Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge

Geldend van 01-07-2008 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Halderberge;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 juni 2008;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

B E S L U I T :

Vast te stellen de aanvulling in de “Verordening Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge;

    • b.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • c.

      WVG: Wet voorzieningen gehandicapten;

    • d.

      zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken;

    • e.

      maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijk verkeer, zoals: het voeren van een huishouden; het normale gebruik van de woning; zich in en om de woning verplaatsen; zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

    • f.

      algemene voorziening: een voorziening waarvan direct gebruik gemaakt kan worden met een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt aan de ondersteuningsvrager;

    • g.

      individuele voorziening: een voorziening die wordt verstrekt indien een algemene voorziening geen passende oplossing biedt;

    • h.

      hulp bij het huishouden: een voorziening ter ondersteuning op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een ondersteuningsbehoevende of de leefeenheid waartoe een ondersteuningsbehoevende behoort;

    • i.

      rolstoelvoorziening: voorziening die de ondersteuningsbehoevende in staat stelt zich in en om de woning te verplaatsen;

    • j.

      woonvoorziening: voorziening die de ondersteuningsbehoevende in staat stelt tot het normale gebruik van de woning;

    • k.

      vervoersvoorziening: voorziening die de ondersteuningsbehoevende in staat stelt zich te verplaatsen per vervoermiddel;

    • l.

      algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon behorend;

    • m.

      PGB: Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee individuele voorzieningen aangeschaft kunnen worden;

    • n.

      financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die wordt afgestemd op het inkomen;

    • o.

      inkomen: het inkomen zoals bedoeld in de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”;

    • p.

      eigen bijdrage: een door het Centraal Administratiekantoor (CAK) vast te stellen bijdrage, die bij een individuele voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget betaald moet worden. De “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”, zijn hierbij van toepassing;

    • q.

      eigen aandeel: een door de gemeente vast te stellen aandeel dat bij een woonvoorziening, in de vorm van een financiële tegemoetkoming betaald moet worden. De “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”, zijn hierbij van toepassing;

    • r.

      ondersteuningsbehoevende: een persoon met een verstandelijke, geestelijke of lichamelijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem;

    • s.

      mantelzorger: een persoon die mantelzorg, als bedoeld in artikel 1 onderdeel b van de wet verricht;

    • t.

      woonplaats: woonplaats als bedoeld in artikel 10 lid 1 en artikel 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

    • u.

      woning: een woning, waaronder tevens wordt verstaan een woonwagen of een woonschip, voor permanente bewoning bestemd en geschikt, en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld;

    • v.

      gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, bestemd en noodzakelijk om de woning van de ondersteuningsbehoevende vanaf de toegang tot de woning te bereiken;

    • w.

      woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

    • x.

      standplaats: een kavel binnen de gemeente Halderberge, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

    • y.

      woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak uitsluitend bestemd is tot dag- en nachtverblijf van een of meer personen;

    • z.

      ligplaats: een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen.

Artikel 1.2 Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1. Een voorziening kan alleen worden toegekend indien de ondersteuningsbehoevende als gevolg van een verstandelijke, lichamelijke of geestelijke beperking, dan wel  chronisch psychische probleem of psychosociaal probleem, niet voldoende in staat is om:

    • 1.

      een huishouden te voeren;

    • 2.

      zich te verplaatsen in en om de woning;

    • 3.

      medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale contacten aan te gaan.

  • 2. Een voorziening kan aan een mantelzorger alleen worden toegekend indien deze als gevolg van het verlenen van mantelzorg niet in staat is om een huishouden te voeren.

  • 3. Een voorziening kan worden toegekend indien:

    • a.

      de voorziening langdurig noodzakelijk is;

    • b.

      de voorziening, als de goedkoopste adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger, die aanspraak maakt op de voorziening, in de gemeente Halderberge woonplaats heeft.

  • 4. Een voorziening wordt geweigerd indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen die bij of krachtens de wet gesteld zijn;

    • b.

      het een voorliggende voorziening zoals bedoeld in artikel 2 van de wet betreft;

    • c.

      de voorziening algemeen gebruikelijk is;

    • d.

      de afschrijvingsduur (1) van de voorziening die wordt aangevraagd en is toegekend op grond van de WVG of van de wet nog niet is verstreken. Uitzonderingen hierop zijn:

      • 0

        wanneer de voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger zijn toe te rekenen;

      • 0

        wanneer de voorziening als gevolg van veranderingen in de verstandelijke, lichamelijke of geestelijke beperking, dan wel het chronisch psychische probleem of psychosociale probleem, vervangen moet worden.

    • e.

      een voorziening niet noodzakelijk is omdat redelijkerwijs medewerking aan een alternatieve oplossing voor het probleem mogelijk is;

    • f.

      de kosten voor de gevraagde voorziening voor de datum van het besluit van die aanvraag zijn gemaakt, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend voor het maken van de kosten.

  • 5. Een PGB wordt geweigerd indien de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger zich niet gehouden heeft aan de opgelegde verplichtingen.

  • 6. Indien de voorziening of een deel daarvan als algemeen gebruikelijk aangemerkt kan worden dan komt dat deel van de voorziening niet voor vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk 2 Vorm van de voorziening

Artikel 2.1 Voorziening in natura

Een voorziening in natura kan worden verleend:

  • a.

    in eigendom;

  • b.

    in bruikleen; of

  • c.

    als persoonlijke dienstverlening.

De ondersteuningsontvanger is gehouden de voorwaarden in acht te nemen die gelden op grond van de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst die gesloten is tussen de leverancier en de ondersteuningsontvanger, respectievelijk de gemeente en de ondersteuningsontvanger.

Artikel 2.2 Persoonsgebonden budget (PGB)

  • a. Een PGB wordt alleen verstrekt voor individuele voorzieningen;

  • b. De omvang van het PGB is vastgelegd in de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”;

  • c. Het bruto PGB voor individuele voorzieningen wordt zo bepaald dat de budgethouder daarmee een voorziening kan inkopen die maximaal de tegenwaarde is van de goedkoopst adequate te verstrekken betreffende voorziening in natura;

  • d. Het bruto PGB voor hulp bij het huishouden wordt berekend naar een bedrag per uur en naar het aantal uren waarin de hulp bij het huishouden in de budgetperiode nodig is;

  • e. Over het PGB wordt door het CAK de eigen bijdrage berekend en geïnd;

  • f. Het netto PGB bedraagt het verschil tussen het bruto PGB en de eigen bijdrage.

  • g. Er wordt steekproefsgewijs nagegaan of het PGB is besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt.

Artikel 2.3 Financiële tegemoetkoming

Een financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt voor individuele voorzieningen en wordt afgestemd op het inkomen.

Artikel 2.4 Toekenningperiode

Voorzieningen die niet incidenteel zijn, worden verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een financiële tegemoetkoming is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de aanvraag is gedaan.

Artikel 2.5 Eigen bijdrage

  • a. Een eigen bijdrage wordt gevraagd aan belanghebbenden ten behoeve van de ondersteuningsbehoevende;

  • b. Een eigen bijdrage wordt gevraagd aan ouders van ondersteuningsbehoevende personen beneden 18 jaar. Het inkomen van onderhoudsplichtige ouders is van belang voor de vaststelling van de eigen bijdrage2.

Artikel 2.6 Eigen aandeel

  • a. Een eigen aandeel wordt gevraagd voor woonvoorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt2;

  • b. Van de ouders van ondersteuningsbehoevende personen beneden 18 jaar wordt voor woonvoorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt, een eigen aandeel gevraagd. Het inkomen van onderhoudsplichtige ouders is van belang voor de vaststelling van het eigen aandeel2.

  • c. Er wordt geen eigen aandeel gevraagd indien artikel 2.5 van deze verordening wordt toegepast.

Artikel 2.7 Door het college vast te stellen beleidsregels.

Het college legt in beleidsregels vast de omvang van de eigen bijdrage en eigen aandeel, de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen, de hoogte van de besparingsbijdrage en de hoogte van het algemeen gebruikelijk deel van een voorziening.

Het college kan ook aanvullende beleidsregels vaststellen.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1 Kring rechthebbenden

Hulp bij het huishouden kan worden verleend aan:

  • 1.

    een ondersteuningsbehoevende; en

  • 2.

    een mantelzorger.

Artikel 3.2 Vorm hulp bij het huishouden

De hulp bij het huishouden wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet, als algemene hulp bij het huishouden, in natura of in de vorm van een PGB verleend.

Artikel 3.3 Geen langdurige noodzaak

In afwijking van artikel 1.2 lid 3 onderdeel a kan hulp bij het huishouden verstrekt worden bij kortdurende noodzaak.

Artikel 3.4 Weigeringsgronden

Hulp bij het huishouden wordt geweigerd indien:

  • a.

    deze extra moet worden ingezet omdat de woning groter is dan een woning in de sociale woningbouw; (2)

  • b.

    de aanvraag betrekking heeft op hotels/pensions, trekkerswoonwagens, vakantiewoningen en tweede woningen;

  • c.

    de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger verblijft in een AWBZ-instelling.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Typen woonvoorziening

Het college kan een voorziening verstrekken:

  • a.

    voor verhuizing en inrichting;

  • b.

    van bouwkundige of woontechnische aard in of aan een woning;

  • c.

    van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan een woning zoals: douche- en toiletstoel op wielen; aangepaste box en aankleedtafel;autozitje en fietszitje;buggy; zitondersteuningselement.

  • d.

    t.b.v een uitraasruimte;

  • e.

    voor onderhoud, keuring en reparatie van een liftinstallatie in een woning;

  • f.

    voor tijdelijke huisvesting;

  • g.

    voor huurderving.

Artikel 4.2 Kring rechthebbenden

  • 1. Een voorziening genoemd in artikel 4.1 kan slechts worden verleend ten behoeve van een ondersteuningsbehoevende en wordt, behoudens het bepaalde in lid 2 en de artikelen 4.10, 4.13 lid 2 en 4.15, verleend aan de ondersteuningsbehoevende.

  • 2. Indien de ondersteuningsbehoevende niet de eigenaar is van de woning wordt een voorziening genoemd in artikel 4.1 onderdeel b, in afwijking van lid 1, verleend aan de eigenaar van de woning waarin de ondersteuningsbehoevende verblijft.

Artikel 4.3 Vorm woonvoorziening

  • 1. De voorzieningen genoemd in artikel 4.1 onderdeel a, b, e en f worden in de vorm van een financiële tegemoetkoming verleend.

  • 2. De voorzieningen genoemd in artikel 4.1 onderdeel c en d worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet, in natura of in de vorm van een PGB verleend.

Artikel 4.4 Meerkosten

De eventuele meerkosten van de algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals genoemd in artikel 4.1 onderdeel c, komen voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking. (3)

Artikel 4.5 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling

  • 1. Nadat het college een voorlopige beschikking heeft afgegeven verklaart de woningeigenaar na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening genoemd in artikel 4.1 onder b, uiterlijk binnen 12 maanden dat de bedoelde werkzaamheden zijn gerealiseerd;

  • 2. Bij de gereedmelding als bedoeld in lid 1 worden alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden bijgevoegd en verklaard dat is voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is verleend. Deze gereedmelding is tevens een verzoek om definitieve vaststelling en uitbetaling van de voorziening.

Artikel 4.6 Afschrijving van woningaanpassingen

  • 1. De woningeigenaar die een voorziening genoemd in artikel 4.1 onderdeel b heeft ontvangen en die binnen een periode van 5 jaar na de datum van de gereedmelding de woning verkoopt, is verplicht de gemeente een deel van de voorziening terug te betalen, indien door het treffen van de voorziening een meerwaarde (4) is ontstaan die meer bedraagt dan € 10.000 (per 1 januari 2008) (5). De meerwaarde minus € 10.000 wordt met 20 procent per jaar terug betaald. De terugbetaling kan niet meer bedragen dan de voorziening heeft gekost.

  • 2. De woningeigenaar als bedoeld in lid 1 is verplicht om binnen een maand na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

Artikel 4.7 Beperkingen en weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert een voorziening genoemd in artikel 4.1 indien:

    • a.

      de beperking of het probleem voortvloeit uit de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      voor zover de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het niveau van voorzieningen in de sociale woningbouw;

    • c.

      er geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de beperking of het probleem en een of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van woning;

    • d.

      de aanvraag verband houdt met een verhuizing vanuit een woning waarin en waaromheen de ondersteuningsbehoevende in staat is zich te verplaatsen, tenzij er een belangrijke reden voor de verhuizing bestaat;

    • e.

      de aanvraag verband houdt met een verhuizing naar een andere woning of acceptatie van een andere woning voordat het college een besluit heeft genomen naar aanleiding van de aanvraag, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend voor die verhuizing of die acceptatie;

    • f.

      de aanvraag verband houdt met een verhuizing van de ondersteuningsbehoevende naar een voor hem op dat moment ongeschikte woning, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend voor de verhuizing;

    • g.

      de aanvraag verband houdt met een verhuizing van de ondersteuningsbehoevende naar een woning die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • h.

      de aanvraag verband houdt met een verhuizing van de ondersteuningsbehoevende naar een AWBZ-instelling;

    • i.

      de aanvraag betrekking heeft op een AWBZ-instelling, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, vakantiewoningen en tweede woningen;

    • j.

      de kosten van de voorziening gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 45.378,00, tenzij weigering van die voorziening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

  • 2. Indien de aanvraag verband houdt met een verhuizing en de ondersteuningsbehoevende voor het eerst zelfstandig gaat wonen, wordt alleen een woonvoorziening verstrekt ten aanzien van de meerkosten als gevolg van de ondervonden beperkingen. De algemeen gebruikelijke kosten van een verhuizing komen in deze situatie niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 4.8 Primaat van verhuizing

Het primaat van de verhuizing geldt ten aanzien van de volgende woonvoorzieningen:

  • o

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • o

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening.

Indien vaststaat dat een aanpassing noodzakelijk is, wordt eerst beoordeeld of verhuizing naar een reeds geschikte aangepaste woning, of naar een goedkoper en gemakkelijker aan te passen woning een oplossing is.

Bij de keuze tussen verhuizen of aanpassen van de huidige woning, worden de volgende belangen meegewogen:

  • o

    sociale omstandigheden van belanghebbende (bijv. mantelzorg);

  • o

    snelheid waarmee het probleem kan worden gecompenseerd;

  • o

    woonlasten en financiële draagkracht;

  • o

    vergelijking aanpassingskosten versus nieuwe woonruimte;

  • o

    mogelijke gebruiksduur van de aanpassing;

  • o

    medische prognose.

Artikel 4.9 Primaat van de losse woonunit

Bij een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening aan een woning die het eigendom is van een verhuurder die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan een ondersteuningsbehoevende, kan een herplaatsbare losse woonunit worden verstrekt indien dit de goedkoopst adequate voorziening is en daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 4.10 Rangorde

De verlening van de voorziening genoemd in artikel 4.1 onderdeel a, zonodig in combinatie met andere in artikel 4.1 genoemde voorzieningen, heeft voorrang indien deze voorziening of deze combinatie de goedkoopste adequate oplossing is.

Artikel 4.11 Bezoekbaar maken woning

  • 1. Onder het bezoekbaar maken van een woning wordt verstaan dat de belanghebbende, de woonkamer en een toilet van die woning kan bereiken en gebruiken. Er wordt geen voorziening verstrekt voor het logeerbaar maken van een woning.

  • 2. De voorziening genoemd in lid 1 kan het bedrag zoals vermeld in de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge” niet te boven gaan.

Artikel 4.12 Extra voorwaarden bij bewoning woonwagen

Indien de ondersteuningsbehoevende een woonwagen bewoont, kan het college een voorziening genoemd in artikel 4.1 slechts verlenen, indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

Artikel 4.13 Extra voorwaarden bij bewoning woonschip

Indien de ondersteuningsbehoevende een woonschip bewoont, kan het college een voorziening genoemd in artikel 4.1 slechts verlenen, indien:

  • a.

    de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 4.14 Voorziening voor verhuizing en inrichting (artikel 4.1 onderdeel a)

  • 1. Het college kan deze voorziening verlenen aan een ondersteuningsbehoevende. (6)

  • 2. In afwijking van artikel 4.2 lid 1, kan het college deze voorziening verlenen aan een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een ondersteuningsbehoevende de woning ontruimt.

Artikel 4.15 Voorziening voor tijdelijke huisvesting (artikel 4.1 onderdeel f)

  • 1. Het college kan voor de duur van maximaal zes maanden deze voorziening verlenen indien:

    • a.

      een ondersteuningsbehoevende in verband met aanpassing van zijn huidige of een nog te betrekken woning heeft voorzien in noodzakelijke tijdelijke huisvesting; en

    • b.

      de kosten voor deze huisvesting noodzakelijk zijn.

  • 2. De voorziening per maand kan het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag niet te boven gaan.

Artikel 4.16 Voorziening voor huurderving (artikel 4.1 onderdeel g)

  • 1. In afwijking van artikel 4.2 lid 1, kan het college voor de duur van maximaal zes maanden deze voorziening verlenen aan de eigenaar van een woning die deze woning ter beschikking of opnieuw ter beschikking van een ondersteuningsbehoevende stelt.

  • 2. De voorziening per maand kan het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag niet te boven gaan.

Artikel 4.17 Onderhoud, keuring en reparatie (artikel 4.1 onderdeel e)

Het college verleent deze voorziening indien de liftinstallatie in het kader van de Wmo, de WVG dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of de Beschikking Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend. (7)

Artikel 4.18 Gemeenschappelijke ruimte

In afwijking van artikel 4.1 kan een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan een gemeenschappelijke ruimte verleend worden voor zover het gaat om automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen.

Hoofdstuk 5 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 5.1 Typen rolstoelvoorziening

De door het college te verlenen rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een (kinder)rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;

  • c.

    accessoires;

  • d.

    een training voor het gebruik van een elektrische rolstoel;

  • e.

    een sportrolstoel voor recreatieve sportbeoefening.

Artikel 5.2 Kring rechthebbenden

  • 1. De voorzieningen genoemd in artikel 5.1 onderdeel b en onderdeel c kunnen worden verleend aan een ondersteuningsbehoevende die beperkingen of problemen heeft bij het dagelijks liggend of zittend verplaatsen in en om de woning.

  • 2. Een voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel d kan worden verleend aan een ondersteuningsbehoevende die onvoldoende in staat is aan het verkeer deel te nemen met een op grond van deze verordening verleende elektrische rolstoel.

  • 3. Een voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel e kan worden verleend aan een persoon die zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 5.3 Vorm rolstoelvoorzieningen

De voorzieningen genoemd in artikel 5.1 lid b t/m d worden in natura of in de vorm van een PGB verleend.

De voorziening genoemd in artikel 5.1 lid e wordt alleen in de vorm van een PGB verleend.

Hoofdstuk 6 Vervoersvoorzieningen

Artikel 6.1 Typen vervoersvoorziening

De door het college te verlenen vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening in de vorm van een collectief vervoerssysteem;

  • b.

    een financiële tegemoetkoming in vervoer per eigen auto;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming in vervoer per taxi;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in vervoer per rolstoeltaxi;

  • e.

    een financiële tegemoetkoming in een aanpassing van een eigen auto;

  • f.

    een individuele vervoersvoorziening zoals een: scootermobiel, speciaal uitgevoerde fiets, duo-fiets;

  • g.

    een training voor het gebruik van een scootermobiel.

Artikel 6.2 Kring rechthebbenden

  • 1. De voorzieningen genoemd in artikel 6.1 kunnen worden verleend aan een ondersteuningsbehoevende die door zijn beperking of probleem niet in staat is om in zijn directe woon- en leefomgeving in aanvaardbare mate sociale contacten te onderhouden en deel te nemen aan het leven van alledag.

  • 2. De voorzieningen genoemd in artikel 6.1 kunnen worden verleend aan een ondersteuningsbehoevende die bij gebrek aan de mogelijkheid om bezoeken buiten de directe woon- en leefomgeving af te leggen in een staat van sociaal isolement of vervreemding geraakt.

Artikel 6.3 Vorm vervoersvoorziening

  • 1. De voorziening genoemd in artikel 6.1 onderdeel a wordt met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet in natura verleend.

  • 2. De voorzieningen genoemd in artikel 6.1 onderdelen f en g worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet, in natura of in de vorm van een PGB verleend.

Artikel 6.4 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1. Een ondersteuningsbehoevende kan voor een voorziening genoemd in artikel 6.1 in aanmerking komen, wanneer hij door zijn beperking of probleem niet in staat is het openbaar vervoer te bereiken of te gebruiken.

  • 2. De verlening van de voorziening genoemd in artikel 6.1 onderdeel a heeft voorrang.

  • 3. Een ondersteuningsbehoevende kan voor een voorziening in aanmerking komen indien hij maximaal honderd meter kan lopen.

  • 4. Bij de verlening van de voorzieningen genoemd in artikel 6.1 onderdelen b tot en met g kan rekening worden gehouden met:

    • a.

      de individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsbehoevende;

    • b.

      de mate waarin de voorziening genoemd in artikel 6.1 onderdeel a in de individuele vervoersbehoefte kan voorzien; en

    • c.

      de mate waarin de vervoersbehoeften van echtgenoten of ouders en kind(eren) samenvallen.

  • 5. Bij een inkomen boven de gestelde inkomensgrens in de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge” worden de voorzieningen in artikel 6.1 onderdeel b t/m g niet verstrekt.

  • 6. Een ondersteuningsbehoevende kan voor een voorziening genoemd in artikel 6.1 onderdeel g in aanmerking komen, indien hij zonder deze voorziening onvoldoende in staat is aan het verkeer deel te nemen met een op grond van deze verordening verleende scootermobiel.

Artikel 6.5 Hoogte financiële tegemoetkoming

Bij de verlening van de voorzieningen genoemd in artikel 6.1 onderdeel b, c en d in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt deze berekend naar behoefte van de ondersteuningsbehoevende tot een maximaal aantal kilometers per jaar van 2.000. (8)

Artikel 6.6 Besparingsbijdrage

Bij de verlening van een voorziening genoemd in artikel 6.1 onderdeel f is de ondersteuningsbehoevende het algemeen gebruikelijk deel c.q het bedrag dat gelijk is aan de aanschaf van een gewone fiets verschuldigd.(9)

Bij het vrijwillig inleveren van een scootermobiel wegens sporadisch gebruik, wordt een inleverpremie verstrekt. (10)

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 7.1 Aanvraagprocedure

  • 1. Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend bij de gemeente.

  • 2. De aanvrager dient een geldig identiteitsbewijs van de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger te overleggen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 7.2 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger.

Hoofdstuk 8 Verplichtingen en bevoegdheden van rechthebbende en het college

Artikel 8.1 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang is voor de beoordeling van het recht op een voorziening, de ondersteuningsbehoevende of de mantelzorger:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen om aanvullende informatie vragen;

    • b.

      door een of meerdere daartoe aangewezen deskundigen om nadere informatie te vragen en/of te onderzoeken.

  • 2. Het college kan een daartoe door hem aangewezen adviesinstantie in voorkomende gevallen om advies vragen.

  • 3. Een ondersteuningsbehoevende of mantelzorger is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening.

Artikel 8.2 Budgetperiode

De budgetperiode start op de dag waarop de budgethouder op de voorziening is aangewezen, maar niet eerder dan de dag waarop de aanvraag is ingediend, en loopt tot het einde van het uitkeringsjaar.

Artikel 8.3 Verplichtingen bij verlening van een PGB

  • 1.

    • Bij de verlening van een PGB worden de volgende verplichtingen opgelegd:

      • a.

        het PGB wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de voorziening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

      • b.

        de voorziening die wordt ingekocht is een adequate voorziening en kwalitatief verantwoord;

      • c.

        de budgethouder bewaart de rekeningen en betalingsbewijzen gedurende 12 maanden nadat de voorziening is verleend en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het college;

      • d.

        indien het een PGB betreft voor hulp bij het huishouden sluit de budgethouder een schriftelijke overeenkomst met de persoon of instantie bij wie hij de hulp bij het huishouden wordt afgenomen. In deze overeenkomst worden afspraken opgenomen over de verplichtingen met betrekking tot de declaraties die vastgesteld zijn in de beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. Het college controleert budgetten steekproefsgewijs.

  • 3. Over een PGB voor hulp bij het huishouden dat per uitkeringsjaar minder bedraagt dan (11) (per 1 januari 2008 € 2500,--) hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.

Artikel 8.4 Beschikking

De beschikking van verlening van een voorziening of een PGB bevat alle gegevens die van toepassing zijn.

Artikel 8.5 Wijzigingen in de situatie

De ondersteuningsbehoevende aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verleend of zijn erven, is/zijn verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 8.6 Heronderzoek

Het college is bevoegd regelmatig een heronderzoek te verrichten naar de voor de voortzetting van het recht op een voorziening van belang zijnde gegevens.

Artikel 8.7 Intrekking en beëindiging

  • 1. Het college trekt een besluit genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk in, indien:

    • a.

      niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen gesteld in de wet;

    • b.

      blijkt dat op grond van onjuiste beschikbaar gestelde gegevens een andere beslissing zou zijn genomen, terwijl de belanghebbende wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat bedoelde gegevens onjuist en of onvolledig waren;

    • c.

      het besluit tot verlening van een voorziening of PGB wordt ingetrokken of gewijzigd met ingang van de datum waarop de wijziging plaatsvond;

    • d.

      het besluit tot verlening van een voorziening of PGB wordt ingetrokken of gewijzigd met ingang van de datum waarop de ondersteuningsbehoevende schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op de voorziening.

  • 2. Bij overlijden van de ondersteuningsbehoevende eindigt:

    • a.

      de hulp bij het huishouden op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de ondersteuningsbehoevende is overleden tenzij dit leidt tot een onbillijke situatie;

    • b.

      de voorzieningen na uiterlijk 1 week na het overlijden van de ondersteuningsbehoevende.

Artikel 8.8 Terugvordering

  • 1. Het college vordert de op grond van deze verordening verleende voorziening van de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger in ieder geval terug indien het besluit, waarbij deze voorziening is toegekend, met toepassing van artikel 8.6 is ingetrokken en voorzover na de datum van het besluit tot toekenning van de voorziening nog geen vijf jaren zijn verstreken.

  • 2. Alle ingevolge deze verordening terug te vorderen bedragen worden verhoogd met de wettelijke rente.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel 9.1 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ondersteuningsbehoevende, mantelzorger of de woningeigenaar afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Voorafgaand aan toepassing van lid 1 kan het college advies vragen.

Artikel 9.2 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de Wmo betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 9.3 Indexering

De bedragen, welke genoemd zijn in deze verordening, worden verhoogd zoals vermeld in de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”.

Artikel 9.4 Overgangsrecht

  • 1. Op aanvragen die ontvangen zijn vóór de inwerkingtreding van deze verordening wordt beslist met toepassing van de verordening, zoals deze tot 1 juli 2008 luidde, tenzij toepassing van die verordening tot onbillijkheden zou leiden.

  • 2. Ten aanzien van bezwaarschriften die betrekking hebben op aanvragen die ontvangen zijn vóór de inwerkingtreding van deze verordening wordt beslist met toepassing van de verordening, zoals deze tot 1 juli 2008 luidde, tenzij toepassing van die verordening tot onbillijkheden zou leiden.

Artikel 9.5 Inwerkingtreding en Citeertitel

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Halderberge 2008;

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2008;

  • 3.

    Met ingang van 1 juli 2008 komt de vigerende Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Halderberge te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad
van de gemeente Halderberge d.d. 3 juli 2008,
 
 
de griffier,                                                            de voorzitter,
 
 
drs. ing. J.W.H.M. de Hoogh                               A.F.W. Osterloh

Toelichting verwijzing naar noten

  • 3.

    De afschrijvingsduur is beschreven in de “Beleidsregels Individuele verstrekkingen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”

  • 2.

    Zie voor de onderdelen a t/m c het Protocol Indicering Hulp bij het Huishouden.

  • 3.

    De hoogte van het algemeen gebruikelijk deel wordt vastgesteld aan de hand van de NIBUD prijzengids.

  • 4.

    De meerwaarde wordt vastgesteld na taxatie van de woning. De opdracht en de kosten van taxatie zijn aan de   gemeente Halderberge.

  • 5.

    Indexering vindt plaats volgens de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”

  • 6.

    Het bedrag is vastgesteld in de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”

  • 7.

    De bedragen zijn vastgesteld in de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”

  • 8.

    De hoogte van de km-vergoeding is vastgesteld in de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”

  • 9.

    Dit bedrag is vastgesteld in de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”

  • 10.

    De hoogte van de inleverpremie is vastgesteld in de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”

  • 11

    Dit bedrag kan worden gewijzigd zoals vastgesteld in de “Beleidsregels Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge”