Regeling vervallen per 01-01-2011

Programma lokaal onderwijsbeleid Haaren 2006 - 2010

Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2010

Intitulé

Programma lokaal onderwijsbeleid Haaren 2006 - 2010

Beleidsnota Lokaal onderwijsbeleid gemeente Haaren 2006 - 2010

Hoofdstuk 1 Inleiding

De maatschappelijke omstandigheden waarin kinderen opgroeien, kunnen grote invloed hebben op hun schoolprestaties en schoolloopbaan. Een bepaalde sociale, economische of culturele achtergrond kan betekenen dat een kind bij de start in groep één al fors achterloopt op andere kinderen. Leerlingen die het risico lopen achterop te raken, hebben dus extra zorg en aandacht nodig. Dat gebeurt in de vorm van het gemeentelijk lokaal onderwijsbeleid. Daarmee wil de gemeente de leerprestaties en schoolloopbanen van kinderen en jongeren in achterstandssituaties verbeteren, zodat ook zij hun talenten optimaal kunnen ontplooien. De doelstelling is het voorkomen en bestrijden van de negatieve effecten van sociale, economische en culturele omstandigheden op de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van leerlingen.

Hoofdstuk 2 Taken en verantwoordelijkheden scholen, gemeenten en rijk

Het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid biedt een aantal nieuwigheden waaronder de verandering van de rol van de gemeente en de versterking van de rol van het schoolbestuur. Het gaat daarbij enerzijds om het versterken van de autonomie van scholen en de deregulering in het onderwijs en anderzijds om de vergroting van de verantwoordelijkheid van gemeenten voor het jeugdbeleid.

Paragraaf 2.1 De scholen

Scholen zijn de eerstverantwoordelijke voor de kwaliteit van het onderwijs dat zij leveren en voor de bestrijding van onderwijsachterstanden. De toegankelijkheid en de veiligheid van scholen, de informatievoorzieningen aan ouders en de bijdrage aan de integratie van verschillende bevolkingsgroepen maken hiervan deel uit. De inzet van scholen zal gericht zijn op activiteiten als het wegwerken van taalachterstanden bij bepaalde groepen leerlingen, het versterken van de sociale competentie van kinderen, remedial teaching in brede zin en de uitvoering van het vroegschoolse deel van het VVE-programma (voor- en vroegschoolse educatie).

Paragraaf 2.2 De gemeenten

Gemeenten hebben algemene en soms specifieke verantwoordelijkheden voor diverse voorzieningen in zowel de sociale infrastructuur die voor het functioneren van scholen van groot belang zijn als voor het bevorderen van de samenwerking tussen deze voorzieningen.

•Gemeenten zijn verantwoordelijk voor vroegsignalering en voorschoolse voorzieningen en voor de doorgaande lijn met het basisonderwijs.

•Gemeenten zorgen ervoor dat lokaal samenhang in de voorzieningen gerealiseerd wordt en dat de verschillende functies binnen het jeugdbeleid beschikbaar zijn.

•Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de wettelijke taken op het terrein van openbaar onderwijs, leerplicht en de Regionale meld- en coördinatiefunctie (RMC), veiligheid, onderwijshuisvesting en eerste opvang onderwijs aan nieuwkomers (in primair en voortgezet onderwijs) en leerlingenvervoer.

•Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van lokaal overleg en voor coördinatie van lokale samenwerking binnen de jeugdketen.

•Gemeenten hebben een taak in het monitoren van lokale ontwikkelingen als input voor lokaal jeugdbeleid en van resultaten zoals op het gebied van doorstroming, spreiding van verschillende categorieën leerlingen over onderwijssoorten en scholen, toegankelijkheid van scholen voor leerlingen met achterstanden, veiligheid in en rond scholen, samenwerking tussen de verschillende voorzieningen in de jeugdketen, leerplicht en voortijdig schoolverlaten. Gemeenten hebben een meerwaarde waar het gaat om boven- en buitenschoolse voorzieningen en afstemming van de werkzaamheden van deze voorzieningen met de scholen en omgekeerd. In de praktijk blijkt dit onder meer uit de actieve rol die gemeenten vervullen bij het realiseren en laten functioneren van zogenoemde brede scholen: de intensieve samenwerking tussen voorzieningen voor opvang, zorg en de school, opdat lokale maatschappelijke behoeften (sluitend dagarrangement, verbinden van het schoolse met het informeel leren, bevorderen van de veiligheid e.d.) een antwoord op maat krijgen.

Paragraaf 2.3 Het rijk

Het rijk heeft tot taak de kaders voor het beleid te stellen en te sturen op resultaat. Daarbij dient het rijk de scholen die de prestaties moeten leveren, voldoende ruimte te geven opdat de uitvoering op de meest efficiënte en effectieve wijze plaatsvindt. Dit geldt eveneens voor de prestaties die van gemeenten wordt gevraagd. Het rijk vraagt om het afleggen van verantwoording over de resultaten en zal het veld hierop aanspreken, toezicht houden en zonodig sanctioneren.

Hoofdstuk 3 Effectieve samenwerking en afstemming binnen het lokale onderwijs

Redenerend vanuit de belangen van de leerling, vereisen de onderscheiden verantwoordelijkheden van gemeenten en scholen, daar waar zij elkaar (kunnen) aanvullen en ondersteunen, effectieve samenwerking en afstemming binnen het lokale onderwijs. De weg naar de nieuwe bestuurlijke verhoudingen zal in goed overleg tussen vertegenwoordigers van het scholenveld en gemeenten moeten worden afgelegd.

Paragraaf 3.1 Gezamenlijke verantwoordelijkheid

Door op een open manier diverse partners vanuit hun eigen verantwoordelijkheid binnen een gemeente met elkaar te laten interacteren en deze interactie te gebruiken voor het tot stand komen van beleid, ontstaat beleid dat herkenbaar is; een beleid waar bewust keuzen zijn gemaakt waardoor de kans om daadwerkelijk tegemoet te komen aan de behoeften van de doelgroep het grootste wordt. Goed onderwijsbeleid heeft alleen kans van slagen als het opgezet is en gedragen wordt door alle betrokken partijen.

Paragraaf 3.2 Maatwerk per kern

De gemeente Haaren heeft dorpskernen en basisscholen die hun eigen identiteit en bijzonderheden hebben. Een voorwaarde voor effectief onderwijsbeleid is de ruimte voor beleidsaanpassingen aan de specifieke situatie. Om maatwerk te kunnen leveren is het van belang inzicht te hebben in de lokale problematiek en dus ook te kunnen beschikken over relevante informatie over de doelgroepen van het beleid.

Paragraaf 3.3 Interactieve beleidsontwikkeling

Om van een beleidsnota op papier ook daadwerkelijk beleid te maken dat resultaat oplevert doordat het gedeeld en uitgevoerd wordt, is het van belang vroegtijdig het veld te betrekken bij de ontwikkeling van het beleid. Bij het opstellen van gezamenlijk beleid heeft de gemeente een regisserende rol. Interactieve beleidsontwikkeling beoogt twee doelstellingen:

•het ontwikkelen van beleid dat past bij de regionale situatie;

•het ontwikkelen van een gedragen beleid. Om dergelijk beleidsvorming te realiseren dient er geïnvesteerd te worden in overleg op alle niveaus, waarbij men actief gedachten construeert die richtinggevend kunnen zijn voor het te ontwikkelen beleid.

Paragraaf 3.4 Overlegvormen

Sinds de gemeentelijke herindeling kent de gemeente Haaren geen traditie in het initiëren van overleggen om de samenwerking met diverse disciplines op het gebied van welzijn en onderwijs te bevorderen. Om een goede invulling te kunnen geven aan haar regierol op o.a. het terrein van het lokaal onderwijsbeleid heeft de gemeente Haaren in een vroeg stadium zoveel mogelijk instellingen betrokken bij het inventariseren van knelpunten en het doen van suggesties voor het te formuleren beleid.

Sub-paragraaf 3.4.1 Netwerk Jeugd

Netwerk jeugd is begin 2004 gestart en bestaat uit vertegenwoordigers van de basisscholen, de peuterspeelzalen, de kinderdagverblijven, schoolmaatschappelijk werk, Regionaal Bureau Leerplichtzaken (RBL), Vivent (consultatiebureau en thuiszorg), de GGD en de gemeente. Netwerk jeugd is gestart met als doel de samenwerking tussen de voorzieningen te versterken en de continuïteit te bewaken door met elkaar tot een algemene gestroomlijnde informatie-uitwisseling te komen opdat de lokale samenhang in de voorzieningen geoptimaliseerd wordt.

Sub-paragraaf 3.4.2 Directeurenoverleg

Het overleg met de schooldirecteuren van Haaren en de gemeente is begin schooljaar 2004 - 2005 gestart met als doel de samenwerking en de communicatie tussen de gemeente en de scholen te bevorderen opdat er een efficiënte afstemming binnen het lokale onderwijs kan plaatsvinden. In principe vindt het overleg eens per kwartaal plaatst. De directeuren zijn in oktober 2004 aan de voorbereidingen begonnen om tot gezamenlijke voorstellen te komen om mede inhoud te gaan geven aan het programma lokaal onderwijsbeleid Haaren 2006 - 2010.

Sub-paragraaf 3.4.3 Projectgroep inhoudelijke samenwerking Brede school

De projectgroep is begin februari 2005 ingesteld met als doel om samen te bepalen welke stappen er genomen gaan worden om inhoudelijke samenwerking tot stand te brengen m.a.w. om met elkaar invulling te geven aan de toekomst door met elkaar richting te geven aan het brede school concept. De projectgroep bestaat vooralsnog uit vertegenwoordigers van de basisscholen, de peuterspeelzaal, het kinderdagverblijf, schoolmaatschappelijk werk en de gemeente.

Hoofdstuk 4 Lokaal onderwijsbeleid Haaren

Vanwege de beperkte middelen die de gemeente Haaren ter beschikking staan voor het lokale onderwijs, hanteert zij sinds enige jaren in haar begroting de post 'bijdrage ter zake van het onderwijs'. Deze post komt voort uit eigen beleid dat door de voormalige gemeenten is ingevoerd. Hiermee worden de activiteiten ten gunste van het onderwijs gefinancierd die niet in de wet zijn vastgesteld. Vandaar dat hiervoor ook de benaming 'buitenwettelijke vergoedingen' wordt gebruikt. Om deze middelen gericht in te zetten is onderwerp voor het Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) met de schoolbesturen.De gemeente heeft in de voorbereidende fase aan de schooldirecties gevraagd om met een voorstel voor de buitenwettelijke vergoedingen (lokaal onderwijsbeleid) te komen. Met het opstellen van het programma lokaal onderwijsbeleid is rekening gehouden met de wensen vanuit het onderwijs waarbij de voorwaarde is dat deze aansluiten bij de onderstaande beleidsaanbevelingen en niet voor de lumpsumbekostiging (rijksmiddelen primair onderwijs) in aanmerking komen of anders bepaald moeten worden door de schoolbesturen in het Op Overeenstemming Gericht Overleg.

Regionale onderwijsmonitor 2004

Gemeenten Vught, Haaren en Sint-Michielsgestel, de schoolbesturen van deze gemeenten en het samenwerkingsverband Weer Samen Naar School (WSNS) Vught hebben belang (en hebben verplichting tot) het verzamelen van feitelijke gegevens (monitoren) met als doel beleidsanalyses en beleidsevaluaties uit te kunnen voeren. Voor de Regionale Onderwijsmonitor 2004 is eerst een 0-meting op regionaal niveau uitgevoerd door de schoolbegeleidingsdienst waarbij de indicatoren zich beperken tot het verzamelen van kwantitatieve kengetallen; basisgegevens over de in-, door- en uitstroom van kinderen/leerlingen in de leeftijd van 2,5 tot 18 à 19 jaar. De resultaten van het onderzoek vormen de bouwstenen van de Regionale Onderwijsmonitor en zijn vertaald in de onderstaande aanbevelingen. In 2006 krijgt de Regionale onderwijsmonitor Vught, Haaren, Sint-Michielsgestel een vervolg met een 1-meting.

Kwaliteitsmeter Primair onderwijs (KMPO)

De KMPO is een meetinstrument dat het doel heeft de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten te vertalen in SMART-doelstellingen opdat scholen en gemeente hun visie en missie herformuleren en daarbij hun strategie bepalen. Het instrument bestaat uit twee gedeelten: een meting van strategie en beleid van de school en een meting van de ervaringen van ouders, leerlingen en docenten. In deze laatste meting kan een gemeente vragen laten opnemen over bijv. kennis en/of ervaring over/met schoolmaatschappelijk werk, leerlingvolgsysteem, sociaal verpleegkundige, brede school, bibliobus, RBL etc. In samenwerking met de scholen wordt onderzocht welke mogelijkheden en wensen er zijn om de KMPO samen (de 5 basisscholen en de gemeente) uit te voeren.

Paragraaf 4.1 Leerlingvolgsysteem (LVS) peuters

Het belang van het vroegtijdig opsporen en aanpakken van achterstanden bij (zeer) jonge kinderen is in diverse landelijke onderzoeken aangetoond. De afgelopen jaren zijn hierin belangrijke stappen gezet. Essentieel daarbij is een kwalitatief goed programma-aanbod voor 2 tot 6 jarigen. Dit veronderstelt een doorgaande lijn van vroegsignalering (consultatiebureaus), voorschoolse voorziening (peuterspeelzaal, kinderopvang) en basisschool. Het blijft een gemeentelijke verantwoordelijkheid om achterstandskinderen te laten deelnemen aan voor- en vroegschoolse programma's, die voor 2 en 3 jarigen in de voorschoolse periode en voor 4 en 5 jarigen in de vroegschoolse periode worden uitgevoerd.

Verdere professionalisering en deskundigheidsbevordering

Na de ontwikkeling en invoering van het leerlingvolgformulier op de peuterspeelzalen en basisscholen in 2004 is het belangrijk gevonden dat de samenwerking tussen de peuterspeelzalen en de basisscholen verder uitgebouwd wordt en dat de continuïteit gewaarborgd blijft.Door de resultaten uit de enquête en de vragen die uit de werkgroep naar voren zijn gekomen, is schoolbegeleidingsdienst Giralis gevraagd een gemeenschappelijk professionaliseringsaanbod voor peuterspeelzaalleidsters en kleuterleerkrachten te verzorgen, zodat de leidsters en leerkrachten op belangrijke onderwerpen de taal van elkaar leren spreken waardoor zij gemakkelijker kunnen werken aan een doorgaande lijn in de begeleiding van jonge kinderen. Om tegemoet te komen aan de wensen en behoeften van alle partijen is gekozen voor de onderwerpen communicatie en taalverwerving en zijn deze in twee modules aangeboden. In de module communicatie is o.a. het contact tussen peuterspeelzaal en basisschool aan de orde gekomen. Kennis over (de module) taalverwerving en de daarin opgenomen ontluikende geletterdheid is vooral van belang om zorgkinderen optimaal kansen te kunnen bieden voor een goede schoolloopbaanontwikkeling. Beide modules hebben tot volle tevredenheid van de werkgroep plaatsgevonden.

 

Beleidsaanbeveling

Door de inzet van de stimuleringsgelden voor het opzetten van kinderdagverblijven is het aantal kinderdagverblijven in 2004 van 2 naar 5 toegenomen. Hierdoor is het aantal bezoekers aan de kinderdagverblijven gestegen. Niet alle kinderdagverblijven werken met een leerlingvolgformulier.Omdat een ononderbroken ontwikkellijn van belang is voor het kind wordt geadviseerd om een leerlingvolgformulier ook op alle kinderdagverblijven in te voeren en de afstemming en informatie-uitwisseling tussen peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen te bevorderen.

Paragraaf 4.2 Peuterspeelzaalwerk

Peuterspeelzalen worden niet langer uitsluitend gezien als opvangplaatsen voor peuters. Tegenwoordig vervullen zij een belangrijke rol in voorbereiding op het basisonderwijs en de bestrijding van de onderwijsachterstanden, waarbij zij een duidelijke rol heeft in de doorgaande ontwikkelingslijn van het kind. Doelstellingen van het peuterspeelzaalwerk zijn het stimuleren van de algemene ontwikkelingen en het vroegtijdig signaleren van achterstanden. Het peuterspeelzaalwerk is een plek waar kinderen onder begeleiding veilig kunnen spelen met andere kinderen waarbij expliciet aandacht besteed wordt aan de ontwikkeling van peuters en het signaleren van eventuele ontwikkelingsachterstanden. Het uitvoerende werk op dit ambitieniveau wordt gedaan door een beroepskracht, bijgestaan door een begeleider.

Beleidsaanbeveling

Er wordt geadviseerd het huidige ambitieniveau peuterspeelzaalwerk te handhaven en te onderzoeken welke scholingsbehoeften wenselijk zijn om het huidige niveau te kunnen continueren. (zie p.4.4)

Paragraaf 4.3 Brede school werkconcept

De ontwikkeling van een brede school gaat in eerste instantie over samenwerking. Het gebouw faciliteert een samenwerkingsvorm en moet uitdagen en bijdragen aan samenwerking en een optimale bezettingsgraad kennen. Bij de realisatie van nieuwe huisvesting gaat het om de fysieke en de sociale infrastructuur goed op elkaar af te stemmen. Het antwoord op de vraag wat een brede school is, is niet gemakkelijk te geven omdat iedere brede school weer anders is en bepaald wordt door de lokale behoeften. Daardoor kent de brede school vele vormen en gedaanten, maar kenmerkt zich door samenwerking van basisscholen met andere voorzieningen zoals buitenschoolse opvang, peuterspeelzaalwerk, bibliotheek, jeugdgezondheidszorg, sport, etc. De verscheidenheid en de integrale aanpak worden als de kracht van de brede school gezien.Het idee van een brede school kan inspireren tot het aangaan, vernieuwen en verstevigen van bondgenootschappen tussen de verschillende partijen die een verantwoordelijkheid hebben voor het opgroeien en leren van kinderen. De brede school aanpak houdt in dat het bestaande werk anders georganiseerd wordt; een manier om bestaande activiteiten van diverse instellingen beter op elkaar te laten aansluiten ten behoeve van de ontwikkelingskansen van kinderen. Uitgangspunt hierbij is dat 'de brede school' een werkconcept is. Inhoudelijke samenwerking is echter niet afhankelijk van het al dan niet gezamenlijk gehuisvest zijn. Maar een geïntegreerde accommodatie biedt wel meer kansen en mogelijkheden om die samenwerking te realiseren en wordt om deze reden nagestreefd. Wat het voorzieningenniveau van een geïntegreerde accommodatie is, wordt bepaald door de lokale (basis)behoeften en de lokale mogelijkheden.

Beleidsaanbeveling

Om tot een netwerkstructuur te komen die moet leiden tot een inhoudelijke afstemming en integratie van activiteiten zal dit speerpunt de komende jaren veel tijd vragen van alle betrokken instellingen. Ter verdere uitvoering van de totstandbrenging van het netwerkstructuur wordt geadviseerd de projectgroep inhoudelijke samenwerking te continueren en uit te breiden met instellingen die ook een verantwoordelijkheid hebben voor het opgroeien en leren van kinderen.

Paragraaf 4.4 Schoolbegeleiding

Het ministerie heeft het voornemen met het wetsvoorstel herziening schoolbegeleiding alle rijksmiddelen schoolbegeleiding met ingang van 1 augustus 2008 volgens de overgangsregeling direct toe te kennen aan de scholen. In voorgaande jaren werd het bedrag toegekend aan de gemeente, de gemeente verdubbelde dit bedrag en kende het totaalbedrag toe aan de schoolbegeleidingsdienst. Op het moment van inwerkingtreding van de wet zal de gemeente de langdurige subsidierelatie met de schoolbegeleidingsdienst in het kader van algemeen behoorlijk bestuur jaarlijks afbouwen. De schoolbesturen zijn na de overgangsregeling volledig vrij om middelen naar eigen inzicht aan te wenden. Dat kan dus zijn voor het inkopen van diensten bij de schoolbegeleidingsdienst, maar ook kunnen middelen ingezet worden ten behoeve van het (boven)schoolse management of anderszins. De schoolbesturen zullen beargumenteerde onderwerpen moeten aandragen om de gemeentelijke middelen voor schoolbegeleiding in te zetten. Hierbij wordt gewezen op het gemeentelijk belang om een volwaardige onderwijsinfrastructuur te behouden en het profijt dat de gemeente heeft van een goed geschoold potentieel aan jongeren. Hierbij wordt ook uitdrukkelijk gekeken naar de wensen van de schoolbesturen en hun niveau van financiële inzet op schoolbegeleiding.De schoolbegeleidingsdienst heeft zich voorbereid op hun overgang van een gesubsidieerde naar een commerciële instelling, waarmee hun productenaanbod gewijzigd is vanwege de afstemming op de vraaggestuurde markt. Hierdoor heeft er een verschuiving van intensiteit plaatsgevonden van leerlingbegeleiding naar schoolbegeleiding; de schoolbegeleidingsdienst gaat zich meer richten op de begeleiding/ondersteuning van docent, schoolteam en schoolmanagement m.b.t. de onderwijs inhoudelijke, pedagogisch- en didactische aspecten, alsook op juridische en financiële ondersteuning/begeleiding met als doel de scholen beter in staat te stellen om hun taken zelfstandig uit te voeren. Het gevolg is dat door deze deskundigheidsbevordering er in de toekomst o.a. minder vraag bij de schoolbegeleidingsdienst zal bestaan naar de begeleiding/ondersteuning van de individuele leerling.De schoolbegeleidingsdienst ziet haar relatie na invoering van de wetswijziging met de gemeente positief tegemoet. In het belang van het lokaal onderwijsbeleid zal de gemeente de inkoper zijn van trajecten (bijv. een training sociale vaardigheden) waarop de scholen en peuterspeelzalen zich kunnen inschrijven.

Beleidsaanbeveling

Er wordt geadviseerd om in samenspraak met de schoolbesturen te onderzoeken wat de wenselijkheid is van de mate om gebruik te blijven maken van het aanbod van de schoolbegeleidingsdienst, welke wensen/behoeften er bestaan om trajecten deskundigheidsbevordering in te kopen bij de schoolbegeleidingsdienst en op welke wijze deze vormgegeven gaan worden.

Paragraaf 4.5 Schoolmaatschappelijk werk (SMW)

Het schoolmaatschappelijk werk (smw) vervult een belangrijke schakelfunctie tussen onderwijs en jeugdzorg, waardoor beide sectoren nader tot elkaar komen. Het smw beoogt een bijdrage te leveren aan een zo optimaal mogelijke ontwikkeling van de leerling en ondersteuning en versterking van de leerlingenzorg binnen de school. Het gaat daarbij bij uitstek om: hulpverlening en zorg dicht bij of in de school, korte lijnen en zo vroeg mogelijke signalering. Zonder smw in de scholen valt te verwachten dat de (psycho)sociale problematiek onder leerlingen toe zal nemen en daarmee de omvang van het voortijdig schoolverlaten.Het smw heeft tot taak om informatie te verstrekken en te adviseren naar zowel leerlingen, ouders als scholen. Tevens heeft het een consulterende functie. De direct hulpverlenende taken bestaan uit het opstellen van (be)handelingsplannen, het verlenen van kortdurende hulp, het formuleren van een adequate taxatie van de problematiek, het doen van crisisinterventie op de scholen en het doorverwijzen naar instellingen voor geïndiceerde hulp. Uitgangspunt van het smw is de optimale ontplooiing van het kind. Het kind en ouders/verzorgers staan daarin centraal. Aangezien het kind leeft in een sociale context (het gezin, de buurt, de school) geeft smw aandacht aan de knelpunten die in de relatie kind-ouders-school kunnen optreden.

Beleidsaanbeveling

Schoolmaatschappelijk werk heeft een plaats gekregen binnen de scholen, waarbij hij een brugfunctie vervult tussen het onderwijs en zorg. Daarbij draagt hij bij aan preventieve activiteiten die gericht zijn op de ontwikkeling van kinderen en/of ouders/verzorgers. De meerwaarde van smw bestaat uit de preventieve werking, laagdrempeligheid, zorg dicht bij de leerling, snelle hulpverlening en doelgerichte verwijzing. In het overleg met de scholen, schoolmaatschappelijk werk en de gemeente hebben de directeuren van de scholen zich unaniem positief uitgesproken over de meerwaarde van schoolmaatschappelijk werk omdat zij preventief werken waardoor problemen in de toekomst voorkomen worden. Er wordt dan ook steeds meer gebruikgemaakt van smw in de gemeente Haaren. Derhalve wordt geadviseerd schoolmaatschappelijk werk minimaal op het huidige niveau t.w. op alle basisscholen 3 uren per week te handhaven.

Paragraaf 4.6 GGD

De afdeling Jeugdgezondheidszorg van de GGD Hart voor Brabant zet zich in voor de bescherming en bevordering van de gezondheid van de jeugd. Dit gebeurt op diverse terreinen van vaccinaties tot logopedische screeningen, welke worden aangeboden in het uniform pakket. Naast het uniform pakket heeft de gemeente de mogelijkheid om haar maatwerkpakket samen te stellen. Het maatwerkpakket 2004 tot 2007 is i.s.m. de scholen vastgesteld, waarin gekozen is voor hygiënezorg basisscholen en spreekuren basisonderwijs.

Hygiënezorg basisscholen

Op de basisscholen vindt eenmaal per 3 jaar een schoolhygiënisch onderzoek plaats. Een goede hygiëne en een veilige omgeving draagt bij aan ieders welzijn en voorkomt besmettelijke ziektes en ongevallen. De sociaal verpleegkundige kijkt samen met de schooldirecteur naar: hygiëne, veiligheid en binnenmilieu op school en de directe schoolomgeving. Het doel hiervan is om de school en de gemeente op de hoogte te brengen in hoeverre de school voldoet aan de landelijk geldende normen en richtlijnen. Scholen, schoolbesturen en gemeenten worden hierover schriftelijk geïnformeerd. De GGD adviseert hoe hygiëne en veiligheid verbeterd kan worden.

Spreekuren basisonderwijs

Om ervoor te zorgen dat leerlingen en hun ouders een laagdrempelige mogelijkheid hebben om de GGD-deskundige te raadplegen is er voor gekozen om deze voorziening uit te breiden naar 50 spreekuren (op jaarbasis 10 spreekuren per basisschool). Op een vaste frequentie wordt op school of elders gelegenheid geboden specifieke gezondsheids- of opvoedingsvragen voor te leggen aan de jeugdverpleegkundige of andere deskundige van de GGD.

Beleidsaanbeveling

Er wordt geadviseerd het huidige maatwerkpakket tot 2007 te handhaven, waarbij opgemerkt wordt dat bij de nieuwe bestuurlijke periode de samenstelling van het maatwerkpakket i.s.m. de basisscholen opnieuw wordt bezien.

Paragraaf 4.7 Weer Samen Naar School (WSNS)

Om basisschoolleerlingen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden maar ook hoogbegaafde leerlingen goed in het basisonderwijs op te vangen, werken basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs samen in samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School. Elk samenwerkingsverband heeft een budget voor de opvang van leerlingen met speciale zorgbehoeften. Op welke manieren de scholen in het samenwerkingsverband zorgen voor een goede opvang van de leerlingen, staat in het zorgplan van het samenwerkingsverband. Het doel van het Weer Samen Naar School-beleid is zoveel mogelijk kinderen passende zorg en passend onderwijs te bieden op de basisschool. Het WSNS-beleid stelt basisscholen (beter) in staat om met specifieke zorgbehoeften van leerlingen om te gaan. Enerzijds ontvangen basisscholen daarvoor extra geld en hulpmiddelen, anderzijds werken basisscholen intensief samen met speciale scholen voor basisonderwijs om de zorg op een zo hoog mogelijk peil te brengen. De uitkomst van alle inspanningen is dat kinderen met speciale zorgbehoeften optimaal presteren op de basisschool waardoor minder kinderen naar een speciale basisschool hoeven.Project Kans (kinderen anders naar school)De samenwerkingsverbanden WSNS Vught, Schijndel en 's-Hertogenbosch hebben Project Kans een tijdelijke voorziening van maximaal 12 weken ingericht voor leerlingen in de leeftijd van 8-10 jaar met gedragsproblemen om onnodige uitstroom naar speciaal onderwijs en vroegtijdig schoolverlaten te voorkomen. De hulpvraag van de leerling overschrijdt het hulpaanbod van de basisschool. De doelstelling van het project is de onderwijszorg voor deze leerlingen te optimaliseren door extra ondersteuning te bieden aan de leerling, de ouders en de basisschool waarmee het onderwijsleerproces voor de leerling verbeterd wordt en de negatieve effecten op de leersituatie van hun klasgenoten verminderd worden. De verwachting is dat de leerling na deelname aan het project weer volledig onderwijs kan volgen op de eigen school.

Beleidsaanbeveling

De ouders moeten instemmen met de tijdelijke plaatsing van hun kind in de voorziening KANS en hebben tevens een inspanningsverplichting om mee te werken aan het verbeteren van de onderwijs- en opvoedingssituatie welke vast worden gelegd in een samenwerkingsovereenkomst. De uitvoering van het project KANS vindt plaats op het speciaal basisonderwijs te 's-Hertogenbosch. Het vervoer van en naar deze voorziening voorziet de Verordening leerlingenvervoer gemeente Haaren niet. Er wordt geadviseerd het tijdelijke vervoer per geval met de betreffende ouders te bespreken en hierover afspraken te maken.

Paragraaf 4.8 Verkeersveiligheid

Het is van belang de verkeersveiligheid van jonge deelnemers aan het verkeer te verbeteren. Daardoor neemt de gemeente deel aan het project Brabants VerkeersveiligheidsLabel (BVL). Het project BVL is een initiatief van de Brabantse overheden en organisaties die zich inzetten voor de verkeersveiligheid en heeft tot doel de verkeersveiligheid voor jongeren in de provincie Noord-Brabant te verbeteren. Belangrijk in dit project zijn de verkeerslessen op school, de ouderparticipatie en een verkeersveilige omgeving. Door alle bestaande en nieuwe activiteiten op elkaar af te stemmen, zal de verkeersveiligheid onder jongeren op lokaal niveau worden bevorderd. De gemeente speelt in deze afstemming een belangrijke rol.

Beleidsaanbeveling

Omdat een BVL-gemeente samen met de scholen bouwt aan de doelstelling van het BVL wordt geadviseerd het lokale verkeerseducatie-netwerk aan te sturen en daarmee in grote lijnen op de hoogte te blijven van de verkeerseducatieve activiteiten van de deelnemende scholen, de lokale partijen te stimuleren in het ondersteunen van scholen bij het behalen en behouden van het BVL en de aanvragen van de provinciale subsidie te verzorgen.

Paragraaf 4.9 Doe effe normaal

In 1998 is de politie gestart met het 'adopteren' van basisscholen en is het schooladoptieproject "Doe effe normaal" van start gegaan. De centrale gedachte achter het schooladoptieplan is 'You better build a child, than repair an adult' en de centrale kreet in het schooladoptieplan is "Doe Effe Normaal!!". Het is meer dan misdaadpreventie alleen; met het schooladoptieplan wil de politie een brug slaan tussen school, kind en gezin en een bijdrage leveren aan de opvoeding van het kind. Schooladoptie verlaagt de drempel tussen kind en politie door regelmatig in de groepen 7 en 8 voorlichting te geven. Hiermee wordt leerlingen een kans geboden om eventuele problemen aan de voorkant aan te pakken. Adoptieagenten blijven politiemensen: op straat en in de klas. De politie fungeert hierin als gastdocent. Elke les van het schooladoptieproject 'Doe effe normaal', begint met een verhaal over een speciaal thema. Daarna volgen korte hoofdstukjes met heldere informatie en opdrachten. Aan het eind komt een toets en is het tijd voor discussie (met z'n allen praten over het onderwerp). Na de lessen kunnen leerlingen bijvoorbeeld een enquête houden, krantenknipsels verzamelen of een schoonmaakactie organiseren.

Beleidsaanbeveling

Omdat basisschoolleerlingen nog in bepaalde mate te beïnvloeden zijn en binnen het pro-actief denken en handelen een belangrijke doelgroep vormen, wordt geadviseerd het schooladoptieproject 'Doe effe normaal' voort te zetten.

Paragraaf 4.10 Bureau Halt

De belangrijkste taken van bureau Halt zijn de Halt-afdoeningen (12-18 jaar) en Stop-reactie (onder de 12 jaar), signaleren en verwijzen, ontwikkeling en uitvoering van preventie, advisering aan gemeenten, scholen en ketenpartners. Bureau Halt verzorgt voor de leerlingen van de groepen 8 in het basisonderwijs voorlichting over Halt; jongeren worden gewezen op het gegeven dat zij vanaf hun twaalfde jaar strafrechtelijk vervolgbaar zijn en wat het kan betekenen als zij ook daadwerkelijk een strafbaar feit plegen. Ook worden er lessen gegeven met als thema groepsdruk, criminaliteitspreventie, vandalisme en diefstal. Aan het einde van het jaar verzorgt Halt de vuurwerklessen waarin jongeren te horen krijgen wat de regels zijn omtrent het gebruik van vuurwerk.

Beleidsaanbeveling

Vanwege de expertise die een Halt-bureau heeft op het vlak van veelvoorkomende jeugdcriminaliteit, het geven van gerichte adviezen en het voeren van preventie- en repressieactiviteiten om bij te dragen aan een veilige en leefbare samenleving, wordt geadviseerd het huidige subsidieniveau te handhaven.

Paragraaf 4.11 Legaat van Cooth

De bestedingsmogelijkheden voor de rente van het Legaat van Cooth zijn in de vergadering van de gemeenteraad op 18 september 1997 vastgesteld. De bestedingsmogelijkheden voor de scholen zijn informatietechnologie en natuur- en milieu educatie. Tegelijkertijd is een rooster van toekenning van de rente aan de scholen vastgesteld. Omdat de scholen rijksmiddelen ontvangen voor ICT is het niet de bedoeling met de rente van het Legaat van Cooth deze een aanvulling te laten zijn op de specifieke uitkering voor de scholen. In het testament van Cooth zijn een aantal voorwaarden aangegeven waaraan de rente besteed kan worden. Een van de voorwaarden was de besteding van de middelen in het onderwijs aan de laagste klassen: arbeiders, boeren en groepen met een scholingsachterstand.Voorgesteld wordt om het legaat ook in te kunnen zetten voor doeleinden op het gebied van onderwijsachterstanden.

Beleidsaanbeveling

Er wordt geadviseerd om het rooster van toekenning van de rente aan de scholen te handhaven zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 18 september 1997 en de bestedingsmogelijkheden te wijzigen in: natuur- en milieu educatie en onderwijsachterstanden. Scholen dienen wanneer zij aan de beurt zijn voor besteding van de rente een concreet (project)voorstel in dat aansluit op de gegeven bestedingsmogelijkheden.

Paragraaf 4.12 Leerplicht en voortijdig schoolverlaten

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969. Deze wet is, kortweg gezegd, een rechtsmiddel waarmee gewaarborgd wordt dat alle jongeren in Nederland aan het onderwijs kunnen en zullen deelnemen. Het doel van de leerplichtwet is dat jongeren zo goed mogelijk worden toegerust met kennis en vaardigheden, die zij nodig hebben om een zelfstandige plek in de samenleving te verwerven. Een afgeronde schoolopleiding is daarvoor een eerste vereiste. Door de inwerkingtreding van de wet houdende regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC-wet) moeten alle gemeenten alle voortijdige schoolverlaters tot 23 jaar registreren die in hun gemeenten woonachtig zijn en moeten zij ervoor zorgdragen dat deze voortijdige schoolverlaters terugkeren in het onderwijs om alsnog een startkwalificatie (een havo-, vwo- of mbo-diploma minimaal niveau 2) te behalen.Sinds 2001 participeert de gemeente Haaren met de gemeenten Schijndel, Vught en Sint-Michielsgestel in het samenwerkingsverband Regionaal Bureau Leerplichtzaken (RBL), waaraan de bovenstaande taken door samenwerkende gemeenten zijn gemandateerd. Het ambtelijk overleg in de vorm van de regiegroep draagt zorg voor de inhoudelijke aansturing.

Beleidsaanbeveling

Omdat uit de evaluatie is gebleken dat de participerende gemeenten zeer tevreden zijn over de uitvoering van de taken door het Regionaal Bureau Leerplichtzaken, wordt geadviseerd deze samenwerking voort te zetten en de samenwerkingsovereenkomst voor de nieuwe periode 2006 - 2010 aan te gaan.

Paragraaf 4.13 Voor- en naschoolse opvang

Tot 2004 kende de gemeente Haaren alleen een buitenschoolse opvang in de kern Haaren. Vanwege de overbezetting is de buitenschoolse opvang uitgebreid naar de kernen Helvoirt en Esch. Tot op heden is gebleken dat er geen vraag is naar de voorschoolse opvang, welke wel wordt aangeboden. Daarentegen wordt de naschoolse opvang in de kern Haaren optimaal bezocht en wordt een groei verwacht in de naschoolse opvang in de kernen Esch en Helvoirt.

Beleidsaanbeveling

Er wordt geadviseerd om de wettelijke verplichting uit te voeren om de buitensschoolse opvang te controleren op de uitvoering en handhaving van de wettelijke eisen op de hygiëne en het beheren van en het informeren over het register kinderopvang Haaren.

Paragraaf 4.14 Volwasseneducatie

Sinds de invoering van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs in 1996, zijn gemeenten verantwoordelijk voor de volwasseneneducatie. Gemeenten ontvangen van de rijksoverheid een budget voor de volwasseneneducatie. De hoogte van het budget is onder andere afhankelijk van het aantal volwassen inwoners, het aantal volwassen inwoners met een laag opleidingsniveau en het aantal volwassen allochtonen. Gemeenten leggen over het gevoerde educatiebeleid verantwoording af aan OCenW.Gemeenten moeten zorgen voor een educatieaanbod, dat zowel aansluit op de vraag naar educatie in de gemeente als op de doelgroepen van de volwasseneneducatie. De gemeente mag zelf bepalen wie die doelgroepen zijn en voorrang krijgen bij deelname aan educatie. Het educatieve aanbod betreft de inburgeringscursussen, trajecten sociale redzaamheid (opvoedingsondersteuning), trajecten richting werk en het VAVO aanbod (opleidingen VMBO, HAVO en VWO voor volwassenen).

Beleidsaanbeveling

Gemeenten zijn verplicht om het educatieaanbod, uitgezonderd de inburgering van oudkomers, in te kopen bij de roc's. Het is de bedoeling om deze 'gedwongen winkelnering' geleidelijk af te schaffen, maar de besluitvorming hierover is nog niet afgerond. Er wordt geadviseerd om de besluitvorming af te wachten en in samenspraak met het regionaal verband invulling te gaan geven aan de lokale behoeften binnen de wettelijke verplichtingen.

Paragraaf 4.15 Prognoses Onderwijshuisvesting

Ieder jaar wordt er een programma onderwijshuisvesting vastgesteld waarin voorzieningen die door de scholen zijn aangevraagd, getoetst worden aan de hand van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Haaren 2005. De toetsing van de aanvragen gebeurt aan de hand van de bijlagen van de Verordening waarin voorschriften zijn opgenomen zoals voorwaarden waaraan prognoses moeten voldoen.BeleidsaanbevelingEr wordt geadviseerd ieder 1e kwartaal van het jaar een integrale bevolkings- en leerlingenprognose uit te laten voeren en het berekenen van de ruimtebehoefte voor het onderwijs zodat jaarlijks het programma onderwijshuisvesting vastgesteld kan worden. 

Regionaal onderwijsmonitor (4.0 blz. 3)

Uitvoering 1-meting 

1 x per 2 jaar:

jaarlijks budget schoolbegeleiding 

KMPO(4.0 blz. 3) 

Verkennen van de mogelijkheden om samen met de scholen de KMPO uit te voeren. 

1 x per 2 jaar budget nader bepalen als gevolg van het resultaat van het actiepunt.

jaarlijks budget schoolbegeleiding 

Leerlingvolgsysteem (LVS)(4.1 blz. 4)

geen 

geen 

Peuterspeelzaalwerk(4.2 blz. 4) 

Handhaven van het huidige ambitieniveau spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren.

 

jaarlijks clusterbudget peuterspeelzalen 

Brede school concept(4.3 blz. 4/5) 

Continueren, versterken en uitbreiden van het netwerkstructuur inhoudelijke afstemming.

geen

geen

Schoolbegeleiding(4.4 blz. 5)

Het bepalen, vormgeven en inkopen van ondersteunende en begeleidende trajecten deskundigheidsbevordering

Voor de komende jaren budgetten nader bepalen als gevolg van de wetswijziging en gemeentelijke keuze.

jaarlijks budget schoolbegeleiding 

Schoolmaatschappelijk werk(4.5 blz. 6)

Prioriteit stellen aan het behoud van smw en minimaal het huidige niveau handhaven. 

€ 27.441,-(nog te ontvangen provinciale middelen:2006 € 10.210,- en 2007 € 5.150,-)

jaarlijks budget lokaal onderwijsbeleid

GGD(4.6 blz. 6/7) 

Het controleren van de wettelijke eisen op de hygiëne basisscholen en uitbreiding spreekuren tot een maximum van 50 uren.

€ 1.308,-€ 7.550,-

jaarlijks budget maatwerkgedeelte inwonersbijdrage GGD

Weer Samen Naar School(4.7 blz. 7)

Het mogelijk maken van deelname aan het preventieve project KANS door verantwoordelijkheid van het tijdelijke vervoer met de ouders te delen. 

pro memorie 

budget leerlingenvervoer 

 

Hoofdstuk 5 Inventarisatie actiepunten en financiële consequenties

 

Verkeersveiligheid(4.8 blz. 7/8)

Het tot stand brengen van lokaal verkeerseducatie-netwerk en scholen ondersteunen bij het behalen van het BVL.

Het jaarlijks beschikbaar gestelde budget conform provinciale subsidie.

jaarlijks budget provinciale middelen Brabants Verkeersveiligheids-label (BVL)

Doe effe normaal(4.9 blz. 8)

Het schooladoptieproject 'Doe effe normaal' voortzetten.

€ 1.535,-

jaarlijks budget

Halt Brabant Centraal(4.10 blz. 8)

Prioriteit stellen aan het behoud van bureau Halt en huidige subsidieniveau handhaven.

€ 6.420,-

jaarlijks budget

Legaat van Cooth(4.10 blz. 8)

Het rooster van toekenning handhaven en bestedingsmogelijkheden wijzigen.

€ 1.030,-

bestaand budget

Leerplicht en voortijdig schoolverlaten(4.11 blz. 8/9)

De huidige samenwerking voortzetten. 

€ 31.000,-

jaarlijks budget

Voor en naschoolse opvang(4.12 blz. 9) 

Het controleren van de wettelijke eisen op de hygiëne buitenschoolse pvang en het beheren van en informeren over het register kinderopvang.

€ 8.014,-

jaarlijks budget maatwerkgedeelte inwonersbijdrage GGD

Volwasseneducatie

Het in regionaal verband bepalen, vormgeven en inkopen van trajecten volwasseneducatie.

Voor de komende jaren budgetten nader bepalen als gevolg van de wetswijziging.

jaarlijks budget volwasseneducatie

Prognoses

Het jaarlijks in het 1e kwartaal van het jaar laten opstellen van een integrale bevolkings- en leerlingenprognose en het berekenen van de ruimtebehoefte voor het onderwijs.

€ 1.905,-

jaarlijks budget lokaal onderwijsbeleid

 

Hoofdstuk 6 Vaststelling, wijzigingen en evaluatie

Paragraaf 6.1 Vaststelling en wijziging

Dit plan wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Indien de raad het plan wil wijzigen, zal hierover met het veld overleg gevoerd moeten worden.

Paragraaf 6.2 Evaluatie

Dit plan wordt voor een periode van vier jaar vastgesteld, ingaande in het kalenderjaar 2006. Om te weten of het beleid effectief is en om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen zal tussentijds regelmatig overleg worden gevoerd met het veld.