Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Haarlem 2009

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening materiële en financiële gelijkstelling gemeente Haarlem 2009

De raad van de gemeente Haarlem;

gelezen het voorstel van het college van 3 maart nummer 2008/202232, inzake het vaststellen van de verordening ‘Materiële financiële gelijkstelling gemeente Haarlem 2009’.;

gelezen het advies van de commissie Samenleving;

gelet op de verplichting die is opgenomen in artikel 140/141 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 134/135 van de Wet op de expertisecentra en artikel 96g/96h van de Wet op het voortgezet onderwijs om, als de gemeente geen openbare scholen in stand houdt voor het toekennen van een gemeentelijke bijdrage een verordening vast te stellen;

gelet op de artikelen XIII, XV en XVII van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden;

gelet op artikel 5 van de Gemeentewet;

gelet op hoofdstuk 4 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

gelet op de uitkomst van op overeenstemming gerichte overleg met de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente;

besluit vast te stellen de volgende:

Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Haarlem 2009.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college:

    het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    schoolbestuur :

    bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voorzover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • c.

    school :

    • 1.

      school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijsals bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

    • 2.

      school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

    • 3.

      school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.

  • d.

    Nevenvestiging: deel van een school dat door de minister op grond van artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb.319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt bekostigd;

  • e.

    voorziening :

    een voorziening zoals opgenomen in de bijlage ‘Voorzieningen’ van deze verordening;

  • f.

    aanvullende voorziening :

    een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

  • g.

    datum van indienen :

    uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage ‘Voorzieningen’ van deze verordening waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

  • h.

    toekenningscriteria :

    de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage ‘Voorzieningen’ van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • i.

    tijdvak :

    periode zoals opgenomen in de bijlage ‘Voorzieningen’ van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • j.

    subsidieplafond :

    een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet, dat beschikbaar is voor een voorziening, of een aanvullende voorziening;

  • k.

    subsidieverlening :

    de beschikking van het college waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag voor een voorziening of aanvullende voorziening;

  • l.

    feitelijke beschikbaarstelling :

    de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • m.

    subsidievaststelling :

    een beschikking zoals bedoeld in artikel 4:42 van de wet;

  • n.

    wet:

    Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Subsidieplafonds en verdelingsregels

  • 1. De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen, waarbij de raad gelijktijdig bepaalt hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan het college. Het college neemt daarbij de gemeentebegroting is acht.

  • 3. Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van waarop het beschikbare bedrag wordt verdeeld, uiterlijk zes weken voor de datum waarop de aanvraag moet zijn ingediend aan de schoolbesturen bekend.

  • 4. Ter uitvoering van het bepaalde in lid 1 van dit artikel wordt ten aanzien van de voorziening ‘Functieverbeterende aanpassingen / onderhoud’, zoals opgenomen in de Bijlage Voorzieningen, behorende bij deze verordening, hoofdstuk 3 ‘Voorziening functieverbeterende aanpassingen / onderhoud’, onderdeel 3 ‘Beschikbaar investeringsbudget’, het subsidieplafond vastgesteld op € 400.000,- per jaar en gelden de verdelingsregels die zijn opgenomen in onderdeel 3 ‘Beschikbaar investeringsbudget’. Het bepaalde in lid 3 van dit artikel blijft in deze buiten toepassing.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks voor 1 juli zendt het collegeaan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending.

HOOFDSTUK 2 Procedures

Paragraaf 2.1. Aanvraag voorzieningen en weigeringsgronden

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Als een wijziging van de verordening leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt deze wijziging uiterlijk zes weken voor de datum waarop de aanvraag moet zijn ingediend bekendgemaakt door het college.

Artikel 6 Indienen aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak wenst moet voor de datum waarop de aanvraag moet zijn ingediend een aanvraag indienen bij het college. De datum waarop de aanvraag moet zijn ingediend is niet van toepassing als voor de voorziening is bepaald dat een datum waarop de aanvraag moet zijn ingediend niet is voorgeschreven. Als de aanvraag niet voor de datum waarop de aanvraag moet zijn ingediend besluit het college om de aanvraag niet te behandelen.

  • 2. De aanvraag vermeldt:

    • a.

      naam en adres van het schoolbestuur

    • b.

      de dagtekening

    • c.

      de gewenste voorziening

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort

    • e.

      een motivering van het verzoek om vast te stellen dat de aanvraag voldoet aan de toekenningscriteria.

  • 3. Als één of meer gegevens ontbreken deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur en krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum waarop de mededeling is verzonden de gegevens schriftelijk aan te vullen. Als het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 7 Beslissingstermijn

  • 1. Het college neemt binnen zes weken na de datum waarop de aanvraag moet zijn ingediend een besluit op de aanvraag. Als voor een voorziening geen datum waarop de aanvraag moet zijn ingediend is voorgeschreven, besluit het college binnen twaalf weken na het ontvangen van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de beslistermijn, genoemd in lid 1 van dit artikel, met vier weken verlengen. Bij het verlengen van de termijn stelt het college uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van zes weken het schoolbestuur van het verlengen van de termijn schriftelijk in kennis. Hierbij vermeldt het college de reden van het verlengen van de termijn.

  • 3. Het college stelt binnen twee weken na de datum van de beschikking op de aanvraag het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Weigeringsgronden.

Het college weigert de voorziening in ieder geval als:

  • a.

    de aangevraagde voorziening geen voorziening is in de zin van de verordening;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de criteria voor het toekennen van de voorziening;

  • c.

    door het verstrekken van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden.

Paragraaf 2.2. Aanvraag aanvullende voorzieningen en weigeringsgronden.

Artikel 9 Indienen aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst dient een aanvraag in bij het college.

  • 2. Op de aanvraag is artikel 6, tweede lid en derde lid, van toepassing.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Het college neemt binnen vier weken na het ontvangen van de aanvraag of binnen vier weken na het verstrekken van de aanvullende gegevens een besluit. Binnen twee weken na de datum van het besluit stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 11 Weigeringsgronden.

Het college weigert de aanvullende voorziening in ieder geval als:

  • a.

    de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening is als bedoeld in artikel 3 en

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria.

Paragraaf 2.3. Toekennen, intrekken of wijzigen, verbod vervreemden.

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekennen; betaling.

  • 1. De beschikking van het college om een voorziening of een aanvullende voorziening toe te kennen kan inhouden:

    • a.

      het feitelijk beschikbaarstellen van de voorziening of

    • b.

      het verlenen van een subsidie of

    • c.

      het vaststellen van een subsidie.

  • 2. In de beschikking is opgenomen:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening moet ui

    tvoeren.

  • 3. In de beschikking tot het beschikbaar stellen van de subsidie is voorts opgenomen:

    • a.

      het bedrag van de subsidie dat maximaal beschikbaar wordt gesteld

    • b.

      het bedrag van het voorschot of de wijze waarop het voorschot wordt vastgesteld als het college een voorschot verleent;

    • c.

      voor zover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college;

    • d.

      de bepaling dat de wet van toepassing is en voorzover van belang welke afzonderlijke bepalingen of afwijkingen hierop van kracht zijn.

  • 4. Het bedrag van de subsidiebedrag wordt beschikbaar gesteld binnen zes weken nadat de subsidie is vastgesteld.

Artikel 13 Verantwoording subsidie.

  • 1. Binnen acht weken na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is toegekend legt het schoolbestuur verantwoording af aan het college van de besteding van het subsidiebedrag.

  • 2. Bij de aanvraag toont het schoolbestuur aan dat de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen als genoemd in artikel 12 zijn nagekomen.

  • 3. Als het schoolbestuur niet of onvoldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur, waarbij wordt vermeld op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Het schoolbestuur krijgt de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen

Artikel 14 Vaststellen subsidie

  • 1. Het college beslist binnen acht weken na het indienen van de aanvraag als bedoeld in artikel 13 of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende informatie. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

  • 2. Het college stelt de subsidie ambtshalve vast als:

    • 1.

      de aanvraag, als bedoeld in artikel 13, achterwege blijft

    • 2.

      het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen de termijn, als bedoeld in artikel 13, lid 3, verstrekt.

  • 3. Het college betaalt het subsidiebedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten, overeenkomstig de subsidievaststelling. De betaling vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking.

Titel 4.2 van de wet is van toepassing ten aanzien van het beleid tot intrekking, wijziging, stopzetting of verlaging van de afgegeven subsidiebeschikking dan wel terugvordering van gegeven subsidie.

Artikel 16 Intrekken of wijzigen beschikking tot subsidieverlening.

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen, als:

    • a.

      het bepaalde in artikel 16 eerste lid onder b en c van toepassing is;

    • b.

      de voorziening niet of niet geheel heeft plaatsgevonden, of zal plaatsvinden;

    • c.

      het schoolbestuur onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en het verstrekken van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid.

  • 2. Het intrekken of wijzigen van een beschikking tot het vaststellen van de subsidie werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij het intrekken of wijzigen anders is bepaald.

Artikel 17 Verbod tot vervreemden

Het vervreemden door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van het college, tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

HOOFDSTUK 3 Slotbepalingen

Artikel 18 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college aanvullende gegevens als deze noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 19 Beslissing van het college in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

In gevallen die betrekking hebben op het uitvoeren van de verordening en waarin de verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 20 Hardheidsclausule

Met inachtneming van het ten aanzien van de voorziening vastgestelde subsidieplafond dan wel, indien een dergelijk plafond niet van toepassing is, het voor de voorziening in de begroting vastgestelde budget kan het college in uitzonderlijke gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening Materiële en Financiële gelijkstelling. Desgewenst kan het college voorafgaand aan de beslissing raadgevend advies inwinnen van de overige schoolbesturen.

Artikel 21 Citeertitel, ingangsdatum

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Haarlem.

  • 2. De verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2009.

  • 3. De bekostiging van de voorzieningen genoemd op bijlage 3 vervalt met ingang van 1 januari 2018.

Bijlage Voorzieningen

1 Voorziening klokuren bewegingsonderwijs

1. Aanduiding van de voorziening.

Beschikbaar stellen van een lokaal bewegingsonderwijs voor het geven van bewegingsonderwijs of een tegemoetkoming in de vergoeding voor het gebruik van een lokaal bewegingsonderwijs.

2. Datum indienen aanvraag.

  • 1.

    Voor de scholen voor primair en (voortgezet) speciaal onderwijs is het indienen van een aanvraag niet van toepassing.

  • 2.

    Voor de school voor voortgezet onderwijs geldt dat de aanvraag voor het beschikbaar stellen van een lokaal bewegingsonderwijs uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het schooljaar moet worden ingediend.

3. Periode waarvoor de voorziening wordt toegekend

De voorziening wordt voor één schooljaar (1 augustus – 31 juli) toegekend.

4. Criteria voor het vaststellen van de voorziening.

A. Het aantal klokuren voor de scholen voor (speciaal) basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs wordt vastgesteld op basis van het aantal groepen. Het aantal groepen wordt berekend en vastgesteld op basis van het aantal leerlingen dat op de teldatum 1 oktober van het voorgaande kalenderjaar op de school is ingeschreven.

B. Het aantal groepen wordt berekend voor de school voor:

1. basisonderwijs op basis van de formule: G = (A + B + C + D) / 179, waarbij:

  • G = aantal groepen

  • A = aantal leerlingen van 4 tot en met 7 jaar dat op de meest recente teldatum 1 oktober op de school is ingeschreven, vermenigvildigd met 9

  • B = aantal leerlingen van 8 jaar en ouder dat op de meest recente teldatum 1 oktober op de school is ingeschreven, vermenigvildigd met 6,17

  • C = 280 minus (het totaal aantal leerlingen dat op de meest recente teldatum 1 oktober op de school is ingeschreven, vermenigvuldigd met 2,06)

  • D = som van de gewichten op basis van het totaal aantal leerlingen dat op de meest recente teldatum 1 oktober op de school is ingeschreven, verminderd met 8,35% van het totaal aantal leerlingen dat op de meest recente teldatum 1 oktober op de school is ingeschrfeven. Als het schoolgewicht D hoger is dan 80% van het aantal op de meest recente teldatum 1 oktober ingeschreven leerlingen van de school wordt het schoolgewicht vastgesteld op 80% van het aantal op de meest recente teldatum 1 oktober ingeschreven leerlingen. Het verkregen getal wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal. Dit gehele getal wordt vervolgens vermenigvuldigd met 3,2.

De onder A, B en C verkregen getallen worden niet afgerond.

2. speciaal basisonderwijs op basis van de N-factor is 15 per groep leerlingen van 6 jaar en ouder. Het verkregen getal wordt afgerond naar boven als het cijfer achter de kommen groter is dan 5.

3. (voortgezet) speciaal onderwijs op basis van de N-factor volgens onderstaande tabel. Het verkregen getal wordt afgerond naar boven als het cijfer achter de kommen groter is dan 5.

Onderwijssoort

N-factor SO

N-factor VSO

Boven kinderen (DO)

6

6

Slechthorende kinderen (SH)

12

7

Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden die niet tevens behoren tot dove of slechthorende kinderen (ES)

12

7

Visueel gehandicapten (VISG)

12

7

Lichamelijk gehandicapte kinderen (LG)

12

7

Langdurig zieke kinderen (LZ)

13

7

Zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK)

12

12

Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK)

12

7

Kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten (PI)

10

7

Meervoudig gehandicapte kinderen (MG)

7

7

C. Het aantal lesuren voor de school voor voortgezet onderwijs wordt berekend op basis van het aantal leerlingen dat is ingeschreven aan het begin van het schooljaar op de (nevenvestiging van de) school voor voortgezet onderwijs met een maximum van 3 lesuren van 50 minuten, waarbij een lesuur gelijk is aan een klokuur.

D. Het aantal klokuren:

  • 1.

    voor de school voor basisonderwijs 1,5 klokuur per groep 3 tot en met 8, op basis van de in de bijlage opgenomen splitsingstabel;

  • 2.

    voor de speciale school voor basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs 2,25 klokuur per groep en

  • 3.

    als in de onder B genoemde scholen geen speellokaal aanwezig is wordt voor de groepen 1 en 2 aanvullend 3,75 klokuur.

5. Wijze waarop de voorziening wordt toegekend.

  • 1.

    Voor de onder 4.B. bedoelde scholen wordt de voorziening door de gemeente berekend en vastgesteld op basis van het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober voorafgaande aan het schooljaar.

  • 2.

    Voor de onder 4.C bedoelde scholen is het lesrooster bewegingsonderwijs bepalend en wordt de voorziening uitsluitend toegekend als de binnen de scholen voor voortgezet onderwijs aanwezige capaciteit onvoldoende is om het aantal lesuren bewegingsonderwijs te kunnen inroosteren.

  • 3.

    De voorziening wordt beschikbaar gesteld door:

    • 1.

      het beschikbaar stellen van een lokaal bewegingsonderwijs of

    • 2.

      door het beschikbaar stellen van bekostiging.

  • 4.

    De bekostiging wordt beschikbaar gesteld als een school voor primair en (voortgezet) speciaal onderwijs gebruik maakt van een lokaal bewegingsonderwijs waarvan het schoolbestuur juridisch eigenaar is.

  • 5.

    De bekostiging bestaat uit een vast bedrag en een variabel bedrag per vastgesteld klokuur en is bestemd voor het bekostigen van onderhoud conform de bepaling van de onderwijswetten, de materiële instandhouding en voor vervanging en aanpassing van onderwijsleerpakket en meubilair.

  • 6.

    De hoogte van de bekostiging is afhankelijk van het stichtingsjaar van het lokaal bewegingsonderwijs, de oppervlakte van de oefenzaal en het aantal uren gebruik door het onderwijs:

    • a.

      het vaste bedrag is bij het gebruik van het eigen lokaal bewegingsonderwijs of een andere lokaal bewegingsonderwijs van een school voor primair en (voortgezet) speciaal onderwijs door een school voor primair en (voortgezet) onderwijs onafhankelijk van het aantal klokuren gebruik

    • b.

      het vaste bedrag is bij het gebruik van het eigen lokaal bewegingsonderwijs of een andere lokaal bewegingsonderwijs van een school voor primair en (voortgezet) speciaal onderwijs door een school voor voortgezet onderwijs afhankelijk van het aantal klokuren gebruik door de school voor primair en (voortgezet) speciaal onderwijs en de school voor voortgezet onderwijs

    • c.

      het vaste bedrag is bij het gebruik van een lokaal bewegingsonderwijs van een school voor voortgezet onderwijs door een school voor primair en (voortgezet) onderwijs afhankelijk van het aantal klokuren gebruik (het aantal klokuren wordt gedeeld door 26 klokuren en daarna vermenigvuldigd met het werkelijke aantal klokuren gebruik)

    • d.

      het variabele bedrag wordt vermenigvuldigd met het werkelijke aantal klokuren gebruik

  • 7.

    De bekostiging wordt vastgesteld op basis van onderstaande tabel (prijspeil 2015), waarvan het bedrag jaarlijks wordt aangepast met de index zoals wordt gepubliceerd door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten:

Stichtingsjaar

Oppervlakte lokaal

bewegingsonderwijs

Vast bedrag 1)

Variabel bedrag 2)

Tot 1987

< 90 m²

2.890,88

351,25

90 – 130 m²

3.709,48

444,48

130 – 170 m²

4.056,03

479,67

170 – 190 m²

3.870,73

524,81

190 – 230 m²

3.707,14

578,18

> 230 m²

4.195,61

646,78

Vanaf 1987

vanaf 252 m²

3.331,26

588,16

  • 1)

    vast bedrag is het geraamde bedrag van de jaarlijkse vaste lasten, dit bedrag moet worden omgerekend naar een bedrag per klokuur (vast bedrag / 26 klokuren)

  • 2)

    variabel bedrag is het bedrag dat per klokuur in rekening kan worden gebracht.

7. Subsidieplafond

De definitieve kosten zijn afhankelijk van het totaal aantal toegekende klokuren, zodoende geldt geen bekostigingsplafond.

8. Verantwoording.

Verantwoording is niet van toepassing.

2. Voorziening herstel schade in geval van bijzondere omstandigheden scholen primair, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs

1. Aanduiding van de voorziening.

Een tegemoetkoming in de kosten van het herstel van schade in geval van de volgende bijzondere omstandigheden: vandalisme, inbraak, diefstal, brand, storm, water, bliksem en inductie.

2. Voorwaarden schadeafhandeling

Randvoorwaarden voor toekenning van een tegemoetkoming in de kosten van het herstel van schade als bedoeld in artikel 1 is, naast de in de navolgende artikelen gestelde voorwaarden:

  • 1.

    Het schoolbestuur heeft een contract afgesloten met een beveiligingsbedrijf;

  • 2.

    Het schoolbestuur heeft binnen de (school)organisatie een contactpersoon aangewezen die als eerste verantwoordelijk is voor het reageren op een alarmering van het beveiligingsbedrijf;

  • 3.

    Bij een alarmering worden, indien nodig, door het beveiligingsbedrijfderden (politie / brandweer) ingeschakeld.

3. Procedure afwikkelen schade.

  • 1.

    Het schoolbestuur meldt de schade binnen 24 uur, na constatering, digitaal via het ‘Onderwijsloket’ in G4Net aan de gemeente, afdeling JOS – team onderwijshuisvesting en verstrekt schriftelijk de voor behandeling van de aanvraag noodzakelijke aanvullende informatie (o.a. proces-verbaal van schades boven de € 1.000,-). De genoemde termijn, binnen 24 uur na constatering, geldt als datum van indienen.

  • 2.

    De afdeling JOS stelt afdeling Schade en Verzekering in kennis van de schademelding.

  • 3.

    Het schoolbestuur kan voor schades:

    • 1.

      als gevolg van ruit- en glasbreuk direct opdracht tot herstel verstrekken en

    • 2.

      beneden de € 2.500,-- opdracht tot herstel verstrekken als de gemeente niet binnen 48 uur nadat het schadeformulier door de gemeente is ontvangen heeft gereageerd.

  • 4.

    Voor schades boven € 2.500,-- wordt door de afdeling JOS beoordeeld, zonodig in overleg met de afdeling Schade en Verzekering, of en zo ja het noodzakelijk is dat:

    • 1.

      een oordeel van derden moet worden gevraagd;

    • 2.

      de verzekeringsmaatschappij wordt ingeschakeld;

    • 3.

      offertes voor het vaststellen van het schadebedrag moeten worden opgevraagd;

    • 4.

      een beredderingsbedrijf moet worden ingeschakeld;

    • 5.

      een derde moet worden ingeschakeld voor het opstellen van een advies over de schade.

  • 5.

    De gemeente verstrekt het schoolbestuur opdracht tot herstel van de schade als bedoeld onder 4.5. nadat de gegevens zijn beoordeeld en wordt ingestemd de ingediende schade.

4. Vaststellen schadevergoeding.

  • 1.

    De vergoeding van de schade aan de inboedel wordt vastgesteld op 50% van de werkelijke vervangingskosten.

  • 2.

    Bij schade aan het opstal en terrein c.a. als gevolg van vandalisme en inbraak wordt rekening gehouden met een afschrijvingstermijn van 20 jaar (hekwerk, vloerbedekking, schilderwerk et cetera).

  • 3.

    Van het bepaalde onder lid 1 en 2 zijn uitgezonderd:

    • a.

      schades waarvan de dader bekend is, in deze situatie is het schoolbestuur verantwoordelijk voor het verhaal van de schade op de dader;

    • b.

      schades ontstaan door nalatigheid van het schoolbestuur (bijv. openstaande ramen, deuren et cetera).

    • c.

      glasschade waarvoor het schoolbestuur gelijktijdig met de melding aan de politie en het schoolbestuur de opdracht tot herstel kan geven, rekening houdend met het bepaalde onder a en b.

3. Voorziening functieverbeterende aanpassingen / onderhoud.

1. Aanduiding van de voorziening.

1. Een tegemoetkoming in de kosten van een investering in / aan het schoolgebouw die tot gevolg heeft dat:

  • 1.

    het schoolgebouw voldoet aan de te stellen onderwijskundige eisen en

  • 2.

    het schoolgebouw duurzamer is en

  • 3.

    de investeringen leiden tot het terugdringen van de exploitatiekosten van het schoolgebouw.

2. Een tegemoetkoming in de kosten van een investering in / aan het schoolgebouw die het gevolg zijn van aanvullende eisen van de brandweer en investeringen die leiden tot het voorkomen van schade in/aan het schoolgebouw.

2. Voorwaarden toekennen vergoeding.

1. Niet in aanmerking komen de schoolgebouwen:

  • a.

    van het voortgezet onderwijs

  • b.

    die zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs met een investering vervangde nieuwbouw

2. De activiteiten die in aanmerking komen voor het bekostigen en behoren tot de categorie onder artikel 1, lid 1, van onderdeel 3. van deze bijlage zijn:

  • 1.

    Ventilatiesystemen

  • 2.

    Voorzieningen dwarsventilatie

  • 3.

    Warmte terugwinunits

  • 4.

    Akoestische voorzieningen

  • 5.

    Voorzieningen ten aanzien van daglichttoetreding

Verbeteren onderwijskundige functionaliteit van schoolgebouwen door het treffen van voorzieningen in de binnenruimten waarmee de flexibiliteit van het (passend) onderwijs verbeterd.

  • 6.

    Creëren individuele werkplekken voor leerlingen en personeel

  • 7.

    Schuifwanden

  • 8.

    Aanpassen oppervlakte lokalen

  • 9.

    Datavoorzieningen en ICT.

Verbeteren duurzaamheid en toekomstbestendigheid van schoolgebouwen door het verbeteren van de energie- en milieuprestaties.

  • 10.

    Aanpassen sanitaire voorzieningen

  • 11.

    Vervangen gevelbekleding door onderhoudsarme bekleding

  • 12.

    Aanbrengen isolatie in combinatie met vervangen dak, in spouwmuur, vloeren en leidingen

  • 13.

    Optimaliseren stookinstallaties

  • 14.

    Aanbrengen HF- en LED verlichting (evt. in combinatie met vervangen systeemplafonds

  • 15.

    Aanbrengen van detectie-apparatuur, schakelaars en cascaderegelingen ter vermindering van energieverbruik

  • 16.

    Aanschaf en plaatsing zonnepanelen.

3. De activiteiten die in aanmerking komen voor het bekostigen en behoren tot de categorie onder artikel 1, lid 2, van onderdeel 3. van deze bijlage zijn:

  • 1.

    het aanbrengen van camera’s;

  • 2.

    het aanbrengen van alarmering in / aan het schoolgebouw en

  • 3.

    het aanbrengen van glas met een brandwerendheid van 60 minuten

  • 4.

    vervangen zonwering aan de buitenkant door een minder onderhouds- en vandalismegevoelig systeem.

4. Een gelijksoortige voorziening als genoemd in lid 2 en lid 3 van dit artikel kan worden aangevraagd indien het voor de school noodzakelijk is.

5. Voor het toekennen van de aanvullende middelen voor de activiteiten genoemd onder artikel 2 van onderdeel 3 van deze bijlage zijn de nadere criteria uitgewerkt in de notitie ‘Inzet extra middelen functionele verbeteringen en terugdringen exploitatietekort’, vastgesteld in de werkgroep Huisvesting d.d. 14 december 2008 (bijlage bij deze voorziening).

3. Beschikbaar investeringsbudget.

1. Voor het bekostigen van de onder 1 en 2 genoemde investeringen is beschikbaar:

  • 1.

    een investeringsbudget van maximaal € 6.674.419,-- in de periode 2007-2010 en

  • 2.

    een bedrag van maximaal € 800.000,-- op jaarbasis gedurende de periode 2009-2015 en

  • 3.

    een bedrag van maximaal € 400.000,-- op jaarbasis gedurende de periode 2016-2018.

2. Het beschikbare budget per schoolbestuur wordt vastgesteld op basis van de uitkomst van het door de schoolbesturen in gezamenlijkheid opgesteld meerjarenonderhoudsplan 2008, waarbij het totaal van de in de periode 2008 – 2027 geraamde onderhoudskosten bepalend is voor de percentuele verdeling.

3. Op basis van het gestelde onder lid 2. van dit artikel is het per schoolbestuur maximaal beschikbare investeringsbudget vastgesteld op het percentage zoals opgenomen in navolgende tabel.

Naam schoolbestuur

percentage

stichting Haarlem-Schoten

8,98

stichting Ithaka, Rudolf Steiner

1,98

stichting Ithaka, Vrije School Kennemerland

3,37

Haarlemse Montessorischool

3,01

stichting Spaarnesant

52,66

muziekinstituut Sint Bavo

1,25

stichting Salomo

14,88

stichting Sint Bavo

12,80

stichting Dunamare

1,07

4. Als op basis van de eindafrekening per schoolbestuur wordt vastgesteld dat het beschikbare investeringsbudget niet volledig noodzakelijk is, wordt voor het niet bestede deel een nieuw besluit genomen in overleg met de andere schoolbesturen.

Dit overleg heeft een raadplegend karakter en laat onverlet de autonome bevoegdheid van de gemeente om een beslissing te nemen over de bestemming van het niet bestede deel van het investeringsbudget.

4. Criteria beschikbaar stellen investeringsbudget.

1. Schoolgebouwen waarvoor (vervangende) nieuwbouw is opgenomen in het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs komen niet voor aanvullende bekostiging in aanmerking.

2. Schoolgebouwen waarvoor een investering ‘uitbreiding’ is opgenomen in het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs komen uitsluitend voor aanvullende bekostiging investeringen ‘terugdringen exploitatiekosten’ in aanmerking in het bestaande gedeelte van het schoolgebouw, omdat bij het realiseren van de uitbreiding rekening moet worden gehouden met de voorzieningen die noodzakelijk zijn om het schoolgebouw te laten voldoen aan de huidige onderwijskundige eisen (bijv. realiseren kleine onderwijskundige ruimten, flexibiliteit).

3. (Gedeelten van) schoolgebouwen die in de laatste tien jaar zijn gerealiseerd komen niet in aanmerking voor aanvullende bekostiging.

4. Noodlokalen van schoolgebouwen (= tijdelijke huisvesting) komen niet in aanmerking voor het bekostigen van groot onderhoud / functionale aanpassingen.

5. Die investeringen waarbij de investeringskosten door middel van een terugverdientijd kunnen worden gedekt komen voor bekostiging door de gemeente in aanmerking als deze onderdeel uitmaken van de renovatie van het schoolgebouw en de terugverdientijd langer duurt dan 5 jaar.

6. Als investeringen om de exploitatiekosten terug te dringen en investeringen ‘functionele aanpassingen’ een onderlinge relatie hebben, kunnen investeringen gelijktijdig worden gerealiseerd, mits hiervoor voldoende financiële middelen beschikbaar zijn.

7. De gemeentelijke bijdrage wordt uitgedrukt in een percentage van het benodigde investeringsbedrag in relatie met het beschikbare gemeentelijke budget.

5. Aanvragen van een voorziening

1. Voor 15 februari van het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt uitgevoerd ontvangt het college van het bevoegd gezag een opgave met daarin de volgende gegevens:

  • a.

    Dagtekening;

  • b.

    De naam en adres van de aanvrager;

  • c.

    De voorziening die wordt aangevraagd inclusief een kostenraming;

  • d.

    De naam en adres van de school waarvoor de voorziening is bestemd.

Deze opgave wordt schriftelijk verstrekt.

2. Als de in lid 1 bedoelde opgave niet volledig is deelt het college dit voor 1 maart schriftelijk mede en stelt de aanvrager in de gelegenheid de ontbrekende gegevens voor 15 maart aan te vullen.

3. Als de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt voor 15 maart kan het college de aanvraag niet in behandeling nemen.

6. Besluiten op aanvragen functionele aanpassingen

1. Het college besluit voor 1 april op de aanvragen en deelt dit binnen twee weken schriftelijk mee aan de bevoegde gezagsorganen.

2. De bevoegde gezagsorganen die in aanmerking komen voor het bekostigen van een voorziening ontvangen de in lid 1 genoemde beschikking voorzien van:

  • a.

    De voorziening die mag worden gerealiseerd;

  • b.

    Het bedrag dat beschikbaar is gesteld voor het realiseren van de voorziening;

  • c.

    . De wijze en tijdstip van verantwoording.

7 . Beschikbaar stellen investeringsbudget..

Het investeringsbedrag wordt beschikbaar gesteld op basis van een door het schoolbestuur ingediende kostenraming, waarbij het investeringsbedrag wordt gecombineerd met:

  • 1.

    het krediet voor de uitbreiding van het schoolgebouw

  • 2.

    voor de overige investeringen op basis van het vastgestelde plan van aanpak, waarbij rekening wordt gehouden met het beschikbaar komen van het onder 3 genoemde budget, t.w.:

  • a.

    voor de jaren 2007-2009 maximaal € 3.973.658,--

  • b.

    voor het jaar 2010 maximaal € 2.700.761,--

  • c.

    voor de jaren 2009 tot en met 2015 maximaal € 800.000,-- per jaar

  • d.

    voor de jaren 2016 tot en met 2018 maximaal € 400.000,-- per jaar.

Bijlage 1 Bijlage bij voorziening 3

Bijlage 1 Bijlage bij voorziening 3

Bijlage 2

Bijlage 2 Verordening financiële en materiële gelijkstelling