Regeling vervallen per 01-01-2010

Financieel Besluit Wmo 2009 (Nadere financiële regels over maatschappelijke ondersteuning) 4.17a

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2009

Intitulé

Financieel Besluit Wmo 2009 (Nadere financiële regels over maatschappelijke ondersteuning) 4.17a

Financieel Besluit Wmo 2009

Nadere (financiële) regels over maatschappelijke ondersteuning

Januari 2009

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 3

Artikel 2 Beperkingen 4

Hoofdstuk 2 Hulp bij het Huishouden

Artikel 3 Persoonsgebonden budget 4

Artikel 4 Betalingsschema 5

Artikel 5 Eigen bijdrage 5

Artikel 6 Kostprijs van de voorziening 5

Hoofdstuk 3 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Persoonsgebonden budget 6

Artikel 8 Financiële tegemoetkomingen 6

Artikel 9 Woningsanering 7

Artikel 10 Vereisten keukenaanpassing 7

Hoofdstuk 4 Vervoervoorzieningen

Artikel 11 Persoonsgebonden budget 8

Artikel 12 Inkomensgrens 8

Artikel 13 Hoogte financiële tegemoetkomingen 8

Artikel 14 Rijvaardigheidstraining 9

Hoofdstuk 5 Rolstoelen

Artikel 15 Persoonsgebonden budget 9

Artikel 16 Sportrolstoel 9

Artikel 17 Rijvaardigheidstraining 10

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 18 indexering 10

Artikel 19 Citeertitel en inwerkingtreding 10

Toelichting op het Financieel Besluit 2009 11 t/m 15

Onderwerp: Financieel Besluit Wmo 2009 (Nadere financiële regels over maatschappelijke ondersteuning)

Samenvatting

Deze nadere regels geven aan de financiële bepalingen voor de uitvoering van de individuele Wmo-voorzieningen.

Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;

wettelijke basis: bepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht

besluit:

vast te stellen het

Financieel Besluit Wmo 2009 (Nadere financiële regels over maatschappelijke ondersteuning )

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Dit Financieel Besluit 2009 (nadere regels maatschappelijke ondersteuning) verstaat onder:

a.Inkomen:

het verzamelinkomen of belastbaar inkomen dat relevant is voor de maximale eigen bijdrage of eigen aandeel die in een kalenderjaar verschuldigd is, als bedoeld in de artikelen 4.1 en 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene maatregel van bestuur);

b.Norminkomen:

het verzamelinkomen berekend op het niveau van het geldende sociaal

minimum;

c.Verordening:

de Verordening maatschappelijke ondersteuning;

d.Algemene maatregel van bestuur:

het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.450;

e.Forfaitaire vergoeding:

een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt;

f.Gemaximeerde vergoeding:

een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens.

g.Overige vervoervoorzieningen:

alle vervoervoorzieningen buiten het collectief vervoer, zoals genoemd in artikel 22 onder b en c van de verordening, waarvoor een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget kan worden verleend of welke in natura kunnen worden verstrekt.

h.Instandhoudingkosten:

kosten die gemaakt worden om een voorziening te kunnen gebruiken en de levensduur te waarborgen. Deze kosten betreffen uitsluitend kosten van reparaties en onderhoud en, zonodig, WA-verzekering van woonvoorzieningen genoemd in artikel 8 lid 5 van dit besluit, vervoermiddelen en rolstoelen.

Beperking

Artikel 2

Voor voorzieningen onder de € 45,00 wordt, met uitzondering van de Hulp bij het Huishouden, geen financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget gegeven, tenzij het de verstrekking van een voorziening betreft die in principe duurder is dan € 45,00 maar er een alternatief beschikbaar is dat voldoet aan het uitgangspunt "goedkoopst en adequaat" en waarvan de prijs door centrale inkoop door de gemeente onder deze grens ligt.

Hoofdstuk 2 Hulp bij het Huishouden

Persoonsgebonden budget

Artikel 3

  • 1. Het bruto persoonsgebonden budget (PGB) wordt voor Hulp bij het Huishouden 1 (HH1) in de vorm van een bedrag per klasse per jaar vastgesteld en bedraagt

  • klasse 1 € 666,00 klasse 4 € 5.687,00

  • klasse 2 € 2.005,00 klasse 5 € 7.695,00

  • klasse 3 € 3.678,00 klasse 6 € 9.703,00

  • 2. Het bruto persoonsgebonden budget (PGB) wordt voor Hulp bij het Huishouden 2 (HH2) in de vorm van een bedrag per klasse per jaar vastgesteld en bedraagt

  • klasse 1 € 893,00 klasse 4 € 7.624,00

    klasse 2 € 2.687,00 klasse 5 € 10.316,00

    klasse 3 € 4.931,00 klasse 6 € 13.008,00

  • 3. Indien sprake is van additionele uren boven klasse 6 wordt, op grond van de hardheidsclausule, voor die additionele uren een uurbedrag van € 15,15 (HH1) respectievelijk € 20,31 (HH2) gehanteerd.

  • 4. Het netto PGB is het bruto PGB verminderd met de eigen bijdrage.

  • 5. Van het netto PGB is 10% vrij besteedbaar, met een minimum van € 100,- en een maximum van € 750,-.

Betalingsschema

Artikel 4

  • 1. Het bruto PGB wordt periodiek vooraf uitbetaald, volgens onderstaand schema:

  • klasse 1: 1x per jaar, 100% ineens

  • klasse 2: 2x per jaar, 50% per keer

  • klasse 3: 4x per jaar, 25% per keer

  • klasse 4: 4x per jaar, 25% per keer

  • klasse 5: 4x per jaar, 25% per keer

  • klasse 6: 4x per jaar, 25% per keer

  • 2. De eerste betaling vindt plaats binnen 1 maand na dagtekening van de beschikking.

Eigen bijdrage

Artikel 5

  • 1. De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage bij de hulp bij het huishouden bedraagt:

    • a.

      voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 17,20 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 21.703,00 het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 21.703,00;

    • b.

      voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 17,20 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 14.812,00 het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 14.812,00;

    • c.

      voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar € 24,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 26.535,00 het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 26.535,00;

    • d.

      voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 24,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 20.431,00 het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 20.431,00.

  • 2. De eigen bijdrage is verschuldigd zolang recht bestaat op de voorziening in natura dan wel het PGB hiervoor.

Kostprijs van de voorziening

Artikel 6

  • 1. Het uurtarief Hulp bij het Huishouden (HH1) bedraagt € 15,15. Voor de ondersteuning bij het voeren van de regie over het huishouden (HH2) bedraagt dit uurtarief € 20,31.

  • 2. De kostprijs Hulp bij het Huishouden (HH1 en HH2) is het product van het aantal uren geïndiceerde zorg en de uurprijs van die zorg zoals vermeld in het voorgaande lid.

  • 3. De eigen bijdrage is niet hoger dan de kostprijs Hulp bij het Huishouden (HH1 dan wel HH2).

    Hoofdstuk 3 Woonvoorzieningen

    Persoonsgebonden budget

    Artikel 7

    • 1.

      De hoogte van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopstadequate voorziening;

    • 2.

      De goedkoopst adequate voorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde offerte of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst,

    • 3.

      Het PGB kan worden verhoogd met instandhoudingkosten (zie bijlage I),

    Financiële tegemoetkoming

    Artikel 8

    • 1.

      Verhuiskosten: De maximale vergoeding voor verhuiskosten op declaratiebasis (artikel 15 lid 1 onder a Verordening) bedraagt € 2000,00 voor een gelijkvloerse woning en € 2.500,00 voor een eengezinswoning.

    • 2.

      Woningaanpassingen en woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnischeaard: de financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing en woonvoorzieningen van niet bouwkundige of woontechnische aard (artikel 15 lid 1 onder b, c en d Verordening) bedraagt 100% van de goedgekeurde kosten.

    • 3.

      Tijdelijke huisvesting: De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting (art.15 lid 2 sub b Verordening) bedraagt maximaal:

      • a.

        de werkelijke kosten met een maximum van € 680,67per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

      • b.

        de werkelijke kosten met een maximum van € 453,78 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

    • 4.

      Huurderving: De financiële tegemoetkoming tot een maximum van € 453,78, in de kosten van huurderving (art.15 lid 2 onder c verordening), omvat de werkelijke kosten van kale huur, vermeerderd met de subsidiabele servicekosten, tot een maximum dat overeenkomt met de maximum huurgrens per maand als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag.

    • 5.

      Onderhoud en reparatie woonvoorzieningen

      • a.

        de vergoeding wordtuitsluitendverstrekt voor de onderstaande voorzieningen:

        - stoelliften;

      • - rolstoel- of sta - plateauliften;

      • - woonhuisliften;

      • - hefplateau - liften;

      • - balansliften;

      • - tilliften;

      • - mechanisme voor een hoog / laag verstelbaar keukenblok;

      • - elektromechanische openings - en sluitingsmechanisme van

        deuren;

      • - bad of wastafel;

      • - onderspoeling- en föhninrichting

      • - intercom;

      • - airco;

      • - plafondliften.

      • b.

        indien de gemeente een contract met een leverancier heeft afgesloten voor delevering van de onder het eerste lid genoemde voorzieningen, gelden voor dehoogte van de kosten van onderhoud en reparatie de desbetreffende prijzen uithet contract. Dit geldt ook indien de toekenning van de voorziening heeft plaatsgevonden in de vorm van een persoonsgebonden budget.

    Woningsanering

    Artikel 9

    • 1.

      De tegemoetkoming voor woningsanering (art. 15 lid 1 onder c Verordening) betreft uitsluitend de kosten die noodzakelijk zijn voor vervanging van vloerbedekking en/of gordijnen in verband met cara of allergische aandoeningen, of vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik. De maximale vergoedingen worden gebaseerd op de lid 2 genoemde bedragen en de in lid 3 vermelde afschrijvingspercentages.

    • 2.

      Voor vloerbedekking en raambedekking gelden de volgende normbedragen per m2 inclusief bijkomende kosten als egaliseren, leggen, ophangen etc.

      a. Vinyl (PVC) vloerbedekking (rolstoelgeschikt) per strekkende meter van 4 meter breed € 72,50

      • b.

        Gordijnen per m2 raamoppervlak *) € 22,00

        *) naar eigen keuze kan worden gekozen voor rolgordijnen of lamellen.

    • 3.

      Afschrijvingspercentages: Bij het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkomingwordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen stoffering, door toepassing van de volgende afschrijvingspercentages op de in lid 2 genoemde normbedragen

    Gebruiksduur

    Tot 2 jaar

    Tot 4 jaar

    Tot 6 jaar

    Tot 8 jaar

    Ouder 8 jr

    Vergoeding

    100%

    75%

    50%

    25%

    Nihil *)

    *) Omdat de artikelen economisch zijn afgeschreven.

    Vereisten keukenaanpassing

    Artikel 10

    Het aanbrengen van een aangepaste keuken:

    Wanneer volgens het advies noodzakelijk wordt geacht een aangepaste, vrij onderrijdbare keuken aan te brengen, zal een keuken met een max. lengte van 2,4 m worden vergoed. De opstelplaats van het kooktoestel is hierbij inbegrepen.

    Ter verkrijging van voldoende opbergruimte zullen over de volle lengte (2,4 m) bovenkastjes worden aangebracht.

    Bij een onderrijdbaar aanrechtblok dat niet in hoogte verstelbaar is, dienen de wandtegels van de bovenkant van het aanrechtblad (± 0,9 m + peil) tot de onderkant van de kastjes (± 1,5 m + peil) te worden aangebracht (achterwand aanrecht).

    Bij een onderrijdbaar aanrechtblok dat wel in hoogte verstelbaar is, zal het tegelwerk vanaf peil tot een hoogte van ± 1,5 m worden aangebracht (gehele achterwand aanrecht). De zijwanden van de hiervoor omschreven aanrechttypen zullen ter breedte van het aanrechtblad met een max. hoogte van ± 1,5 m worden vergoed.

    Indien het noodzakelijk is dat een keuken in het kader van de Wmo aangepast dient te worden en er derhalve nieuwe vloertegels aangebracht dienen te worden zal alleen een oppervlakte van vloertegels worden vergoed, waarvan de breedte voor het aanrechtblok langs max. 0,60 meter bedraagt. Bij de aangepaste keuken zullen max. 2 aansluitpunten van wandcontactdozen worden vergoed.

    Hoofdstuk 4 Vervoervoorzieningen

    Persoonsgebonden budget

    Artikel 11

    • 1.

      De hoogte van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopstadequate voorziening, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij degecontracteerde leverancier (Bijlage I),

    • 2.

      Het PGB kan worden verhoogd met instandhoudingkosten,

    • 3.

      Onder instandhoudingkosten worden begrepen kosten van reparaties en onderhoud en,zonodig, WA-verzekering,

    • 4.

      Het PGB voor aanschaf van een vervoermiddel wordt ineens betaald aan debudgethouder,

    • 5.

      Instandhoudingskosten worden jaarlijks vastgesteld en betaald.

    Inkomensgrens

    Artikel 12

    • 1.

      Voor de gesloten buitenwagen en de financiële tegemoetkoming in de gebruikskosten van een auto geldt een inkomensgrens van 1½ maal het van toepassing zijnde norminkomen (artikel 25 verordening).

    • 2.

      Indien het inkomen hoger is, wordt geen tegemoetkoming verstrekt, behoudens in geval van (rolstoel)taxivervoer.

    • 3.

      Voor alle overige vervoersvoorzieningen geldt geen inkomensgrens.

    Hoogte financiële tegemoetkoming

    Artikel 13

    • 1.

      De tegemoetkoming voor het gebruik eigen auto of bruikleen auto(artikel 22 onder cVerordening) is gebaseerd op:

      • ·

        een verplaatsing van 1850 km op jaarbasis

      • .

        een kostendekkende kilometervergoeding ad € 0,419 voor gebruik eigen auto, of € 0,277 voor gebruik bruikleenauto.

      • .

        een eigen bijdrage per kilometer ad € 0,15 die gebaseerd op het zone-tarief voor Wvmo-pashouders.

        Dit uitgangspunt leidt tot d volgende gemaximeerde vergoedingen op jaarbasis (op declaratiebasis):

        1. voor het gebruik van de eigen auto € 498,0

        2. voor het gebruik van een bruikleenauto € 235,00

        3. voor het gebruik van de individuele taxi € 2.580,00

        4. voor het gebruik van de rolstoeltaxi € 3.030,00

    • 2.

      Indien belanghebbende beschikt over een eigen auto en er de voorkeur aan geeft omdeze te gebruiken in plaats van de taxi, kan in plaats van een taxivergoedingeen tegemoetkoming in de gebruikskosten eigen auto toegekend worden, waarbij de indicatie

      ‘individueel taxivervoer’ in stand blijft

    • 3.

      Rechthebbenden op een scootmobiel ontvangen 375 zones per jaar (50%).

    • 4.

      Aanpassingskosten van de eigen auto: Deze voorziening wordt slechts toegekend indiende aan te passen auto niet ouder is dan vijf jaar. De kosten van de noodzakelijke aanpassingen worden voor 100% vergoed, behoudens algemeen gebruikelijke

      voorzieningen.

    Rijvaardigheidstraining

    Artikel 14

    Indien het naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kunnen de kosten van lessen rijvaardigheidstraining voor een scootmobiel worden vergoed.

Hoofdstuk 5 Rolstoelen

Persoonsgebonden budget

Artikel 15

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een rolstoel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier (Bijlage I),

  • 2.

    Het PGB kan worden verhoogd met kosten van individuele aanpassingen,

  • 3.

    Het PGB wordt na ontvangst van de offerte ineens betaald aan de budgethouder en de budgethouder moet zich achteraf verantwoorden doordat hij een factuur en betalingsbewijs aan de gemeente overlegd,

  • 4.

    Indien een PGB voor aanschaf van een rolstoel wordt verstrekt, wordt ook een PGB voor instandhoudingkosten toegekend (Bijlage I),

  • 5.

    Het PGB voor de instandhoudingkosten wordt vooraf betaald en is eenmalig voor een periode van maximaal 5 jaar zolang de technische levensduur van de voorziening niet is verstreken en de kosten niet vallen onder garantiebepalingen van de leverancier.

Sportrolstoel

Artikel 16

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor de aanschaf, de reparaties en het onderhoud van een sportrolstoel (artikel 27 onder d Verordening) bedraagt € 2.450,00;

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde budget wordt niet vaker dan eens in de 3 jaar verstrekt;

  • 3.

    Het in het eerste lid genoemde budget kan in het vierde en daarop volgende jaren op declaratiebasis worden aangevuld met een maximale bijdrage in de onderhoud- en reparatiekosten tot een maximum van € 359,00 per jaar.

Rijvaardigheidstraining

Artikel 17

Indien het naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kunnen de kosten van lessen rolstoel- of rijvaardigheidstraining worden vergoed.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Indexering

Artikel 18

  • a.

    De Wmo-inkomensgrenzen volgen automatisch de aanpassingen van het wettelijk minimumloon en de daaraan gerelateerde normen op grond van de Wet werk en bijstand.

  • b.

    De forfaitaire tegemoetkomingen worden jaarlijks geïndexeerd volgens het advies van de VNG.

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 19

  • 1. Dit Financieel Besluit Wmo 2009 treedt in werking op 1 januari 2009.

  • 2. Op het moment dat dit besluit in werking treedt, wordt het op 12 december 2006 vastgestelde Financieel Besluit Wmo ingetrokken.

Artikel 20

Dit nadere regels worden aangehaald als: Financieel Besluit Wmo 2009.

Haaksbergen,

burgemeester en wethouders

I.C. Seuters-Koopman drs. K.B. Loohuis

secretaris burgemeester

Toelichting op het ‘Financiëel Besluit Wmo 2009’

Inleiding.

Naast een ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning’ en het ‘Verstrekkingenboek Wmo’ is er ook een gemeentelijk ´Financiëel Besluit Wmo´.

In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden waarvoor de bevoegdheid bij de gemeenteraad ligt. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.

Ook dit Wmo-besluit volgt de indeling van de Wmo-verordening.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze begrippen zijn voldoende omschreven. Zij behoeven geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 2.Hulp bij het huishouden

Artikel 3 persoongebonden budget

Het persoonsgebonden budget (PGB) is de tegenhanger van een voorziening in natura. Bij een voorziening in natura gaat het om een voorziening die de kosten (eventueel na aftrek van een eigen bijdrage) volledig dekt. Ook een PGB dient zodanig te worden vastgesteld dat daarmee een adequate voorziening kan worden ingekocht.

Verstrekking van een PGB vindt plaats op verzoek van de zorgvrager. Dit vormt normaliter onderdeel van de aanvraag. Een belanghebbende komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die algemene voorziening naar het oordeel van de gemeente niet adequaat, dan kan de zorgvrager een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de zorgvrager een verstrekking in de vorm van een naturaverstrekking of een PGB of plaatsvinden.

In dit artikel is onder het eerste lid de hoogte van het bruto PGB per klasse vastgelegd. In onderstaande tabellen zijn de berekeningen van de hoogte van de PGB voor HH1 en voor HH2 weergegeven.

PGB bedragen Hulp bij het huishouden 1 (HH1)

Klasse 1

Klasse 2

Klasse 3

Klasse 4

Klasse 5

Klasse 6

Omvang in uren

0 -1,9

2- 3,9

4 -6,9

7 - 9,9

10 - 12,9

13 - 15,9

Gem. tarief aanbesteding HH 1

€ 15,15

€ 15,15

€ 15,15

€ 15,15

€ 15,15

€ 15,15

Gemiddeld aantal uren per jaar

51,88

156,16

286,51

442,93

599,35

755,77

75% tarief

€ 589,50

€ 1774,38

€ 3.255,48

€ 5 032,80

€ 6810,12

€ 8.597,44

Percentage toeslag 13%

€ 76,64

€ 230,67

€ 423,22

€ 654,27

€ 885,32

€ 1.116,37

Totaal

€ 666

€ 2.005

€ 3.678

€ 5.687

€ 7695

€ 9703

PGB bedragen Hulp bij het Huishouden 2 (HH 2)

Klasse 1

Klasse 2

Klasse 3

Klasse 4

Klasse 5

Klasse 6

Omvang in uren

0 -1,9

2- 3,9

4 -6,9

7 - 9,9

10 - 12,9

13 - 15,9

Gem. tarief aanbesteding HH 2

€ 20,31

€ 20,31

€ 20.31

€ 20,31

€ 20,31

€ 20,31

Gemiddeld aantal uren per jaar

51,88

156,16

286,51

442,93

599,35

755,77

75% tarief

€ 790,37

€ 2.378,71

€ 4.364,27

€ 6.746,94

€ 9.129,60

€ 11.512,27

Percentage toeslag 13%

€ 102,74

€ 309,24

€ 567,69

€ 877,11

€ 1.186,85

€ 1.496,60

Totaal

€ 893

€ 2687

€ 4.931

€ 7.624

€ 10.316

€ 13.008

Op deze tarieven is reeds een percentage in mindering gebracht, omdat de budgethouder ten opzichte van een zorgaanbieder geen of minder overheadkosten heeft. Hierdoor is het niet noodzakelijk het tarief op 100% te stellen, maar is deze vastgesteld op 75%.

Hierboven op wordt een toeslag van 13 % berekend voor kosten die de budgethouder maakt, zoals werkgeverslasten, kosten van administratie e.d.

Het budget wordt in algemene zin voldoende geacht om op de markt een zorgleverancier te vinden. Marktprijzen verschillen per leverancier. Om de budgethouder zijn of haar verantwoordelijkheid waar te kunnen laten maken is bewust gekozen voor dit percentage omdat dit aansluit bij de AWBZ-praktijk.

Aan de budgethouder wordt het bruto PGB toegekend en uitgekeerd. Het Centaal Administratie Kantoor (CAK) berekent en int de eigen bijdrage. De berekeningswijze van de eigen bijdrage is vastgelegd in artikel 5 van het Wmo-besluit.

Bruto PGB minus de eigen bijdrage is het netto PGB.

In het 5e lid is wederom aansluiting gezocht bij de AWBZ-systematiek. Ook in de AWBZ is een deel van het netto PGB voor huishoudelijke hulp is vrij besteedbaar om te kunnen voorzien in kosten die moeilijk te specificeren zijn (telefoonkosten, administratiekosten, kosten voor het inwinnen van deskundig advies, vakantiegeld, af en toe een bloemetje).

In de AWBZ gold deze vrijstelling voor het gehele PGB-budget, dus niet enkel voor de huishoudelijke verzorging. In de Wmo wordt deze vrijstelling dus beperkt. .Vrijstelling betekent dat het vrij te besteden deel van het PGB niet verantwoord hoeft te worden door de budgethouder.

Artikel 4 Betalingsschema

Uitgangspunt is dat het PGB vooraf wordt uitbetaald. Op die manier wordt voorkomen dat de zorgvrager kosten moet maken en deze pas achteraf vergoed krijgt. Het aantal keren dat een deel van het PGB wordt uitbetaald, is afhankelijk gesteld van de hoogte van het bedrag.

In geval een PGB voor huishoudelijke hulp door omstandigheden vroegtijdig wordt beëindigd (zoals permanente opname in een AWBZ –instelling of overlijden), loopt de budgethouder risico voor de doorlopende werkgeversverplichtingen. Het PGB wordt per het eerstvolgende kwartaal beëindigd. De budgethouder moet de werkgeversverplichtingen nakomen. Ingeval van misbruik verspeelt de cliënt het recht op een PGB. Het ten onrechte verstrekte (deel van het) budget wordt dan volledig teruggevorderd.

Artikel 5 Eigen bijdrage

In dit artikel is de berekeningsmethodiek van de eigen bijdrage opgenomen. Deze wijze komt overeen met het landelijke Besluit maatschappelijke ontwikkeling (2 oktober 2006, stb. 450)

Artikel 6 Kostprijs van de voorziening

De eigen bijdrage kan nooit hoger zijn dan de werkelijke kosten van de HH. Dit betekent dat, behalve de maximum berekende eigen bijdrage volgens artikel 5, ook de werkelijke kosten als het ware een maximumgrens aan de te betalen bijdrage door de zorgvrager stellen.

Dit is vooral van belang voor die zorgvragers die de inkomensafhankelijke toeslag van 15% verschuldigd zijn en geïndiceerd zijn voor een beperkt aantal uren zorg. Om die reden zijn in het eerste lid de uurtarieven voor HH1 en HH2 vermeld.

Gekozen is om de tarieven te baseren op de gemiddelde uurprijs zoals die door de 3 zorg-aanbieders die ook de HH in natura leveren, is geoffreerd.

Bestaat recht op 1 uur HH1 per week, dan zijn de daadwerkelijke kosten per periode 1 uur x 4 weken x € 15,15 = € 60,60. Indien de berekende eigen bijdrage per periode € 85,- zou zijn, dan wordt de eigen bijdrage neerwaarts dus bijgesteld tot de werkelijke kosten, i.c. € 60,60.

Hoofdstuk 3 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Persoonsgebonden budget

Woonvoorzieningen kunnen in de vorm van een financiële tegemoetkoming, in natura en als een PGB worden verstrekt (artikel 13 Wmo-verordening).

Natura-voorzieningen worden veelal in bruikleen verstrekt. De gemeente Haaksbergen heeft hiervoor een overeenkomst met Hulpmiddelen Centrum Noord Oost Nederland (HCNON), als het gaat om o.a. losse douche- en toiletmiddelen en tilliften.

Met Liftenfabriek Otto Ooms BV is een contract afgesloten voor de levering van diverse soorten trapliften. In beide overeenkomsten zijn vaste prijzen afgesproken voor voorzieningen.

Een tweede vorm is de toekenning van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een bouwkundige aanpassing. Voor de hoogte van deze tegemoetkoming is uitgangspunt een door het college goedgekeurde kostenbegroting.

Kiest een cliënt voor een PGB, dan wordt eveneens aangesloten bij een door het college goedgekeurde offerte. Het PGB kan dan worden aangewend voor realisatie van een andere dan de goedkoopst adequate voorziening.

Hierop uitgezonderd is de situatie dat een PGB wordt gevraagd voor een voorziening waar-voor wij met hetzij HCNON hetzij Otto Ooms BV een contract hebben afgesloten. Ook indien het een woonvoorziening in een huurwoning betreft waarbij vaste prijsafspraken met de desbetreffende huurder zijn gemaakt, geldt een andere regeling.

In deze gevallen vormt het prijsniveau in deze overeenkomsten het uitgangspunt bij de berekening van het PGB.

Enkele woonvoorzieningen zijn genormeerd, namelijk de tegemoetkoming in verhuiskosten en de woningsanering. Deze voorzieningen worden als PGB toegekend, waarbij de hoogte ervan in het Wmo-besluit is vastgelegd.

Het PGB is, blijkens de Verordening maatschappelijke ondersteuning, de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura. In de Wvg werden diverse woonvoorzieningen in natura in bruikleen verstrekt. Hiervoor zijn, na een europese aanbesteding leveranciers gecontracteerd. Voor diverse woonvoorzieningen is dit de firma HCNON te Goor.

Indien een zorgvrager ervoor kiest voorzieningen, die vallen onder de contracten met genoemde bedrijven, verstrekt te krijgen in de vorm van een PGB, dan wordt de hoogte van het PGB bepaald op de contractprijs, dat wil zeggen de prijs waartegen de gemeente de voorziening kan inkopen (dus inclusief de bedongen korting).

Beschikbaarheid van voorzieningen uit het depot wordt buiten beschouwing gelaten.

De belanghebbende heeft vrijheid in de keuze van een erkende leverancier bij wie hij de voorzieningen wenst aan te kopen. De gemeente stelt wel nadere eisen aan de kwaliteit en bruikbaarheid van het hulpmiddel:

  • ·

    Zo moet een aan te kopen voorziening voorzien zijn van bijvoorbeeld een CE- of GQ-keurmerk;

  • ·

    De voorziening dient nieuw aangeschaft te worden in de reguliere handel, waarbij internet aanschaffingen (Marktplaats bijvoorbeeld) uitgesloten worden. Uitgangspunt hierbij is dat het moet gaan om een verantwoorde verstrekking;

  • ·

    Bij beschikking kunnen extra voorwaarden worden gesteld.

Bovenstaande impliceert ook dat het PGB niet in alle gevallen kostendekkend is. Immers, het kan zijn dat een zorgvrager niet dezelfde korting kan bedingen als de gemeente. Echter, omdat het niet de bedoeling is dat kosten van een PGB hoger zijn dan een gelijkwaardige verstrekking in natura, achten wij dit inherent aan de keus voor een PGB en derhalve acceptabel.

Instandhoudingskosten:

Voor kleine reparatiekosten en, indien een voorziening periodiek moet worden onderhouden,onderhoudskosten, wordt een bedrag, zijnde instandhoudingskosten, toegekend. De hoogte van deze kosten worden gebaseerd op prijzen zoals opgenomen in de overeenkomsten met de gemeentelijke leveranciers.

De overige artikelen van dit hoofdstuk spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.

Hoofdstuk 4 en 5 Vervoervoorzieningen en rolstoelen

Bij de toekenning van een (individueel) vervoermiddel of rolstoel kan de zorgvrager kiezen tussen een voorziening in natura en een PGB. De gemeente Haaksbergen heeft een overeenkomst met HCNON te Goor voor de levering van vervoermiddelen in natura.

Kiest een zorgvrager voor een voorziening in natura, dan wordt de voorziening aangeschaft bij HCNON, zo mogelijk uit depot, en in bruikleen verstrekt.

Kiest de zorgvrager voor een PGB, dan moet een budget worden toegekend zodat de zorgvrager zelf een adequate voorziening kan aanschaffen en gedurende een periode in stand kan houden.

De goedkoopst adequate voorziening in natura kan worden bepaald op

  • a.

    de contractprijs met HCNON voor wat betreft de levering van nieuwe voorzieningen of

  • b.

    de economische boekwaarde van voorzieningen in het depot.

In het contract tussen gemeente Haaksbergen en HCNON zijn voor diverse voorzieningen in diverse productgroepen prijzen afgesproken waartegen de desbetreffende voorziening (nieuw) wordt geleverd. In deze prijzen zijn aanzienlijke kortingpercentages verwerkt.

Het kan zijn dat op het moment dat een zorgvrager een PGB voor een vervoermiddel kan worden toegekend, een adequaat middel in het depot is opgeslagen. De boekwaarde van een voorziening uit het depot ligt aanmerkelijk lager dan de prijs van een nieuwe voorziening. Bovendien is de gebruiksduur ervan korter.

Teneinde de bepaling van het PGB eenduidig vast te stellen, is ervoor gekozen het PGB baseren op de aanschaf van een nieuwe voorziening conform de contractprijzen (dus inclusief bedongen korting). Beschikbaarheid van voorzieningen uit het depot wordt buiten beschouwing gelaten.

Een sportrolstoel kan alleen worden toegekend in de vorm van een PGB. De hoogte ervan is vastgelegd in artikel 16 van het Besluit.

De belanghebbende heeft vrijheid in de keuze van een erkende leverancier bij wie hij de voorzieningen wenst aan te kopen. De gemeente stelt nadere eisen aan de kwaliteit en bruikbaarheid van het hulpmiddel.

  • ·

    Zo moet een aan te kopen voorziening voorzien zijn van bijvoorbeeld een CE- of GQ-keurmerk;

  • ·

    De voorziening dient nieuw aangeschaft te worden in de reguliere handel, waarbij internet aanschaffingen (Marktplaats bijvoorbeeld) uitgesloten worden. Uitgangspunt hierbij is dat het moet gaan om een verantwoorde verstrekking;

  • ·

    Bij beschikking kunnen extra voorwaarden worden gesteld.

Instandhoudingskosten

Indien nodig wordt ook een PGB voor de zogeheten instandhoudingkosten toegekend. DitPGB is bedoeld als bijdrage in kosten voor onderhoud, reparatie en verplichte verzekeringen.Voor een berekening van deze kosten wordt verwezen naar de contractprijzen, zoals die zijn

afgesproken met HCNON. Dit zijn marktconforme prijzen. Dit budget gaat in vanaf het moment dat de garantiebepalingen zijn verlopen. Om dit moment te kunnen bepalen, is de datum van aanschaf van belang. Diverse voorzieningen, zoals scootmobielen en electrische rolstoelen voor buitengebruik, moeten wel vanaf de aankoop worden verzekerd. Dus ook gedurende de garantieperiode. Om die reden moet in de garantieperiode het PGB voor instandhouding bepaald worden op de kosten van een (verplichte) WA-verzekering