Regeling vervallen per 20-10-2018

Erfgoedverordening 2010 gemeente Halderberge

Geldend van 06-01-2011 t/m 19-10-2018

Intitulé

Erfgoedverordening 2010 gemeente Halderberge

ERFGOEDVERORDENING

gezien het voorstel van het college van 26 oktober 2010

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit vast te stellen de volgende Erfgoedverordening 2010 gemeente Halderberge

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • d.

    Monumentencommissie:de door het college van Burgemeester en Wethouders (op basis van art.15 Monumentenwet 1988) ingestelde commissie of aangewezen instantie, die als taak heeft het college van Burgemeester en Wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Verordening en andere beleidsterreinen met betrekking tot monumenten, cultuurhistorisch waardevolle objecten en archeologische waarden.

  • e.

    gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • f.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • g.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • h.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • i.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • j.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • k.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • l.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • m.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

  • n.

    gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.

  • o.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • p.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge

  • q.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • r.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • s.

    Kerkelijk monument: monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat tevens uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

HOOFDSTUK 2. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 3. Voordat het college een kerkelijk monument dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 4. Degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en / of beperkt gerechtigde staan vermeld, de hypothecaire schuldeisers en - als om de aanwijzing is verzocht - de verzoeker worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

  • 5. Het college kan bepalen, dat ten behoeve van de aanwijzing van een monument als gemeentelijk monument een bouwhistorisch, cultuurhistorisch en/of archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 6. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat onherroepelijk is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 10 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

  • 1. De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

  • 2. Het college brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, lid 2, 3, 4, 5 en 6 evenals artikel 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, kan het in lid 2 gestelde achterwege blijven.

  • 4. De inhoud en de datum van wijziging worden aangetekend op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 5. De wijziging van de aanwijzing wordt medegedeeld aan degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en / of beperkt gerechtigde staan vermeld en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, lid 2, lid 3, lid 4 en lid 5 evenals artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

  • 4. Het college brengt de raad in kennis van het besluit over de intrekking van de aanwijzing van een gemeentelijk monument.

HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een handeling te verrichten als beschreven in artikel 2.2., eerste lid, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • c.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4. Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een kerkelijk monument, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in viervoud ingediend.

  • 2. In aanvulling op de gevraagde gegevens kan het college gelet op artikel 2.22 Wabo ter beoordeling van de aanvraag nadere gegevens van de aanvrager verlangen, waaronder de resultaten van een bouwhistorisch en een inventariserend archeologisch onderzoek en een cultuurhistorische analyse.

Artikel 12. Termijnen advies

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2. Binnen 4 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om vergunning, als bedoeld in artikel 11, binnen de in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde termijn. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing met uitzondering van artikel 4:20b, derde lid.

  • 4. Het bevoegd gezag kan de beslistermijn van acht weken met ten hoogste zes weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan tijdig in kennis stelt.

  • 5. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorschriften verbinden betreffende de uitvoering en de materiaaltoepassing.

Artikel 13. Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning wordt geweigerd indien de aangevraagde activiteiten zouden leiden tot een onevenredige aantasting van het monument.

  • 2. De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 3. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de vergunninghouder de voorwaarden als bedoeld in artikel 9 niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

HOOFDSTUK 4. BESCHERMDE MONUMENTEN

Artikel 15 Vergunning voor beschermde rijksmonumenten

  • 1. Het bevoegd gezag vraagt advies aan de monumentencommissie voordat het beslist op de aanvraag.

  • 2. De monumentencommissie adviseert binnen acht weken na het verzoek om advies van het bevoegd gezag.

  • 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.

HOOFDSTUK 5. INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Artikel 16 t/m 18 gereserveerd

HOOFDSTUK 6. CULTUURHISTORISCH WAARDEVOLLE OBJECTEN

Artikel 19 t/m 24 gereserveerd

HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25. Tegemoetkoming in schade

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

    • a.

      de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

    • b.

      de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

    • c.

      de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid.

  • 2. Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 27. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen personen.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 28. Intrekken oude regeling

De verordening: Monumentenverordening 2006, gemeente Halderberge van 5 september 2006, wordt ingetrokken.

Artikel 29. Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de onder artikel 28 ingetrokken Verordening Monumentenverordening 2006 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 28 ingetrokken verordening.

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking acht dagen na publicatie van deze verordening.

Artikel 31. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening 2010 Gemeente Halderberge

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 december 2010.
de griffier, A. Koenen
de (wnd.) voorzitter, P. Neeb