Regeling vervallen per 02-12-2014

Verordening voorzieningen Wmo Gemeente Haaren 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 01-12-2014

Intitulé

Verordening voorzieningen Wmo Gemeente Haaren 2012

De raad van de gemeente Haaren;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 november 2011;

Gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Overwegende dat het noodzakelijk is om voorzieningen te verlenen aan inwoners met een beperking te regelen bij verordening;

Besluit:

Tot het vaststellen van de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Haaren 2012. 

 

 

VERORDENING VOORZIENINGEN WMO GEMEENTE HAAREN 2012

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 6Artikel 1. Begripsomschrijvingen 6Lid 1. Wet 6Lid 2. College 6Lid 3. Compensatieplicht 6Lid 4. Aanmelding 6Lid 5. Gesprek 6Lid 6. Aanvraag 6Lid 7. Belanghebbende 7Lid 8. Psychosociaal probleem 7Lid 9. Algemene voorziening 7Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorziening 7Lid 11. Collectieve voorziening 7Lid 12. Voorliggende voorziening 7Lid 13. Wettelijk voorliggende voorziening 7Lid 14. Individuele voorziening 7Lid 15. Gebruikelijke zorg 8Lid 16. Voorziening in natura 8Lid 17. Persoonsgebonden budget 8Lid 18. Financiële tegemoetkoming 8Lid 19. Mantelzorger 8Lid 20. Sociaal netwerk 8Lid 21. Zelfredzaamheid 8Lid 22. Maatschappelijke participatie 8Lid 23. Vrijwilliger 8HOOFDSTUK 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE 9Artikel 2. De te bereiken resultaten 9HOOFDSTUK 3. HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN 10Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraag 10Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek 10Artikel 5. Het gesprek 10Artikel 6. Het verslag 10HOOFDSTUK 4. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING 12Artikel 7. De aanvraag 12HOOFDSTUK 5. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN 13PARAGRAAF 1. ALGEMENE REGELS 13Artikel 8. Het maken van een afweging 13PARAGRAAF 2. DE TE BEREIKEN RESULTATEN 13Artikel 9. Een schoon en leefbaar huis 13Artikel 10. Wonen in een geschikt huis 14Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften 14Artikel 12. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding 15Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren 15Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning 16Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel 16Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten 17HOOFDSTUK 6. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING. EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL 18PARAGRAAF 1. VERSTREKKING VAN VOORZIENINGEN 18Artikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzen 18PARAGRAAF 2. VERSTREKKING IN NATURA 18Artikel 18. Inhoud beschikking 18PARAGRAAF 3. VERSTREKKING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET 18Artikel 19. Overwegende bezwaren 18Artikel 20. Inhoud beschikking 19PARAGRAAF 4. VERSTREKKING ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING 19Artikel 21. Inhoud beschikking 19PARAGRAAF 5. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL 20Artikel 22. Eigen bijdragen en eigen aandeel 20HOOFDSTUK 7. PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING 21Artikel 23. Beslistermijn 21Artikel 24. Beperkingen 21Artikel 25. Advisering 22Artikel 26. Wijziging situatie 22Artikel 27. Intrekking 22Artikel 28. Terugvordering 22HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN 24Artikel 29. Hardheidsclausule 24Artikel 30. Indexering 24Artikel 31. Evaluatie 24Artikel 32. Inwerkingtreding 24Artikel 33. Intrekking bestaande verordening 24Artikel 34. Overgangsbepalingen 24Artikel 35. Citeertitel 25

TOELICHTING

Achtergrond 26HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 29Artikel 1. Begripsomschrijvingen 29Lid 1. Wet 29Lid 2. College 29Lid 3. Compensatieplicht 29Lid 4. Aanmelding 30Lid 5. Het gesprek 31Lid 6. Aanvraag 31Lid 7. Belanghebbende 31Lid 8. Psychosociaal probleem 32Lid 9. Algemene voorzieningen 32Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorziening 32Lid 11. Collectieve voorzieningen 33Lid 12. Voorliggende voorziening 33Lid 13. Wettelijk voorliggende voorziening 34Lid 14. Individuele voorziening 34Lid 15. Gebruikelijke zorg 34Lid 18. Financiële tegemoetkoming 34Lid 19. Mantelzorger 35Lid 20. Sociaal netwerk 35HOOFDSTUK 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE 37Algemeen. 37HOOFDSTUK 3. HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN 38Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraag 38Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek 38Artikel 5. Het gesprek 38Artikel 6. Het verslag. 40HOOFDSTUK 4. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING 42Artikel 7. De aanvraag 42HOOFDSTUK 5. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN 43PARAGRAAF 1. ALGEMENE REGELS 43Artikel 8. Het maken van een afweging 43PARAGRAAF 2. DE TE BEREIKEN RESULTATEN 44Artikel 9. een schoon en leefbaar huis. 44Artikel 10. Een geschikte woning 45Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften 47Artikel 12. Beschikken over schone draagbare en doelmatige kleding 48Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren 49Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning 50Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. 51Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. 53HOOFDSTUK 6. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING. EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL 54PARAGRAAF 1. VERSTREKKING VAN VOORZIENINGEN 54Artikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzen 54PARAGRAAF 2. VERSTREKKING IN NATURA 54Artikel 18. Inhoud beschikking 54PARAGRAAF 3. VERSTREKKING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET 55Artikel 19. Overwegende bezwaren 55Algemeen 55PARAGRAAF 4. VERSTREKKING ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING 58Artikel 21. Inhoud beschikking 58PARAGRAAF 5. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL 59HOOFDSTUK 7. PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING 60Artikel 23. Beslistermijn. 60Artikel 24. Beperkingen 60Artikel 25. Advisering 61Artikel 26. Wijziging situatie 61Artikel 27. Intrekking 61Artikel 28. Terugvordering 62HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN 63Artikel 29. Hardheidsclausule 63Artikel 30. Indexering 63Artikel 31. Evaluatie 63Artikel 32. Inwerkingtreding 63Artikel 34. Overgangsbepalingen 63Artikel 35. Citeertitel 64

 

 

Hoofdstuk 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Lid 1. WetWet maatschappelijke ondersteuning.

Lid 2. CollegeCollege van burgemeester en wethouders.

Lid 3. CompensatieplichtCompensatieplicht: De plicht van het College aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

Lid 4. AanmeldingAanmelding: de mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

Lid 5. GesprekGesprek: het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.

Lid 6. AanvraagAanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

 

Lid 7. BelanghebbendeBelanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.

Lid 8. Psychosociaal probleemPsychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

Lid 9. Algemene voorzieningAlgemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorzieningAlgemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

Lid 11. Collectieve voorzieningCollectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer.

Lid 12. Voorliggende voorzieningVoorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

Lid 13. Wettelijk voorliggende voorzieningWettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

Lid 14. Individuele voorzieningIndividuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt.

Lid 15. Gebruikelijke zorgGebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

Lid 16. Voorziening in naturaVoorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

Lid 17. Persoonsgebonden budgetPersoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

Lid 18. Financiële tegemoetkomingFinanciële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

Lid 19. MantelzorgerMantelzorger: een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt.

Lid 20. Sociaal netwerkMet sociaal netwerk wordt bedoeld het gezin, familie en andere sociale relaties (bijvoorbeeld vrienden, buren, vereniging, werkgever, sponsoren kerkgenootschap, moskee of andere levensbeschouwende genootschappen), in de buurt van belanghebbende. Deze mensen kunnen, waar nodig, ondersteuning en mantelzorg verlenen.

Lid 21. ZelfredzaamheidHet lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Lid 22. Maatschappelijke participatieMaatschappelijke participatie heeft dezelfde betekenis als het begrip "deelname aan het maatschappelijk verkeer".

Lid 23. VrijwilligerEen vrijwilliger verricht onverplicht en onbetaald, maar niet vrijblijvend, werkzaamheden. Dit doet hij of zij zowel informeel en ongeorganiseerd (kleinschalige burgerinitiatieven) als in georganiseerd (vrijwilligersorganisaties) verband voor (groepen uit) de samenleving.

 

Hoofdstuk 2 RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE

Artikel 2 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:a. een schoon en leefbaar huis;b. wonen in een geschikt huis;c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;f. zich verplaatsen in en om de woning; g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

 

Hoofdstuk 3 HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 3 Scheiding aanmelding en aanvraag

  • 1 Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:a. De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;b. De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;c. Belanghebbende of het college daarom verzoekt.

     

  • 2 Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid. 

Artikel 4 Aanmelding voor een gesprek

Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij Loket WegWijs van de gemeente Haaren door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 5 Het gesprek

  • 1 Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions, Disabilities and Health als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

     

  • 2 Als de belanghebbende een mantelzorger is wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de belanghebbende ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg. 

Artikel 6 Het verslag

  • 1 Het gesprek wordt afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag dienen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Uitsluitend een door belanghebbende ondertekend verslag dient als aanvraagformulier, als bedoeld in artikel 7 lid 3.

  • 2 Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende, gebruik makend van het ondertekende verslag van het gesprek, dat in die situatie als aanvraagformulier dient, een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

     

     

Hoofdstuk 4 DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING

Paragraaf 1. Algemene omschrijving.

Artikel 7 De aanvraag

  • 1 De aanvraag van een individuele voorziening moet schriftelijk plaatsvinden.

     

  • 2 Als iemand op een andere manier een aanvraag wil indienen (via de telefoon of op een andere manier), wordt dit per omgaande schriftelijk (via een gespreksverslag) bevestigd.

     

  • 3 Bij de aanvraag wordt, als er een ondertekend verslag van het gesprek aanwezig is, dit ondertekende verslag als aanvraagformulier beschouwd.

     

Hoofdstuk 5 BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Paragraaf 1 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Het maken van een afweging

  • 1 Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

     

  • 2 Alle (wettelijk) voorliggende, algemene, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn en het sociaal netwerk van belanghebbende, worden, als ze al niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of als er geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

     

Paragraaf 2 DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 9 Een schoon en leefbaar huis

  • 1 Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten. 

  • 2 Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk. 

  • 3 Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld. 

  • 4 Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. 

Artikel 10 Wonen in een geschikt huis

  • 1 Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon. 

  • 2 Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

     

  • 3 Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

     

  • 4 Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan dan wel verstrekt worden.

     

  • 5 De aanvrager komt niet voor een verhuiskostenvergoeding in aanmerking als op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat een verhuizing noodzakelijk is.

     

Artikel 11 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1 Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

     

  • 2 Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het bereiden en klaarzetten van maaltijden.

     

  • 3 Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld. 

  • 4 Voor zover de in het vorige lid 3 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

     

Artikel 12 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • 1 Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van kleding in gewassen en zo nodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat.

     

  • 2 Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was. 

  • 3 Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

     

  • 4 Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. 

Artikel 13 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1 Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen. 

  • 2 Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt. 

  • 3 Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld. 

  • 4 Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. 

Artikel 14 Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1 Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is. 

  • 2 Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik. 

  • 3 Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

     

  • 4 Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. 

Artikel 15 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1 Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving. 

  • 2 Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving. 

  • 3 Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootermobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld. 

  • 4 Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. 

Artikel 16 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

  • 1 Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

     

  • 2 Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

     

  • 3 Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld. 

  • 4 Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

     

Hoofdstuk 6 VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING. EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL

Paragraaf 1 VERSTREKKING VAN VOORZIENINGEN

Artikel 17 Mogelijke verstrekkingwijzen

De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt. 

Paragraaf 2 VERSTREKKING IN NATURA

Artikel 18 Inhoud beschikking

  • 1 Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:a. welke de te treffen voorziening is;b. wat de duur is van de verstrekking is;c. hoe de voorziening in natura verstrekt wordt; d. of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld ene. dat bij niet-gebruik belanghebbende dit meldt aan het college. De voorziening kan dan beëindigd en ingenomen worden.f. dat de beschikking kan worden herzien als er algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen aanwezig en beschikbaar zijn die belanghebbende kunnen compenseren.

     

  • 2 Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen. 

Paragraaf 3 VERSTREKKING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 19 Overwegende bezwaren

  • 1 Overwegende bezwaren van individuele aardHet college verstrekt geen persoonsgebonden budget als aannemelijk is dat dit budget niet kan of zal worden aangewend voor het te besteden doel. 

  • 2 Overwegende bezwaren van algemene aardHet college verstrekt geen persoonsgebonden budget als het collectief vraagafhankelijk vervoer voor de aanvrager een adequate voorziening is.

     

Artikel 20 Inhoud beschikking

  • 1 Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:1. Voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden.2. Wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen.3. Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is.4. Welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.5. Dat de voorziening, niet zijnde hulp bij het huishouden, ingeleverd wordt bij de gemeente, of terugbetaald wordt aan de gemeente, als er (tussentijds) geen recht meer op bestaat.6. Dat bij niet-gebruik belanghebbende dit meldt aan het college. De voorziening kan dan beëindigd en ingenomen worden.7. Dat de beschikking kan worden herzien als er algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen aanwezig en beschikbaar zijn die belanghebbende kunnen compenseren. 

  • 2 Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

     

Paragraaf 4 VERSTREKKING ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING

Artikel 21 Inhoud beschikking

  • 1 Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:a. voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;b. wat de duur van de verstrekking is;c. of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld end. wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is.e. welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van de financiële tegemoetkoming.f. dat bij niet-gebruik belanghebbende dit meldt aan het college. De voorziening kan dan beëindigd en ingenomen worden.g. dat de beschikking kan worden herzien als er algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen aanwezig en beschikbaar zijn die belanghebbende kunnen compenseren. 

  • 2 Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen. 

Paragraaf 5 EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL

Artikel 22 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1 Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten:a. een schoon en leefbaar huis;b. wonen in een geschikt huis;c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;f. zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft;g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. 

  • 2 De verschuldigde eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van een voorziening verschuldigd is, bedragen tezamen niet meer dan de bedragen genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haaren. Voor de jaarlijkse indexering sluit de gemeente Haaren aan bij de ministeriële regeling die de bedragen genoemd in artikel 3.1 van dit Besluit jaarlijks wijzigt. 

Hoofdstuk 7 PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

Artikel 23 Beslistermijn

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt voor:a. Een voorziening voor het wonen in een schoon en leefbaar huis: maximaal 8 weken.b. Een voorziening voor het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften: maximaal 8 weken.c. Een voorziening voor het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding: maximaal 8 weken.d. Een voorziening voor het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren: maximaal 8 weken.e. Een voorziening voor het wonen in een geschikt huis:1. als het gaat om een voorziening waarvoor geen bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 12 weken;2. als het gaat om voorzieningen waar wel bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 24 weken.f. Een voorziening voor het zich verplaatsen in en om de woning: maximaal 8 weken.g. Een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel: maximaal 8 weken.h Een voorziening voor het ontmoeten van medemensen het op basis daarvan sociale verbanden aangaan: maximaal 8 weken.

 

Artikel 24 Beperkingen

  • 1 Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:a. De noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat.b. De te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is.

     

  • 2 Geen voorziening wordt toegekend:a. Indien de voorziening algemeen gebruikelijk is.b. Indien de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente Haaren.c. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst-compenserend aan te merken valt.d. Voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

     

Artikel 25 Advisering

Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:a. Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.b. Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

 

Artikel 26 Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening. 

Artikel 27 Intrekking

  • 1 Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:a. Niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.b. Beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

     

  • 2 Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 

Artikel 28 Terugvordering

  • 1 Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

     

  • 2 Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens. 

  • 3 Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

     

Hoofdstuk 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. 

Artikel 30 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitzondering zijn de bedragen genoemd in artikel 3.1 van het Besluit Wmo. De hierin genoemde bedragen worden met ingang van 1 januari 2013 jaarlijks aangepast conform de standaard parameters Wmo die bekend worden gemaakt door het Ministerie van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport. 

Artikel 31 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid vervolgens aangepast. Het college zendt hiertoe jaarlijks na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk. 

Artikel 32 Inwerkingtreding

Deze verordening wordt openbaar bekend gemaakt en treedt in werking op 1 januari 2012. 

Artikel 33 Intrekking bestaande verordening

Met de inwerktreding van deze verordening wordt de Verordening Wmo gemeente Haaren 2009 ingetrokken.

 

Artikel 34 Overgangsbepalingen

  • 1 Bepalingen van deze verordening blijven tot 26 maart 2012 buiten toepassing wanneer deze bepalingen belanghebbenden, die op de grond van de Verordening Wmo gemeente Haaren 2009 een of meerdere individuele voorzieningen hebben, in een nadeliger positie brengen.

     

  • 2 Indien voor het tijdstip van inwerktreding van deze verordening een aanvraag op grond van de Verordening Wmo gemeente Haaren 2009 is ingediend en voor het tijdstip van inwerktreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, is daarop het geldend recht ten tijde van de aanvraag van toepassing. 

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening voorzieningen Wmo gemeente Haaren 2012”. 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Haaren, gehouden op 29 december 2011.
DE GEMEENTERAAD VAN HAAREN,de griffier,                                                                                                                              de voorzitter,Anja (A.H.M.) Tissen                                                                                                            Frans (F.H.G.M.) Ronnes 

Toelichting 1 VERORDENING VOORZIENINGEN WMO GEMEENTE HAAREN 2012

 

Achtergrond De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 van kracht geworden. De uitvoering van deze nieuwe wet is aanvankelijk wat betreft de individuele voorzieningen van prestatieveld 6 “beleidsarm” ingezet. Dat wil zeggen dat de bestaande regelgeving van de aan de Wmo voorafgaande Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de functie Huishoudelijke Verzorging (HV) uit de AWBZ zo veel mogelijk ongewijzigd in de nieuwe verordening werden opgenomen. Deze beleidsarme invoering heeft veel reacties opgeroepen. Allereerst van de gebruikers. Hun koepels, de CG-Raad en de gezamenlijke Ouderenbonden, hebben direct gereageerd, maar hadden ook begrip voor de onmogelijkheid om in zeer korte tijd een geheel nieuw beleid te ontwikkelen. Ook Kamerleden reageerden teleurgesteld, maar toonden ook weer begrip. Toen de Wmo eenmaal ingevoerd was reageerden ook de rechters. Zij reageerden zonder terughoudendheid, omdat zij de regelgeving als uitgangspunt namen. Daardoor ontstond een steeds grotere discrepantie tussen de tekst van de modelverordening en de daarop gebaseerde verordeningen van gemeenten en het door gemeenten te hanteren beleid.

Vrij vlot na de invoering van de Wmo heeft de VNG het initiatief genomen om de modelverordening door te ontwikkelen. Op 8 april 2008 werd een expert-meeting gehouden en als gevolg daarvan is een “Proeve voor een nieuwe modelverordening” ontwikkeld. De reactie daarop was niet direct positief. Los van het gegeven dat het slechts een proeve was werd geoordeeld dat aan het schrijven van een nieuwe verordening een tweetal processen vooraf zouden moeten gaan: een proces onder (potentiële) gebruikers van de Wmo en een proces onder de uitvoerders van de Wmo, de gemeenten. In samenwerking tussen VNG enerzijds en CG-Raad en gezamenlijke Ouderenbonden anderzijds is daarop “De Kanteling” ontstaan: een proces om de Wmo te doen kantelen naar een wijze van uitvoeren die recht doet aan de bedoeling van de wetgever, met name ten aanzien van het nieuwe begrip “compensatieplicht”.

Deze verordening, gebaseerd op de modelverordening van de VNG, is de weerslag van drie zaken. Allereerst hebben de resultaten van het project “De Kanteling” aan de basis gelegen van de in deze verordening opgenomen tekst. Vervolgens is ook rekening gehouden met de jurisprudentie, met name die van de Centrale Raad van Beroep.

 

 

Tot slot zijn de bevindingen van de raad op 7 juli 2011 verwerkt. De notitie “ De kanteling van de gemeente Haaren” is toen besproken. Hierin zijn vier scenario’s beschreven. De meerderheid heeft gekozen voor scenario 2: De Wmo kantelt, de gemeente Haaren ondersteunt burgers met een beperking. • Er wordt een beroep gedaan op de eigen kracht van de burger en zijn sociale netwerk. Zo nodig helpt de gemeente om de eigen kracht of het sociale netwerk te versterken.• De lokale overheid ondersteunt de burger met een beperking als dat nodig is. De verantwoordelijkheidsladder wordt toegepast. Burgers moeten gebruik maken van de algemene voorzieningen die in de gemeente beschikbaar zijn.• Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden niet verstrekt door de gemeente.• Het voorzieningenaanbod wordt vernieuwd. Er worden collectieve voorzieningen opgezet. Hierdoor worden er minder individuele voorzieningen verstrekt.• De burger is zelfredzaam en zoekt zelf naar draagkracht een oplossing voor zijn probleem.• Voor alle voorzieningen wordt een eigen bijdrage gevraagd. Dus ook voor scootmobielen, speciale fietsen en roerende woonvoorzieningen (tillift, traplift). Voor het gebruik van een rolstoel mag volgens de jurisprudentie geen eigen bijdrage worden gevraagd.• Voor een eigen aandeel in de kosten van een woningaanpassing wordt geen maximum meer gesteld van 25%. De burger betaalt naar draagkracht mee gedurende 39 periodes van vier weken (drie jaar). Dat kan betekenen dat hij de volledige kosten zelf betaalt. Maar de kosten die overblijven na drie jaar zijn voor rekening van de gemeente.

De opbouw van deze verordening is geheel anders dan die van de voorafgaande modelverordening en die van de Wvg was. In deze verordening ligt het zwaartepunt op de te behalen resultaten in plaats van op voorzieningen en op het zogenaamde “gesprek”, een open gesprek waarin samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt wordt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn wensen en individuele specifieke kenmerken en de problemen die om een oplossing vragen. Leidend hierbij is het te bereiken resultaat. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn. Na het gesprek volgt eventueel een aanvraag voor individuele voorzieningen.Door deze wijze van werken wordt het proces om te komen tot oplossingen in twee delen gesplitst: een inventarisatiefase, gekarakteriseerd door het “gesprek” en een fase van aanvraag, beoordeling en toekenning van individuele voorzieningen.

 

Na de begripsomschrijvingen ligt de focus op de te bereiken resultaten. Daarin zal per onderdeel van de Wmo, zoals geschetst in artikel 4 lid 1 van de wet (een huishouden voeren, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan) uitgewerkt worden wat daarbij als resultaat bereikt moet worden. Daarna wordt ingegaan op het Gesprek en vervolgens op de procedure na dat gesprek als het komt tot een individuele aanvraag. Pas daarna zal besloten worden met een aantal algemene soms procedurele regels. 

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGENArtikel 1. Begripsomschrijvingen

Lid 1. WetWaar staat Wet wordt bedoeld de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Lid 2. CollegeWaar staat College wordt bedoeld: College van burgemeester en wethouders.

Lid 3. CompensatieplichtDe begripsomschrijving van het cruciale begrip “compensatieplicht” is ontleend aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2008. In deze uitspraak wordt een fundamenteel standpunt gegeven over de Wmo. Het letterlijke citaat luidt:“4.2.2. Artikel 4 van de Wmo verplicht het College aan de in dat artikel genoemde personen voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Dit artikel brengt mee dat de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen de doeleinden zijn waarop de compensatieplicht van het College gericht moet zijn. Het is - gelet op de artikelen 3 en 5 van de Wmo - in beginsel aan de gemeenteraad en - gelet op artikel 4 van de Wmo - aan het College om te bepalen op welke wijze invulling wordt gegeven aan de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht. De rechter dient de keuze(n) die de gemeenteraad en het College daarbij hebben gemaakt in beginsel te respecteren, onverminderd de rechtsplicht van het College om in elk concreet geval een voorziening te treffen die zich kwalificeert als compensatie van beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Artikel 4 van de Wmo legt het College, wat dat aangaat, de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden. De Raad heeft noch in de wet, noch in de wetsgeschiedenis aanknopingspunten gevonden voor een terughoudende beoordeling van een ter uitvoering van artikel 4 van de Wmo genomen besluit. Wel heeft hij daarin aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat een dergelijk besluit in het individuele geval maatwerk dient te zijn. Onder omstandigheden kan dit leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het College bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht.

 

 

De Raad vindt hiervoor steun in de parlementaire geschiedenis, meer in het bijzonder in het verslag van het wetgevingsoverleg (Tweede Kamer 2005-2006, 30 131, nr. 98, p. 58 en 61), de brief van de staatssecretaris van 30 oktober 2006 (Tweede Kamer 2006-2007, 30 131, nr. 122, p. 6), de memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30131, C, p. 7, 9, 10 en 57), de nadere memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30 131, E, p. 19 en 25) en de Handelingen (Eerste Kamer 27 juni 2006, p. 34-1645).” Uit dit citaat zijn de belangrijkste bestanddelen samengevoegd tot de volgende begripsomschrijving:“Compensatieplicht: De plicht van het College van burgemeester en wethouders aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan (met als doeleinden de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen). Daarbij legt artikel 4 van de Wmo het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is”De compensatieplicht houdt een plicht in voor het college. Die plicht geldt in ieder geval ten aanzien van personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, waaronder ook ouderen kunnen vallen. Daarbij moet het gaan om ondervonden beperkingen op het gebied van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. Doel is betrokkenen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.Bij wat het college ook besluit geldt: het moet gaan om maatwerk. Uitgegaan moet worden van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Dat legt een beperking op aan de mogelijkheid algemene maatregelen te treffen, zoals het hanteren van primaten. Dat is toegestaan, mits in het individuele geval steeds wordt nagegaan of die algemene maatregel wel leidt tot maatwerk. Of zoals de Centrale Raad het zegt: “Onder omstandigheden kan dit (maatwerk) leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het College bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht.” (zie over dit laatste verder bij artikel 19. “Overwegende bezwaren”).

Lid 4. AanmeldingIn het kader van het gesprek wordt niet gesproken van een aanvraag maar van een aanmelding. Dit geeft verschillende aspecten van het gesprek aan. Allereerst dat het gesprek niet het onderzoek is naar een te verstrekken voorziening, maar het onderzoek naar de situatie van betrokkene, zijn behoeften, de te bereiken resultaten enz. Dit is dan uitgangspunt voor de beoordeling welke resultaten bereikt kunnen worden met algemene voorzieningen die voor iedereen beschikbaar zijn.

Dit traject kan uiteindelijk ook nog leiden tot een aanvraag voor een individuele voorziening. Het gesprek is evenwel geen vrijblijvende zaak: het gesprek is mede de basis voor de eventuele aanvraag voor een individuele voorziening. Van het gesprek worden aantekeningen gemaakt die zo nodig uitgewerkt worden tot een verslag, dat bij de aanvraag gevoegd kan worden om te voorkomen dat zaken dubbel gedaan moeten worden.

Lid 5. Het gesprekOnder "het gesprek" wordt de situatie verstaan waarbij degene die problemen ondervindt op het terrein waar de compensatieplicht van toepassing is, zich aanmeldt en na die aanmelding in gesprek komt met een vertegenwoordiger van het college, die samen met betrokkene en eventueel aanwezige mantelzorger(s) inventariseert waar betrokkene en zijn mantelzorger(s) problemen ondervindt, wat betrokkene nog zelf kan, wat de te bereiken resultaten zijn in de ogen van betrokkene, wat de behoeften daarbij zijn, welke oplossingen er in de maatschappij beschikbaar zijn via algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen, collectieve voorzieningen en het sociaal netwerk van de belanghebbende, zodat een basis ontstaat voor het zoeken naar oplossingen voor de problemen. Met die oplossingen wordt het te bereiken resultaat gerealiseerd. Voor zover die resultaten niet in die gesprekken al te behalen zijn, zal een vervolg noodzakelijk zijn in de vorm van een aanvraag die leidt tot een beschikking. Het gesprek zal de basis zijn voor de aanvraag. De aantekeningen c.q. het verslag van het gesprek zal dan ook bij de aanvraag worden gevoegd. Wie direct een aanvraag wil doen zonder gesprek vooraf verplaatst in feite het gesprek naar na de aanvraag. Zonder gesprek, of beter gezegd zonder het onderzoek dat tijdens het gesprek plaatsvindt, zal het lastig kunnen zijn maatwerk te leveren.Het gesprek wordt in hoofdstuk 2 uitgewerkt.

Lid 6. AanvraagDe aanvraag in het kader van de Wmo volgt in principe op het gesprek. Het moge duidelijk zijn dat het gesprek achterwege kan blijven als de situatie van betrokkene volstrekt helder is en betrokkene goed bekend is bij de gemeente. Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld vervanging van voorzieningen wegens het bereiken van de afschrijvingstermijn, of als een goed bekende aanvrager een nieuwe aanvraag doet.De aanvraag wordt schriftelijk gedaan.

Lid 7. BelanghebbendeDoordat in de wet gesproken wordt over mantelzorgers en vrijwilligers als doelgroep voor de compensatieplicht, kan het begrip ‘belanghebbende’ ruimer zijn dan alleen betrokkene zelf. Daarom is het begrip belanghebbende opgenomen. Onder belanghebbende kan dus ook verstaan worden de mantelzorger(s) van betrokkene.

Lid 8. Psychosociaal probleemHet begrip psychosociaal probleem is vanuit de AWBZ in de Wmo opgenomen, maar inmiddels als “grondslag” uit de AWBZ geschrapt. Dit is gebeurd omdat gebleken is dat deze grondslag in de AWBZ financieel moeilijk te beheersen was. In de Wmo heeft – volgens de parlementaire behandeling - dit begrip een heel specifieke betekenis. Deze betekenis wordt hier als begripsomschrijving gehanteerd en is overgenomen uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 29-04-2009. LJN: BI6832). Het betreft met name en verlies van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer, de kerndoelstelling van de Wmo.

Lid 9. Algemene voorzieningenDit zijn voorzieningen, met name diensten of een combinatie van dienst en product, die weliswaar niet bestemd zijn voor, noch te gebruiken zijn door alle inwoners; maar ze zijn door iedereen waarvoor ze wel bedoeld zijn op eenvoudige wijze, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure, te verkrijgen of te gebruiken. Voorbeelden zijn: De dagrecreatie voor ouderen  De sociale alarmering  De bezorgservies van supermarkten, de vrijwillige boodschaphulp De maaltijdservice, eetpunten en de wijkrestaurants Klussendienst , de services die dienstenpakketten bieden• Was- en strijkservice De (ramen)wasservice  De rolstoel-pools en scootmobiel-pools voor incidentele situaties De kort durende huishoudelijke hulp Kinderopvang in al zijn verschijningsvormen Een algemene voorziening is dus per definitie geen individuele voorziening en de Wmo-regels rond eigen bijdragen/eigen aandeel gelden niet.

Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorzieningVolgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening, met name producten, algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt, die gewoon in een normale winkel te koop is en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare voorzieningen. De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden. Bij dat laatste gaat het dus om aantoonbare, onvergoede kosten vanwege de beperking waardoor iemand onder bijstandsniveau komt. Het hangt dan van de individuele situatie af en de soort voorziening of je een uitzondering wil maken en de algemeen gebruikelijke voorzienig toch gaat verstrekken.

Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn:Een fiets of tandem met trapondersteuning, fiets met lage instap, inductie- en keramische kookplaten, waterbed, wasdroger, airconditioning, automatische transmissie, neerklapbare achterbank, rechter buitenspiegel, stuurbekrachtiging, trekhaak, (verwarmde) buitenspiegels, elektrisch bedienbare ramen, elektrische garagedeur opener en kosten APK keuring en een douche (vervangen bad of lavet door douche) op afschot maken.Eenvoudige kleine woonvoorzieningen zoals beugels, slipsafe, verhoogd toilet of toiletbrilverhoger, toilet op begane grond en op slaapverdieping , douchekop met glijstang, thermostatische kranen een een-hendel mengkranen worden ook voor iedereen algemeen gebruikelijk beschouwd en komen niet voor vergoeding of verstrekking in het kader van de Wmo in aanmerking.

Ook een auto is tegenwoordig een algemeen gebruikelijke voorziening. Ook mensen met een minimum inkomen, met of zonder beperking hebben een auto. Voor mensen die tegenwoordig geen auto hebben is dat meestal een principiële keuze. Een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto valt hiermee niet meer onder artikel 15.

Deze lijst is niet limitatief. Wat vandaag de dag nog een bijzondere voorzienig is, kan binnen afzienbare tijd een gangbaar artikel in de winkel zijn. En dus een algemeen gebruikelijke voorziening. Er zal altijd een individuele toets plaatsvinden om te kijken of een voorziening voor de aanvrager algemeen gebruikelijk is.

Lid 11. Collectieve voorzieningenDit zijn Wmo-voorzieningen die individueel worden verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Tot nu toe is het collectief (vraagafhankelijk) vervoer (cvv) het meest duidelijke voorbeeld.Cvv is geen algemene voorziening, omdat de normale aanvraagprocedure geldt, er een beschikking wordt afgegeven en bezwaar en beroep mogelijk is.

Lid 12. Voorliggende voorzieningVoorliggende voorzieningen kunnen zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of collectieve voorzieningen. Bij deze voorzieningen is de functie bepalend: zij gaan voor individuele voorzieningen. Als tijdens het gesprek blijkt dat de aanvrager particuliere hulp bij het huishouden heeft, dan wordt dit ook als voorliggende voorziening gezien. Op dat moment is er geen probleem wat onder de compensatieplicht van de gemeente valt. Hier kan een uitzondering op gemaakt worden als er plotseling iets veranderd is in de financiële situatie van belanghebbende (bijvoorbeeld verlies van baan als gevolg van de beperking), waardoor de particuliere hulp niet voortgezet kan worden.

Lid 13. Wettelijk voorliggende voorzieningTe bereiken voorzieningen die in wetgeving en in regelgeving zijn vastgelegd, die op basis van artikel 2 van de wet voorgaan op de Wmo. Te denken valt hierbij aan onder meer voorzieningen waarop met aanspraak kan maken op basis van de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de kinderopvang, en de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten. Als een wettelijk voorliggende voorziening het probleem kan oplossen is er geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wmo , zo is in artikel 2 Wmo bepaald.

Lid 14. Individuele voorzieningIn dit lid wordt de individuele voorziening gedefinieerd. Deze is niet voor iedereen beschikbaar, maar uitsluitend voor diegenen die onder artikel 4 van de wet vallen. Er wordt individueel onderzoek gedaan naar de noodzaak van deze voorziening, de voorziening wordt bij beschikking toegekend en er staat bezwaar en beroep open. Verder zijn alle regels van de Wmo van toepassing, zoals die rond eigen bijdragen en eigen aandeel.

Lid 15. Gebruikelijke zorgAls in een leefeenheid meerdere meerderjarige personen wonen hebben zij gezamenlijk de taak al het zich voordoende huishoudelijke werk te verrichten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling en dit uitgangspunt heeft een verplichtend karakter.

Het is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

Het principe van gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden / lange werktijden of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken.

Wat van minderjarige kinderen verwacht mag worden wordt opgenomen in de toelichting bij artikel 9.

Lid 18. Financiële tegemoetkomingEen financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat een belanghebbende krijgt als tegemoetkoming in de kosten die gemaakt worden om een geïndiceerde voorziening aan te schaffen of hulp te organiseren. Een financiële tegemoetkoming kan, maar hoeft niet kostendekkend te zijn.Een bouwkundige aanpassing aan een woning wordt ingevolge artikel 7 lid 2 Wmo door hetcollege uitbetaald aan de eigenaar van de woning, als financiële tegemoetkoming.

Lid 19. MantelzorgerDit geeft een begripsomschrijving van de mantelzorger. Daarvoor is aansluiting gezocht bij de begripsomschrijving van mantelzorg zoals de wet die geeft in artikel 1 lid 1 onder b: mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

Lid 20. Sociaal netwerkHier is toegelicht wat verstaan wordt onder sociaal netwerk. Daar waar inzet van leden van het sociaal netwerk mogelijk is, wordt geen individuele Wmo-voorziening toegekend.

Lid 21. ZelfredzaamheidDe Wmo geeft geen definitie van het begrip zelfredzaamheid. Volgens de regering biedt het normale taalgebruik hiervoor voldoende houvast, ook als interpretatiekader voor de rechterlijke macht. Een nadere omschrijving of een normering zou belemmerend kunnen werken voor het leveren van maatwerk en afstemming op de lokale en individuele omstandigheden aldus de regering (EK 2005-2006, 30 131, E, bijlage 1). In de toelichting op het amendement, dat heeft geleid tot invoering van de compensatieplicht (TK 2005-2006, 30 131, nr. 65) wordt onder zelfredzaamheid verstaan: “het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken”.

In artikel 4 lid 2 van de Wmo staat dat bij het bepalen van de voorzieningen het college rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen (…), alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. Gemeenten houden dus rekening met de mogelijkheden die iemand heeft om zelf in financiële zin kosten van een voorziening geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening te nemen. Bij toepassing van dit artikel zegt de gemeente: als gemeente hoeven wij niets te doen, want u kunt het zelf betalen, de compensatieplicht is niet aan de orde.Hoe de gemeente dit concreet vorm gaat geven is op dit moment niet duidelijk. Dit zal de komende tijd verder vormgegeven worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om de volgende zaken. In welke situaties gaan we kijken naar de financiële capaciteit en bij welk inkomen? En kunnen we iets met de verhouding tussen inkomen en regulier noodzakelijke uitgaven. Veel ouderen geven relatief minder uit, gaan bijvoorbeeld minder op vakantie, maar hebben wel dure voorzieningen nodig, zoals een scootmobiel, rolstoel, traplift of een aanbouw. Als je dan rekening moet houden met persoonskenmerken en behoeften enerzijds en met financiële capaciteit anderzijds, zou je misschien iets kunnen doen met dat inkomen. En veel voorzieningen worden steeds meer voor veel mensen financieel bereikbaar. Op marktplaats of bij de huidige leverancier van hulpmiddelen worden tweedehands hulpmiddelen aangeboden voor een lage prijs.Om erachter te komen wat allemaal mogelijk is, zullen we de jurisprudentie hierover volgen.

Lid 22. Maatschappelijke participatieDe Wmo geeft geen definitie van het begrip maatschappelijke participatie. Volgens de regering biedt het normale taalgebruik hiervoor voldoende houvast, ook als interpretatiekader voor de rechterlijke macht.

Een nadere omschrijving of een normering zou belemmerend kunnen werken voor het leveren van maatwerk en afstemming op de lokale en individuele omstandigheden aldus de regering (EK 2005-2006, 30 131, E, bijlage 1). Echter in de nadere memorie van antwoord heeft de regering aangegeven dat het begrip "maatschappelijke participatie" dezelfde betekenis heeft als het begrip "deelname aan het maatschappelijk verkeer" (EK 2005-2006, 30 131, C, p. 59). Daarbij is aangegeven dat met maatschappelijk verkeer de omgang met personen en instanties buiten het directe eigen leefverband wordt bedoeld. Er wordt niet alleen gedoeld op maatschappelijk verkeer dat nodig is voor het levensonderhoud, zoals het doen van boodschappen, maar ook om de meerwaarde van recreatieve activiteiten en bezoeken van vrienden en kennissen.Het gaat om de normale deelname aan het maatschappelijk verkeer. In de toelichting op het amendement, dat heeft geleid tot invoering van de compensatieplicht wordt onder normale deelname aan het maatschappelijke verkeer in ieder geval verstaan (TK 2005-2006, 30 131, nr. 65):• het kunnen voeren van een huishouden; • het normale gebruik van een woning; • het zich in en om de woning kunnen verplaatsen; • het zich zodanig kunnen verplaatsen dat aansluiting kan worden gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen; • het kunnen ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier te kunnen deelnemen aan het lokale sociaal-maatschappelijk leven.  

HOOFDSTUK 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIEAlgemeen.Hoofdstuk 2 is het hart van de verordening. Hoofdstuk 2 betreft de te bereiken resultaten, die afgeleid zijn uit de in artikel 4 genoemde doelstellingen van de compensatieplicht.Er zijn hieruit 8 te bereiken resultaten afgeleid: a. een schoon en leefbaar huis;b. wonen in een geschikt huis;c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;f. zich verplaatsen in en om de woning;g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Op deze 8 terreinen heeft het college een resultaatverplichting: door de te nemen algemene of individuele maatregelen moet het gestelde resultaat bereikt kunnen worden. Ook de Centrale Raad spreekt over resultaatverplichting, bijvoorbeeld in de eerdergenoemde uitspraak van december 2010.Deze resultaten zijn afkomstig uit de eerste bouwsteen die het resultaat was van het VNG-project `De Kanteling` en is als brochure onder de titel `Denken in resultaten. Bouwsteen voor een nieuwe modelverordening Wmo` uitgebracht. In de beleidsregels zullen diverse teksten vanuit deze brochure integraal worden opgenomen.

 

HOOFDSTUK 3. HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATENArtikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraagDit artikel bepaalt dat er een scheiding wordt aangebracht tussen een aanmelding en een aanvraag. In een drietal situaties, namelijk wanneer iemand zich voor het eerst meldt voor een individuele voorziening, wanneer iemand zich niet voor het eerst meldt, maar wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een nieuw gesprek rechtvaardigen, of indien ofwel belanghebbende ofwel de gemeente dat gewenst vindt, dient een aanvraag voorafgegaan te worden door het gesprek. Dit uitgangspunt wordt terzijde gezet als betrokkene aangeeft direct een aanvraag te willen doen. Dan zal het gesprek tijdens de aanvraagprocedure plaats kunnen vinden in de vorm van het noodzakelijke gemeentelijke onderzoek.Globaal kan gesteld worden dat een aanvraag pas gedaan kan worden als op basis van een gesprek een uitgebreide inventarisatie heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele voorzieningen al zijn beoordeeld. Dat betekent dat het voor de gemeente duidelijk moet zijn dat er geen andere oplossingen zijn dan een individuele oplossing en dat de te bereiken resultaten en de manier waarop die resultaten bereikt kunnen worden vastgelegd zijn en beoordeeld als vallend onder de Wmo.

Artikel 4. Aanmelding voor een gesprekArtikel 4 bepaalt dat een gesprek aangevraagd wordt middels een aanmelding. Het gesprek leidt niet tot een beschikking, dus er is geen sprake van een aanvraag die de regels van de Algemene wet bestuursrecht dient te volgen. Daarom kan een aanmelding ook mondeling (telefonisch of op een andere manier) worden gedaan, hetgeen in principe niet automatisch voor een formele aanvraag, zoals in Hoofdstuk 4 genoemd, geldt.Als een aanmelding is gedaan wordt binnen drie werkdagen een afspraak voor het gesprek gemaakt. Dit is van belang, omdat de belanghebbende direct het gevoel dient te hebben serieus genomen te worden. Een vlotte afspraak duidt daar (onder andere) op. Een aanmelding die daarna gedurende enkele weken blijft liggen zonder enige activiteit rond het maken van een afspraak wekt niet het vertrouwen dat men serieus wordt genomen. Bovendien geeft een aanmelding aan dat betrokkene een probleem ervaart. Het is van belang te laten blijken dat er vaart gezet wordt achter het oplossen van een probleem. En tot slot mag de extra stap van het gesprek niet leiden tot tijdverlies, het gesprek zou moeten leiden tot tijdwinst.

Artikel 5. Het gesprekAlgemeenHet gesprek is voor iedereen die voor het eerst een beroep doet op de compensatieplicht in het kader van de Wmo de logische start. Wie door eerdere aanvragen en een eerder gesprek al bekend is kan wellicht de fase van het gesprek overslaan. Dit zal niet altijd het geval zijn. Na een gewijzigde situatie kan het van belang zijn een nieuw of een aanvullend gesprek te houden.Tijdens het gesprek wordt – geheel uitgaande van degene die aangeeft behoefte te hebben aan compensatie, verder belanghebbende genoemd – een complete inventarisatie gemaakt. Deze inventarisatie heeft nadrukkelijk het startpunt bij de belanghebbende en inventariseert: De beperking, het chronisch psychisch probleem of het psychosociaal probleem dat basis is van de behoefte aan compensatie. De mogelijkheden die de belanghebbende ondanks dit probleem heeft. De onmogelijkheden die de belanghebbende ondervindt als gevolg van het ondervonden probleem of de ondervonden problemen. De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de verschillende in deze verordening weergegeven terreinen. Hetgeen belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande belemmeringen op te lossen. De mogelijkheden die belanghebbende heeft om deze resultaten via eigen oplossingen, zijn sociaal netwerk, via algemene voorzieningen, via algemeen gebruikelijke voorzieningen of via collectieve voorzieningen te bereiken. De mogelijkheden die de gemeente in principe biedt om de problemen via een individuele voorziening op te lossen.Het gesprek staat op zich los van een aanvraag voor een individuele voorziening in het kader van prestatieveld 6 van de Wmo (artikel 1, lid 1 onder g sub 6 Wmo). Dit is van groot belang om te voorkomen dat er een claimgerichte invulling van de Wmo plaatsvindt, welke invulling in strijd is met de doelstelling van de Wmo. Dat heeft consequenties. Wanneer iemand met een claimgerichte aanvraag komt en die uitsluitend claimgericht behandeld wil zien kan dit betekenen dat een gemeente moeilijk maatwerk kan leveren. Omdat het op zich al van belang is dat het gesprek uitmondt in volstrekte duidelijkheid over datgene wat in het gesprek is aangegeven, is er voor gekozen in bepaalde situaties dit gesprek uit te laten monden in een verslag, dat voor akkoord wordt getekend, zodat het verslag indien gewenst als aanvraag gebruikt kan worden indien individuele voorzieningen noodzakelijk blijken.Bij het gesprek zal het begrippenkader van de ICF, de International Classification of Functions, Disabilities and Health, uitgangspunt zijn. Ook bij de formulering van de te bereiken resultaten is het ICF basis geweest. Het is de wens van de wetgever geweest dat dit plaats zou vinden.Mocht de gemeente nadat een aanvraag is ingediend behoefte hebben aan een medisch advies of een onderzoek door een deskundige van een andere discipline, dan vindt dit na het gesprek plaats. Een dergelijk onderzoek past niet in een procedure als het gesprek waarbij belanghebbende en zijn wensen en persoonlijke kenmerken het uitgangspunt zijn en dat niet gericht is op een bepaalde individuele voorziening.

 

 

ArtikelsgewijsHet gesprek kan bij de belanghebbende thuis worden gevoerd. Er is een aantal argumenten aan te voeren waarom dit de meest geschikte plek is: het is de vertrouwde omgeving van betrokkene, een professional kan zich gemakkelijker aanpassen aan wisselende plaatsen dan een niet-professional, het kan relevant zijn de leefomgeving van de belanghebbende te zien om de loop van het gesprek beter te begrijpen, enz. Ook is het mogelijk dat het gesprek plaatsvindt op de locatie van het Loket WegWijs. Dit omdat bijvoorbeeld in de thuissituatie door allerlei omstandigheden (kleine kinderen?) een gesprek niet mogelijk of uiterst ingewikkeld is.Verder is het mogelijk dat de belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren. Dat zou kunnen zijn bij een vertrouwenspersoon of een naast familielid.

Lid 1 geeft aan dat het ICF de basis is voor het begrippenkader van het gesprek. Dit wil niet zeggen dat het ICF op tafel moet komen of dat belanghebbende bekend moet zijn met het ICF. Het ICF zal aan de basis liggen van de lijst met te bespreken punten en de daarbij te gebruiken begrippen. Wel betekent dit dat de professional het ICF dient te kennen.

Lid 2 bepaalt dat als de aanmelding gedaan is door een mantelzorger, het gesprek met de mantelzorger en zo mogelijk ook met degene die door de mantelzorger verzorgd wordt, gevoerd zal worden.

Artikel 6. Het verslag.Artikel 6 bepaalt in lid 1 dat het gesprek met een verslag wordt afgesloten. Dit verslag zal meestal niet ter plekke gemaakt worden. In veel gevallen zal het ongewenst zijn het gesprek met een laptop ter plekke vast te leggen: deze manier van werken zal het gesprek wellicht negatief beïnvloeden, omdat het maken van het verslag een te grote rol in het proces van het gesprek zal gaan spelen. De professional zal volledig aan het gesprek moeten kunnen deelnemen. Het lijkt een betere oplossing om per onderdeel van het gesprek en uiteindelijk aan het eind van het gesprek de belangrijkste punten kort samen te vatten en die op papier te zetten. Belanghebbende zal deze aantekeningen ten allen tijde desgevraagd kunnen ontvangen. Met deze punten kan door de professional uiteindelijk een uitgebreid gespreksverslag worden gemaakt. Het verslag wordt zo snel mogelijk beschikbaar gesteld. Vaak is de gemeente hierbij ook afhankelijk van informatie van derden.Belanghebbende heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.Als de belanghebbende het verslag ondertekent en het verslag is voorzien van zijn naam, adres en een dagtekening functioneert het verslag als aanvraagformulier voor een individuele aanvraag, als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

Daarbij dient men zich te realiseren dat het gesprek gevoerd wordt vanuit de belanghebbende en zijn behoeften en persoonlijke kenmerken. Van het verslag kan dan ook niet verwacht worden dat het een objectieve weergave van de situatie van betrokkene weergeeft: het zal duidelijk subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn. Bestaat er uiteindelijk behoefte aan een objectieve onderbouwing, dan zal dat na de aanvraag plaats moeten hebben.

Lid 2 bepaalt dat het mogelijk is, indien daar aanleiding toe bestaat, met het verslag van het gesprek een formele aanvraag bij de gemeente in te dienen. Met die aanvraag wordt een formele procedure ingezet die gebonden is aan de regels van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat het een ander traject is met een ander regime en een andere sfeer is de aanvraag in een nieuw hoofdstuk opgenomen.

 

HOOFDSTUK 4. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENINGArtikel 7. De aanvraagIn lid 1 is geregeld dat een aanvraag van een individuele voorziening altijd schriftelijk moet worden gedaan. Dit is een verplichting op grond van artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht dat bepaalt dat, tenzij bij wettelijk voorschrift anders bepaald, een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk moet worden ingediend.Lid 2 bepaalt dat indien een aanvraag mondeling (via telefoon of op een andere manier)wordt ingediend de gemeente deze indiening schriftelijk moet bevestigen onder toezending van het gespreksverslag om deze aanvraag formeel te maken. Van belang is dat de termijn waarbinnen de aanvraag moet uitmonden in een beschikking (in principe 8 weken) pas begint te lopen vanaf het moment dat het aanvraagformulier, volledig ingevuld, ondertekend en voorzien van alle benodigde bijlagen waaronder het eventuele verslag van het gesprek, bij de gemeente is binnengekomen. Het spreekt voor zich dat deze belangrijke informatie in het verslag is opgenomen.

Lid 3 bepaalt dat, als er een gesprek is gevoerd waarvan een verslag is gemaakt dat is ondertekend, dit ondertekende verslag van het gesprek als aanvraagformulier beschouwd kan worden. 

HOOFDSTUK 5. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATENHoofdstuk 5 van de verordening heeft een speciale opbouw. In paragraaf 1 worden de algemene regels die voor alle 8 te bereiken resultaten gelden, opgesomd. Het betreft dan met name het maken van een afweging. Waarom deze maatregel, deze voorziening wel en die niet. Zeker als de te verstrekken voorziening niet (precies) datgene is wat betrokkene wenst, is dit van groot belang: het gaat immers om het te bereiken resultaat en het college zal dan aan moeten kunnen geven waarom dit toch als maatwerk kan gelden.In paragraaf 2 wordt dan per te bereiken resultaat besproken wat de globale kaders zijn.Er is bewust gekozen voor het niet noemen van de voorzieningen die mogelijk zijn. Allereerst laat de wet deze mogelijkheid toe.Vervolgens is het principe van het gesprek en de daaropvolgende aanvraag zodanig dat niet van meet af aan een bepaalde voorziening centraal in de procedure moet staan maar het te bereiken resultaat en hoe dat mogelijk is. Focussen op een bepaalde voorziening kan de aandacht daarvan zodanig afleiden dat de verkeerde voorziening wordt toegekend.

PARAGRAAF 1. ALGEMENE REGELSArtikel 8. Het maken van een afwegingIn lid 1 van artikel 8 is vastgelegd dat het college het verslag van het gesprek tot uitgangspunt van de beoordeling van de vraag welke voorzieningen getroffen gaan worden, dient te nemen. Daarbij gaat het college uit van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager, zoals artikel 4 Wmo voorschrijft. "Uitgaan van" betekent dat het college die persoonskenmerken en behoeften als vertrekpunt van het onderzoek en de afweging neemt. Bij het onderzoek zal gekeken worden naar wat nodig is, wat mogelijk is en hoe maatwerk ten aanzien van de te bereiken resultaten mogelijk is. Het college kijkt daarbij ook naar de mogelijkheden van belanghebbende om het resultaat zelf te bereiken, bijvoorbeeld met een bepaald hulpmiddel.

Lid 2 bepaalt dat alle (wettelijk) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die voor betrokkene beschikbaar en in praktijk ook daadwerkelijk bruikbaar zijn (waaronder ook begrepen het sociaal netwerk), eerst beoordeeld dienen te worden. Dat wil zeggen dat allereerst bekeken moet worden of via deze, in de maatschappij logischerwijs voorhanden voorzieningen, de te bereiken resultaten ook daadwerkelijk bereikt kunnen worden. Dat kan nodig zijn omdat men niet weet welke voorzieningen er normaal voorhanden zijn. Als deze voorzieningen toch niet leiden tot het te bereiken resultaat zal naar andere oplossingen gezocht moeten worden en komen individuele voorzieningen ter beoordeling in perspectief.

 

Als er geen gesprek heeft plaatsgevonden zal dit na de aanvraag gebeuren. Dus met of zonder gesprek: er wordt in alle gevallen eerst beoordeeld welke voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen een oplossing zouden kunnen bieden om het te bereiken resultaat daadwerkelijk te bereiken.

PARAGRAAF 2. DE TE BEREIKEN RESULTATENArtikel 9. een schoon en leefbaar huis.In lid 1 van artikel 9 wordt geschetst wat het te bereiken resultaat is ten aanzien van een schoon en leefbaar huis. Dit resultaat houdt in dat iedereen moet kunnen wonen in een huis dat schoon is volgens de normen zoals die tot nu toe zijn gehanteerd. Wat betreft de vraag wat onder schoon verstaan moet worden zijn normen geformuleerd in de beleidsregels. Die normen zijn ontleend aan gangbare ideeën die bestaan in de maatschappij. Er zijn ook beperkingen ten aanzien de omvang van de woning, zoals het aantal kamers, de oppervlakte van de kamers, waarbij uitgangspunt is de omvang van een nieuwe woning binnen de sociale woningbouw. Dit uitgangspunt is niet star: er zijn altijd mogelijkheden bij te stellen naar boven of naar beneden (maatwerk). Ramen lappen aan de buitenkant valt van oudsher buiten de gemeentelijke plicht. Maar een aanvrager kan met een (sterk) afwijkende vraag ten aanzien van het onderdeel omvang sociale woningbouw geen compensatie afdwingen voor het meerdere boven het niveau sociale woningbouw. Dit zal in de beleidsregels nader worden uitgewerkt.Onder de ruimten die onder dit principe vallen zijn te rekenen: een woonkamer, de aanwezige en gebruikte slaapkamers, de keuken en de sanitaire ruimten. Ook een eventuele berging die daadwerkelijk in gebruik is, zal meegenomen worden.

In lid 2 van artikel 9 wordt geschetst welke individuele voorzieningen beschikbaar gesteld kunnen worden om het schone en leefbare huis te bereiken. dat gaat allereerst via licht en zwaar huishoudelijk werk, d.w.z. om het droog en nat schoon en stofvrij maken en houden van de woning. Daarbij valt bijvoorbeeld het reinigen van de ramen aan de buitenkant niet onder de compensatieplicht, omdat daarvoor een algemeen gebruikelijke voorziening bestaat: de glazenwasser. Het aantal benodigde uren voor deze activiteit zal bepaald worden via een normenschema dat is opgesteld in samenwerking met de aanbieders van HH en in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is geaccepteerd als een redelijk uitgangspunt voor de bepaling van de omvang van de hulp. Overigens kunnen ook andere normenschema’s ontwikkeld worden, bijvoorbeeld door schoonmaakbedrijven. Hierbij zal het te bereiken resultaat altijd centraal dienen te staan.

Lid 3 van artikel 9 gaat in op het onderdeel gebruikelijke zorg. Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid vanaf 18 jaar. Wanneer die in staat zijn huishoudelijke werkzaamheden die onder de compensatieplicht vallen over te nemen zal allereerst gekeken moeten worden of dit niet een voorliggende voorziening is. Alle huisgenoten vanaf 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dat wanneer één van de huisgenoten die het huishoudelijk werk doet, uitvalt, via een herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn zal er plicht tot compensatie bestaan. Ook aanwezige personen jonger dan 18 jaar, zoals thuiswonende kinderen, worden geacht hun bijdrage aan het huishouden te leveren door hun kamer bij te houden en hand- en spandiensten te verrichten.Compensatieplicht bestaat er uiteraard ook als de huisgenoot zelf ook niet in staat is het huishoudelijk werk te verrichten. Hiertoe zal al dat onderzoek gedaan moeten worden om dit vast te stellen.Niet gewend zijn huishoudelijk werk te verrichten is geen reden tot compensatie. Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten, waaronder begrepen de kinderen, kan compensatieplicht betekenen. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld moeten worden.

Voor gezonde jonge huisgenoten geldt:- huisgenoten tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan het huishouden- huisgenoten van 5 tot en met 12 jaar worden naar eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. Opruimen, tafel dekken / afruimen, afwassen / afdrogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand gooien)- huisgenoten van 13 tot en met 17 jaar kunnen ook helpen bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (zie boven) en hun eigen kamer op orde houden (rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen)- huisgenoten van 18 tot en met 22 jaar kunnen een eenpersoonshuishouden voeren. Dat wil zeggen: schoonhouden van sanitaire ruimten, keuken en één kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen. Indien nodig kan ook de opvang en / of de verzorging van jongere kinderen tot hun taken behoren.- Huisgenoten vanaf 23 jaar kunnen de huishoudelijke taken volledig overnemen wanneer de belanghebbende uitvalt.

Lid 4 bepaalt dat indien er sprake is van gebruikelijke zorg en er geen reden is om aan te nemen dat deze gebruikelijke zorg niet uitgevoerd kan worden, er in principe geen individuele voorziening toegekend zal kunnen worden. Omdat het om maatwerk gaat, zal ook hiernaar nauwkeurig onderzoek gedaan moeten worden. Hetzelfde geldt de in artikel 7 lid 2 gestelde uitzondering voor voorliggende en andere voorzieningen die gewoon in de maatschappij beschikbaar zijn.

Artikel 10. Een geschikte woningLid 1.Als het gaat om het wonen in een geschikte woning hebben we het over de woonvoorzieningen, zowel bouwkundig als niet-bouwkundig. Uitgangspunt is daarbij dat men zelf al beschikt of zal beschikken over een woning. Het is niet zo dat een gemeente voor een woning moet zorgen: dat is een eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. De gemeente kan wel ondersteunen of bemiddelen bij het zoeken naar een (geschikte) woning.

Daarbij is uitgangspunt dat iedereen altijd zoekt naar een voor hem op dat moment meest geschikte beschikbare woning, uiteraard passend bij het bestedingspatroon.Heeft iemand een woning, dan zal de compensatieplicht betekenen dat eventuele problemen met het normale gebruik van de woning opgelost worden. Daarbij kan veelal gekozen worden uit meerdere mogelijke oplossingen.Ook nu gaat het weer om woningen op het niveau sociale woningbouw. De ruimten zijn dan ook weer de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten. Er kan altijd afgeweken worden naar boven of beneden, maar omvangrijke woningen en zeer grote ruimten zullen niet als uitgangspunt voor compensatie gelden. Het bereiken van balkon of tuin valt onder het begrip “een geschikte woning”. Het inrichten van een tuin valt buiten dit kader.

Lid 2.Als het gaat om een geschikte woning is er een reeks aan mogelijke wijzen van compensatie. Het kan mogelijk zijn de woning aan te passen, maar ook kan het mogelijk zijn dat er een andere woning beschikbaar is die geschikt is, of een woning die gemakkelijker geschikt te maken is. In die situatie zal een afweging moeten worden gemaakt van de diverse mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij zijn de behoeften van de aanvrager. Maar aan de andere kant is er ook de noodzaak tot een doelmatige besteding van gemeenschapsgelden, waardoor zo veel mogelijk aanvragers gecompenseerd kunnen worden met de beschikbare middelen. Door hier gericht beleid op te maken kan het college sturen in de mogelijkheden. De verschillende regels die gelden bij het maken van afwegingen zijn in de beleidsregels opgenomen.Ten aanzien van de vraag of er aangepast dient te worden of dat het plaatsen van een herplaatsbare woonunit ook een oplossing kan zijn, spelen afwegingen over afschrijving van de voorziening en over de vraag of de voorziening later hergebruikt kan worden een belangrijke rol. Gestreefd wordt aanpassingen die bestaan uit een aanbouw alleen dan te realiseren als vastgelegd kan worden dat deze aanpassing tijdens de gehele looptijd beschikbaar kan blijven voor een gehandicapte. Dit zal over het algemeen uitsluitend te realiseren zijn bij huurwoningen van sociaal verhuurders. In andere situaties zal indien mogelijk gekozen worden voor het plaatsen van een losse woonunit.

Lid 3Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning zich niet lenen voor aanpassing. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken zal moeten worden. Daarbij zal zo mogelijk rekening gehouden worden met de behoeften van de aanvrager. Dat wil zeggen dat in een afweging bepaald zal worden hoe die behoeften zich verhouden tot de belangen (met name financiële) van de gemeente.

Bij een verhuizing gaat dus zorgvuldig onderzoek aan vooraf en moet het besluit goed gemotiveerd worden. Factoren die meegenomen moeten worden zijn: stijgen de woonlasten en kan de aanvrager dat betalen? Binnen welke termijn moet gecompenseerd worden, wat is medisch verantwoord? Hoe is de medische prognose van de aanvrager? Er dient een redelijke belangenafweging plaats te vinden tussen algemeen belang (kosten voor de gemeente) en particulier belang. Sociale factoren kunnen bij de afweging en rol spelen: de voorkeur van de aanvrager, zijn binding met de woonomgeving en nabijheid van voorzieningen, nabijheid van mantelzorg.Voor meer informatie zie de infokaart Zorg van Stimulansz. Daar staat alle jurisprudentie genoemd.

Lid 4.Als er voorliggende voorzieningen zijn of alternatieve voorzieningen zijn die goedkoper zijn, zal eerst beoordeeld worden of het hanteren hiervan nog leidt tot maatwerk, zodat via deze voorzieningen het resultaat bereikt zou kunnen worden.Als blijkt dat de goedkoopst compenserende voorziening een verhuizing is, en de geschikte woning is beschikbaar of komt op korte termijn beschikbaar, en de aanvrager wil toch niet verhuizen, dan krijgt de aanvrager geen verhuiskostenvergoeding. Ook de kosten voor het aanpassen van de huidige woning worden niet vergoed op grond van de Wmo. De gemeente heeft op basis van zorgvuldig onderzoek aan de compensatieplicht voldaan.

Lid 5.Verhuizingen die in de lijn der verwachting liggen, worden niet gecompenseerd. Bijvoorbeeld als de aanvrager 65 jaar is, ouderdomsbeperkingen krijgt en gelijkvloers wil gaan wonen. Dergelijke verhuizingen zijn algemeen gebruikelijk.Uitzonderingen zijn mogelijk als er bijvoorbeeld sprake is van een onverwacht optredende oorzaak.

Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeftenLid 1 van artikel 11 beschrijft wat verstaan wordt onder het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Het kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften betekent dat de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt beschikbaar moet zijn. Hetzelfde geldt voor toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Deze dagelijkse benodigdheden kunnen op vele manieren in huis komen. Compensatie houdt niet per definitie in dat de aanvrager zelf de boodschappen moet kunnen doen. Er zal in redelijkheid gezocht worden naar een oplossing waarmee het resultaat bereikt wordt. Te denken valt aan een boodschappenservice, burenhulp of vrijwilligersdiensten, waarbij wel opgelet wordt dat de supermarkt qua prijsniveau past bij het bestedingspatroon van de aanvrager.Het gaat niet alleen om de ingrediënten maar ook om de maaltijden zelf. Compensatie betekent dat de aanvrager beschikt over de verschillende maaltijden door de dag heen. Daarbij dient rekening te worden met medische geïndiceerde diëten en kan rekening worden gehouden met de wensen van de aanvrager.

Het te bereiken doel kan behaald worden via een maaltijdservice, gebruik van maaltijden in een wijkrestaurant, via het gebruik maken van gezamenlijke maaltijden of via het – met behulp van een vrijwilliger of anderszins – zelf bereiden van maaltijden. Ook kan het bereiden van maaltijden worden overgenomen.

Lid 2 van artikel 11 stelt welke hulpmiddelen gekozen kunnen worden om dit resultaat te bereiken. Boodschappen kunnen op verschillende manieren gedaan worden. Er kan gebruik gemaakt worden van beschikbare diensten, zoals boodschappenservice. Bij afwezigheid van dergelijke diensten, of indien de kosten van de dienst, zowel wat betreft producten als wat betreft extra bezorgkosten, dat rechtvaardigen, kan gekozen worden voor het inzetten van hulp om de boodschappen te doen. Daarbij zal goedkoopst compenserend leidraad zijn, zodat het doen van boodschappen niet perse door de aanvrager zelf met hulp hoeft te worden gedaan. Ook hier is het te bereiken resultaat van belang en is de manier waarop daaraan ondergeschikt.

Lid 3 bepaalt dat een bruikbare boodschappenservice of bruikbare maaltijdvoorziening die leidt tot het te bereiken resultaat voorliggend is op eventueel individuele voorzieningen. Om te bepalen of een boodschappenservice of maaltijdvoorziening bruikbaar is, zal gekeken moeten worden naar gezinssamenstelling, kosten en concrete beschikbaarheid. Als een voorliggende voorziening niet beschikbaar is, kan daar uiteraard geen gebruik van worden gemaakt.

Lid 4 bepaalt dat indien een voorliggende voorziening aanwezig is, waarmee het resultaat bereikt kan worden, er geen ruimte bestaat voor een individuele voorziening.

Artikel 12. Beschikken over schone draagbare en doelmatige kledingLid 1 Gemeenten dienen aanvragers in staat te stellen te beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleiding. Dit onderdeel is beperkt tot het verzorgen van kleding die iemand in zijn bezit heeft. Begeleiding bij het kopen van kleding valt niet onder afdwingbare compensatie, maar als daar behoefte aan bestaat, kan de gemeente wel bemiddelen bij het regelen dat er geschikte en passende kleding wordt gekocht, bijvoorbeeld met inschakeling van vrijwilligers. De wijze waarop deze ondersteuning wordt geboden, is afhankelijk van de gezamenlijk door aanvrager en gemeente te kiezen oplossing.Als mobiliteit het probleem is, kan gedacht worden aan een vervoersvoorziening om dat probleem op te lossen. Als er hulp bij het huishouden aanwezig is, zou dit de oplossing kunnen bieden. Dat hoeft niet perse via het samen kopen van kleding: het is ook mogelijk met behulp van anderen kleding aan te schaffen. Wat doelmatige kleding precies is zal per situatie verschillen. Het moge duidelijk zijn dat het gaat om dagelijkse kleding en niet om exceptionele kleding zoals bijvoorbeeld speciale gelegenheidskleding.

Lid 2 Schone, draagbare en doelmatige kleding betekent dat er gewassen, gestreken en eventueel gerepareerd moet kunnen worden, alles voor zover de aanvrager daartoe niet in staat is. Het wassen zal veelal gebeuren met de algemeen gebruikelijke wasmachine. Ook het drogen van de was vindt indien mogelijk plaats op moderne wijzen van drogen: de wasdroger. Voor zover het noodzakelijk is kleding te strijken kan dit ook onder te compenseren problemen vallen. Daarbij is weer uitgangspunt wat in de maatschappij algemeen gangbaar is.

Lid 3 en 4.Als er voorliggende, algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen (was- en strijkservice, stomerij) zijn, die tot het te bereiken resultaat kunnen leiden, zal geen ruimte bestaan voor individuele voorzieningen. Hierbij wordt uiteraard gekeken of er wel sprake is van maatwerk, ook in relatie tot het bestedingsniveau van belanghebbende.

Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behorenLid 1 spreekt over de dagelijkse zorg van kinderen die tot het gezin behoren. Dit kan onder de compensatieplicht behoren als een ouder met beperkingen dat zelf niet kan. Compensatie is dan bedoeld als ondersteuning. Het zal nooit gaan om volledige overname. In die situatie zullen andere oplossingen gezocht moeten worden. Te denken valt aan algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang.Het ondersteunen bij de opvoeding in een ontregeld gezin valt onder de Wet op de jeugdzorg en intensieve zorg voor gehandicapte kinderen, die de gebruikelijke zorg overstijgt, valt onder de AWBZ.

Lid 2 biedt de mogelijke oplossingen. Het thuis verzorgen van kinderen die tot het gezin behoren zal veelal van kortere duur zijn. De compensatie van het niet zelf verzorgen (en opvoeden) van tot het gezin behorende kinderen zal bij een langere duur opgelost kunnen worden via algemeen gebruikelijke, voorliggende en algemene voorzieningen. Soms zal tijdelijke compensatie van belang zijn om de ouder(s) de gelegenheid te geven een definitieve oplossing te zoeken. Voorliggende voorzieningen spelen dan een grote rol. Te denken valt aan kinderopvang, gastouders, oppasgrootouders enz. Vanzelfsprekend zal ook bezien moeten worden of de ouder(s) met het opnemen van ouderschapsverlof, zorgverlof of calamiteitenverlof zelf hun kinderen kunnen verzorgen. Ook kan van dit verlof gebruik worden gemaakt om definitieve oplossingen te vinden.

Lid 3 en 4.Voor- tussen- en naschoolse opvang kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de aanvrager kunnen leiden tot het te bereiken resultaat kunnen het verstrekken van een individuele voorziening onnodig maken. Er zal dus altijd eerst beoordeeld moeten worden of er sprake is van dit soort oplossingsmogelijkheden.

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woningLid 1. Het te bereiken resultaat betekent dat de aanvrager zich in om en nabij zijn woning moet kunnen verplaatsen. Daarbij dient gedacht te worden aan het verplaatsen in het kader van het wonen, waarbij de woning bij alle verplaatsingen centraal staat. Alle andere verplaatsingen, die verder gaan dan de woning (zoals het gaan posten van een brief, het op bezoek gaan bij een buurman of het maken van een ommetje) horen bij het volgende te bereiken resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Bij deze verplaatsingen horen wel de verplaatsing naar een centrale hal in een flat, waar veelal de brievenbussen zijn, of het gebruik van een balkon of het gebruik van de tuin.

Wat de tuin betreft moet het mogelijk zijn in die tuin te komen, de inrichting van de tuin is een eigen verantwoordelijkheid.In de woning moeten de normale woonruimten bereikt kunnen worden. Te denken valt daarbij aan de woonkamer, het slaapvertrek, of mogelijk de slaapvertrekken, het toilet en de douche. Als er een berging is, moet ook de berging bereikt kunnen worden, als belanghebbende deze daadwerkelijk gebruikt.In principe zullen zolders zonder stahoogte, veelal bereikbaar zonder vaste trap, met bijvoorbeeld een vlizotrap, niet onder de compensatieplicht vallen.Het doel hierbij is dat men zich in die ruimten zodanig kan verplaatsen en zich daardoor zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is. Om dit resultaat te bereiken wordt compensatie geboden in de vorm van hulpmiddelen. Een voorbeeld is een rolstoel voor verplaatsingen door de ruimte. Ook een tillift zou gezien kunnen worden als een dergelijk middel. Doordat een belangrijk deel van de tilliften vanwege aard- en nagelvaste verbinding met het plafond gerekend worden tot de voorzieningen waardoor in een geschikte woning gewoond kan worden, wordt de tillift verder beschouwd als een voorziening die daar onder valt.De hulpmiddelen die het te bereiken resultaat kunnen bevorderen kunnen nieuw of gebruikt zijn. Het is niet zo dat de compensatieplicht betekent dat iemand een nieuwe voorziening moet ontvangen, de compensatieplicht betekent dat iemand met de verstrekking het te bereiken resultaat moet kunnen bereiken.Het kunnen verplaatsen in de woning zou kunnen betekenen dat er twee voorzieningen verstrekt worden. Wanneer iemand een transfer kan maken, maar overigens aangewezen is op een rolstoel, zou gekozen kunnen worden voor een stoeltjeslift in combinatie met een rolstoel beneden en een rolstoel boven, waardoor iemand in staat zal zijn om zich in de gehele woning te verplaatsen. In deze situatie kunnen naast een traplift ook andere voorzieningen nodig zijn om de woning rolstoeldoorgankelijk te maken.

Lid 2.In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis (onder de Wmo valt in veel gevallen de rolstoel) verstrekt worden als men een dergelijke voorziening voor dagelijks zittend gebruik nodig heeft. Aan een dergelijke noodzaak gaat vaak een periode vooraf waarin gebruik wordt gemaakt van andere hulpmiddelen, (ooit) verstrekt op basis van de Zorgverzekeringswet of AWBZ of zelf aangeschaft. De zogenaamde rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder: deze rolstoel wordt immers niet gebruikt voor verplaatsen in, om en nabij de woning, maar wordt vooral gebruikt als men zich elders moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan, zoals tijdens een uitstapje. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots, of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen en dergelijke.

De rolstoel voor incidenteel gebruik wordt alleen dan verstrekt, indien de gemeente geen regeling heeft voor het lenen van dit soort rolstoelen. Ook is het wellicht in incidentele situaties noodzakelijk om andere redenen een dergelijke rolstoel voor incidenteel gebruik te verstrekken. Het zal hierbij gaan om uitzonderingen: uitgangspunt is dat een rolstoel alleen verstrekt wordt indien die noodzakelijk is voor het verplaatsen in, om en nabij de woning.

lid 3 en 4.Een rolstoelpool zou kunnen leiden tot een adequate oplossing voor het probleem van het verplaatsen op andere plaatsen dan rond de woning. Daarom zal een rolstoelpool een oplossing kunnen bieden voor diegenen die behoefte hebben aan een oplossing voor incidenteel gebruik waarbij het gebruik niet in en om de woning plaatsvindt.Als daar sprake van kan zijn zal geen individuele voorziening worden verstrekt.

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.Lid 1.Als het gaat om het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is het te bereiken resultaat dat de aanvrager zich met een of ander vervoermiddel binnen zijn eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied kan verplaatsen.Die verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag. Dat zijn alle verplaatsingen die niet uitsluitend te maken hebben met verplaatsingen in het kader van een betaalde baan, school of therapeutisch vervoer. Heeft men voor dat soort verplaatsingen een aparte voorziening nodig, die verder gaat dan de normale voorziening voor het verplaatsen in het kader van het leven van alledag, dan zal deze voorziening niet onder de compensatieplicht vallen maar vergoed dienen te worden vanuit de voorzieningen ten behoeve van werken: zoals de Wia, leerlingenvervoer of ziektekostenverzekering of AWBZ.Maar het enkele feit dat je met de voorziening die je nodig hebt in het kader van het leven van alledag, ook naar je werk kunt, ontslaat de gemeente niet van de compensatieplicht. Ook niet- gehandicapten gebruiken hun auto vaak voor het reguliere woon-werkverkeer of voor het vervoer in het kader van werk (waarvoor zij dan een vergoeding ontvangen van de werkgever).

Lid 2.De individuele voorzieningen die verstrekt gaan worden om als resultaat te bereiken dat je je met een of ander vervoermiddel in de woonplaats en directe omgeving kan verplaatsen betreffen een breed scala van verplaatsingen. Uitgesloten zijn verplaatsingen die met een speciaal middel gemaakt moeten worden in verband met betaalde arbeid. Verder zijn ook vakanties en ander verblijf buiten het gebied zoals omschreven met woonplaats en omgeving uitgesloten. Daarvoor wordt door het Ministerie van VWS Valys beschikbaar gesteld. Valys is aanvullend op de door de Wmo te compenseren voorzieningen en valt buiten de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders. Valys regelt het vervoer wanneer de pashouder een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder. De gemeente is verantwoordelijk voor de vervoersbehoefte van de pashouder tot en met vijf OV-zones vanaf diens woonadres of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand tot en met 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder.

Wel gaat het om verplaatsingen nodig voor het doen van boodschappen (zodat ook op deze wijze het resultaat van het kunnen beschikken over de eerste levensbehoeften wordt bereikt) en verplaatsingen die nodig zijn om op bezoek te gaan.Op dit moment is niet duidelijk of medisch vervoer, voor zover niet vergoed door de zorgverzekering, onder de compensatieplicht van de Wmo valt. Naar aanleiding van jurisprudentie hebben de vier regiotaxiregio’s uit de provincie Noord-Brabant een brief verzonden naar de staatssecretaris om duidelijkheid te krijgen. De gemeenten wachten nog op antwoord. Tot nader bericht wordt medisch vervoer in de regiotaxi voor het lage tarief gedoogd. Als vrije reiziger kan men wel met de regiotaxi naar het ziekenhuis reizen.Ook het vervoer om in de natuur te zijn of het vervoer om een kerk of moskee, een sporthal, of een museum te bezoeken valt onder de compensatieplicht.De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen tussen 1500 en 2000 kilometer per jaar. Het kan voorkomen dat er een grotere vervoersbehoefte bestaat. Van belang is allereerst vast te stellen of dat een realistische vervoersbehoefte is, gezien de medische, maar ook gezien de financiële situatie van de aanvrager. Immers, met een laag inkomen kan men wel de wens hebben veel verplaatsingen te maken, maar omdat voor iedere Nederlander verplaatsen een prijskaartje heeft zal dat ook voor mensen met een handicap gelden. Daarbij is het van belang vast te stellen of de vervoersbehoefte hiermee spoort.

Lid 3 en 4.Ook bij de vervoersvoorzieningen kan een scootermobielpool een oplossing bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur. Om hierbij te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de aanvrager uitgangspunt zijn van de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Voorliggende voorzieningen kunnen individuele voorzieningen voorkomen.

Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Lid 1.Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken van bijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven, maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunnen invullen. Voorwaarden hiervoor zijn bijvoorbeeld het zich kunnen verplaatsen naar deze bestemmingen. Daarvoor zal artikel 15 over het algemeen een voldoende oplossing kunnen bieden.

Als de gewenste activiteit sporten betreft op recreatief niveau, wordt individueel onderzocht of een sportvoorzienig (bijvoorbeeld een sportrolstoel) nodig is om te kunnen participeren. Of heeft iemand al genoeg participatiemogelijkheden? Of zijn er andere participatiemogelijkheden? Kortom het college biedt dan maatwerk. Is een sportrolstoel noodzakelijk om te participeren, dan verstrekt de gemeente een financiële tegemoetkoming, inclusief onderhoud, keuring en reparatie. De vergoeding wordt eens in de vijf jaar beschikbaar gesteld. De hoogte van de maximale tegemoetkoming is opgenomen in het Wmo-Besluit van de gemeente Haaren.

Lid 2.Als vervoer voldoende in staat stelt aan activiteiten deel te nemen kan via artikel 15 het vervoersprobleem opgelost worden.

Lid 3 en 4.Als sprake is van voorliggende voorzieningen, die het probleem op kunnen lossen, zal er geen ruimte meer zijn voor individuele voorzieningen. 

HOOFDSTUK 6. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING. EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEELPARAGRAAF 1. VERSTREKKING VAN VOORZIENINGENArtikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzenIn dit artikel wordt allereerst behandeld in welke vormen voorzieningen verstrekt kunnen worden. De mogelijkheden voorziening in natura of een persoonsgebonden budget zijn voorgeschreven in artikel 6 Wmo. De financiële tegemoetkomingen kunnen niet ontbreken (hoewel er in feite geen verschil bestaat tussen een persoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming) omdat artikel 7 lid 2 Wmo spreekt over een “financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan de woonruimte”.

PARAGRAAF 2. VERSTREKKING IN NATURAArtikel 18. Inhoud beschikkingDit artikel bepaalt in lid 1 welke aspecten bij het verstrekken van een voorziening in natura in de beschikking vastgelegd moeten worden.Het gaat er daarbij uiteraard allereerst om welke voorziening(en) aan de orde zijn. Dit uiteraard in relatie tot de te bereiken resultaten. Vervolgens wordt aangegeven wat de duur van de voorziening is: voor hoe lang wordt iets toegekend of hoe lang moet men in principe de bepaalde voorziening kunnen gebruiken om het resultaat te bereiken. Vervolgens is van belang te vermelden op welke wijze de voorziening in natura verstrekt wordt. Als er sprake is van een overeenkomst wordt deze overeenkomst vermeld.Ook andere aspecten, speciaal aspecten die voor deze ene verstrekking gelden, dienen in de beschikking opgenomen te worden.Ook gemeld wordt dat de beschikking kan worden herzien als er algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen aanwezig en beschikbaar zijn die belanghebbende kunnen compenseren. Dit kan namelijk invloed hebben op de verstrekte individuele voorziening.Als het gaat om toekenningen voor onbepaalde tijd, kan dat besluit altijd worden herzien als er sprake is van gewijzigd beleid, mits de mensen tijdig zijn geïnformeerd (ruim van te voren) en ze de kans hebben zich aan te passen aan de nieuwe regels, dus eventueel met een overgangstermijn.Alle belanghebbenden worden dan eerst aangeschreven, waarna een heronderzoek gedaan wordt. Van belang is natuurlijk de rechtszekerheid: iemand mag er in principe op rekenen dat hij/zij krijgt wat de gemeente hem/haar heeft toegekend. Als men er inderdaad op achteruit gaat dient een overgangstermijn te worden gehanteerd voor het afbouwen, zodat mensen kunnen wennen aan de nieuwe situatie. Zorgvuldigheid en evenredigheid (artt. 3:2 en 3:4 Algemene wet bestuursrecht) vereisen een overgangstermijn. Daarvoor zijn geen vaste tabellen, maar als vuistregel geldt; hoe groter het verschil tussen de oude en de nieuwe situatie, hoe geleidelijker de overgang moet zijn.

Als mensen een beschikking hebben waarin hen een specifieke voorziening of persoonsgebonden budget is toegekend voor een bepaalde periode, kan de gemeente dat niet puur en alleen door heronderzoek gaan wijzigen, zonder dat er in de individuele situaties wijzigingen zijn opgetreden. Men mag er immers op rekenen dat gedurende de in de beschikking genoemde termijn die voorziening krijgt, als men aan de voorwaarden voldoet.

Lid 2 geeft aan dat als een eigen bijdrage gevraagd wordt, dit in de beschikking komt te staan. Dit betreft alleen het gegeven dat een eigen bijdrage gevraagd wordt. Hoe hoog de eigen bijdrage is zal door het CAK bepaald worden en door het CAK bij afzonderlijke beschikking worden opgelegd.

PARAGRAAF 3. VERSTREKKING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGETArtikel 19. Overwegende bezwaren

AlgemeenDe keuzevrijheid van de belanghebbende tussen de voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Dit lijdt uitzondering indien er overwegende bezwaren bestaan tegen deze keuzevrijheid (artikel 6 lid 1 Wmo). Het college bepaalt of er sprake is van overwegende bezwaren (CRvB 14-07-2010, nr. 08/5298 WMO). Daarbij geldt dat de gemeente niet lichtvaardig mag besluiten tot het achterwege laten van de keuzemogelijkheid (EK 2005-2006, 30 131, E, p. 4).Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat overwegende bezwaren individueel en algemeen kunnen zijn (Handelingen EK 2005-2006, nr. 34, p. 1654). Zie respectievelijk I7.2.3.2 (individuele aard) en I7.2.3.3 (algemene aard).Lid 1 Overwegende bezwaren van individuele aardBij overwegende bezwaren van individuele aard gaat het om in de persoon gelegen bezwaren. Daarvan kan sprake zijn in gevallen dat het zeer twijfelachtig is dat de belanghebbende een persoonsgebonden budget besteedt aan datgene waar het voor gegeven is. Daarbij kan worden gedacht aan mensen met bijvoorbeeld manische buien of verslavingsproblematiek. Als deze mensen echter een goed netwerk hebben die voor hen het beheer kan verzorgen, kan een persoonsgebonden budget als keuze beschikbaar blijven (TK 2005-2006, 30 131, nr. 31, p. 3). De staatsecretaris heeft opgemerkt dat een persoonsgebonden budget moet kunnen worden geweigerd als dat in het belang van de cliënt is (bijvoorbeeld drugsverslaafden, en mensen met psychoses) (TK 2005-2006, 30 131, nr. 97, p. 2).Indien de belanghebbende ten tijde van de aanvraag schulden heeft waardoor het risico bestaat op beslaglegging op het verstrekte budget, kan het college zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat overwegende bezwaren in de zin van (thans) artikel 6 lid 1 Wmo bestaan tegen het bieden van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (Rechtbank Zwolle-Lelystad 05-12-2008, nr. AWB 08/1046). Het onderscheid dat hiermee wordt gemaakt tussen personen mét en personen zónder schulden acht de rechtbank gerechtvaardigd gelet op het belang van het college dat een verstrekt budget ook zeker wordt gebruikt voor de voorziening waarvoor dat budget is aangevraagd.Lid 2 Overwegende bezwaren van algemene aardUit de parlementaire behandeling (o.a. (EK 2005-2006, 30 131, C, p. 19 en 20) blijkt dat overwegende bezwaren - uitsluitend in geval van een systeem van collectief vervoer - ook algemeen van aard kunnen zijn en kunnen berusten op doelmatigheidsoverwegingen (zie CRvB 28-10-2009, nr. 08/7031 WMO, CRvB 28-10-2009, nr. 08/7118 WMO, CRvB 28-10-2009, nr. 08/7382 WMO en CRvB 14-07-2010, nr. 08/5298 WMO). Daaronder kan worden begrepen de overweging dat een veelvuldig beroep op persoonsgebonden budgetten het instandhouden van een systeem van collectief vervoer kan ondergraven (Handelingen Eerste Kamer p. 34-1654). De CRvB oordeelt dat uit de kamerstukken blijkt dat de wetgever de beoordeling of er sprake is van overwegende bezwaren, ook met betrekking tot het collectief vervoer, aan de gemeenten laat, omdat het niet mogelijk is in het algemeen aan te geven welk financieel risico gemeenten precies lopen wanneer zij collectieve diensten aanbesteden en de belanghebbenden met een persoonsgebonden budget kiezen voor andere voorzieningen of aanbieders (CRvB 14-07-2010, nr. 08/5298 WMO).Ingevolge de artikelen 3:46 en 7:12 Awb moet een besluit respectievelijk een beslissing op bezwaar berusten op een deugdelijke motivering. Daaruit vloeit voort dat een beslissing van het college, inhoudende dat er overwegende bezwaren bestaan tegen het bieden van een keuze voor een persoonsgebonden budget als alternatief voor het collectief vervoer, moet berusten op relevante feiten en omstandigheden (CRvB 14-07-2010, nr. 08/5298 WMO).De gemeente Haaren heeft overwegende bezwaren tegen het verstrekken van een financiële tegemoetkoming dan wel een pgb voor een vervoervoorziening als de Regiotaxi ’s-Hertogenbosch een adequate compensatie biedt aan de belanghebbende. De kosten van de regiotaxi per persoon op jaarbasis zijn lager dan een persoonsgebonden budget waarmee men 2000 kilometers kan reizen. Indien de huidige gebruikers van het collectief vervoer (ongeveer 575) mogen kiezen voor een persoonsgebonden budget heeft dit niet alleen behoorlijke financiële gevolgen voor de gemeente, maar loopt ook het voortbestaan van het collectieve vervoerssysteem gevaar.

Artikel 20. Inhoud beschikkingLid 1 van artikel 20 bepaalt wat er bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget vastgelegd moet worden in de beschikking. Het gaat daarbij allereerst om de formulering van het te bereiken resultaat zodat helder is waarvoor het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden. Dat kan beperkt zijn, zoals het bezoeken van familie, vrienden en kennissen en het doen van boodschappen met een scootermobiel, maar ook een meer algemeen geformuleerd resultaat, zoals het maken van alle noodzakelijke verplaatsingen in de naaste woon- en leefomgeving.Als er een programma van eisen wordt verstrekt (waar is het geld voor bedoeld, aan welke eisen moet voldaan zijn) wordt dat ook in de beschikking vastgelegd onder bijvoeging van het program van eisen.Vervolgens kan in de beschikking worden vastgelegd wat de omvang van het persoonsgebonden budget is, welk bedrag men ontvangt, met vermelding hoe dat bedrag tot stand is gekomen. Voor wat betreft de verantwoording wordt ook in de beschikking vastgelegd wat van degene tot wie de beschikking is gericht in dit opzicht wordt verwacht. Tot slot wordt in de beschikking opgenomen dat de voorziening, niet zijnde hulp bij het huishouden, ingeleverd of terugbetaald moet worden aan de gemeente.

Een voorziening die iemand met een PGB heeft gekocht, moet bij de gemeente worden ingeleverd of terugbetaald, als er (tussentijds) geen recht meer op bestaat. Bijvoorbeeld als de voorziening niet gebruikt wordt of bij overlijden. Hiermee verplicht de gemeente de klant (of zijn nabestaanden) om de eigendom van het middel over te dragen aan de gemeente. Het is ook mogelijk dat de klant de voorziening niet overdraagt, maar de voorziening naar rato terugbetaalt aan de gemeente. De keuze is aan de klant of zijn nabestaanden.De gemeente maakt over de inname of overname van voorzieningen afspraken met de leverancier die nu hulpmiddelen in natura levert.

Ook gemeld wordt dat de beschikking kan worden herzien als er algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen aanwezig en beschikbaar zijn die belanghebbende kunnen compenseren. Dit kan namelijk invloed hebben op de verstrekte individuele voorziening.Als het gaat om toekenningen voor onbepaalde tijd, kan dat besluit altijd worden herzien als er sprake is van gewijzigd beleid, mits de mensen tijdig zijn geïnformeerd (ruim van te voren) en ze de kans hebben zich aan te passen aan de nieuwe regels, dus eventueel met een overgangstermijn.Alle belanghebbenden worden dan eerst aangeschreven, waarna een heronderzoek gedaan wordt. Van belang is natuurlijk de rechtszekerheid: iemand mag er in principe op rekenen dat hij/zij krijgt wat de gemeente hem/haar heeft toegekend. Als men er inderdaad op achteruit gaat dient een overgangstermijn te worden gehanteerd voor het afbouwen, zodat mensen kunnen wennen aan de nieuwe situatie. Zorgvuldigheid en evenredigheid (artt. 3:2 en 3:4 Algemene wet bestuursrecht) vereisen een overgangstermijn. Daarvoor zijn geen vaste tabellen, maar als vuistregel geldt; hoe groter het verschil tussen de oude en de nieuwe situatie, hoe geleidelijker de overgang moet zijn. En bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden dient rekening te worden gehouden met de afspraken die belanghebbende met de hulp hebben gemaakt.

Als mensen een beschikking hebben waarin hen een specifieke voorziening of persoonsgebonden budget is toegekend voor een bepaalde periode, kan de gemeente dat niet puur en alleen door heronderzoek gaan wijzigen, zonder dat er in de individuele situaties wijzigingen zijn opgetreden. Men mag er immers op rekenen dat gedurende de in de beschikking genoemde termijn die voorziening krijgt, als men aan de voorwaarden voldoet.

Lid 2 van dit artikel bepaalt dat bij het heffen van een eigen bijdrage dit in de beschikking vermeld moet worden, waarbij meegenomen kan worden dat het CAK de hoogte van de eigen bijdrage vaststelt en per beschikking op zal leggen.

PARAGRAAF 4. VERSTREKKING ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMINGArtikel 21. Inhoud beschikkingLid 1 bepaalt ten aanzien van de financiële tegemoetkoming wat in de beschikking vermeld wordt. Het gaat hier allereerst om de vermelding van het te bereiken resultaat waarvoor de financiële tegemoetkoming gebruikt dient te worden. Daarnaast moet vermeld worden voor welke duur, voor welke periode de financiële tegemoetkoming verstrekt wordt en tenslotte dient hier vermeld te worden of er een overeenkomst van toepassing is op deze verstrekking. Uiteraard moet ook de hoogte van de financiële tegemoetkoming vermeld worden.

Ook gemeld wordt dat de beschikking kan worden herzien als er algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen aanwezig en beschikbaar zijn die belanghebbende kunnen compenseren. Dit kan namelijk invloed hebben op de verstrekte individuele voorziening.Als het gaat om toekenningen voor onbepaalde tijd, kan dat besluit altijd worden herzien als er sprake is van gewijzigd beleid, mits de mensen tijdig zijn geïnformeerd (ruim van te voren) en ze de kans hebben zich aan te passen aan de nieuwe regels, dus eventueel met een overgangstermijn.Alle belanghebbenden worden dan eerst aangeschreven, waarna een heronderzoek gedaan wordt. Van belang is natuurlijk de rechtszekerheid: iemand mag er in principe op rekenen dat hij/zij krijgt wat de gemeente hem/haar heeft toegekend. Als men er inderdaad op achteruit gaat dient een overgangstermijn te worden gehanteerd voor het afbouwen, zodat mensen kunnen wennen aan de nieuwe situatie. Zorgvuldigheid en evenredigheid (artt. 3:2 en 3:4 Algemene wet bestuursrecht) vereisen een overgangstermijn. Daarvoor zijn geen vaste tabellen, maar als vuistregel geldt; hoe groter het verschil tussen de oude en de nieuwe situatie, hoe geleidelijker de overgang moet zijn.

Als mensen een beschikking hebben waarin hen een specifieke voorziening of persoonsgebonden budget is toegekend voor een bepaalde periode, kan de gemeente dat niet puur en alleen door heronderzoek gaan wijzigen, zonder dat er in de individuele situaties wijzigingen zijn opgetreden. Men mag er immers op rekenen dat gedurende de in de beschikking genoemde termijn die voorziening krijgt, als men aan de voorwaarden voldoet.

Lid 2.De gemeente Haaren vraagt voor alle voorzieningen een eigen bijdrage c.q. een eigen aandeel, in casu ook bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming. Hiervoor gelden de regels zoals opgenomen in het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Haaren.

PARAGRAAF 5. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEELArtikel 22. eigen bijdragen en eigen aandeelVoor alle voorzieningen, behalve voor een rolstoel, wordt een eigen bijdrage opgelegd. Het maakt niet uit of de voorziening in natura wordt verstrekt (lease, in bruikleen, in eigendom, persoonlijke dienstverlening) of via een persoongebonden budget wordt aangeschaft.Bij een financiële tegemoetkoming noemen we dat een eigen aandeel.Een forfaitaire financiële tegemoetkoming is een vast bedrag dat los staat van de kosten van de voorziening en los van het inkomen. Hierbij is het niet mogelijk om een eigen aandeel te berekenen en op te leggen. Dat geldt bijvoorbeeld voor een woonvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor de verhuiskosten. (Rolstoel)taxi vergoedingen zijn bijvoorbeeld ook forfaitaire financiële tegemoetkomingen, waarvoor geen eigen aandeel wordt opgelegd.Het college legt in het Besluit Wmo de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast. Binnen de grenzen van het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bmo). Ook andere bedragen en zaken rondom de verstrekking, de uitbetaling en verantwoording van persoonsgebonden budgetten zijn opgenomen in het Besluit Wmo.

 

HOOFDSTUK 7. PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERINGArtikel 23. Beslistermijn.De Algemene wet bestuursrecht regelt dat, als bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, een besluit genomen dient te worden binnen een redelijke termijn. Die redelijke termijn is 8 weken. De Wmo bepaalt niets over beslistermijnen. De gemeente Haaren hanteert de termijnen van de Algemene wet bestuursrecht. Een uitzondering wordt gemaakt voor woningaanpassingen. Dit heeft te maken met de tijd die derden nodig hebben om bouwkundige offertes voor belanghebbende te maken en te beoordelen.Over het algemeen wordt in de praktijk eerder dan acht weken een besluit genomen. Zeker als er sprake is van spoed, dan wordt hiermee rekening gehouden.

Artikel 24. BeperkingenEr geldt een aantal beperkingen bij het verstrekken van voorzieningen.

Lid 1 onder a bepaalt dat het noodzakelijk is dat een voorziening langdurig noodzakelijk is. Op deze regel bestaat een duidelijke uitzondering: hulp bij het huishouden na een ziekte of ziekenhuisopname. Als deze kortdurende hulp bij het huishouden binnen een gemeente niet geleverd kan worden als algemene voorziening, waardoor geen individuele voorziening meer nodig zal zijn, zal deze hulp als individuele voorziening verstrekt moeten worden. Deze uitzondering dient dan in de verordening te worden opgenomen.Wat langdurig noodzakelijk is hangt geheel af van de situatie, maar ook een te bereiken resultaat voor een belanghebbende die terminaal is dient gerekend te worden tot langdurig noodzakelijk. De voorziening zal immers iemand gehele verdere leven noodzakelijk zijn.

Hoe de gemeente komt tot het gewenste resultaat, met welke inzet van voorzieningen is afhankelijk van de situatie. Heeft iemand een beperkte levensverwachting en is hij terminaal? Dan is hij vaak bedlegerig en moet hij op bed verzorgd worden. Een bed in de woonkamer met een losse toiletstoel is een betere oplossing dan een woningaanpassing in de vorm van een traplift en het aanpassen van de natte cel. Dit geeft bovendien veel ongemak en vraagt veel tijd. In dergelijke situaties zal altijd gedegen onderzoek plaatsvinden. Wat is het probleem, wat is de gewenste voorziening en wat is de levensverwachting. Een gedegen medisch advies is hiervoor nodig. En wat zijn de kosten van de gevraagde voorziening en is het de goedkoopst compenserende oplossing.De gemeente biedt maatwerk en zal het besluit motiveren op basis van de omstandigheden van de specifieke situatie.

Lid 1 onder b bepaalt dat de voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aangemerkt moet kunnen worden. Het gaat daarbij op de eerste plaats om een voorziening die compenserend is voor de ondervonden problemen, zodat het te bereiken doel daadwerkelijk bereikt kan worden.

Maar wanneer dan meerdere voorzieningen compenserend blijken te zijn mag volstaan worden met de goedkoopste voorziening.

Lid 2 bepaalt onder a dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd dient te worden voor een persoon als de aanvrager.Verder wordt geen voorziening toegekend als niet meer is na te gaan of de voorziening noodzakelijk was en of wel sprake was van een goedkoopst compenserende voorziening. Is de voorziening te duur geweest dan kan de gemeente volstaan met het vergoeden van een lager bedrag conform de goedkoopst-compenserende voorziening.

Artikel 25. AdviseringHet kan noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de gevraagde voorziening een beroep te doen op een (medisch) adviseur. Als daar aanleiding voor is biedt artikel 25 daartoe de mogelijkheid. Geregeld is dat het college twee mogelijkheden heeft: het college kan allereerst iemand oproepen op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen en daar die vragen te beantwoorden die nodig zijn om tot een zorgvuldig besluit te komen.De tweede mogelijkheid is uitgebreider: deze biedt ook de gelegenheid tot onderzoek, bijvoorbeeld door een arts. Bij de advisering zal de ICF terminologie gebruikt worden met het oog op de consistentie van verslag, onderzoek en beoordeling.Het zal duidelijk zijn dat er van deze mogelijkheden alleen maar gebruik kan worden gemaakt als dit noodzakelijk is, dat wil zeggen als zonder dit onderzoek een zorgvuldige besluitvorming niet mogelijk is.In principe mag van de aanvrager verwacht worden mee te werken. Is de aanvrager niet bereid tot medewerking, dan zal het college moeten beoordelen of zonder deze medewerking een zorgvuldig besluit te nemen is. Is dat niet mogelijk dan zal het college de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen. Is wel een zorgvuldig besluit mogelijk dan zal dat besluit genomen moeten worden.

Artikel 26. Wijziging situatieDit artikel voorziet erin dat bij een gewijzigde situatie de plicht bestaat het college hiervan op de hoogte te stellen als men kan vermoeden dat dit invloed kan hebben op de verstrekte voorziening. Zo zal bij overlijden de voorziening stopgezet kunnen worden en dienen de erven dit zo snel mogelijk te melden.

Artikel 27. IntrekkingEen besluit, genomen op basis van deze verordening, kan in bepaalde omstandigheden geheel of gedeeltelijk ingetrokken worden.Dit zal gebeuren als bij de toekenning voorwaarden gesteld zijn en daar op enig moment niet of niet meer aan is voldaan. In die situatie bestaat ook de mogelijkheid tot terugvordering, indien de voorziening zich daartoe leent. Dat is in artikel 28 geregeld.Ook de situatie dat beslist is op onjuist verstrekte gegevens biedt de mogelijkheid een genomen beschikking geheel of ten dele in te trekken. Ook in deze situatie kan terugvordering een mogelijkheid zijn.Een beslissing wordt genomen met de bedoeling dat men daar een voorziening mee treft. Als binnen 6 maanden na het nemen van de beslissing de voorziening nog niet is getroffen, is er ook de mogelijkheid een beslissing geheel of ten dele in te trekken.

Artikel 28. TerugvorderingIndien een besluit is ingetrokken (en ook alleen maar in die situatie) kan eventueel tot terugvordering worden overgegaan. Voorwaarde is dat het recht op de voorziening is ingetrokken. Een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een pgb kan worden teruggevorderd.

Terugvordering van een voorziening die bestaat uit een natura-verstrekking kan ook, als later blijkt dat de verstrekking onterecht is geweest, doordat er onjuiste gegevens zijn verstrekt. 

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGENArtikel 29. HardheidsclausuleJuist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks de uitkomst van die zeer persoonlijke afweging toch nog leidt tot een onbillijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Ook kan de aanvrager zelf een beroep doen op deze clausule.

Artikel 30. IndexeringBepaalde bedragen zullen jaarlijks aangepast worden zonder dat het college hier iets voor hoeft te doen.

Artikel 31. EvaluatieDe wet vereist in artikel 9 jaarlijks een evaluatie. Deze evaluatie omvat in ieder geval: 1. Een onderzoek naar de tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning over de uitvoering van de wet, die verkregen zijn volgens een methode die na overleg met representatieve organisaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning tot stand is gekomen, en2. Bij ministeriële regeling aangewezen gegevensoverzicht over de prestaties van de gemeente op het gebied van maatschappelijke ondersteuning betreffende het voorgaande kalenderjaar.

Artikel 32. InwerkingtredingDit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 34. OvergangsbepalingenLid 1.In dit artikel is geregeld dat voor mensen die op 31 december 2011 een individuele Wmo-voorziening hebben en voor wie met de nieuwe verordening iets ten nadele verandert, zij de tijd hebben tot 26 maart 2012 om te wennen aan de nieuwe situatie. Op 26 maart start de nieuwe vierwekelijkse factuurperiode van het CAK.Dat betekent dat bijvoorbeeld een eigen bijdrage vanaf 26 maart 2012 opgelegd wordt voor alle andere voorzieningen dan hulp bij het huishouden (zie artikel 22).

Lid 2.Ook voor aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2012 en waarvan het besluit rijp is, maar nog niet genomen, geldt de overgangstermijn tot 26 maart 2012.

Artikel 35. CiteertitelDit artikel regelt tenslotte hoe deze verordening geciteerd kan worden. Het jaartal wordt in de naam opgenomen om de opeenvolgende verordeningen te kunnen onderscheiden.