitwerking maatwerkvoorziening vervoer (artikel 3, tweede lid van de Verordening)

  • 1.

    De maatwerkvoorziening vervoer heeft als doel het lokaal verplaatsen per vervoermiddel in de eigen woon- en leefomgeving. Onder lokaal verplaatsen verstaat het college verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. Het college onderscheidt de volgende maatwerkvoorzieningen vervoer:

    • a.

      collectief vervoer (inclusief rolstoeltaxi);

    • b.

      pgb taxivervoer;

    • c.

      pgb rolstoeltaxi;

    • d.

      auto aanpassing in natura, dan wel pgb;

    • e.

      scootmobielpool

    • f.

      scootmobiel in natura, dan wel pgb;

    • g.

      driewielfiets in natura, dan wel pgb;

    • h.

      en andere vervoersvoorziening die in het betreffende geval maatwerk biedt.

  • 2.

    Voordat het college een maatwerkvoorziening vervoer verstrekt, kijkt het college naar de vervoersbehoefte van de cliënt. Daarnaast oordeelt het college of de vervoersbehoefte betrekking heeft op de korte afstand van 0 tot 800 meter, en/of de lange afstand vanaf 800 meter.

  • 3.

    Als een cliënt beperkingen heeft bij het afleggen van een lange afstand, al dan niet met hulpmiddelen, verstrekt het college de maatwerkvoorziening collectief vervoer. Met de maatwerkvoorziening collectief vervoer kan de cliënt jaarlijks een afstand van 1.500 tot 2.000 kilometer afleggen. De cliënt betaalt een ritbijdrage aan de vervoerder.

  • 4.

    Het college verstrekt alleen de maatwerkvoorziening pgb taxivervoer of pgb rolstoeltaxi als de cliënt heeft aangetoond op medische gronden niet te kunnen reizen met het collectief vervoer.

  • 5.

    Het college verstrekt alleen de maatwerkvoorziening auto aanpassing als de cliënt heeft aangetoond op medische gronden niet te kunnen reizen met het collectief vervoer, taxivervoer of rolstoeltaxi. Het college verstrekt de maatwerkvoorziening auto aanpassing alleen als de aan te passen auto niet ouder is dan vijf jaar. Het college verstrekt de maatwerkvoorziening auto aanpassing als blijkt dat het de goedkoopst adequaatste oplossing is. Daarbij vergelijkt het college de kosten van de noodzakelijke auto aanpassing met de kosten van de anders te verstrekken maatwerkvoorziening vervoer over een periode van 5 jaar.

  • 6.

    Als een cliënt beperkingen heeft bij het afleggen van een korte afstand, al dan niet met hulpmiddelen, verstrekt het college de maatwerkvoorziening scootmobiel of driewielfiets.

Artikel 17 Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1.

    Het college zal in de in artikel 9 van de Verordening genoemde gevallen overgaan tot het herzien of intrekken van de verleende maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura dan wel pgb.

  • 2.

    Als het college het recht op een maatwerkvoorziening, in de vorm van zorg in natura dan wel pgb heeft ingetrokken, zal het college altijd overgaan tot het terugvorderen van de ingetrokken maatwerkvoorziening.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 8 december 2017.

  • 2.

    Op het moment dat deze beleidsregels in werking treden, wordt de op 21 december 2016 vastgestelde Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning ingetrokken.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning.

Haaksbergen, 29 november 2017

M.E. Kragting

secretaris

G.J. Kok MDR

burgemeester

Bijlage 1Basismodule en aanvullende modules

Basismodule

De basismodule huishoudelijke ondersteuning bestaat uit basis schoonmaakactiviteiten en incidentele schoonmaakactiviteiten per bewoonde woonruimte gericht op het resultaat “leefbaar huishouden”. De module heeft betrekking op de woonruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning én die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn. Per woonruimte wordt aangegeven welke activiteiten er met welke frequentie per ruimte moeten worden verricht en wat de benodigde tijd is om het resultaat leefbaar huishouden te realiseren. In de normering en tabellen is onderscheid gemaakt tussen reguliere en incidentele activiteiten (tabel 1 en 2). Beide vallen onder de basismodule.

Als eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp en mantelzorg of vrijwilligershulp geen of onvoldoende oplossing bieden, (en ook geen algemene voorziening soelaas kan bieden), kan de gemeente ondersteuning bieden. Het resultaat van de ondersteuning is een leefbaar huis. Dit betekent niet dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuild is en periodiek wordt schoongemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van leefbaarheid te realiseren.

Tabel 1: Basismodule huishoudelijke ondersteuning reguliere basisactiviteiten op grond van het HHM- onderzoek

Woonruimte

Basisactiviteit

Frequentie/norm

Tijdbesteding in minuten

Woonkamer

Stof afnemen hoog

1x per 2 weken

3,70

Stof afnemen midden

1x per week

8,20

Stof afnemen laag

1x per week

4,30

Opruimen

1x per week

4,10

Stofzuigen

1x per week

8,50

Dweilen

1x per 2 weken

6,30

Slaapkamer

Stof afnemen hoog

1x per 6 weken

2,20

Stof afnemen midden

1x per week

3,90

Stof afnemen laag

1x per week

2,40

Opruimen

1x per week

2,10

Stofzuigen

1x per week

4,60

Dweilen

1x per 4 weken

3,60

Bed verschonen

1x per 2 weken

8,30

Keuken

Stofzuigen

1x per week

3,10

Dweilen

1x per week

3,10

Keukenblok (buitenzijde) inclusief tegelwand, kookplaat, spoelbak, koelkast, eventueel tafel

1x per week

9,70

Keukenapparatuur (buitenzijde)

1x per week

3,00

Afval opruimen

1x per week

4,70

Sanitair

Badkamer schoonmaken

1x per week

11,70

Toilet schoonmaken

1x per week

6,20

Hal

Stof afnemen hoog

1x per week

2,00

Stof afnemen midden

1x per week

2,30

Stof afnemen laag

1x per week

1,30

Stofzuigen

1x per week

3,00

Trap stofzuigen

1x per week

3,20

Dweilen

1x per 2 weken

2,40

Afstemming/

sociaal contact

Aankomst, vertrek, evt. afstemming derden, contact cliënt

1x per bezoek

21,90

Tabel 2: Basismodule huishoudelijke ondersteuning incidentiele activiteiten op grond van het HHM- onderzoek

Woonruimte

Incidentele activiteit

Frequentie/norm

Tijdbesteding in minuten

Woonkamer

Gordijnen wassen

1x per jaar

20,00

Reinigen lamellen/luxaflex

2x per jaar

1,10

Ramen binnenzijde

4x per jaar

12,00

Deuren/deurposten nat afdoen

1x per 8 weken

1,40

Meubels afnemen (droog/nat)

1x per 8 weken

5,80

Radiatoren afnemen

2x per jaar

2,40

Slaapkamer

Gordijnen wassen

1x per jaar

16,80

Reinigen lamellen/luxaflex

2x per jaar

44,60

Ramen binnenzijde

4x per jaar

8,90

Deuren/deurposten nat afdoen

2x per jaar

1,60

Radiatoren afnemen

2x per jaar

0,60

Keuken

Gordijnen wassen

1x per jaar

10,00

Reinigen lamellen/luxaflex

3x per jaar

15,00

Ramen binnenzijde

4x per jaar

5,40

Deuren/deurposten nat afdoen

1x per 8 weken

1,90

Radiatoren afnemen

3x per jaar

1,10

Keukenkastjes (binnenzijde)

2x per jaar

5,70

Koelkast (binnenzijde)

3x per jaar

5,40

Oven/magnetron (binnenzijde)

4x per jaar

3,40

Vriezer los reinigen binnenzijde (ontdooid)

1x per jaar

5,70

Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - vaatwasser bestendig

2x per jaar

2,00

Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - niet vaatwasser bestendig

2x per jaar

0,60

Bovenkant keukenkastjes

1x per 6 weken

3,30

Tegelwand (los van keukenblok)

2x per jaar

2,20

Sanitair

Radiatoren afnemen

2x per jaar

1,30

Tegelwand badkamer afnemen

4x per jaar

4,10

Gordijnen wassen

1x per jaar

5,00

Ramen binnenzijde

4x per jaar

0,80

Reinigen lamellen/luxaflex

3x per jaar

15,00

Hal

Radiator afnemen

2x per jaar

0,60

Deuren/deurposten nat afdoen

2x per jaar

3,00

Module Extra hygiëne

Deze module kan worden ingezet als een cliënt vanwege objectiveerbare (medische/fysieke) belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met de basismodule. Aanleiding voor de inzet van deze aanvullende module kan zijn:

• medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is;

• medische/fysieke beperkingen die leiden tot een snellere vervuiling van het huis.

De extra noodzakelijke huishoudelijke ondersteuning dient een medische/fysieke oorzaak te hebben, die aantoonbaar is. Voorbeelden hiervan zijn (niet limitatief) ernstige klachten ten gevolge van COPD, medisch geobjectiveerde allergie voor huisstofmijt of een hogere vervuilingsgraad door gebruik van noodzakelijke hulpmiddelen.

De module Extra hygiëne is qua activiteiten gelijk aan de basismodule. Alleen de frequentie van (enkele van) de activiteiten verschilt met de basismodule. De module Extra hygiëne kan worden ingezet wanneer uit onderzoek door de consulent van de gemeente vanwege een objectiveerbare beperking van de cliënt blijkt dat de ondersteuning bij het huishouden die de cliënt nodig heeft de basismodule overstijgt en wanneer er sprake is van een van bovenstaande redenen waardoor extra hygiëne in het huishouden noodzakelijk is. Bij de module Extra hygiëne is geen vaste frequentie te noemen bij huishoudelijke activiteiten. Dit omdat dit per cliënt verschillend kan zijn. De consulent beschrijft in het ondersteuningsplan welke specifieke activiteiten, in welke ruimte met welke frequentie, moeten worden verricht bij de cliënt.

Bij de module Extra hygiëne wordt onderscheid gemaakt tussen licht en zwaar huishoudelijk werk aan de hand van de desbetreffende activiteiten. Het is mogelijk dat de cliënt extra ondersteuning nodig heeft bij zowel het licht als zwaar huishoudelijk werk, maar het is ook mogelijk dat dit bij een van beide noodzakelijk is. De maximale omvang van de module Extra hygiëne is 90 minuten per week, of maximaal 78 uren per jaar. In tabel 3 zijn de activiteiten voor de module Extra hygiëne opgenomen:

Tabel 3: Overzicht activiteiten module Extra hygiëne op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Tijdbesteding in minuten per week

Licht huishoudelijk werk

30 minuten

Zwaar huishoudelijk werk

60 minuten

Module Wasverzorging

Ondersteuning ten behoeve van deze module wordt geboden als een persoon een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van de kleding en het linnen- en/of beddengoed. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schone en draagbare kleding en linnen- en/of beddengoed.

Verwacht mag worden dat een cliënt beschikt over een wasmachine en droger. Als er geen wasmachine of droger is, behoort het realiseren van een wasmachine of droger tot de verantwoordelijkheid van de cliënt. Daarnaast wordt van cliënt verwacht al het mogelijke te doen om het ontstaan van extra en/of zware was te beperken. Door bijvoorbeeld incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten te gebruiken.

Er worden gemiddeld vijf wassen per twee weken gedaan. Dit betekent een frequentie van twee en halve (2,5) was per week, voor een meerpersoonshuishouden. Voor een eenpersoonshuishouden betreft dit gemiddeld twee wassen per week.

De vaststelling van de inhoud van de module vindt plaats door een individuele weging met afstemming op de individuele situatie. De module is aanvullend op de basismodule. In tabel 4 zijn de activiteiten voor de module Wasverzorging opgenomen:

Tabel 4: Overzicht activiteiten module Wasverzorging op grond van de normen uit het HHM onderzoek

Activiteiten

Frequentie

Tijd per keer (min)*

Tijd per was (min)*

Wasgoed sorteren en wassen in wasmachine

1 keer per week

1,8 / 2,5

= 0,7

3,7

3,0 Totaal =

Wasgoed ophangen en afhalen

Elke was

6,8

Gewogen gemiddelde 5,9

Wasgoed drogen in de droger

Elke was

4,9

Wasgoed vouwen en opbergen

Elke was

7,5

7,5

Totale tijd per was 17,1

Wasgoed strijken (bovenkleding)

1 x per week

19,8

N.v.t.

Naast deze activiteiten zijn er ook nog factoren waardoor meer hulp bij de wasverzorging noodzakelijk kan zijn. Hierbij kan gedacht worden aan:

• Thuiswonende kind(eren) jonger dan 16 jaar;

• Bedlegerige cliënten;

• Extra bewassing in verband met overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies, etc.

Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Wasverzorging extra ondersteuning van 30 minuten per factor per week worden ingezet.

Module Regie

Deze module wordt ingezet wanneer de cliënt niet in staat is tot regie en planning van de werkzaamheden met betrekking tot het organiseren van huishoudelijke taken. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten worden overgenomen, heeft de hulp, aansturende en regietaken. Daarbij geldt voor de hulp een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij cliënt. Ook kan ondersteuning (al dan niet aan de gezonde partner) bestaan uit het helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden.

Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is, naast een leefbaar huishouden, ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van cliënt verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt bijvoorbeeld bij een terminale situatie of als disfunctioneren dreigt ten gevolge van dementie. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt. De hulp dient bij het uitoefenen van de ondersteuning zoveel mogelijk de cliënt te betrekken bij het maken van keuzes. Daarbij dient aangesloten te worden bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leervermogen van de cliënt. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Bewaken of het nog verantwoord is dat cliënt zelfstandig woont, is daarom onderdeel van deze module.

De resultaten uit deze module krijgen vorm door een gespecialiseerde hulp in te zetten. De vaststelling van deze module vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. In tabel 5 zijn de activiteiten voor de module Regie opgenomen.

Tabel 5: Overzicht activiteiten module Regie op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Tijdbesteding in minuten per week

Organisatie van huishoudelijke taken

30 minuten

Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden

30 minuten

Naast deze activiteiten zijn er ook nog factoren waardoor meer hulp noodzakelijk kan zijn bij het voeren van de regie/organiseren van het huishouden. Hierbij kan gedacht worden aan (meerdere opties mogelijk):

• Thuiswonende kinderen jonger dan 16 jaar

• Psychogeriatrische problematiek en/of gedragsproblematiek

• Communicatieproblemen als gevolg van beperkingen, niet door het niet machtig zijn van de Nederlandse taal.

Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Regie extra ondersteuning van 30 minuten per factor per week worden ingezet. Daarnaast is het mogelijk dat de cliënt extra ondersteuning nodig heeft bij advies, instructie en voorlichting gericht op een of meerdere activiteiten in het huishouden voor de maximale duur van zes weken. Hiervoor gelden de volgende activiteiten (tabel 6)

Tabel 6: Overzicht activiteiten sub-module instructie op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Tijdbesteding in minuten per week

Instructie omgaan met (technische) hulpmiddelen

30 minuten

Instructie huishoudelijke taken; boodschappen doen, maaltijd bereiden, het licht en zwaar huishoudelijke werk, de was-verzorging en de dagelijkse organisatie van het huishouden

30 minuten (maximaal 90 minuten per week en dit komt bovenop de normtijd die geldt voor overnemen van de activiteit)

Module Maaltijden

Deze module bestaat uit activiteiten die moeten worden verricht om het resultaat “beschikken over benodigde dagelijkse maaltijden” te bereiken. De cliënt is niet in staat op eigen kracht of met behulp van zijn netwerk dit resultaat te behalen.

Sinds 1 januari 2015 valt ondersteuning bij de maaltijden gedeeltelijk onder de Wmo 2015. Het (voor)bereiden van maaltijden en het eventueel begeleiden (stimuleren of herinneren) bij de maaltijden vallen onder de Wmo 2015. Als de cliënt niet zelfstandig eten en drinken kan nuttigen, dat wil zeggen in zijn mond kan stoppen, of wanneer er een medische noodzaak is voor de maaltijdondersteuning (denk hierbij bijvoorbeeld aan de noodzaak van bijvoeding in verband met ernstige ondervoeding) valt de hulp of het toezicht die de cliënt hierbij nodig heeft onder de Zorgverzekeringswet (Zvw).

De vaststelling van de inhoud van de module vindt plaats door een individuele weging met afstemming op de individuele situatie. De module is aanvullend op het basispakket. In tabel 7 zijn de activiteiten voor de module Maaltijden opgenomen:

Tabel 7: Overzicht activiteiten maatwerkmodule Maaltijden op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Frequentie

Tijdbesteding in minuten per maaltijd

Broodmaaltijd bereiden (smeren)

Maximaal twee

Broodmaaltijd klaar zetten, tafel dekken

keer per dag

15 minuten

Koffie/thee zetten

Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine

Warme maaltijd bereiden, koken of opwarmen

Maximaal één keer per dag

15 minuten (opwarmen)

30 minuten (koken)

Warme maaltijd klaar zetten, tafel dekken

Koffie/thee zetten

Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine

Naast de genoemde activiteiten in tabel 7 zijn er ook nog factoren waardoor meer hulp bij de maaltijden noodzakelijk kan zijn. Hierbij kan gedacht worden aan ondersteuning bij de maaltijd bij kinderen jonger dan 12 jaar.

Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Maaltijden extra ondersteuning van 20 minuten per maaltijd worden ingezet. Daarnaast is het mogelijk dat cliënten ondersteuning behoeven bij de boodschappen. Hiervoor geldt dat bijvoorbeeld een boodschappenservice geboden via een supermarkt voorliggend is. Eigen keuzes, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt wordt aangeboden, waardoor extra reizen nodig is of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, resulteert niet in extra tijd voor boodschappen doen. Voor de boodschappen gelden de volgende activiteiten (tabel 8).

Tabel 8: Overzicht activiteiten sub-module Boodschappen op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Tijdbesteding in minuten per week

Boodschappen samenstellen

60 minuten

Boodschappen inkopen

Boodschappen opslaan

Naast deze activiteiten zijn er ook factoren waardoor meer hulp noodzakelijk kan zijn bij de boodschappen. Hierbij kan gedacht worden aan (meerdere opties mogelijk):

• Leefeenheid van meer dan vier personen

• Thuiswonende kinderen jonger dan 12 jaar

Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Maaltijden extra ondersteuning van 60 minuten per week worden ingezet.

• Afstand tot dichtstbijzijnde winkel is meer dan 2 kilometer

Als sprake is van bovenstaande factor dan kan aanvullend op de module Maaltijden extra ondersteuning van 30 minuten per week worden ingezet.

Module Zorg voor minderjarige kinderen

Het zorgen voor kinderen is een taak van ouders en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van één van de ouders, de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke zorg hoeft het college niet te compenseren. Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor minderjarige, gezonde kinderen. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een structurele oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van drie maanden om ouders/verzorgers de mogelijkheid te bieden een oplossing te creëren. Van hen mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via de zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo 2015. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat.

Tijdens het keukentafelgesprek worden alle mogelijkheden met de cliënt besproken. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Of kan de cliënt op eigen kracht, of met behulp van mensen om zich heen zorgen voor de kinderen? Als dit niet het geval is, kan de gemeente de module Zorg voor minderjarige kinderen inzetten. In tabel 9 zijn de activiteiten de module Zorg voor minderjarige kinderen opgenomen.

Tabel 9: Overzicht activiteiten module Zorg voor kinderen op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Tijdbesteding in minuten per activiteit per kind

Naar bed brengen / uit bed halen

10 minuten

Wassen en kleden

30 minuten

Eten en/of drinken geven

20 minuten (broodmaaltijd) of 25 minuten (warme maaltijd)

Babyvoeding (flesje/ borstvoeding)

20 minuten

Luier verschonen

10 minuten

Naar school/crèche brengen/halen

15 minuten (per gezin)

Bijlage 2 Zelfredzaamheidsmatrix

RESULTAATGEBIED

Licht

Matig

Zwaar

Persoonlijk en sociaal functioneren

• Aanbrengen van structuur

• Oefenen van taken

• Aansturen gedrag

• Het hebben van zelfvertrouwen en positiefzelfbeeld

• Vragen om hulp

• Hebben en onderhouden van een gezond netwerk

• Vermijden van schadelijke contacten

• Verslaving (controle, houden aan afspraken)

Cliënt heeft een beperkt zelfbeeld

Cliënt is beperkt in staat om zelf structuur aan te brengen en zijn sociaal netwerk te onderhouden.

Ondersteuning bij contact met instanties is wenselijk

Eventueel aanleren van praktische vaardigheden is wenselijk

Cliënt heeft een beperkt (soms negatief) zelfbeeld

Cliënt is onvoldoende in staat om zelf structuur aan te brengen

Cliënt heeft een beperkt sociaal netwerk en is niet in staat om dit te onderhouden

Ondersteuning/aanleren en deels overnemen van praktische vaardigheden is noodzakelijk

Cliënt heeft geen realistisch zelfbeeld

Cliënt is niet in staat om zelf structuur aan te brengen

Vaste controle momenten en deels overname van taken is noodzakelijk.

Cliënt heeft beperkt tot geen sociaal netwerk

Isolement, opname dreigt

Een keer per week 45 tot 60 min

Twee tot drie keer per week 60 tot 120 min

> drie keer per week

120 tot 300 min

Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

• Schoon en leefbaar huis

• Thuis zorgen voor minderjarige kinderen uit het gezin

• Het voeren van regie over het huishouden

• Aanleren van vaardigheden

Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Cliënt heeft aansturing nodig maar is in staat om taken uit te voeren

Cliënt heeft aansturing nodig en problemen om taken uit te voeren

Er is sprake van een (dreigend) ontregeld huishouden

Cliënt heeft geen of beperkt inzicht in taken

Blijvende aansturing en of activering is noodzakelijk om functioneren te behouden

Een keer per week 30 tot 45 min per week

Een tot twee keer per week 45 tot 60 min per week

Meerder keren per week 60 tot 90 min per week

Financiën

• Op orde brengen financiële administratie (o.a. oplossen van schulden)

• Stabilisatie

• Ondersteuning bij inzet/ onderhoud inkomensonder-steunende voorzieningen

Cliënt heeft geen schulden.

Er zijn lichte problemen m.b.t. onderhouden administratie en financiën

Cliënt kan zelf om hulp vragen

Cliënt heeft schulden

Er zijn meerdere problemen (o.a. schuldeisers, huisvesting, misbruik vrienden en familie)

Eventueel toeleiding naar• SDV of beschermingsbewind of budgetbeheer wordt overwogen

Cliënt heeft schulden

Er zijn grote problemen (administratieve wanorde, problematische schulden, vrienden en familie)

Zelfredzaamheid (ook op termijn) wordt problematisch

Toeleiding naar stabilisatie en SDV is noodzakelijk

Een keer per week/twee weken 30 tot 60 min per week

Een keer per week 60 tot 120 min per week

120 tot 180 min per week

Kortdurend 2 tot 3 maanden

RESULTAATGEBIED

Licht

Matig

Zwaar

Ondersteuning bij gezondheid en zelfzorg

• Aansturen van de persoonlijke verzorging

• Nakomen van afspraken

• Hulp bij de dagelijkse lichamelijke verzorging

Cliënt heeft aansturing en eventueel motivatie nodig bij de persoonlijke verzorging

Daarnaast is controle op afspraken nodig

Eventueel toezicht medicatie

Cliënt heeft regelmatig aansturing en toezicht nodig in de zelfzorg

Het overnemen van verantwoordelijkheden

Controle op afspraken

Toezicht/controle medicatie

Er is sprake van verwaarlozing Cliënt

Heeft intensieve ondersteuning nodig

Veelal dienen activiteiten op het gebied van zelfzorg ook daadwerkelijk overgenomen te worden

Maximaal twee keer per week 30 tot 60 min

Drie tot vier keer per week 60 tot 120 min

Meerdere keren per week

Dagbesteding

Dagbesteding gericht op:

- structureren van de dag, praktische ondersteuning

- ontwikkelen van vaardigheden t.b.v. persoonlijk functioneren en de zelfredzaamheid

• Arbeidsmatige dagbesteding

- zinvolle dagbesteding gericht op praktische ondersteuning, ontwikkelen van vaardigheden

Cliënt heeft een netwerk (bestaande uit familie, vrienden, buren of door deelname aan algemene voorzieningen), maar dit netwerk is overbelast en heeft onvoldoende mogelijkheden voor adequate ondersteuning

Cliënt heeft matige tot ernstige beperkingen met betrekking tot het deelnemen aan reguliere activiteiten voor invulling van de dag Cliënt heeft veelal behoefte vaste afspraken en structuur

Cliënt is niet in staat om gedurende een hele week deel te nemen aan dagbesteding

Zie ook bij matig, echter;

Cliënt is in staat om dagelijks deel te nemen aan dagbesteding

Dagelijkse structuur voorkomt ontregeling

Mogelijke ondersteuning voor opstap naar doorontwikkeling van arbeidsmatige vaardigheden

Maximaal vier dagdelen

Vier tot vijf dagdelen

Meer dan vijf dagdelen

Wonen en huisvesting

Cliënten zijn in staat om zelfstandig een woning te bewonen. Er is sprake van lichte problematiek m.b.t. onderhoud en verzorging van de woning en/of veiligheid

Toezicht op gezette tijden is noodzakelijk

Betreft begeleid wonen

Cliënten zijn niet in staat zelfstandig een woning te bewonen vanwege de eigen beperkingen

Er is sprake van problematiek op meerdere leefgebieden

Er moet toereikend en adequaat toezicht aanwezig zijn

Betreft beschermd wonen

Er is sprake van de aanwezigheid van 24 uurs adequaat en toereikend toezicht

Maximaal één keer per week 30 tot 50 min

n.v.t

n.v.t

Ondertekening