Regeling vervallen per 01-01-2013

Reïntegratieverordening Wet werk en inkomen kunstenaars

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-12-2012

Intitulé

Reïntegratieverordening WWIK

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 24 oktober 2006 nr. PD/SZW/2006/422 inzake het vaststellen van de Verordening Wet werk en inkomen kunstenaars van de gemeente Haarlem, gelet op artikel 21, vierde lid van de Wet werk en inkomen kunstenaars, is vastgesteld deReïntegratieverordening Wet werk en inkomen kunstenaars

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem.

  • 2. Tenzij anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1. De doelgroep van deze verordening is de persoon jonger dan 65 jaar:

    • a.

      die recht heeft op een uitkering op grond van de wet; of

    • b.

      die echtgenoot is van de onder a bedoelde persoon.

  • 2. Tot de doelgroep van deze verordening behoort gedurende maximaal 12 maanden nadat door het college een aanbod voor een voorziening als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gedaan, tevens de persoon, bedoeld in het eerste lid, van wie de uitkering anders dan op grond van artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet, is beëindigd.

Artikel 3 Taak gemeente

  • 1. Het college kan, op verzoek van de kunstenaar, voorzieningen, waaronder scholing, aanbieden aan personen behorende tot de doelgroep of op andere wijze ondersteuning aanbieden, gericht op het bevorderen van de arbeidsinschakeling of het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling in het kader van de opbouwen van een gemengde beroepspraktijk waarmee de kunstenaar in zijn levensonderhoud kan voorzien.

  • 2. Alvorens over te gaan tot het aanbieden van een voorziening aan de kunstenaar of diens echtgenoot, kan het college onderzoek laten uitvoeren ter vaststelling van de meest geschikte voorziening.

Artikel 4 Afweging

  • 1. Bij de afweging welke voorziening het meeste geschikt is voor de persoon uit de doelgroep, worden de mogelijkheden en belemmeringen van de persoon en het belang van de gemeente tegen elkaar afgewogen.

  • 2. Als een persoon uit de doelgroep direct bemiddelbaar is voor arbeidsinschakeling, kan het college besluiten dat de kunstenaar geen recht heeft op ondersteuning of een voorziening.

Artikel 5 Rechten en plichten deelnemer

  • 1. Deelname aan een voorziening door de kunstenaar of diens echtgenoot geschiedt op vrijwillige basis.

  • 2. Onverminderd andere verplichtingen ingevolge de wet, geldt voor een persoon uit de doelgroep die deelneemt aan een voorziening de verplichting:

    • a.

      van de aangeboden voorziening gebruik te blijven maken;

    • b.

      alle inlichtingen te verstrekken over de voortgang van de voorziening en over wijzigingen in zijn persoonlijke situatie die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanspraak op ondersteuning en de noodzaak tot voortzetting van een voorziening.

    • c.

      medewerking te verlenen aan een onderzoek naar de voortgang en de passendheid van de voorziening;

    • d.

      naar vermogen mee te werken aan de aangeboden voorziening of ondersteuning;

    • e.

      na te laten alles wat de realisatie van het doel van de voorziening belemmert.

Artikel 6 Besluit

  • 1. Het college neemt op het verzoek om een voorziening binnen vier weken een beslissing.

  • 2. Het college informeert de kunstenaar over de voor hem geldende rechten en verplichtingen, die voortvloeien uit de wet en deze verordening.

Artikel 7 Handhaving

  • 1. Indien de kunstenaar of diens echtgenoot die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in artikel 5 tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 2. Indien de kunstenaar of diens echtgenoot die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan het gestelde in het artikel 5 tweede lid, kan hij niet eerder dan na 12 maanden, gerekend vanaf de datum waarop de voorziening voortijdig is afgebroken, opnieuw aanspraak maken op ondersteuning of een voorziening.

Artikel 8 Beëindiging

Het college kan het recht op de voorziening of ondersteuning beëindigen indien:

  • a.

    een persoon uit de doelgroep die deelneemt aan een voorziening, zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 5 niet nakomt;

  • b.

    een persoon die deelneemt aan een voorziening niet meer tot de doelgroep, bedoeld in artikel 2 behoort;

  • c.

    een voorziening naar het oordeel van het college niet langer nodig is.

Artikel 9 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als Reïntegratieverordening WWIK.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007.

Toelichting

Toelichting Reïntegratieverordening Wet werk en inkomen kunstenaars

Op 1 januari 2005 is de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) in werking getreden. De gemeente Haarlem voert als centrumgemeente de WWIK uit voor inwoners van Aalsmeer, Bennebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Uithoorn, Velsen, Zandvoort.

In deze wet wordt de kunstenaar of diens echtgenoot de mogelijkheid geboden de gemeente te verzoeken hem voorzieningen aan te bieden, gericht op het bevorderen van de arbeidsinschakeling in het kader van de uitoefening van het niet kunstgerelateerde gedeelte van een gemengde beroepspraktijk. Anders dan in de WWB heeft de voorziening in het kader van de WWIK een vrijwillig karakter. De kunstenaar kan dus niet verplicht worden gesteld deel te nemen aan een voorziening. Deelname aan een voorziening is weliswaar vrijwillig maar niet vrijblijvend. Eenmaal gestart met de voorziening, is de kunstenaar verplicht om de voorziening af te ronden en na te laten al hetgeen de voortgang van de voorziening belemmert. De gemeente gaat met de kunstenaar of de echtgenoot, indien de voorziening aan de echtgenoot wordt aangeboden, een trajectovereenkomst aan.

Naast de in de WWIK opgenomen mogelijkheid een beroep te kunnen doen op een voorziening, kiest de gemeente Haarlem ervoor om ook zelf voorzieningen aan te bieden. De reden hiervan is te voorkomen dat de kunstenaar na het einde van de maximale WWIK-uitkering een beroep doet op de bijstand. Gezien het doel van de wet, namelijk om in alle vrijheid naar eigen inzicht te werken teneinde een renderende beroepspraktijk te realiseren, kan de kunstenaar echter niet verplicht worden om het aanbod van een voorziening te accepteren.

Gelet op de specifieke doelgroep en het niet verplichtende karakter van deelname aan een voorziening, is ervoor gekozen om deze regels niet onder te brengen in de Reïntegratieverordening WWB, maar in een aparte verordening.

Op peildatum 1 juli 2006 verstrekt de gemeente Haarlem aan 53 personen een WWIK-uitkering. Slechts één persoon daarvan heeft aangegeven gebruik te willen maken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 behoeft geen nadere toelichting

In artikel 2 is vastgelegd welke doelgroep valt onder de werkingssfeer van deze verordening. Omdat Haarlem centrumgemeente is voor de uitvoering van de WWIK, behoren ook de kunstenaars met een WWIK-uitkering die woonachtig zijn in één van de andere gemeenten, tot de doelgroep van deze verordening.

Artikel 3 betreft de taken die de gemeente heeft als gevolg van deze verordening. Belangrijk hierbij is vooral dat de gemeente uitsluitend voorzieningen inzet die zij noodzakelijk acht. Bij twijfel hierover kan de gemeente een (onafhankelijke) diagnose inzetten.

In artikel 4 is beschreven welke uitgangspunten de gemeente toepast bij de afweging om een voorziening al dan niet in te zetten. Het gaat hierbij in principe altijd om maatwerk. Het college bepaalt uiteindelijk welk aanbod passend is. In tegenstelling tot het gestelde in de WWB gaat het niet om algemeen geaccepteerde arbeid, maar om ‘realiseerbaar deeltijdwerk dat te combineren is met de kunstuitoefening’.

De rechten en plichten voor de kunstenaar zoals beschreven in artikel 5, zijn deels ook in de wet zelf geregeld, maar worden volledigheidshalve hier nogmaals genoemd. Samengevat komt het er op neer dat deelname aan een voorziening weliswaar vrijwillig is, maar niet vrijblijvend. Eenmaal gestart met een voorziening, gelden er regels waaraan de deelnemer zich moet houden. De eventuele maatregelen die de gemeente kan treffen wanneer hij dit niet doet, zijn geregeld in artikel 7.

Artikel 6 legt de beslistermijn vast en verplicht het college de kunstenaar te informeren over zijn rechten en verplichtingen.

Artikel 7 beschrijft de wijze van handhaving. Analoog aan artikel 8 van de Reïntegratieverordening WWB, kan het college de kosten van een voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen wanneer de deelnemer zich niet aan zijn verplichtingen houdt.

In artikel 8 is beschreven in welke situaties de gemeente in ieder geval kan besluiten de voorziening te beëindigen.

De artikelen 9 en 10 behoeven geen nadere toelichting.