Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Halderberge 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Halderberge 2015

De raad van de gemeente Halderberge;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 november 2014;

gezien het amendement van mevrouw Van Domburgh (daar waar in de verordening gesproken wordt over 101% de tekst te wijzigen in 105%);

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, artikel 8 tweede lid en artikel 36 van de Participatiewet;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van een individuele inkomenstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd bij verordening te regelen;

BESLUIT :

vast te stellen: de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Halderberge 2015.

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Participatiewet;

    • b.

      Referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • c.

      Peildatum: de datum waartegen de individuele inkomenstoeslag wordt aangevraagd voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop rechthebbende zich heeft gemeld om de individuele inkomenstoeslag aan te vragen;

    • d.

      Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede “een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan” moet worden gelezen “de referteperiode”. Een uitkering-Participatiewet wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op de individuele inkomenstoeslag als inkomen gezien;

    • e.

      Rechthebbende: een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde met recht op een individuele inkomenstoeslag

Artikel 2. Uitvoering

  • 1. De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Het college kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Deze beleidsregels bevatten in ieder geval een richtsnoer voor de beoordeling van de krachten en bekwaamheden van de rechthebbende, alsmede de inspanningen die de rechthebbende heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Hoofdstuk 2. Recht op individuele inkomenstoeslag

Artikel 3. Aanvraagprocedure en informatieplicht

  • 1. Het college stelt het recht op een individuele studietoeslag op schriftelijke aanvraag vast.

  • 2. Voor de aanvraag maakt de aanvrager gebruik van een door het college verstrekt en daartoe bestemd aanvraagformulier.

  • 3. Indien het schriftelijk aanvragen zoals vermeld in het eerste lid niet mogelijk is, stelt het college de aanvraag ambtshalve vast.

Artikel 4. Langdurig, laag inkomen

  • 1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het gemiddelde inkomen per maand niet uitkomt boven 105 % van de norm op basis van de Participatiewet.

  • 2. Ten aanzien van perioden waarin een rechthebbende is uitgesloten van het recht op bijstand wordt een rechthebbende voor de toepassing van het eerste lid geacht tenminste een inkomen te hebben ter hoogte van 100% van de norm op basis van de Participatiewet.

  • 3. Ten aanzien van perioden waarin bij gehuwden één echtgenoot is uitgesloten van het recht op uitkering Participatiewet worden zij voor de toepassing van het eerste lid geacht tenminste een inkomen te hebben ter hoogte van 100% van de gehuwdennorm, waarbij voor “bijstandsnorm” gelezen moet worden “gehuwdennorm”.

  • 4. Geen recht op de individuele inkomenstoeslag hebben personen die op de peildatum of in de referteperiode een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten hebben genoten.

Artikel 5. Hoogte van de individuele inkomenstoeslag

  • 1. De individuele inkomenstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      Voor gehuwden € 530,00 (bedrag 2014);

    • b.

      Voor een alleenstaande ouder € 475,00 (bedrag 2014);

    • c.

      Voor een alleenstaande € 373,00 (bedrag 2014).

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een toeslag naar de hoogte die voor hem/haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm bedoeld in artikel 21 sub c van de wet per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daaraan voorafgaande jaar. De bedragen worden op hele euro’s naar boven afgerond.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 6. Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 7. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de “Verordening Langdurigheidstoeslag 2013 Wet werk en bijstand gemeente Halderberge” ingetrokken.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “de Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Halderberge 2015”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad
van de gemeente Halderberge d.d. 11 december 2014,
de griffier, de voorzitter,
A.Koenen G.A.A.J. Janssen