Regeling vervallen per 01-10-2010

Monumentenverordening Gemeente Haarlemmermeer 2004

Geldend van 10-08-2007 t/m 30-09-2010

Intitulé

Monumentenverordening Gemeente Haarlemmermeer 2004

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

1 monument:

a zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

b terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder a;

2 gemeentelijk monument:

monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door burgemeester en wethouders als beschermd monument is aangewezen;

3 gemeentelijke monumentenlijst:

de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;

4 kerkelijk monument:

onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

5 monumentencommissie:

de ingevolge de Monumentencommissieverordening Gemeente Haarlemmermeer 2004 door burgemeester en wethouders ingestelde commissie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet, de monumentenverordening van de gemeente Haarlemmermeer, het te voeren monumentenbeleid en de besteding van gelden voor monumentenzorg;

6 bouwhistorisch onderzoek:

in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwtechnische kenmerken en kwaliteit van een monument geplaatst in cultuurhistorische context.

7 gemeentelijk stads- of dorpsgezicht:

groep van onroerende zaken die van algemeen belang is wegens haar schoonheid, karakteristieke eigenschappen, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel haar wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en welke door burgemeester en wethouders als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht is aangewezen.

8 beeldbepalend pand:

een object, geen gemeentelijk, provinciaal - of rijksmonument zijnde, dat een kenmerkend onderdeel vormt van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht of van een stads- of dorpsgezicht dat is beschermd krachtens de Provinciale Monumentenverordening of de Monumentenwet.

9 Lijst van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten:

de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht aangewezen gebieden.

Artikel 2 Het gebruik van het monument, stads- en dorpsgezicht

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument en\of stads- of dorpsgezicht.

Hoofdstuk 2 Gemeentelijke monumenten, stads -of dorpsgezichten

Paragraaf 1 De aanwijzing als gemeentelijk monument en gemeentelijk stads -of dorpsgezicht en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument, stads- of dorpsgezicht

1 Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

2 Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van belanghebbenden, een groep van onroerende zaken aanwijzen als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

3 De gemeenteraad kan ter bescherming van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vaststellen c.q. aanpassen als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

4 Voordat burgemeester en wethouders over een aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentencommissie.

5 Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

6 Voordat burgemeester en wethouders een monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.

7 De aanwijzing kan geen monument dan wel stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van de Monumentenwet of de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

1 De monumentencommissie adviseert binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

2 Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, lid 1 en lid 2, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst, lijst van gemeentelijke stads- en

dorpsgezichten.

1 Burgemeester en wethouders registreren het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

2 Burgemeester en wethouders registreren een gemeentelijk stads- dorpsgezicht op de lijst van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

1 Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

2 Artikel 3, vierde, vijfde, en zesde lid, alsmede artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

3 Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, vierde, vijfde, en zesde lid, alsmede artikel 4, eerste lid en tweede lid, achterwege.

4 De datum van de wijziging wordt op de gemeentelijke monumentenlijst c.q. lijst van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

1 Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

2 Artikel 3, vijfde lid, en artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

3 De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien een monument of stads of dorpsgezicht de status provinciaal- of rijksmonument verkrijgt.

4 De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst c.q. lijst van stads- en dorpsgezichten aangetekend.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van gemeentelijke monumenten, of van gemeentelijke stads-of dorpsgezichten.

Artikel 9 Verbodsbepaling

1 Het is verboden een gemeentelijk monument, gemeentelijk stads-of dorpsgezicht te beschadigen of te vernielen.

2 Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

a een gemeentelijk monument, gemeentelijk stads-of dorpsgezicht af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

b een gemeentelijk monument, gemeentelijk stads-of dorpsgezicht te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

c in een gemeentelijk stads-of dorpsgezicht beeldbepalende panden en onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfscheidingen te wijzigen.

3 Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het tweede lid zijn de artikelen 10 tot en met 13 van toepassing.

4 Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

5 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 10 De aanvraag

De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Advies van de monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

1 Burgemeester en wethouders vragen advies aan de monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag.

2 Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders.

3 Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken op de aanvraag van de vergunning.

4 Burgemeester en wethouders kunnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken.

5 Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking af dan na overleg met de eigenaar. Deze beschikking mag geen inbreuk maken op de belangen van de godsdienstoefeningen.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

1 De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

a blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

b blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9, tweede lid, niet naleeft;

c de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

d niet binnen 1 jaar van de vergunning gebruik is gemaakt.

2 De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 Schadevergoeding

Artikel 14 Schadevergoeding

1 Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

a de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument, gemeentelijk stads-of dorpsgezicht te verlenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze verordening;

b voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument, gemeentelijk stads-of dorpsgezicht; schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kennen burgemeester en wethouders hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

2 Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Strafbepaling, toezicht, opsporingsbevoegdheid en binnentreden.

Artikel 15 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met artikel 9 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 16 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 17 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 15 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 18 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening. Ten aanzien van het binnentreden van woningen is de AWB van toepassing.

Hoofdstuk 5 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding

1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, zulks onder gelijktijdige intrekking van de oude verordening, de Monumentenverordening Haarlemmermeer 2000, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 30 september 1999.

2 De op grond van de ingevolge het eerste lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

3 Aanvragen om vergunning als bedoeld in de in het eerste lid genoemde vervallen verordening die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het eerste lid genoemde vervallen verordening.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als:

Monumentenverordening Gemeente Haarlemmermeer 2004.