Regeling vervallen per 19-10-2012

Algemene Subsidieverordening gemeente Haarlem ingaande 1 juni 2011

Geldend van 10-06-2011 t/m 18-10-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2011

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Haarlem ingaande 1 juni 2011

De raad van de gemeente Haarlem;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de Algemene Subsidieverordening gemeente Haarlem ingaande 1 juni 2011.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    subsidie: De aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem;

  • c.

    raad: raad van de gemeente Haarlem;

  • d.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • e.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

  • f.

    Subsidieverdelingsregel: Wijze waarop beschikbaar budget voor een bepaalde subsidie

    wordt verdeeld over de aanvragers.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening regelt de verstrekking van gemeentelijke subsidies;

  • 2. De Raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

    • a.

      algemeen bestuur en internationale samenwerking;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      welzijn en zorg

    • d.

      jeugd, onderwijs en sport

    • e.

      wonen, wijken en stedelijke ontwikkeling

    • f.

      economie, cultuur, toerisme en recreatie

    • g.

      werk en inkomen

    • h.

      bereikbaarheid en mobiliteit

    • i.

      kwaliteit fysieke leefomgeving;

  • 3. Het college kan voor specifieke (categorieën) subsidies uitvoeringsregelingen opstellen waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen, de verdeling van de subsidie per beleidsterrein als bedoeld in lid 2. van deze verordening, de criteria voor toekenning, volumebeperkingen, maximale subsidiebedragen en overige bijzondere voorwaarden nader worden omschreven en geregeld. In deze uitvoeringsregelingen kunnen tevens aanvullende weigeringsgronden worden opgenomen alsmede afwijkende aanvraagtermijnen.

  • 4. Subsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van:

    • a.

      prestaties gericht op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

    • b.

      prestaties die in strijd zijn met de wet;

    • c.

      prestaties waarbij wordt gediscrimineerd wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, hetero- of homoseksuele geaardheid of op welke grond dan ook.

    • d.

      Activiteiten in strijd met het algemeen belang en/of de openbare orde.

  • 5. Het bepaalde in het vierde lid aanhef en onder c. laat onverlet de mogelijkheid subsidie te verstrekken ten behoeve van prestaties gericht op specifieke doelgroepen ter opheffing van hun maatschappelijke achterstand.

  • 6. ndien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze Algemene subsidieverordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen, en daardoor het belang met het oog waarop die verplichtingen zouden moeten worden opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden w.o. het vormen van een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Het college is bevoegd tussentijds controle uit te oefenen bij de subsidieontvangers op de naleving van de subsidievoorwaarden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s). Tevens kan zij daarbij aangeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. Ingeval de raad niet heeft aangegeven hoe het beschikbare bedrag moet worden verdeeld als bedoeld in lid 1, bepaalt het college de wijze van verdeling.

  • 3. Het college kan - met inachtneming van de ingevolge artikel 2, lid 2 door de raad vastgestelde beleidsterreinen en de eventueel door de raad ingevolge artikel 4 lid 1 bepaalde verdelingsregels - nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Een verklaring van de aanvrager waarin deze stelt:

    • a.

      dat hij gedurende de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, voor wat betreft uit te keren loon en andersoortige beloningen als omschreven in artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, de in dit artikel genoemde inkomensgrens (zijnde het gemiddelde belastbare inkomen van een Minister, ook wel Wopt-norm genoemd), als bezoldigingsmaximum in acht neemt. De inkomensgrens is ook van toepassing op eventueel extern ingehuurd interim personeel.

    • b.

      dat hij over het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft geen meldingsplicht heeft als bedoeld in artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens omdat het bezoldigingsmaximum genoemd in artikel 3a niet is overschreden;

  • 4. Indien de subsidieaanvraag betrekking heeft op meerdere subsidiejaren achtereen dient de aanvrager elk subsidiejaar wederom de verklaring als bedoeld in lid 3  te overleggen.

  • 5. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 6. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in dit artikel genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 augustus in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Ingeval aanvragen voor een jaarlijkse subsidie betrekking hebben op activiteiten met een jaarcyclus afwijkend van een kalenderjaar (vgl. bij scholen, cultuurpodia) beslist het college over de subsidieperiode tot 1 januari binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag en over de subsidieperiode na 31 december uiterlijk 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigering

  • 1. De subsidieverlening kan naast de gevallen genoemd in de Awb, in artikel 2 lid 4 van deze verordening en (eventueel) in een uitvoeringsregeling als bedoeld in artikel 2 lid 3 van deze verordening voor een specifieke categorie van subsidies, in ieder geval tevens worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de activiteiten niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • c.

      een door het college beoogd volume aan soortgelijke te subsidiëren activiteiten wordt overschreden;

    • d.

      er op een toereikende wijze reeds anders in de activiteiten wordt voorzien;

    • e.

      de subsidieverstrekking anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente.

  • 2. Eveneens kan het college voor subsidies binnen door de raad vast te stellen

    beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 3. Indien bij de aanvraag, of tijdens de periode van subsidieverlening blijkt dat de aanvrager loon en/of andersoortige beloningen als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens verstrekt die hoger is/zijn dan de inkomensgrens genoemd in ditzelfde artikel 6 lid 1 zal de subsidieaanvraag worden afgewezen resp. zal de subsidieverlening worden ingetrokken.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

  • 3.

    Indien een subsidieaanvrager voor één en hetzelfde subsidietijdvak meerdere subsidies heeft aangevraagd voor dezelfde activiteiten, worden deze subsidieaanvragen samengevoegd en afgehandeld als ware het één subsidieaanvraag voor een bedrag gelijk aan de optelsom van de subsidieaanvragen afzonderlijk.

Artikel 10. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 4.

    Indien daarvoor dringende redenen zijn kan het college voortijdig, d.w.z. nog vóórdat zijhet besluit tot subsidieverlening heeft genomen, op basis van een separaat besluit tot voorschotverlening voorschotten uitbetalen mits:

  • a.

    in de begroting zowel subsidieaanvrager als het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld staan vermeld;

  • b.

    de subsidieaanvrager een volledige subsidieaanvraag heeft ingediend;

  • c.

    de aanvraag een jaarlijkse subsidie betreft;

  • d.

    Aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening is voldaan.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan 50.000 euro en lager dan 500.000 euro, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd. Bij subsidies hoger dan 500.000 euro per jaar geldt met betrekking tot tussentijdse rapportages hetgeen staat vermeld bij artikel 17 van deze verordening.

Artikel 12. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 13. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als

    vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro per jaar

  • 1. Subsidies tot 5.000 euro worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 15. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro per jaar

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 5.000 euro, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro tot 500.000 per jaar

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, doch minder dan 500.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring. Blijkens deze door een accountant afgegeven controleverklaring is door de accountant gecontroleerd op de rechtmatigheid bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, hetgeen inhoudt dat de subsidie is besteed voor het doel en de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend en dat de algemene subsidievoorwaarden en de voorwaarden genoemd in de verleningsbeschikking zijn nageleefd.

    • e.

      een verklaring van de accountant dat de subsidieontvanger het voor de

      subsidieverstrekking geldende bezoldigingsmaximum als bedoeld in artikel 5 lid 3

      onder a van deze verordening in acht heeft genomen.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 500.000,-- per jaar

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 500.000 euro geldt voor de subsidieontvanger een verscherpt ambtelijk en bestuurlijk toezicht en de verplichting niet alleen na afloop van het subsidietijdvak, maar ook tussentijds rapportages aan het college te overleggen overeenkomstig de voorschriften vermeld in het besluit tot verlenen van de subsidie. Het aantal te overleggen tussentijdse rapportages is maximaal drie, afhankelijk van de vooraf door het college bepaalde risicoclassificatie van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger is verplicht alle informatie aan het college te verstrekken die van belang is voor de vaststelling van een betrouwbare risicoclassificatie.

  • 2. De subsidieontvanger dient een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring. Blijkens deze door een accountant afgegeven controleverklaring is door de accountant gecontroleerd op de rechtmatigheid bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, hetgeen inhoudt dat de subsidie is besteed voor het doel en de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend en dat de algemene subsidievoorwaarden en de voorwaarden genoemd in de verleningsbeschikking zijn nageleefd.

    • e.

      een verklaring van de accountant dat de subsidieontvanger het voor de  subsidieverstrekking geldende bezoldigingsmaximum als bedoeld in artikel 5 lid 3  onder a van deze verordening in acht heeft genomen.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

  • 5. Indien de subsidieontvanger het bezoldigingsmaximum als bedoeld in artikel 5 lid 3 onder a. niet is nagekomen wordt de subsidie niet vastgesteld. Het besluit tot subsidieverlening zal worden ingetrokken.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 20. Recht op subsidie na afloop van de subsidieperiode

  • 1. Met inachtneming van de bepalingen over intrekking en wijziging van subsidie vermeld in de Awb kunnen overigens aan de subsidieverstrekking door het college geen rechten worden ontleend voor de tijd na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking

    betrekking heeft.

  • 2. Indien aan de subsidieontvanger bij de verlening van de beschikking als voorwaarde is opgelegd een egalisatiereserve te vormen kan de hoogte van de egalisatiereserve invloed hebben op hoogte van de te verstrekken subsidie voor een volgend jaar.

Artikel 21. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 lid 1 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 22. Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Haarlem ingaande 1 oktober 2010 wordt ingetrokken per 1 juni 2011.

Artikel 23. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 juni 2011 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Haarlem ingaande 1 oktober 2010.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juni 2011.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Haarlem ingaande 1 juni 2011.