Regeling vervallen per 01-10-2005

Monumentenverordening gemeente Haaren 2005

Geldend van 31-03-2005 t/m 30-09-2005 met terugwerkende kracht vanaf 30-09-2010

Intitulé

Monumentenverordening gemeente Haaren 2005

De raad van de gemeente Haaren;in zijn vergadering van 27 januari 2005;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 december 2004;gelet op het advies van de commissie Ruimtelijke zaken c.a. van ;gelet op 149 van de Gemeentewetgelet op de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988.BESLUIT:Vast te stellen de volgende:Monumentenverordening 2005.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a. monument: 1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde; 2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

  • a.

    gemeentelijk archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder 2;

  • b.

    gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • c.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;

  • d.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • e.

    kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • f.

    monumentencommissie: de door het college ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

  • g.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1 Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2 Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3 Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4 Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 5 De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1 De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2 Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1 Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2 De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1 Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2 Artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3 Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4 De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1 Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 3 De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Verbodsbepaling

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Artikel 10 Vergunning

Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

  • a.

    een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

  • b.

    een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 11 De aanvraag

  • 1 De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 10 wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2 De wijze van indiening van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 10, alsmede de daarbij over te leggen gegevens en bescheiden worden door het college in vast te stellen beleidsregels bepaalt.

Artikel 12 Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1 Het college vraagt advies aan de monumentencommissie voordat zij beslist op de aanvraag op grond van artikel 10. 

  • 2 Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3 Het college legt de aanvraag en het ontwerp-besluit met de daarop de betrekking hebbende stukken voor een periode van twee weken ter inzage.

  • 4 Voorafgaand aan de ter inzage legging wordt in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis gegeven van de aanvraag en het ontwerp. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.

  • 5 Belanghebbenden kunnen gedurende de tijd dat de aanvraag en het ontwerp ter inzage liggen hun zienswijze over de aanvraag of het ontwerp schriftelijk of mondeling naar voren brengen.

  • 6 De aanvrager wordt zo nodig in de gelegenheid gesteld te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

  • 7 Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 8 Het college kan de in het zevende lid genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het zevende lid genoemde termijn.

  • 9 Indien een zienswijze als bedoeld in lid 5 ingediend wordt, wordt de termijn als bedoeld in lid 7 van rechtswege verlengd met 10 weken.

  • 10 Indien het college niet voldoet aan het zevende of achtste lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

Artikel 13 Kerkelijk monument

Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

  • 1 De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen één jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2 Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Ondertekening

De raad van de gemeente Haaren,raadsgriffier,                                                            voorzitter,Drs. S.H.G.A. van der Schans-Jacobs.              F.H.G.M. Ronnes.