Regeling vervallen per 09-12-2011

Algemene subsidieverordening (9.16)

Geldend van 01-01-2006 t/m 08-12-2011

Intitulé

Algemene subsidieverordening (9.16)

De gemeenteraad van Haaksbergen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2006;

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de

Algemene subsidieverordening

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Begripsbepaling

Artikel 1.1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaksbergen;

  • b.

    De Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Instelling: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, die zich zonder winstoogmerk als hoofddoel stelt de behartiging van belangen op één of meer terreinen waarop deze verordening van toepassing is en op grond van deze verordening in aanmerking wil komen voor subsidie of waaraan subsidie is verleend;

  • d.

    Subsidieaanvrager: de instelling die subsidie aanvraagt;

  • e.

    Subsidieontvanger: de instelling waaraan subsidie is verleend;

  • f.

    Subsidieperiode: het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend;

  • g.

    Subsidieaanvraag: de aanvraag om subsidieverlening;

  • h.

    Egalisatiereserve: de algemene reserve van een instelling, inhoudende het eigen vermogen verminderd met de bestemmingsreserves;

  • i.

    Eenmalige subsidie: een subsidie die wordt verleend voor incidentele en/of onvoorziene activiteiten, die worden gestart binnen twaalf maanden nadat de aanvraag is ingediend, en waaraan geen rechten kunnen worden ontleend voor de daarop volgende jaren;

  • j.

    Structurele subsidie: een subsidie die met een bepaalde regelmaat wordt verleend voor activiteiten in opeenvolgende subsidieperioden;

  • k.

    Activiteitenplan: een overzicht van de door de instelling voorgenomen activiteiten en/of in stand te houden voorzieningen voor de betreffende subsidieperiode, waarin in ieder geval tot uiting moet komen de aard, de omvang en de intensiteit van de uit te voeren activiteiten, de doelgroepen waarop de activiteiten zijn gericht, het verwachte aantal deelnemers, de locatie(s) waar de activiteiten zullen plaatsvinden, de benodigde personele en materiële middelen per activiteit;

  • l.

    Budgetsubsidie: een vorm van structurele subsidiëring, waarbij vooraf voor een bepaalde periode een maximum bedrag aan financiële middelen aan een instelling wordt verstrekt en waarvan de omvang wordt bepaald door het gewenste activiteiten- of prestatieniveau;

  • m.

    Normsubsidie: een vorm van structurele subsidiëring, waarbij vooraf voor een bepaalde periode een maximum bedrag aan financiële middelen aan een instelling wordt verstrekt, dat is berekend op basis van een aantal meetbare eenheden;

  • n.

    Projectsubsidie: een vorm van subsidiëring, waarbij aan een instelling eenmalig een maximaal bedrag aan financiële middelen wordt verstrekt om een vooraf goedgekeurd en een in de tijd en omvang afgebakend project uit te voeren;

  • o.

    Waarderingssubsidie: een vorm van subsidiëring, waarbij aan een instelling eenmalig of structureel een maximaal bedrag aan financiële middelen wordt verstrekt voor activiteiten zonder deze naar aard en inhoud te willen beïnvloeden en waarbij geen verband bestaat tussen de kosten die de instelling maakt en de omvang van de subsidie.

Reikwijdte

Artikel 1.2

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de volgende soorten subsidies:

    • a.

      budgetsubsidie;

    • b.

      normsubsidie;

    • c.

      projectsubsidie;

    • d.

      waarderingssubsidie.

  • 2.

    De in het eerste lid van dit artikel bedoelde subsidies worden door het college verstrekt voor activiteiten die door de subsidieontvangers worden uitgevoerd.

  • 3.

    De in het eerste lid van dit artikel bedoelde subsidies zijn opgenomen in bijzondere verordeningen of beleidsregels.

  • 4.

    De in het eerste lid van dit artikel bedoelde subsidies worden uitsluitend verstrekt in situaties waarin geen sprake is van een voorliggende voorziening.

Vereisten voor de subsidieaanvraag

Artikel 1.3

  • 1.

    Bij een subsidieaanvraag moet een instelling, voor zover nog niet in het bezit van het college, de volgende bescheiden overleggen:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de instelling, de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, het huishoudelijk reglement dan wel andere nader aan te wijzen stukken waaruit de doelstelling van de instelling blijkt;

    • b.

      een opgave van de samenstelling van het bestuur op het moment van de subsidieaanvraag;

    • c.

      de exploitatierekening over het afgelopen boekjaar en de balans op de laatste dag van dat boekjaar voorzien van een toelichting en een inhoudelijk verslag;

    • d.

      een activiteitenplan voor de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

    • e.

      een gespecificeerde begroting van de baten en lasten voor de betreffende subsidieperiode en voor zover deze betrekking hebben op het activiteitenplan waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • f.

      een onderbouwing van het gevraagde subsidiebedrag.

  • 2.

    Bij een subsidieaanvraag voor een projectsubsidie moet een instelling tevens de meerwaarde en de looptijd van het project aangeven.

  • 3.

    Bij een subsidieaanvraag voor een waarderingssubsidie is het bepaalde in eerste lid, onder c, e en f, van dit artikel niet van toepassing, maar moet een beschrijving van de inhoud en doelstelling van de activiteiten voor de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, worden overgelegd.

  • 4.

    Bij een aanvraag om subsidie maakt een instelling gebruik van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

Het tijdstip van indienen van de subsidieaanvraag

Artikel 1.4

  • 1.

    a. Een aanvraag om een structurele subsidie moet vóór 1 juni van het jaar, voorafgaande aan de subsidieperiode waarvoor een structurele subsidie wordt aangevraagd, bij het college worden ingediend.

    • b.

      Het college kan de subsidieaanvrager in bijzondere gevallen uitstel verlenen tot uiterlijk 1 juli van het onder a bedoelde jaar voor het indienen van de aanvraag om structurele subsidie. Het verzoek om uitstel tot het indienen van deze subsidieaanvraag dient vóór 1 juni van het onder a bedoelde jaar bij het college te worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag om een eenmalige subsidie moet acht weken vóór de start van de activiteiten waarvoor een eenmalige subsidie wordt aangevraagd bij het college worden ingediend.

De subsidieverlening

Artikel 1.5

Over een aanvraag om een subsidie neemt het college een besluit.

Beslistermijn subsidieverlening

Artikel 1.6

  • 1.

    Over een aanvraag om een structurele subsidie wordt vóór 1 januari van de subsidieperiode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft een besluit bekendgemaakt.

  • 2.

    Over een aanvraag om een eenmalige subsidie wordt binnen acht weken een besluit genomen.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde termijn kan met maximaal acht weken worden verdaagd.

De subsidievaststelling

Artikel 1.7

  • 1.

    Het college stelt, op basis van de in het vijfde lid van dit artikel genoemde stukken, binnen twaalf weken na de aanvraag van de subsidieontvanger tot vaststelling van de subsidie, de subsidie vast.

  • 2.

    a. Bij de aanvraag tot vaststelling van een structurele subsidie verstrekt de

subsidieontvanger vóór 1 april van het jaar, volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, de hiervoor noodzakelijke gegevens.

  • b.

    Het college kan de subsidieontvanger in bijzondere gevallen uitstel verlenen tot uiterlijk 1 juni van het onder a bedoelde jaar voor het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling. Het verzoek om uitstel dient voor 1 april van het onder a bedoelde jaar bij het college te worden ingediend.

    • 3.

      Bij de aanvraag tot vaststelling van een eenmalige subsidie verstrekt de subsidieontvanger binnen twaalf weken na het verstrijken van de subsidieperiode waarvoor de subsidie moet worden vastgesteld, de hiervoor noodzakelijke gegevens.

    • 4.

      Wanneer binnen de gestelde termijn, genoemd in tweede en derde lid van dit artikel, van de subsidieontvanger geen aanvraag tot subsidievaststelling is ontvangen, kan de subsidie ambtshalve op een bedrag van € 0,00 worden vastgesteld.

    • 5.

      Bij de aanvraag tot subsidievaststelling zijn de volgende gegevens noodzakelijk:

  • a.

    een inhoudelijk verslag van de verrichte activiteiten over de afgelopen subsidieperiode, waarbij door de subsidieontvanger tevens een vergelijking wordt gemaakt tussen de beoogde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting wordt gegeven op de verschillen;

  • b.

    een financieel verslag van de afgelopen subsidieperiode, bestaande uit:

    • 1.

      een exploitatieoverzicht van de baten en lasten;

    • 2.

      een balans op de laatste dag van de subsidieperiode;

    • 3.

      een toelichting op het exploitatieoverzicht en de balans;

  • c.

    een schriftelijke verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van het financieel verslag indien de subsidie € 25.000,00 of meer bedraagt.

    • 6.

      Bij de aanvraag tot vaststelling van een eenmalige subsidie hoeft geen balans op de laatste dag van de subsidieperiode en een toelichting hierop als genoemd in het vijfde lid, onder b, van dit artikel te worden overgelegd.

    • 7.

      In afwijking van het eerste tot en met het vijfde lid van dit artikel stelt het college de waarderingssubsidie vast overeenkomstig artikel 4:43 van de Awb.

Egalisatiereserve budgetsubsidies

Artikel 1.8

  • 1. De subsidieontvanger aan wie een budgetsubsidie is verleend, vormt een egalisatiereserve waaraan eventuele exploitatieoverschotten worden toegevoegd.

  • 2. Op de laatste dag van de subsidieperiode mag de stand van de egalisatiereserve niet meer bedragen dan 60 % van de in de betreffende subsidieperiode verleende subsidie.

  • 3. De toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt per subsidieperiode niet meer dan 15 % van de in de betreffende subsidieperiode verleende subsidie.

  • 4. Het bedrag waarmee de egalisatiereserve wordt overschreden wordt in mindering gebracht op de vast te stellen subsidie over de in het tweede lid van dit artikel bedoelde subdieperiode.

  • 5. Voor het vormen van een bestemmingsreserve, inhoudende een reserve uit de subidie en de daarmee samenhangende inkomsten anders dan de egalisatiereserve als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, is toestemming van het college vereist;

  • 6. Een bestemmingsreserve mag uitsluitend worden gevormd voor personeelskosten, huisvestingskosten, organisatiekosten en/of activiteitenkosten die direct voortvloeien uit de doelstelling van de instelling.

Hoofdstuk 2 Verplichtingen

Algemene verplichtingen

Artikel 2.1

  • 1.

    Wanneer gedurende een vastgestelde subsidieperiode aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten van het activiteitenplan of wijzigingen zijn opgetreden in het activiteitenplan doet de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan het college onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

  • 2.

    Wijzigingen in de rechtsvorm en wijziging van de statuten van een instelling moeten voordat deze wijzigingen rechtskracht krijgen ter kennis worden gebracht van het college.

  • 3.

    Wijzigingen in reglementen, personeelsbestand en samenstelling van het dagelijks bestuur moeten ter kennis worden gebracht van het college.

Verplichtingen ten aanzien van vermogensvorming

Artikel 2.2

  • 1. Artikel 4:41 van de Awb is van toepassing.

  • 2. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald naar evenredigheid van de mate waarin de gemeentelijke subsidie tot de vermogensvorming heeft bijgedragen.

Hoofdstuk 3 Weigering, betaling en terugvordering van de subsidie

Weigeringsgronden subsidieverlening

Artikel 3.1

De subsidieverstrekking kan, naast de weigeringsgronden uit artikel 4:35 van de Awb, worden geweigerd als er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • a.

    het activiteitenplan van de subsidieaanvrager niet in voldoende mate is gericht op de gemeente Haaksbergen of niet aanwijsbaar ten goede komt aan de inwoners van de gemeente Haaksbergen;

  • b.

    de subsidieaanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met wettelijke regelingen, het algemeen belang of de openbare orde;

  • c.

    de subsidieaanvrager ook zonder subsidie over voldoende financiële middelen kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

Betaling, voorschotverlening en terugvordering van de subsidie

Artikel 3.2

  • 1. De subsidie wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald onder verrekening van eventueel betaalde voorschotten.

  • 2. Alle vormen van subsidies worden door het college bij wijze van voorschotverlening betaalbaar gesteld behalve de waarderingssubsidie.

  • 3. De verleende voorschotten bedragen in totaal niet meer dan 80% van de verleende subsidie. De resterende 20% wordt betaald na de subsidievaststelling.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het derde lid van dit artikel bedragen de verleende voorschotten bij een budgetsubsidie en waarderingssubsidie 100% van de verleende subsidie per subsidieperiode.

  • 5. De voorschotten worden betaalbaar gesteld:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie binnen zes weken na de subsidieverlening;

    • b.

      bij een structurele subsidie:

  • 1. inhoudende een normsubsidie of waarderingssubsidie in de eerste maand van de vastgestelde subsidieperiode;

  • 2. inhoudende een budgetsubsidie in de eerste maand van ieder kwartaal van de vastgestelde subsidieperiode.

  • 6. Indien de subsidieontvanger in een bepaalde subsidieperiode meer aan voorschotten heeft ontvangen dan de vastgestelde subsidie over die periode, dan wordt de onverschuldigd betaalde subsidie teruggevorderd.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Hardheidsclausule

Artikel 4.1

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze verordening, voorzover toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Inwerkingtreding

Artikel 4.2

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

  • 2.

    Op het moment dat deze verordening in werking treedt wordt de Algemene subsidieverordening van 16 februari 2005 (gewijzigd op 14 december 2005) ingetrokken.

Citeertitel

Artikel 4.3

Deze verordening kan worden aangehaald als: Algemene subsidieverordening.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 20 december 2006

mr. G. Raaben drs. K.B. Loohuis

griffier voorzitter

Bijlage

Overzicht technische wijzigingen (pdf | 80 kB)