Beleidsregel HaarlemPas 2019

Geldend van 16-02-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel HaarlemPas 2019

Het college van de gemeente Haarlem

Gelet op de artikelen 35, eerste lid van de Participatiewet;

besluit vast te stellen de “Beleidsregel HaarlemPas 2019”,

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      WTOS: de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • c.

      WSF 2000: de Wet studiefinanciering 2000;

    • d.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • f.

      AIO: aanvullende inkomensvoorziening ouderen.

  • 2. Begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

Hoofdstuk II. Bepalingen beleidsregels HaarlemPas

Artikel 2. Rechthebbenden

  • 1. Recht op een HaarlemPas heeft de belanghebbende die:

    • a.

      de gemeente Haarlem als woonplaats, zoals genoemd in artikel 40 eerste lid van de wet heeft; en

    • b.

      geen draagkracht in de zin van artikel 3 heeft.

  • 2. Indien belanghebbende aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden voldoet wordt de HaarlemPas eveneens verstrekt aan de thuiswonende ten laste komende kinderen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid bestaat geen recht op de HaarlemPas indien belanghebbende uit Rijkskas bekostigd onderwijs volgt en in verband daarmee aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, tenzij belanghebbende de zorg draagt over een ten laste komend kind.

Artikel 3. Draagkracht

  • 1. Geen draagkracht heeft de belanghebbende die niet in aanmerking te nemen middelen heeft, te weten:

    • a.

      een (gezins)inkomen heeft dat niet hoger is dan de inkomensgrens zoals gesteld in artikel 6 van deze beleidsregels; en

    • b.

      geen vermogen.

  • 2. Bij een belanghebbende bij wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken, wordt de draagkracht berekend over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft.

  • 3. Bij een belanghebbende waarvoor een minnelijke schuldregeling door de gemeente is afgesloten wordt de draagkracht berekend over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft, mits belanghebbende zich houdt aan de in deze regeling gemaakte afspraken.

Artikel 4. Niet tot de middelen wordt gerekend

  • 1. De individuele inkomenstoeslag wordt niet tot de in aanmerking te nemen middelen gerekend.

  • 2. De individuele studietoeslag wordt niet tot de in aanmerking te nemen middelen gerekend.

Artikel 5. Inkomen

  • 1. De vaststelling van de hoogte van het in aanmerking te nemen inkomen geschiedt in overeenstemming met de artikelen 31, 32 en 33 van de wet.

  • 2. Bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen wordt een eventuele vakantietoeslag buiten beschouwing gelaten.

Artikel 6. De inkomensgrens

De inkomensgrens bedraagt 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm tot 1 januari 2023 en 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per 1 januari 2023.

Artikel 7. Vermogen

  • 1. De belanghebbende die een vermogen heeft dat lager is of gelijk is aan het vrij te laten vermogen conform artikel 34, derde lid, van de wet, wordt voor de toepassing van deze beleidsregel geacht geen vermogen te bezitten.

  • 2. In afwijking van de wet wordt het vermogen van een belanghebbenden dat is verbonden in een door hem zelf bewoonde woning, niet meegewogen.

  • 3. Het vermogen van een belanghebbende in een auto of motor tot een hoogte van € 3500,-- wordt aangemerkt als een algemeen gebruikelijk goed en niet meegewogen.

  • 4. Bij de vaststelling van de hoogte van het vermogen wordt anderhalf keer de toepasselijke norm op de bank-, giro- en/of spaarrekeningen niet meegerekend.

  • 5. Voor AOW-gerechtigden geldt een verhoogde vrijlating van € 5.000 per persoon in aanvulling op de vermogensvrijlating zoals genoemd in het eerste lid.

Artikel 8. Geldigheidsduur HaarlemPas

  • 1. De HaarlemPas is elk kalenderjaar geldig van 1 januari tot en met 31 december.

  • 2. De peildatum voor de herbeoordeling van het recht op de HaarlemPas voor het daaropvolgende jaar is 1 oktober.

  • 3. De HaarlemPas kan gedurende de geldigheidsduur als verificatiemiddel op inkomen en vermogen worden gebruikt bij de aanvragen gemeentelijke minimaregelingen en bij aanvragen bijzondere bijstand.

  • 4. In afwijking op het derde lid is de HaarlemPas als verificatiemiddel is niet van toepassing op:

    • a.

      aanvragen bijzondere bijstand voor woonkosten;

    • b.

      aanvragen bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten;

    • c.

      aanvragen bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen;

    • d.

      aanvragen bijzondere bijstand voor overige incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van bestaan;

    • e.

      aanvragen individuele inkomenstoeslag, tenzij belanghebbende gedurende de gehele referteperiode over de HaarlemPas beschikt.

    • f.

      aanvragen bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind, curatele of mentorschap.

  • 5. De HaarlemPas kan worden ingetrokken gedurende het kalenderjaar indien blijkt dat deze HaarlemPas onterecht is verstrekt, en dit belanghebbende te verwijten valt.

Hoofdstuk III. Verstrekken van de HaarlemPas

Artikel 9. Reguliere aanvraag

  • 1. Voor het eerste jaar, waarin het recht op de HaarlemPas wordt beoordeeld, vindt een volledige toetsing plaats van het inkomen en vermogen van belanghebbende, zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze beleidsregel.

  • 2. Elke vijf jaar vindt er een volledige toetsing plaats van alle belanghebbenden die op dat moment een HaarlemPas verstrekt krijgen en het aansluitende jaar ook een HaarlemPas zullen ontvangen.

Artikel 10. Verkorte aanvraag

  • 1. In de overige aaneengesloten kalenderjaren waarin belanghebbende de HaarlemPas verstrekt krijgt, vindt een verkorte toetsing op het inkomen plaats.

  • 2. Indien in de overige aaneengesloten kalenderjaren bedoeld in het eerste lid, het inkomen lager is dan de genoemde inkomensgrens ex artikel 5 van deze beleidsregel, wordt verondersteld dat het vermogen beneden de grens ex art 3 van deze beleidsregel ligt.

Artikel 11. Ambtshalve toekenning

Aan de belanghebbende die:

  • a.

    bijstand op grond van de wet, IOAW of IOAZ krijgt toegekend, of

  • b.

    bijstand op grond van artikel 35, eerste lid, van de wet krijgt toegekend, voor dat betreffende kalenderjaar, of

  • c.

    op de peildatum bijstand op grond van de wet, IOAW of IOAZ ontvangt, of

  • d.

    op de peildatum een traject in het kader van de WSNP volgt, of

  • e.

    op de peildatum een traject in het kader van de minnelijke schuldenregeling bij de gemeente volgt, of

  • f.

    op de peildatum AOW met aanvullende AIO ontvangt, of

  • g.

    in het jaar van de peildatum kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen heeft

wordt de HaarlemPas ambtshalve toegekend.

Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

Artikel 12. Hardheidsclausule

In uitzonderingsgevallen, waarbij toepassing van de hiervoor beschreven bepalingen leidt tot een niet voorziene en kennelijk onredelijke situatie, kan ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken.

Artikel 13. Inwerkingtreding, intrekking en overgangsrecht

HaarlemPassen voor het kalenderjaar 2023 kunnen vanaf november 2022 worden aangevraagd en worden getoetst aan de inkomensgrens van 130% zoals die geldt per 1 januari 2023.

Toelichting op de beleidsregels

Op 21 januari 2016 heeft de Raad de nota ‘Samen actief tegen armoede 2016-2020 vastgesteld. Met de HaarlemPas kan gebruik worden gemaakt van kortingsregelingen bij instellingen en voorzieningen. Met deze beleidsregels is het mogelijk om de klant ook voor de overige minimaregelingen in aanmerking te laten komen door de HaarlemPas als toetsingsinstrument te gebruiken. Bij de toekenning van de HaarlemPas is namelijk de inkomens- en vermogenspositie van de klant al bepaald. Naast de uitvoering van de gemeentelijke minimaregelingen wordt de HaarlemPas ook gebruikt als toetsingsinstrument voor het grootste deel van de aanvragen bijzondere bijstand. Op het resterende deel van de bijzondere bijstand dient, vanwege de aard van die bijzondere bijstand, een zwaardere toetsing plaats te vinden.

De HaarlemPas als toetsingsinstrument leidt dus tot een betere en snellere dienstverlening aan minima. Daarnaast dient het bestand van de HaarlemPas als basisregistratie van de minima binnen de gemeente Haarlem. De gemeente kan op deze wijze de minima direct benaderen voor de bijzondere bijstand en voor de huidige en eventuele toekomstige gemeentelijke minimaregelingen. Op deze wijze wordt het gebruik van minimaregelingen gestimuleerd.

De HaarlemPas is een onderdeel van de gemeentelijke minimaregelingen. Voor de bepalingen wordt aansluiting gezocht bij de bepalingen in de Participatiewet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Er wordt aansluiting gezocht bij de begrippen in de Participatiewet.

Artikel 2

In dit artikel is vastgelegd welke doelgroep valt onder de beleidsregels HaarlemPas. De HaarlemPas is voor de inwoners die ingeschreven staan binnen de gemeente Haarlem en geen draagkracht heeft. Voor de doelgroep bepaling wordt aansluiting gezocht bij artikel 40 Participatiewet. De gemeente is verantwoordelijk voor het minimabeleid voor de inwoners binnen de gemeente Haarlem.

Op grond van de gehanteerde uitgangspunten van de gemeente inzake het minimabeleid, wordt een inkomen uit WSF/WTOS passend en toereikend geacht voor de bestaanskosten waarin de minimaregelingen voorzien, hierbij wordt uitgegaan van het uitgangspunt dat het (vaak) lage inkomen van studerenden een tijdelijke situatie is die past bij het student zijn. Er zijn echter ook studerenden met kinderen, en deze aantallen nemen toe sinds het volgen van onderwijs vóór het ontvangen van bijstand gaat, voor jongeren tot 27 jaar. Aan de HaarlemPas zijn diverse regelingen voor kinderen gekoppeld, zoals de gratis peuterspeelzaal, de schoolregelingen voor kinderen vanaf vier jaar en het Jeugdfonds Sport & Cultuur. Deze regelingen willen we kinderen van studerende ouders niet onthouden, vandaar dat deze doelgroep wel gebruik kan maken van de HaarlemPas.

Artikel 3-5

Het college neemt voor de vaststelling van iemands inkomen (geheel of gedeeltelijk) in beschouwing:

1. het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de hieronder genoemde normentabel;

2. het in aanmerking te nemen vermogen;

De inkomenspositie en de vermogenspositie zijn bepalend voor de vaststelling of de betrokkene tot de minima behoort. Voor de bepaling wat als een minimuminkomen wordt aangemerkt, wordt voor de minimaregelingen aansluiting gezocht bij de middelentoets van de Participatiewet. Het betreft hier de artikelen 31, 32, 33 en 34 van de Participatiewet.

Inkomensgrens en normentabel:

Voor het vaststellen van de bijstandsnorm maakt het college gebruik van een normentabel, hierbij wordt aangesloten bij artikel 4 van de wet. De inkomenstabel staat gepubliceerd op de website van de gemeente. Dit maakt de inkomensgrenzen overzichtelijk voor de burger en makkelijk uit te voeren. De kostendelersnorm heeft bij een minimatabel ook geen invloed op het recht op minimaregelingen en bijzondere bijstand.

Voor het vermogen wordt in afwijking van de wet bij de bepaling ervan het vermogen verbonden in een door belanghebbende zelf bewoonde woning, niet meegewogen. Het vermogen dat is verbonden in de woning is vaak niet direct beschikbaar en aan het beschikbaar maken van het vermogen zijn vaak hogere kosten verbonden dan de voorzieningen van het minimabeleid. Voor de bepaling van het vermogen wordt daarom alleen uitgegaan van het voor belanghebbende feitelijk beschikbare vermogen zoals bankrekeningen of contanten of bezittingen zoals een auto. Anderhalf keer de toepasselijke norm op bank- en spaarrekeningen wordt beschouwd als leefgeld van de komende of lopende maand.

Artikel 6

In de beleidsregel is vastgelegd dat belanghebbende geen draagkracht heeft indien het (gezins)inkomen niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm en geen vermogen zoals omschreven in artikel 7 van deze beleidsregel. Vanaf 1 januari 2023 is de inkomensgrens 130% van de bijstandsnorm.

Artikel 7

Voor het vermogen wordt in afwijking van de wet bij de bepaling ervan het vermogen verbonden in een door belanghebbende zelf bewoonde woning, niet meegewogen. Het vermogen dat is verbonden in de woning is vaak niet direct beschikbaar en aan het beschikbaar maken van het vermogen zijn vaak hogere kosten verbonden dan de voorzieningen van het minimabeleid.

Voor de bepaling van het vermogen wordt daarom alleen uitgegaan van het voor belanghebbende feitelijk beschikbare vermogen zoals bankrekeningen of contanten of bezittingen zoals een auto.

Anderhalf keer de toepasselijke norm op bankrekeningen wordt beschouwd als leefgeld van de komende of lopende maand.

Voor AOW-gerechtigden geldt een extra vrijlating van vermogen van € 5.000 per persoon. Hiervoor zijn meerdere reden. Van deze doelgroep is het niet aannemelijk dat zij nog in staat zijn extra vermogen te verwerven aangezien zij gezien hun leeftijd over het algemeen niet langer inkomen met werk verwerven. Daarnaast is bij deze doelgroep sneller sprake van extra zorgkosten en wordt er vaak geld opzij gezet voor begrafeniskosten.

Artikel 8

De HaarlemPas blijft gedurende het hele kalenderjaar geldig. Ook wanneer het inkomen in dat kalenderjaar stijgt. Zodat wanneer iemand vanuit een bijstandsuitkering gaat werken niet direct de voordelen van de HaarlemPas vervallen. Wanneer iemand verhuist buiten Haarlem vervalt wel het recht op de minimaregelingen en bijzondere bijstand in Haarlem.

De HaarlemPas fungeert als toetsingsinstrument bij de aanvragen voor de overige minimaregelingen en het grootste deel van de bijzondere bijstand.

Uitzondering hierop zijn:

  • de aanvragen bijzondere bijstand Woonkostentoeslag, hier geldt dat het inkomen boven 100% als draagkracht wordt aangemerkt;

  • de aanvragen bijzondere bijstand voor de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, voor deze kosten dient de klant zelf te reserveren;

  • de aanvragen individuele inkomenstoeslag, is beschikbaar voor belanghebbenden die minimaal 36 maanden (de zogenaamde referteperiode) een inkomen hebben tot 115%. De HaarlemPas geldt alleen als toetsingsinstrument wanneer belanghebbende gedurende de gehele referteperiode over een HaarlemPas beschikt,

  • Voor de aanvragen bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen, verhuis- en inrichtingskosten, beschermingsbewind, curatele of mentorschap dient, vanwege de aard van die bijzondere bijstand, een zwaardere toetsing plaats te vinden.

De HaarlemPas kan alleen worden ingetrokken wanneer de toekenning van de HaarlemPas op onjuiste informatie gebaseerd is. Zo wordt bijvoorbeeld de HaarlemPas ambtshalve verstrekt aan belanghebbenden die een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangen. Indien het recht op uitkering wordt ingetrokken bijvoorbeeld wegens het schenden van de inlichtingenplicht vervalt daarmee de grondslag onder de verstrekking van de HaarlemPas, en kan het recht op de HaarlemPas worden ingetrokken. Dit voorkomt dat de HaarlemPas alsnog kan worden ingezet als verificatiemiddel voor het minimabeleid en de bijzondere bijstand zoals genoemd in artikel 8, derde lid van deze beleidsregel.

Artikel 9 – 10

Het eerste jaar dat iemand een HaarlemPas aanvraagt wordt het inkomen en vermogen volledig getoetst. Vier aaneengesloten kalenderjaren vindt een verkorte toetsing op het inkomen plaats van alle HaarlemPashouders waarbij het inkomen wordt getoetst. In die vier jaar wordt aangenomen dat er geen vermogenswijzigingen zijn. Het vijfde jaar vindt een volledige toets plaats van alle HaarlemPashouders die niet in aanmerking komen voor de ambtshalve toekenning. In individuele situaties kan het dus voorkomen dat een volledige toetsing zich eerder voordoet dan pas in het vijfde jaar.

Artikel 11

Uit een oogpunt van doelmatigheid en klantgerichtheid is het zinvol om de HaarlemPas ambtshalve te verlenen indien de gegevens, inzake de onder Hoofdstuk 2 gestelde voorwaarden, bij ons bekend zijn. Elk jaar in het vierde kwartaal wordt beoordeeld welke HaarlemPashouder recht heeft op ambtshalve verlening volgens artikel 11 van deze beleidsregel. Alle overige HaarlemPashouders ontvangen een aanvraagformulier voor de HaarlemPas voor het volgende kalenderjaar.

Met een uitkering op grond van de Participatiewet wordt gelijkgesteld verstrekte minimaregelingen en bijzondere bijstand, waarbij is vastgesteld dat het inkomen onder de grens blijft zoals genoemd in artikel 6 van deze beleidsregels.

Artikel 12

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13

Per 1 januari 2023 stijgt de inkomensgrens van 120% naar 130%. De HaarlemPas voor 2023 is vanaf november 2022 aan te vragen zodat de gemeentelijke zorgpolis van 2023 beschikbaar is voor Haarlemmers met een inkomen tot 130%.