Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Premie 2009

Geldend van 30-04-2009 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2009

Intitulé

Verordening Premie 2009

RaadsbesluitOnderwerp: Vaststelling Verordening premie 2009.De raad van de gemeente Haaren;in zijn vergadering van 16 april 2009;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 maart 2009;gelet op de behandeling in de raadscommissie van 2 april 2009;gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;gelet op de artikel 8, lid 1, onderdeel f; artikel 8 lid 2, onderdeel b; artikel 10 a lid 6 en artikel 31 lid 2, onderdeel j van de Wet werk en bijstand (WWB),gelet op artikel 35, lid 1, onderdeel c; artikel 35 lid 2, onderdeel b; artikel 38 lid 6 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW),gelet op artikel 35, lid 1, onderdeel c; artikel 35 lid 2 onderdeel b; artikel 38 lid 6 van de Wet inkomensvoorziening ouder en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)overwegende dat door invoering van de Wet stimulering arbeidsparticipatie bovengenoemde artikelen in de WWB, IOAW en IOAZ zijn opgenomen waarin de raad de opdracht krijgt om een Verordening premie vast te stellen;BESLUIT:

 

1. De Verordening premie 2009 vast te stellen.

 - Tekst van de Verordening premie 2009:

                                                                                Verordening premie 2009

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. Voor de begripsomschrijving wordt verwezen naar de begripsomschrijvingen van de WWB, IOAW en IOAZ.

  • 2. Artikel 2. De voorwaarden voor een uitstroompremie

    a. 

    Uitstroompremie: 

    een premie die verstrekt wordt om uitstroom uit de uitkering WWB, IOAW of IOAZ of uitstroom uit gesubsidieerd werk WWB te bevorderen middels het aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid (niet zijnde gesubsidieerd werk WWB), werk in het kader van de Wsw of het verrichten van werk als zelfstandig ondernemer

    b. 

    Stimuleringspremie: 

    een premie die verstrekt wordt op grond van artikel 10a lid 6 WWB, artikel 38 lid 6 IOAW of artikel 38 lid 6 IOAZ. Het betreft de haljaarlijkse premie bij participatiebanen.

    c. 

    Niet-bemiddelbaar:  

    een kwalificatie die de afstand tot de arbeidsmarkt uitdrukt en wel dat de persoon met deze kwalificatie niet met directe bemiddeling terug geleid kan worden naar de arbeidsmarkt.

    d.

    Uitkeringsgerechtigde:

    een persoon die een uitkering ontvangt op grond van de WWB, IOAW of IOAZ.

     

Artikel 2 De voorwaarden voor een uitstroompremie

  • 1. Een uitstroompremie is van toepassing indien:

    • a.

      de uitkeringsgerechtigde door het Werkbedrijf UWV is aangemerkt als niet-bemiddelbaar, en de uitkeringsgerechtigde algemeen geaccepteerde arbeid - niet zijn de gesubsidieerde arbeid in het kader van WWB- dan wel werk in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening aanvaardt en behoudt, dan wel werkzaamheden als zelfstandig ondernemer gaat verrichten, en

    • b.

      met het aanvaarden of verrichten van werk zoals omschreven in b het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde en eventuele partner meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief gemeentelijke toeslag, en

    • c.

      nadat de arbeid zoals omschreven onder b tenminste zes maanden heeft geduurd.

  • 2. Een uitstroompremie is ook van toepassing indien:

    • a.

      de belanghebbende gesubsidieerde werk in het kader van de WWB verricht, en

    • b.

      aansluitend algemeen geaccepteerde arbeid, dan wel werk in het kader van de Wet sociale werkvoorziening aanvaardt en behoudt, dan wel werkzaamheden als zelfstandig ondernemer gaat verrichten, en

    • c.

      belanghebbende direct voorafgaand aan het verrichten van gesubsidieerd werk in het kader van de WWB uitkeringsgerechtigde was, en

    • d.

      met het aanvaarden of verrichten van werk zoals omschreven in b het totale inkomen van de belanghebbende en eventuele partner meer bedraagt dan de van toepassing zijn de bijstandsnorm inclusief gemeentelijke toeslag, en

    • e.

      nadat de arbeid zoals omschreven onder b tenminste zes maanden heeft geduurd.

Artikel 3 De aanvraag van een uitstroompremie

  • 1. De premie moet tenminste zijn aangevraagd binnen 6 maanden nadat de periode genoemd in artikel 2 lid 1 sub d of artikel 2 lid 2 sub e is verstreken.

  • 2. De aanvraag geschiedt door indiening van een volledig ingevuld en eigenhandig ondertekend formulier dat door het college is vastgesteld. Dit formulier wordt ingediend onder overlegging van een werkgeversverklaring omtrent de gewerkte periode en zo nodig onder andere bewijsstukken die naar het oordeel van het college nodig zijn ter beoordeling van het recht op uitstroompremie.

Artikel 4 De hoogte en uitbetaling van de uitstroompremie

De hoogte van de premie als bedoeld in artikel 2 bedraagt het maximale jaarbedrag dat bedoeld is in artikel 31 lid 2 onder j WWB, dat van toepassing is op het moment waarop de aanspraak op de premie kan worden gemaakt en wordt in één keer uitbetaald.

Artikel 5 De Stimuleringspremie

  • 1. De stimuleringspremie bedraagt € 500,- per half jaar (bedrag per 1-1-2009)

  • 2. Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt elk jaar per 1 januari, voor het eerst per 1-1-2010, aangepast met een percentage dat overeenkomt met de indexering Schulinck, gebaseerd op “de consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek”, met dien verstande dat de bedragen naar boven worden afgerond op een hele Euro.

  • 3. De stimuleringspremie wordt ambtshalve verstrekt als is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 10a lid 6 WWB, artikel 38 lid 6 IOAW of artikel 38 lid 6 IOAZ.

Artikel 6 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op publicatie en werkt terug tot 1 april 2009.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening premie 2009”

1

- Toelichting Verordening premie 2009:Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de wettelijke opdracht van artikel 8 lid 1 onderdeel f van de WWB, artikel 35 lid 1 onderdeel c van de IOAW en artikel 35 lid 1 onderdeel c van de IOAZ. Daarin wordt de gemeente opgedragen om in de verordening de hoogte van de premie vast te stellen, mede in relatie tot de armoedeval.Algemene toelichtingBovengenoemde artikelen zijn toegevoegd dan wel gewijzigd in de betreffende wetten via de Wet van 29 december 2008 houdende regels met betrekking tot participatieplaatsen en loonkostensubsidies (Wet stimulering arbeidsparticipatie, afgekort Wet STAP). De opdracht om in de verordening de premie vast te stellen spreekt voor zich. Het opnemen van de relatie met de armoedeval is nieuw in de wet maar was in onze vroegere “beleidsregels premie in verband met werkaanvaarding” al gelegd door de premie vast te stellen op het wettelijk maximale bedrag. De hoogte van het maximale bedrag compenseerde namelijk het gemis aan langdurigheidstoeslag.Per 1-1-2009 is de WWB gewijzigd met betrekking tot de langdurigheidstoeslag en heeft de gemeente een verordening vastgesteld. Daarin is opgenomen dat deze toeslag mogelijk is als het inkomen niet meer dan 105 % van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Gezien het percentage van 105 % blijft de mogelijkheid bestaan dat de langdurigheidstoeslag niet mogelijk is bij werkaanvaarding en blijft het daarom nodig om de maximale wettelijke uitstroompremie toe te passen om dat verlies te compenseren.Toelichting per artikel:Artikel 1. Begripsomschrijving.In artikel 1 wordt voor de gebruikte begrippen verwezen naar de WWB, IOAW en de IOAZ. De aanvullende begrippen van lid 2 spreken voor zich.Artikel 2. De voorwaarden voor een uitstroompremie.1. Er is voor gekozen om niet iedere uitkeringsgerechtigde een uitstroompremie toe te kennen bij het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, werk in het kader van de Wsw of het verrichten van werkzaamheden als zelfstandig ondernemer. Alleen die uitkeringsgerechtigden, die niet-bemiddelbaar zijn behoren tot de doelgroep. Uitkeringsgerechtigden die door middel van directe bemiddeling weer werk moeten kunnen vinden komen niet voor de uitstroompremie in aanmerking. De reden is evident: de uitstroompremie is bedoeld als extra stimulans voor hen die een langere weg te gaan hebben richting arbeidsmarkt.Hoewel gesubsidieerde arbeid (WWB-baan) ook algemeen geaccepteerde arbeid is, wordt bij het aanvaarden van een op grond van de re-integratieverordening toegekende gesubsidieerde baan geen uitstroompremie verstrekt. Immers de gesubsidieerde baan is in principe tijdelijk en bedoeld als instrument om ervaring te krijgen en uit te stromen naar niet gesubsidieerd werk. Bij gesubsidieerd werk doet zich geen probleem voor m.b.t. de armoedeval, omdat het aantal uren zodanig wordt vastgesteld dat tot 1-1-2009 het gemis van langdurigheidstoeslag opgevangen werd. Bovendien worden vanaf 1-1-2009 werkenden niet meer uitgesloten van langdurigheidstoeslag en is alleen het inkomen bepalend (tot 105 % van de norm plus gemeentelijke toeslag) en heeft de minst verdienende partner recht op de algemeen heffingskorting.Doorstroom vanuit werk in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening naar niet gesubsidieerd werk is slechts zelden mogelijk. Personen die gaan werken via de WSW kunnen daarom wel in aanmerking worden gebracht voor de uitstroompremie, mits zij voldoen aan alle andere voorwaarden.Steeds meer werklozen proberen als zelfstandig ondernemer onafhankelijk te worden van een uitkering. In de vroegere beleidsregels was niet nadrukkelijk opgenomen om ook hen een uitstroompremie te verstrekken omdat er steeds sprake was van werkaanvaarding hetgeen meer duidt op arbeid in loondienst. Nu wordt dit nadrukkelijk wel genoemd als mogelijke uitstroomreden waarvoor een uitstroompremie mogelijk wordt.2. Aansluitend op het eerste lid wordt aan een uitkeringsgerechtigde, die uitstroomt naar gesubsidieerd werk een premie in het vooruitzicht gesteld als deze (men is dan niet meer uitkeringsgerechtigde, maar belanghebbende) doorstroomt naar niet-gesubsidieerd werk. Niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-gerechtigden kunnen in aanmerking komen voor gesubsidieerd werk en zijn ook belanghebbend, maar komen niet in aanmerking voor een premie, indien zij vanuit het gesubsidieerde werk doorstromen naar niet-gesubsidieerd werk. Vandaar dat nadrukkelijk is opgenomen, dat men uitkeringsgerechtigd geweest moet zijn, direct voorafgaand aan het gesubsidieerde werk.Bij zowel lid 1 als lid 2 is gesteld, dat er sprake moet zijn geweest van het verrichten van arbeid van minimaal zes maanden, alvorens de premie kan worden aangevraagd. Met deze zes maanden wordt aangesloten bij het begrip “duurzame arbeid” genoemd in de re-integratieverordening.Ook geldt voor de doelgroepen van lid 1 en lid 2 dat het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde of belanghebbende inclusief het inkomen van een eventuele partner met het aanvaarden of verrichten van arbeid boven de toepasselijke bijstandsnorm inclusief gemeentelijke toeslag moet komen. Het kan namelijk zijn dat de uitkeringsgerechtigde en/of partner al inkomsten hadden onder de norm en door de werkaanvaarding of het verrichten van werkzaamheden als zelfstandige uitstroom mogelijk wordt, dan wel gesubsidieerd werk WWB beëindigd kan worden.Artikel 3. De aanvraag van een uitstroompremie.

1. Nadat de termijn van zes maanden is verstreken kan men derhalve de premie aanvragen. Dat moet wel binnen zes maanden na het verstrijken van die zes maanden werk gebeuren. Het later aanvragen van de premie is niet gewenst omdat het oorzakelijk verband tussen de aanvaarding en behouden van het werk en het toekennen van de premie verloren gaat. Overigens ligt de verantwoordelijkheid voor het aanvragen van de premie bij de aanvrager. In het beëindigingbesluit van de uitkering wordt de klant hier wel op gewezen. De termijn om een aanvraag in te dienen is, in vergelijking met de vroegere beleidsregels, verlengd van 3 naar 6 maanden. Dit om cumulatie van stimuleringspremie en uitstroompremie binnen 1 jaar te voorkomen. Zou dat wel het geval zijn, moet het totaal aan premies belast worden omdat we bij de uitstroompremie het wettelijke maximale bedrag hanteren. Dat is niet wenselijk.2. Dit lid bepaalt dat de aanvrager gebruik moet maken van een door het college vastgesteld formulier. Om de periode van zes maanden te kunnen verifiëren dient de aanvraag vergezeld te zijn van een werkgeversverklaring dan wel andere gegevens om het recht op de uitstroompremie te kunnen beoordelen.Artikel 4. De hoogte en uitbetaling van de uitstroompremie.

In dit artikel is de hoogte van de uitstroompremie vastgelegd op het bedrag dat wordt bedoeld in artikel 31 lid 2 onder j (maximale premie) Gekozen is voor het maximale bedrag. Hiermee wordt enerzijds het gemis aan langdurigheidtoeslag gecompenseerd indien het arbeidsinkomen meer dan 105 % bedraagt van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief gemeentelijke toeslag. Anderzijds blijft het doel van de premie, n.l. stimuleren tot werkaanvaarding, behouden. De premie is onbelast en wordt in één keer uitbetaald.

Artikel 5. De Stimuleringspremie.De stimuleringspremie moet de gemeente verstrekken indien er sprake is van een participatiebaan (additionele werkzaamheden). Bij een participatiebaan is sprake van onbetaald werk, dat verricht wordt met behoud van uitkering. Uitgangspunt bij een participatiebaan is, dat deze 2 jaar duurt. De premie is steeds na elk half jaar van toepassing als halfjaarlijks blijkt, dat de uitkeringsgerechtigde naar het oordeel van het college in de afgelopen zes maanden voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces. De keuze van € 500,- is gemaakt omdat er dan maximaal 4 keer premie verstrekt wordt tijdens de 2 jaar durende participatiebaan en dat komt in de buurt van de hoogte van de uitstroompremie. De gemeente is vrij om de hoogte te bepalen, maar moet alleen rekening houden met het maximale bedrag op jaarbasis van artikel 31 lid 2 onderdeel j van de WWB.Artikel 6. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

In dit artikel krijgt het college de mogelijkheid om van de verordening af te wijken in uitzonderlijke situaties. Het betreft een hardheidsclausule.Artikel 7. Inwerkingtreding Behoeft geen toelichting.Artikel 8. CiteertitelBehoeft geen toelichting.De raad van de gemeente Haaren,

De raadsgriffier,

De Voorzitter,

Mr. P.J.F. Bemelmans

F.H.G.M. Ronnes