Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening werkleeraanbod WIJ

Geldend van 31-12-2009 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Verordening werkleeraanbod WIJ

Verordening werkleeraanbod WIJ

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet investeren in jongeren;

  • b.

    algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

  • c.

    startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • d.

    duurzame arbeidsparticipatie: algemeen geaccepteerde arbeid die over een periode van zes maanden wordt verricht en geen gesubsidieerde arbeid is;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel.

Hoofdstuk 2 BELEID EN FINANCIËN

Artikel 2 Opdracht college

  • 1 Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan.

  • 2 Het college kan het werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet.

  • 4 Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

Artikel 3 Beleidsvaststelling en verantwoording

  • 1 De raad stelt jaarlijks de Programmabegroting vast waarin speerpunten en indicatoren metbetrekking tot het re-integratiebeleid zijn opgenomen.

  • 2 Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad de Programmaverantwoording, waarin wordtvermeld in welke mate de speerpunten zijn gerealiseerd op basis van de genoemde indicatoren.

Artikel 4 Arbeidsinschakeling

Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod en naar het oordeel vanhet college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerdearbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan.

Artikel 5 Intrekking werkleeraanbod

Het college kan het werkleeraanbod intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet en hem dit te verwijten valt.

Artikel 6 Combinatie arbeid en zorg

Onverminderd artikel 17, vierde lid, van de wet, betrekt het college bij de invulling van het werkleeraanbod de beschikbaarheid van passende kinderopvang, het belang van voldoende scholing en de belastbaarheid van de jongere.

Artikel 7 Gehandicapten

Onverminderd artikel 17, tweede lid, van de wet, stemt het college het werkleeraanbod af op de medische beperkingen van de jongere en draagt zorg voor passende voorzieningen ter ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.

Artikel 8 Uitvoering door derden

Het college kan in verband met de invulling en uitvoering van het werkleeraanbod afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven, alsmede subsidies verstrekken.

Artikel 9 Budgetplafond

  • 1 Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2 Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 RECHTEN EN PLICHTEN

Artikel 10 Aanspraak op ondersteuning

  • 1 Jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod komen in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte en beschikbare voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.

Artikel 11 Verplichtingen van de jongere

Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen dievoortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aande verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

Hoofdstuk 4 VOORZIENINGEN

Artikel 12 De voorzieningen

Onverminderd artikel 4, kan het college jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, één of meer voorzieningen aanbieden zoals omschreven in hoofdstuk 4 van deze verordening.

Artikel 13 Inzet van de voorzieningen

  • 1 Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd.

  • 2 Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.

Artikel 14 Sociale activering

  • 1 Het college kan een jongere sociale activering aanbieden indien arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is.

  • 2 Onder sociale activering wordt conform artikel 6, eerste lid van de wet, verstaan: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie.

Artikel 15 Arbeidsactivering

  • 1 Het college kan een jongere arbeidsactivering aanbieden indien arbeidsinschakeling niet direct mogelijk is.

  • 2 Onder arbeidsactivering wordt verstaan: het geheel van activiteiten gericht op het verbeteren van de kwaliteiten van de jongere om re-integratie op de arbeidsmarkt mogelijk te maken.

Artikel 16 Bemiddeling

  • 1 Het college kan een jongere bemiddeling aanbieden indien arbeidsinschakeling mogelijk is geworden.

  • 2 Onder bemiddeling wordt verstaan het intermediëren bij een activiteit of activiteiten welke nodig zijn om een jongere te plaatsen op een reguliere baan.

Artikel 17 Werkstage

  • 1 Het college kan aan de jongere een werkstage aanbieden.

  • 2 Het doel van de werkstage is het opdoen van kennis en vaardigheden ten behoeve van het functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3 De werkstage kent een maximale duur van zes maanden.

  • 4 De jongere verricht de stagewerkzaamheden onbetaald.

  • 5 Het college plaatst de jongere alleen indien dit naar het oordeel van het college de concurrentie-verhoudingen niet onverantwoord beïnvloedt en indien geen verdringing van regulier of gesubsidieerd werk plaatsvindt.

  • 6 In een schriftelijke overeenkomst tussen werkgever, jongere en college worden tenminste vastgelegd:- het (leer) doel van de stage;- de stagewerkzaamheden die de belanghebbende gaat verrichten;- de begin- en einddatum van de stage alsmede het aantal uren per week- indien aan de orde: afspraken over onkostenvergoedingen,   verzekeringen en dergelijke;- de wijze waarop en door wie de begeleiding, terugkoppeling en   rapportage plaatsvinden.

Artikel 18 Scholing of opleiding

  • 1 Het college kan een jongere scholing of opleiding aanbieden indien arbeidsinschakeling niet direct mogelijk is.

  • 2 Indien scholing onderdeel uitmaakt van het werkleeraanbod is de “Verordening scholing of opleiding 2009” in het kader van de WWB van toepassing.

Artikel 19 Detacheringsbanen

  • 1 Het college kan aan een jongere een tijdelijk dienstverband aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 De jongere wordt als werknemer voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een uitvoerder. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel werkgever en inlenende organisatie als tussen de jongere en inlenende organisatie.

  • 3 Plaatsing geschiedt alleen indien, naar het oordeel van het college, door die plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing plaatsvindt.

  • 4 Het college verzoekt indien mogelijk de werkgever een verklaring van het betrokken medezeggen-schapsorgaan te overleggen waaruit blijkt dat dit orgaan akkoord gaat met de detacheringsplaats.

  • 5 Het college kan een organisatie aanwijzen die in opdracht van, of namens de gemeente, het werkgeverschap voor de banen bedoeld in het eerste lid uitvoert. Deze organisatie kan de jongere een individuele privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst aanbieden.

  • 6 Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de detacheringsbanen. Daarbij gaat het onder meer om de duur en omvang van de banen, de hoogte van de werkgeversbijdragen, de arbeidsvoorwaarden, rechten en plichten.

Artikel 20 Voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeid

  • 1 Het college kan aan een jongere die voornemens is een bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen een werkleeraanbod doen dat, in afwijking van artikel 5, eerste lid van de wet, bestaat uit een voorbereidingsperiode van ten hoogste twaalf maanden.

  • 2 Het college biedt gedurende de voorbereidingsperiode ook begeleiding aan door een door het college aangewezen derde.

Artikel 21 Diagnose, keuring en onderzoek

  • 1 Het college bepaalt via een diagnose de capaciteiten, interesse en motivatie van de jongere en bepaalt op grond daarvan de in te zetten voorzieningen.

  • 2 Ten behoeve van een diagnose kan het noodzakelijk zijn om aanvullende instrumenten in te zetten. Voorbeelden van aanvullende instrumenten zijn:- Assessment/beroepskeuze- Screening- Motivatieonderzoek- Belastbaarheidonderzoek- Medisch onderzoek- Verzuimcontrole

Artikel 22 Loonkostensubsidie

  • 1 Het college kan aan ondernemingen waarbij een jongere algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, niet zijn de een voorziening als bedoeld in artikel 19, of waarbij sprake is van arbeidsinschakeling op grond van artikel 4, een loonkostensubsidie verstrekken om duurzame uitstroom te bevorderen.

  • 2 Het college kan aan ondernemingen waarbij een jongere algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard aansluitend op een voorziening als bedoeld als in artikel 19, een loonkostensubsidie verstrekken om duurzame uitstroom uit gesubsidieerd werk te bevorderen.

  • 3 De loonkostensubsidie wordt verstrekt ter compensatie van extra begeleidingskosten ten behoeve van de jongere en geringere productiviteit.

  • 4 De loonkostensubsidie bedraagt 50 % van de totale loonkosten op basis van het wettelijk minimum loon, wat op datum van indiensttreding van toepassing is, en wordt verstrekt voor de maximale duur van 1 jaar na aanvang van het dienstverband van de jongere indien een dienstverband van minimaal 6 maanden wordt aangegaan.

  • 5 Het college stelt ten aanzien van de verstrekking van de loonkostensubsidie nadere regels vast voor wat betreft de hoogte en duur van de loonkostensubsidie, de voorwaarden waaronder de loonkostensubsidie wordt verstrekt en andere mogelijke uitvoeringsaspecten.

  • 6 Bij alle bepalingen betreffende loonkostensubsidie dient rekening gehouden te worden met de bepalingen van de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001) en de Algemene groepsvrijstellingsverordening (nr. 800/2008).

Artikel 23 Vergoeding onkosten

Het college stelt nadere regels ten aanzien van de verstrekking van onkostenvergoedingen voor verwervingskosten in verband met een werkleeraanbod, dan wel gedurende de eerste 6 maanden van een dienstverband volgend op een werkleeraanbod.

Artikel 24 Schuldhulpverlening

  • 1 Indien de jongere problematische schulden heeft die een werkleeraanbod in de weg staan, kan het college gelijktijdig met een werkleeraanbod, ook besluiten een schuldhulpverleningstraject te starten.

  • 2 Schuldhulpverlening is daarmee aan te merken als een voorziening van artikel 12, wat echter vanwege het sterk hulpverlenende karakter niet afdwingbaar opgenomen kan worden in een werkleeraanbod, en het niet accepteren van deze voorziening als onderdeel van een werkleeraanbod valt daarom niet onder de werking van de Afstemmingsverordening WIJ.

Hoofdstuk 5 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1 In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2 Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie en werkt terug tot 1 oktober 2009.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening werkleeraanbod WIJ.

1 TOELICHTING OP DE VERORDENING WERKLEERAANBOD WIJ

ALGEMENE TOELICHTING:De Wet investeren in jongeren en het werkleeraanbodOp 1 oktober 2009 treedt de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de WWB, waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een ‘paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’ in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij’.Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De gemeente is onder bepaalde voorwaarden verplicht een werkleeraanbod en eventueel een inkomensvoorziening aan te bieden. De jongere is verplicht zich te houden aan diverse verplichtingen. Worden deze verplichtingen geschonden, dan kan het werkleeraanbod worden ingetrokken en dient de inkomensvoorziening verlaagd te worden (artikel 41, eerste lid WIJ). Die verlaging geschiedt conform de regels die in een gemeentelijke verordening moeten zijn vastgelegd (artikel 12, eerste lid onderdeel b WIJ). Dat is de Afstemmingsverordening WIJ.Duurzame arbeidsparticipatieVoor jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar ontstaat onder de voorwaarden die in de WIJ zijn genoemd, een individueel recht op een werkleeraanbod. Dat is meer dan een recht op een eenmalige voorziening. Zo nodig is het een recht op een reeks voorzieningen gericht op de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie. Langs welke route die weg verloopt, is een individueel gegeven dat wordt bepaald door de afstand van de jongere tot de arbeidsmarkt en de beschikbaarheid van voorzieningen. Onder duurzame arbeidsparticipatie wordt verstaan de arbeidsinschakeling waarbij jongeren gedurende langere tijd en op eigen kracht aan het arbeidsproces kunnen deelnemen en arbeid verrichten dat past bij hun kennis en vaardigheden of deze kennis en vaardigheden bevordert (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p. 11). Tot dat punt is bereikt is de gemeente verplicht de jongere (bij herhaling) een werkleeraanbod te doen gericht op arbeidsinschakeling. Er is nadrukkelijk voor gekozen om niet bij voorbaat te bepalen hoe lang de algemeen geaccepteerde arbeid zou moeten duren voordat over ‘duurzame arbeidsparticipatie’ kan worden gesproken (Handelingen TK 2008-2009, nr. 76, p. 6006). De jongere dient op het punt gebracht te worden dat hij geen ondersteuning van het college meer nodig heeft.Inhoud werkleeraanbodHet begrip ‘werkleeraanbod’ moet ruim worden uitgelegd. Het werkleeraanbod kan allerlei vormen hebben, variërend van een ‘echte’ baan tot vakgerichte scholing of een combinatie van beide. Een werkleeraanbod kan ook bestaan uit voorzieningen die nodig worden geacht op weg naar arbeidsinschakeling, zoals een sollicitatietraining, een cursus gericht op de ontwikkeling van werknemersvaardigheden, een stageplaats, schuldhulpverlening, sociale activering, nazorg en gesubsidieerde arbeid. Afgezien van participatieplaatsen kan het gehele instrumentarium dat gemeenten hebben ontwikkeld voor de re-integratie in het kader van de WWB, ook op jongeren toegepast worden.Participatieplaatsen zijn uitgezonderd. Bij jongeren zal de situatie waarin de afstand tot de arbeidsmarkt dusdanig groot is dat die alleen met de maximale drie jaar additionele arbeid te overbruggen is zich niet in die mate voordoen dat de regering participatieplaatsen in de vorm van artikel 10a WWB noodzakelijk acht. Ook uitgezonderd is het reguliere onderwijs dat door het Rijk wordt bekostigd (zie ook artikel 23, eerste lid, onderdeel a WIJ). Het college kan de jongere weliswaar adviseren een dergelijke vorm van onderwijs te volgen of weer te gaan volgen als dit zinvol wordt geacht, maar het is geen voorziening die de gemeente kan inzetten om vorm te geven aan het werkleeraanbod. Een premie voor de arbeidsinschakeling past niet bij het uitgangspunt dat jongeren die daartoe in staat zijn moeten leren of werken. Daarom is er geen aanleiding om werken en/of leren te belonen met een financiële vrijlating van inkomsten uit deeltijdarbeid of van een premie i.v.m. arbeidsinschakeling bij de inkomensvoorziening. Dat geldt evenzeer voor een onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk, tenzij deze bestemd is voor aantoonbaar gemaakte kosten.Het college bepaalt de inhoud van het werkleeraanbod. Dat geldt ook voor de vraag of het accent komt te liggen op werken of leren. Gelet op de duurzame arbeidsparticipatie als einddoel, zal werken de hoogste prioriteit hebben als de jongere daartoe in staat is. Zijn er echter belemmeringen op de weg daar naartoe, dan kunnen allerlei voorzieningen worden ingezet om dat einddoel te bereiken. Van belang daarbij is dat de startkwalificatie binnen het werkleeraanbod een ijkpunt vormt, omdat deze in belangrijke mate kan bijdragen aan duurzame arbeidsparticipatie. Het is aan de gemeenten overgelaten om te beoordelen in hoeverre de jongere in staat moet worden gesteld een dergelijke kwalificatie te behalen of anderszins scholing te ontvangen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.MaatwerkUitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd: dat het werkleeraanbod wordt afgestemd op de omstandigheden, krachten en capaciteiten van de jongere (artikel 18, eerste lid WIJ). De wensen van jongeren worden betrokken bij het vormgeven van het werkleeraanbod (artikel 14, eerste lid WIJ).Het college is verplicht die wensen vast te leggen in de rapportage die ten grondslag ligt aan het werkleeraanbod en dient daarbij tevens aan te geven op welke wijze die wensen bij het werkleeraanbod betrokken zijn.Werken en leren niet direct mogelijkWanneer het doen van een werkleeraanbod bestaande uit werken en/of leren niet direct mogelijk is, dient een aanbod gedaan te worden dat op termijn perspectief biedt op arbeidsinschakeling. Dat kan betekenen dat voorzieningen worden ingezet in de vorm van zorg- of hulpverlening, waarbij ook aandacht kan worden besteed aan belemmerende factoren, zoals psychische, sociale en cognitieve problemen. Het werkleeraanbod omvat immers het geheel van re-integratievoorzieningen, dat gericht is op duurzame arbeidsparticipatie. Is de jongere naar het oordeel van het college in het geheel niet in staat dat om redenen van lichamelijk, sociale of psychische aard uitvoering wordt gegeven aan een werkleeraanbod, dan kan daarvan vooralsnog worden afgezien (artikel 17, tweede lid WIJ). Zorgtaken kunnen worden aangemerkt als reden van sociale aard, voor zover daarmee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening.Alleenstaande oudersBij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijke medische en/of fysieke beperkingen. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, WIJ).Daarmee loopt deze regeling parallel met de WWB (artikel 9a WWB). Anders dan in de WWB echter is uit oogpunt van deregulering afgezien van een maximale termijn van zes jaar. Dit omdat gezien de maximale duur van het werkleerrecht (van 18 tot 27 jaar) deze maximale termijn in de meeste gevallen reeds in de werkleerperiode zal zijn geïncorporeerd.ZelfstandigenBesloten is om zelfstandigen uit te zonderen van het recht op een werkleeraanbod en van het recht op inkomensvoorziening (artikel 23, eerste lid, onderdeel e jo. artikel 42, eerste lid, onderdeel m, WIJ). Zij kunnen een beroep doen op algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van artikel 78f van de WWB, zodat de (jongere) zelfstandige zich geheel kan richten op zijn bestaan als zelfstandige. In het zesde lid van artikel 17 WIJ wordt evenwel bepaald dat het college de mogelijkheid (niet de verplichting) heeft om aan de jongere die als zelfstandige wil beginnen een werkleeraanbod te doen dat bestaat uit een voorbereidingsperiode op het bestaan als zelfstandige. Dit werkleeraanbod duurt maximaal twaalf maanden en kan slechts worden aangeboden op verzoek van de jongere.GehandicaptenVoor de groep jongeren met een medische beperking (die niet behoren tot de doelgroep van de WAJONG) is het van belang dat het aanbod aansluit bij hun mogelijkheden. Het uitgangspunt van maatwerk bij het werkleerrecht zal vooral voor deze groep een cruciale rol spelen. Aan de hand van de individuele situatie zal beoordeeld moeten worden welk aanbod past bij de jongere gelet op zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Het werkleeraanbod moet aansluiten bij de individuele mogelijkheden van de persoon in verband met gezondheid en belastbaarheid. Maatwerk betekent een zorgvuldige op de persoon toegesneden afweging bij de uiteindelijke keuze van een traject. Voor de groep jongeren die weinig perspectief heeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot mogelijkheden. Als een werkleeraanbod vanwege de medische situatie in het geheel niet mogelijk is, wordt de gehandicapte geen aanbod gedaan. Wel kan aanspraak op een inkomensvoorziening bestaan.Beleid werkleeraanbod in verordeningOm recht te doen aan de beleidsruimte die gemeenten nodig hebben om door maatwerk invulling te geven aan de gemeentelijke verantwoordelijkheid, worden aan de vormgeving van het werkleeraanbod en de mate waarin gemeente daartoe voorzieningen kan inzetten, geen wettelijke eisen gesteld. Gezien de verantwoordelijkheid die de gemeenteraad in het kader van dit wetsvoorstel heeft, en mede met het oog op de rechtszekerheid, is bepaald dat het gemeentelijke beleid inzake de voorzieningen in een verordening moet worden vastgelegd. De jongere moet uit de verordening kunnen afleidenwelke voorzieningen het college kan inzetten om het doel, de duurzame arbeidsparticipatie, te bereiken. Tevens kan in de verordening in hoofdlijnen worden bepaald voor welke doelgroepen welke voorzieningen bij voorkeur kunnen worden ingezet. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan voorbereidingstrajecten voor startende zelfstandigen en speciale arbeids- of scholingstrajecten voor alleenstaande ouders, evt. in combinatie met kinderopvang, zodat scholing/arbeid en zorg kan worden gecombineerd. In de verordening kan ook worden vastgelegd dat samengewerkt wordt met andere uitvoeringsinstellingen, zoals gemeenten of UWV, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen en als dat het geval is, op welke wijze de samenwerking plaatsvindt.Relatie met re-integratieverordening WWBHet instrumentarium dat reeds beschikbaar is voor de re-integratie in het kader van de WWB kan, uitgezonderd participatieplaatsen premieverstrekking bij werkaanvaarding en vrijlating van inkomsten uit arbeid, tevens worden ingezet voor de vormgeving van het werkleeraanbod.Relatie met AfstemmingsverordeningDe verordening Werkleeraanbod en de Afstemmingsverordening vormen twee kanten van dezelfde medaille. Immers, de WIJ legt het college plicht op om jongeren een werkleeraanbod te doen. Het werkleeraanbod wordt door deze verordening gefaciliteerd. Anderzijds staat daar wel wat tegenover. De jongere is verplicht het aanbod te aanvaarden en verplichtingen die aan het werkleeraanbod zijn gekoppeld na te leven. Komt de jongere die verplichtingen niet na, dan vormt dat een grond voor verlaging van de inkomensvoorziening. Beide verordeningen sluiten dus op elkaar aan. In verband daarmee is in de verordening Werkleeraanbod herhaald dat onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ het werkleeraanbod ingetrokken kan worden.Omdat met deze intrekking tevens het recht op inkomensvoorziening vervalt, is het van belang dat wordt afgebakend wanneer de inkomensvoorziening verlaagd en wanneer deze ingetrokken wordt. Uitgangspunt van de wetgever is daarbij geweest dat bij schending van verplichtingen primair een maatregel aangewezen is en pas in tweede instantie intrekking van het werkleeraanbod en daarmee tevens van de inkomensvoorziening aan de orde komt. Het opleggen van een maatregel is derhalve regel, het intrekken van het werkleeraanbod uitzondering. Het is aan de gemeenten overgelaten om beleid vast te stellen over de grensafbakening tussen maatregel en intrekking werkleeraanbod. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 5 van deze verordening.Staatssteun De Europese regelgeving over staatssteun kan een beperking van de mogelijkheden voor het gemeentelijke re-integratiebeleid en het beleid m.b.t. het werkleeraanbod opleveren. Van belang is dat per 1 januari 2009 de Europese vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun (Nr. 2204/2002) is komen te vervallen. Wel van toepassing zijn de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001) en de Algemene groepsvrijstellingsverordening (nr. 800/2008).In de gemeentelijke regeling is sprake van generieke staatssteun en/of steun aan een organisatie die geen economische activiteiten verricht. Daarom is er geen sprake van ongeoorloofde staatssteun.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTINGArtikel 1. BegripsbepalingenBegrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’, ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ en ‘duurzame arbeidsparticipatie’, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de WWB gedefinieerd (art. 6, eerste lid, onderdeel d WWB). De omschrijving van ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p.28). Het begrip ‘duurzaam’ is overgenomen uit de Re-integratieverordening 2009.Artikel 2. Opdracht collegeEerste lid:In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid, WIJ. Hoewel deze opdracht ook uit het samenstel van deze bepalingen en artikel 5, eerste lid, WIJ kan worden afgeleid, is er uit een oogpunt van duidelijkheid voor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven.

 Tweede lid:In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden.Derde lid:In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt reeds uit artikel 17, zesde lid, WIJ. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend moet daarbij worden dat het een zgn. ‘kan’-bepaling is: het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep.

 Vierde lid:Het vierde lid vormt een herhaling van artikel 17, eerste lid, WIJ. Wederom uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang van maatwerk bij het vaststellen van het werkleeraanbod, is dit artikel opgenomen. Toegevoegd is de gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening dienen te houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college.Artikel 3. Beleidsvaststelling en verantwoordingEerste lid:De gemeenteraad stelt de beleidskaders vast. Het gaat daarbij om de missie en hoofdlijnen van het beleid. De concrete invulling van deze kaders en de budgettaire mogelijkheden en implicaties worden jaarlijks vastgelegd in de Programmabegroting.

 Tweede lid:De verantwoording van het college aan de raad vindt conform artikel 77 van de WWB plaats. Dit gebeurt in de Programmarekening en gaat dan met name over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.Artikel 4. ArbeidsinschakelingHet staat het college vrij om bij het werkleeraanbod aan de jongere een keuze te maken tussen het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze zijn nevengeschikt. De kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie is echter het doel van het in te zetten werkleeraanbod. In dat verband is de beleidslijn dat jongeren die direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid wordt aangeboden, of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling, als bijv. arbeid niet direct beschikbaar is. Het blijft uiteraard een kwestie van maatwerk of daar in het concrete geval ook toe besloten wordt. De woorden ‘in beginsel’ moeten in die context worden gelezen.Artikel 5. Intrekking werkleeraanbodDit artikel vormt een herhaling van artikel 21 WIJ. De meerwaarde van opname van deze bepaling in de verordening werkleeraanbod is gelegen in de overweging dat intrekking van het werkleeraanbod complementair is aan het voeren van beleid m.b.t. de invulling het werkleeraanbod. Daar waar het recht op werkleeraanbod wordt toegekend en ingevuld, kan dit ook worden ingetrokken, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ. Met betrekking tot intrekking van het werkleeraanbod in verband met schending van de verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod, wordt het aan het college overgelaten om te bepalen onder welke voorwaarden daartoe kan worden besloten. Het is niet aan de gemeenteraad om daarover voorschriften te geven, niettemin dient het intrekken van het werkleeraanbod met terughoudendheid plaats te vinden, zoals reeds in de Algemene toelichting is opgemerkt.Intrekking is in wezen slechts aan de orde als er een situatie is ontstaan dat niet langer kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling (via gedeeltelijke herziening) evenmin soelaas biedt. Gedacht kan worden aan herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijv. ook een rol spelen de positie van gemotiveerde jongeren die wachten op een werk/leerplek, de staat van de arbeidsmarkt en de kosten van de voorziening.Bij de beoordeling of een werkleeraanbod ingetrokken moet worden, kunnen de volgende vragen betrokken worden:      •   is er sprake van herhaald gedrag?       •   wat is de kans op herhaling?       •   wat is het belang voor de jongere bij dit werkleeraanbod?       •   wat zijn de kansen op arbeidsinschakeling bij voortzetting van het werkleeraanbod?       •   heeft het gedrag de belangen van derden geschaad?       •   kan van de instelling/bedrijf waar het werkleeraanbod feitelijk wordt uitgevoerd nog           worden gevergd dat de jongere het werkleeraanbod daar voortzet?Artikel 6. Combinatie arbeid en zorgBij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijk verminderde belastbaarheid. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, WIJ). Daaraan wordt in artikel 6 van deze verordening toegevoegd dat het college bij de invulling van het werkleeraanbod de situatie van de alleenstaande ouder betrekt, ongeacht de leeftijd van het kind. Evt. kosten voor kinderopvang die niet toereikend door voorliggende voorzieningen worden gecompenseerd, kunnen op grond van artikel 23 worden vergoed en ten laste van het participatiebudget worden gebracht.Artikel 7. GehandicaptenDe gehandicapte jongeren nemen eveneens een bijzondere positie in binnen de WIJ. Voor deze groep jongeren met een medische beperking is het van belang dat het aanbod aansluit bij hun mogelijkheden. Het uitgangspunt van maatwerk bij het werkleerrecht zal vooral voor deze groep een cruciale rol spelen. Aan de hand van de individuele situatie zal het college beoordelen welk aanbod past bij de jongere met inachtneming van zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Voor de groep jongeren die weinig perspectief heeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot mogelijkheden. Is arbeidsinschakeling in het geheel (nog) niet aan de orde, dan brengt artikel 17, tweede lid, WIJ met zich mee dat (tijdelijk) geen werkleeraanbod wordt gedaan. Er bestaat gedurende die periode wel aanspraak op inkomensvoorziening. Zodra de belemmeringen zijn opgeheven, dient een gericht werkleeraanbod te worden gedaan.Artikel 8. Uitvoering door derdenIn artikel 11, vierde lid van de WIJ is bepaald dat het college de uitvoering van de WIJ, behoudens het vaststellen van de rechten en plichten en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn omstandigheden, door derden kan laten verrichten. De genoemde vaststelling kan wel worden gemandateerd aan bestuursorganen. Er zijn in de WIJ geen wettelijke belemmeringen opgeworpen om de feitelijke werkzaamheden m.b.t. de uitvoering van het werkleeraanbod of de inrichting van het werkleeraanbod in handen te stellen van derden, zoals opleidingsinstituten en re-integratiebedrijven.Artikel 9. Budgetplafonds De gemeente kan een verdeling maken van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in de Programmabegroting gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om geen werkleeraanbod te doen. De verplichting daartoe is immers vastgelegd in artikel 13, eerste lid WIJ. Wel kan de invulling van het werkleeraanbod beïnvloed worden door budgettaire beperkingen. Zijn er vanwege die beperkingen voor bepaalde voorzieningen geen middelen meer dan dient te worden nagegaan welke andere instrumenten beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken om tot duurzame arbeidsparticipatie te komen.Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in de Programmabegroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.Artikel 10. Aanspraak op ondersteuningEerste lid:Als spiegelbeeld van de opdracht van het college, zoals verwoord in artikel 2, eerste lid, komen jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Dit vloeit reeds voort uit artikel 13, eerste lid, WIJ maar is omwille van de herkenbaarheid en eenduidigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm van de ondersteuning is, bepaalt het college zelf (bijv. Kamerstukken II 2008-2009, 31775, nr. 3, p. 22).Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht op een werkleer-aanbod hebben. Dat is niet iedere ‘jongere’ in de zin van de WIJ (zie artikel 2, eerste lid, WIJ), want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. Artikel 13, eerste lid, WIJ kadert de doelgroep af.Tweede lid:In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de jongere en de criteria die gesteld zijn voor het aanbieden van een werkleeraanbod. Daarbij wordt verwezen naar de verordening.Artikel 11. Verplichtingen van de jongereIn de WIJ is vastgelegd welke verplichtingen verbonden zijn aan het recht op een werkleeraanbod (zie de artikelen 44 en 45 WIJ). Daaraan is toegevoegd dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die voortvloeien uit de verordening of die in concreto aan een voorziening zijn verbonden. Dit kunnen verplichtingen van uiteenlopende aard zijn, die een concretisering vormen van de in de WIJ opgenomen verplichtingen.Artikel 12. De voorzieningenNaast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (zie artikel 4 van deze verordening) kan het college voorzieningen aanbieden. Die voorzieningen zijn primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen. De voorzieningen worden in Hoofdstuk 4 van deze verordening genoemd en beschreven.Artikel 13. Inzet van de voorzieningenEerste lid:In het eerste lid is het maatwerkprincipe gerelateerd aan de inzet van voorzieningen. De voorzieningen die worden ingezet moeten een adequaat en toereikend middel zijn om het doel te bereiken. Tweede Lid:In het tweede lid is het doel van de inzet van voorzieningen verwoord. Afhankelijk van de aard van de voorziening zal sprake zijn van één van de aangegeven (tussen)doelen, met als eindbestemming de duurzame arbeidsparticipatie.Artikel 14. Sociale activeringSociale activering is een voorziening die aangeboden kan worden als arbeidsparticipatie in de nabije toekomst niet tot de mogelijkheden behoort. Ondanks dat kunnen er wel al activiteiten gestart worden die de stap richting arbeid makkelijker kunnen maken en/of de zelfstandige maatschappelijke participatie bevorderen.In artikel 6, eerste lid van de wet staat de definitie van sociale activering. Omdat sociale activering in deze verordening als voorziening wordt opgenomen, wordt de wettelijke definitie in het tweede lid overgenomen.Artikel 15. ArbeidsactiveringArbeidsactivering heeft vooral te maken met werknemersvaardigheden, opdoen van arbeidsritme. Arbeidsactivering wordt ingezet om de kans van slagen bij werkaanvaarding te vergroten. Bij het toepassen van arbeidsactivering staat de jongere dus dichter bij de arbeidsmarkt dan wanneer sociale activering wordt toegepast. De activiteiten zijn ook meer arbeidsmarktgericht dan sociale activering.

 Artikel 16. BemiddelingOnder bemiddeling wordt verstaan het intermediëren bij een activiteit of activiteiten welke nodig zijn om een cliënt te plaatsen op een reguliere baan of gesubsidieerd werk. Deze definitie sluit aan bij de definitie uit de aanbesteding van re-integratie.Artikel 17. WerkstageDe werkstage vindt plaats met behoud van de inkomensvoorziening. Dit instrument is bij uitstek geschikt als proefplaatsing voordat een daaropvolgend dienstverband plaatsvindt.Een werkstage heeft tot doel dat een jongere werkervaring in een bepaalde richting en/of werknemersvaardigheden opdoet om zo zijn positie op de arbeidsmarkt te versterken. De werkstage is dus overwegend gericht op het uitbreiden van de kennis en vaardigheden van de jongere in een praktijksituatie. Afspraken tussen gemeente, werkgever en jongere over begeleiding, doel, inhoud, duur en voorwaarden van de werkstage dienen te worden vastgelegd in een overeenkomst. Er is géén sprake van een reguliere arbeidsovereenkomst.In de Re-integratieverordening bestaat deze mogelijkheid al, maximaal 3 maanden en voor jongeren was het mogelijk dit met 3 maanden te verlengen, dus maximaal 6 maanden. In de toelichting op wet wordt werken met behoud van inkomensvoorziening als voorbeeld gegeven van een werkleeraanbod.In het voorbeeld wordt dit instrument echter eerder gebruikt voor een moeilijk plaatsbare jongere, die additioneel werk mag verrichten voor maximaal 6 maanden. In het voorbeeld is eerder een link gelegd naar het gemis om een Participatiebaan in te mogen zetten voor een jongere, dan als instrument om net voor werkaanvaarding een proefplaatsing mogelijk te maken, zoals in deze verordening werkstage wordt omschreven. Kern is echter dat de wetgever werken met behoud van de inkomensvoorziening toestaat voor een gebruikelijke periode van 6 maanden.Artikel 18. Scholing of opleidingArtikel 5, tweede lid WIJ wordt onder scholing of opleiding niet verstaan uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs. Dat onderwijs is vanuit de Wij gezien een voorliggende voorziening. Dergelijk onderwijs mag wel als onderdeel van een totaal plan worden aangeboden, maar valt dus niet onder werkleeraanbod zoals de wet dit bedoeld en wordt dus ook niet bekostigd uit het W-deel.Onderwijs dat niet onder het reguliere aanbod (door het Rijk wordt bekostigd) valt kan dus wel als werkleeraanbod gezien worden, zoals het contractonderwijs bij ROC’s.Scholing en opleiding zal met name een rol spelen bij jongeren, die geen startkwalificatie hebben en daardoor niet direct bemiddelbaar zijn voor werk. Bij het inzetten van dit instrument dient wel rekening gehouden te worden met de capaciteiten van een jongere.De WWB “Verordening scholing of opleiding 2009”, vastgesteld in april 2009, kent dezelfde uitgangspunten:      -    scholing inzetten als dit de toegang tot de arbeidsmarkt vergroot      -    scholing is een onderdeel van een traject, (lees werkleeraanbod bij de Wij)      -    er moet rekening gehouden worden met de krachten en bekwaamheden van de persoon      -    er wordt rekening gehouden met de kortste weg naar duurzame arbeid      -    er moet geen voorliggende voorziening zijn.Op grond van de WWB “Verordening scholing of opleiding 2009” kunnen de volgende kosten dan uit de WWB betaald worden:      -    opleidingskosten en cursusbijdragen      -    kosten voor boeken en leermiddelen die door het opleidingsinstituut verplicht zijn gesteld      -    examengeldDat is bij de WIJ de bedoeling. Daarom kan de gemeentelijke WWB “Verordening scholing of opleiding 2009” van toepassing verklaart worden voor de WIJ. Dit wordt uitgedrukt in het tweede lid.Artikel 19. DetacheringsbanenDit artikel voorziet in de mogelijkheid tot het realiseren van gesubsidieerde banen. Jongeren worden via een detacheringconstructie bij een uitvoerder (de organisatie of het bedrijf waar de werknemer gedetacheerd is) te werk gesteld. Het college werkt de details via beleidsregels uit (zesde lid). Omdat het om gesubsidieerd werk gaat dient de gemeente zich ervan te vergewissen dat de plaatsing niet leidt tot verdringing van reguliere banen of concurrentievervalsing. Het vierde lid regelt dat het college de werkgever verzoekt om een verklaring waarin het medezeggenschapsorgaan bevestigt dat geen verdringing plaats vindt. Tevens kan het college bij het Werkbedrijf UWV nagaan of recentelijk ontslagen hebben plaatsgevonden. Of sprake is van concurrentievervalsing is moeilijker vast te stellen. Een indicatie hiervoor kan het aandeel gesubsidieerde arbeidskrachten in het totale personeelsbestand van een organisatie zijn. Indien daar aanleiding toe is zal het college nader onderzoek (laten) verrichten en zo nodig regels vaststellen.Het toepassen van gesubsidieerd werk bestaat ook al in de WWB en is ook daar nader uitgewerkt in beleidsregels. Na het vaststellen van de verordening zullen de beleidsregels ook opnieuw vastgesteld worden zodat ze ook voor de Wij van toepassing zijn.Artikel 20. Voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeidSteeds meer werklozen kiezen er voor om een eigen bedrijf te starten of een zelfstandig beroep uit te oefenen. Ook voor jongeren kan dit een oplossing zijn om het probleem van werkloos zijn op te lossen. Voor een starterskrediet en een uitkering als aanvulling op inkomsten als zelfstandige kan een beroep gedaan worden op Bbz. In aanloop naar zelfstandigheid kan een jongere via de Wij een werkleeraanbod gedaan worden wat bestaat uit begeleiding richting zelfstandigheid om zodoende te komen tot een goed ondernemingsplan wat de kans vergroot dat het bedrijf levensvatbaar is. De maximale voorbereidingsperiode van 12 maanden is wettelijk voorgeschreven.Artikel 21. Diagnose, keuring en onderzoekDe diagnose die bepaalt welke voorzieningen nodig zijn en onderdeel gaan uitmaken van het werkleeraanbod wordt bij de gemeente verricht via het casemanagement. Bij het opstellen van een diagnose kan het nodig zijn, dat er aanvullende adviezen nodig zijn. In het tweede lid worden de meest gebruikelijke keuringen en onderzoeken genoemd. Deze extra onderzoeken vormen de start van een werkleeraanbod, zoals ze ook vaak al onderdeel zijn van een traject WWB. Naar aanleiding van de resultaten van zo’n extra onderzoek of keuring kan een werkleeraanbod dan verder uitgewerkt of gewijzigd worden. Een keuring of onderzoek kan dus (voorlopig) het enige onderdeel zijn van een werkleeraanbod en ook daarvoor is de instemming van de jongere nodig. Accepteert de jongere dit aanbod dan is ook de Inkomensvoorziening al mogelijk.Artikel 22. LoonkostensubsidieEerste lid:De loonkostensubsidie moet werkgevers prikkelen om jongeren aan te nemen. Het betreft dan een jongere die niet direct inzetbaar was. Bij een jongere die wel direct inzetbaar is wordt arbeidsinschakeling toegepast zoals omschreven in artikel 4 van deze verordening. In artikel 6, eerste lid van de wet wordt arbeidsinschakeling gedefinieerd en tevens vastgelegd, dat dan geen verdere voorzieningen worden toegepast, dus ook geen loonkostensubsidie. Loonkostensubsidie is ook niet mogelijk als een jongere start met een detacheringsbaan. Deze baan wordt al volledig betaald uit de beschikbare re-integratiemiddelen WWB. Vandaar dat in het eerste lid loonkostensubsidie wordt beperkt en niet mogelijk is bij arbeidsinschakeling en detacheringsbanen.De loonkostensubsidie heeft tot doel om duurzame uitstroom te bereiken. In de beginfase van een dienstverband zal vaak nog sprake zijn van extra begeleiding en een lagere productiviteit. De loonkostensubsidie compenseert de werkgever voor de kosten van begeleiding en lagere productiviteitTweede lid:Stroomt een jongere vanuit gesubsidieerd werk (via een detacheringsbaan) door naar regulier werk, dan is voor de reguliere werkgever loonkostensubsidie mogelijk om dezelfde reden als in lid 1 is aangegeven. Hiermee wordt de doorstroom van detacheringsbanen naar regulier werk bevorderd.Ook voor de overgang van detacheringsbaan naar regulier werk kan het nodig zijn om nog kosten voor begeleiding en lagere productiviteit te compenseren middels een subsidie.

 Derde lid:De reden om een subsidie te verstrekken is om een werkgever te compenseren voor extra begeleiding en lagere productiviteit. Dit kunnen namelijk redenen zijn om een jongere niet aan te nemen zonder subsidie. Door de subsidie krijgen ook jongeren een kans die moeilijker plaatsbaar zijn.Vierde lid en zesde lid:De hoogte en duur van een subsidie mag de gemeente vaststellen. Anderzijds wordt de beleidsvrijheid wel beperkt door Europese regelgeving, de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001) en de Algemene groepsvrijstellingsverordening (nr. 800/2008). Deze beperking is ingegeven vanuit het oogpunt van voorkoming van ongeoorloofde staatssteun.De subsidie is 50 % van de totale loonkosten op basis van het wettelijk minimum loon. Daarmee wordt voor iedereen hetzelfde bedrag als uitgangspunt aangehouden, hetgeen uitvoering en informatieverstrekking eenvoudig houdt. Bovendien is de beloning vaak op of net boven wettelijk minimum loon.Omdat uitgangspunt in het beleid langdurige uitstroom is, wordt de subsidie mogelijk als een werkgever ook een contract aanbiedt voor minimaal 6 maanden of langer.Vijfde lid:In nader vast te stellen beleidsregels wordt verder uitgewerkt hoe de subsidie tot uitbetaling kan komen, duur en hoogte verder vastgesteld worden uitgaande van het in deze verordening vastgestelde uitgangspunt (bijvoorbeeld parttime werk).Deze regeling is overgenomen uit de Re-integratieverordening (met enkele aanpassingen) en de beleidsregels zijn er al, hoewel ze nog van toepassing verklaard moeten worden op deze verordening.Artikel 23. Vergoeding onkostenKosten die voor de jongere verbonden zijn aan het uitvoeren van het werkleeraanbod kunnen worden vergoed op grond van dit artikel. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan kosten van kinderopvang, voor zover de voorliggende voorziening (Wet Kinderopvang) daarin onvoldoende voorziet.Ook noodzakelijke reiskosten en andere kosten, bijvoorbeeld voor verplichte kleding of schoeisel, kunnen voor vergoeding in aanmerking komen, mits de kosten aantoonbaar en noodzakelijk zijn en er geen andere voorzieningen zijn. De kosten kunnen ten laste worden gebracht van het participatiebudget.Omdat duurzame uitstroom, minimaal 6 maanden, uitgangspunt van beleid is, kan de onkostenvergoeding ook toegepast worden gedurende de eerste zes maanden van een dienstbetrekking volgend op het werkleeraanbod. Dit om te voorkomen, dat meteen gebruik gemaakt moet worden van bijzondere bijstand, want dit werk demotiverend. Vergoeding van deze kosten maakt dan ook deel uit van nazorg bij een werkleeraanbod. Het college zal nadere regels en voorwaarden voor het vergoeden van eventuele onkosten vaststellen, zoals dat ook is gebeurd bij de onkostenvergoeding WWB.Artikel 24. SchuldhulpverleningHet kan voorkomen dat trajecten gericht op arbeid en of arbeidsactivering gefrustreerd worden omdat de jongere problematische schulden heeft. Dit kan demotiverend werken bij een werkleeraanbod. Om de kans van slagen van een werkleeraanbod te vergroten is het daarom wenselijk om gelijktijdig met het werkleeraanbod te starten met schuldhulpverlening.Vanuit het oogpunt van schuldhulpverlening heeft het echter geen zin om deze voorziening dwingend op te leggen, omdat de vrijwillige medewerking essentieel is voor het slagen van schuldhulpverlening.Vandaar dat schuldhulpverlening wel als voorziening wordt aangemerkt, maar niet afdwingbaar is en niet-acceptatie van deze voorziening niet onder de werking van de Afstemmingsverordening WIJ valt.Artikel 25. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausuleIn de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college past het dat de gemeenteraad beleidskaders vaststelt. Dat is in deze verordening uitgewerkt. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid en op sommige onderdelen, met de nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de jongere. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.Artikel 26. InwerkingtredingGezien de (te) korte voorbereidingsperiode tussen vaststelling en publicatie van de wet (1-7-2009) en de inwerkingtreding van de wet (1-10-2009), de gemeentelijke planning (o.a. de begroting in oktober) rond raadsvergaderingen en het feit dat de raad eerst geïnformeerd moet worden over de inhoud van de WIJ alvorens verordeningen vast te stellen (november) wordt deze verordening ter vaststelling aangeboden in december 2009. Aangezien de wet voorschrijft verordeningen WIJ per 1-10-2009 vast te stellen, zal na de publicatie deze verordening terug moeten werken tot 1-10-2009.

 Artikel 27. CiteertitelBehoeft geen toelichting.De raad van de gemeente Haaren 

Rob van Woerkum

Frans Ronnes

raadsgriffier

voorzitter