Regeling vervallen per 01-01-2020

Reis- en verblijfkosten

Geldend van 17-06-2015 t/m 31-12-2019

Intitulé

Reis- en verblijfkosten

Regeling reis- en verblijfkosten (Uitvoering artikel 15:1:22 AVR)

  • -

    Artikel 15:1:22 AVRH (reis- en verblijfkosten)

Inhoudsopgave

  • Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • Artikel 3 Begin en einde dienstreis

  • Artikel 4 Gebruik van de vervoermiddelen (openbaar vervoer)

  • Artikel 5 Reiskosten

  • Artikel 6 Dienstreizen eigen vervoermiddelen

  • Artikel 7 Verblijfkosten

  • Artikel 8 Reis- en verblijfskostendeclaratie

  • Artikel 9 Slotbepaling

  • Artikel 10 Slotbepaling

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    dienstreis: de noodzakelijke verplaatsing van een ambtenaar binnen Nederland tot het verrichten van dienst buiten de plaats van tewerkstelling alsmede het verblijf buiten deze plaats in verband met deze dienstverrichting, ondernomen krachtens een instructie, dan wel een doorlopende of afzonderlijke lastgeving door of namens het bestuursorgaan.

  • b

    plaats van tewerkstelling: het gebouw, gebouwencomplex of terrein waar de ambtenaar normaal zijn functie uitoefent.

  • c

    bestuursorgaan: Burgemeester en wethouders, tenzij anders is bepaald.

  • d

    standplaats: de gemeente waar de ambtenaar is aangesteld.

  • e

    ambtenaar: de ambtenaar in de zin van de Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Harderwijk.

Artikel 2

Aan de ambtenaar in dienst van de gemeente Harderwijk wordt een vergoeding voor reis- en verblijfkosten verleend terzake van dienstreizen ten behoeve van de gemeente gedaan.

Artikel 3 Begin en einde dienstreis

Lid 1

De vergoeding voor reiskosten wordt in de regel verleend met de standplaats als begin- en eindpunt.

Lid 2

Het beginpunt van de dienstreis is de woonplaats indien de dienstreis daar aanvangt. Het eindpunt is de woonplaats indien de dienstreis daar eindigt.

Artikel 4 Gebruik van de vervoermiddelen (openbaar vervoer)

Lid 1

De dienstreizen worden in de regel met openbare vervoermiddelen gemaakt, langs de kortste route.

Lid 2

Bij reizen met een openbaar middel van vervoer worden de werkelijke kosten vergoed tot ten hoogste hetgeen is verschuldigd voor een plaats in de hoogste klasse en op de meeste voordelige wijze.

Artikel 5 Reiskosten

De reiskosten worden voor zover niet anders is bepaald, vergoed tot de werkelijk als zodanig betaalde bedragen, behoudens de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot vermindering van een declaratie indien deze in strijd is met de bepalingen van deze regeling. Tevens heeft de ambtenaar recht op:

  • a

    kosten van huur van middelen van vervoer (waaronder taxi) indien deze binnen redelijke grenzen en verantwoord zijn;

  • b

    de kosten van vervoer van de reis- en dienstbenodigdheden als gevolg van bijzondere of algemeen opdracht meegenomen;

  • c

    de tol-, brug-, veer en overvaartgelden alsmede de kosten wegens stalling van fiets of bromfiets.

Artikel 6 Dienstreizen eigen vervoermiddelen

Ten aanzien van de dienstreizen met eigen vervoermiddelen worden door burgemeester en wethouders algemene regels vastgesteld welke zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage A.

Artikel 7 Verblijfkosten

De verblijfkosten verband houdende met gemaakte dienstreizen worden vergoed tot de werkelijk als zodanig betaalde bedragen, met dien verstande, dat er maximaal de bedragen de bedragen uit de Reisregeling Binnenland worden vergoed.

Artikel 8 Reis- en verblijfskostendeclaratie

Lid 1

Burgemeester en wethouders bepalen de inrichting en regelen de indiening van de reis- en verblijfskostendeclaraties.

Lid 2

De ambtenaar dient ten hoogste éénmaal per maand een declaratie in.

Lid 3

De ambtenaar dient uiterlijk in de maand januari de reis- en verblijfskostendeclaratie over het afgelopen jaar in.

Lid 4

De ambtenaar kan worden verplicht de bewijsstukken van de werkelijke gemaakte reis- en verblijfskosten over te leggen.

Lid 5

De reis- en verblijfskostendeclaratie wordt door of namens het hoofd van de afdeling voor akkoord getekend.

Artikel 9 Slotbepaling

In gevallen waarin deze regeling niet of niet naar redelijkheid voorziet beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 10

Lid 1

Deze regeling kan worden aangehaald als “Reis- en verblijfregeling 1995”.

Lid 2

De rechten en verplichtingen die verleend zijn krachtens de in artikel 2 genoemde verordening blijven van kracht totdat de tijd waarvoor ze werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

Regeling reis- en verblijfkosten

Artikel 15:1:22 van de AVR geeft aan dat b. en w. een nadere regeling met betrekking tot reis- en verblijfkosten kunnen treffen. Tot nu toe heeft b. en w. het rijksreisbesluit gevolgd. Deze regeling heeft echter een aantal bezwaren.Deze richten zich op de volgende punten:

  • -

    de ingewikkeldheid- en onduidelijkheid

  • -

    het onderscheid in categorieën ambtenaren (onder andere A en B)

  • -

    de vergoedingsregeling voor de verblijfkosten sluit niet aan op de kosten die gemaakt worden.

Een commissie ad hoc, waarin de diensten waren vertegenwoordigd is nauw betrokken geweest bij de nieuwe opzet. Bij deze opzet zijn in de bijlage A de regels inzake het gebruik van eigen vervoermiddelen opgenomen (onder andere vaste reiskosten). De vergoedingsregeling betreft dienstreizen in Nederland. Voor haast nooit voorkomende buitenlandse reizen zou de Reisregeling Buitenland gehanteerd kunnen worden. Een aantal nieuwe aspecten van de nieuwe regeling zijn:

  • -

    er is geen onderscheid meer tussen categorieën ambtenaren (onder andere A en B ambtenaren);

  • -

    de dienstreis kan ook aanvangen in de woonplaats;

  • -

    de vergoedingen voor verblijfkosten worden op een andere manier samengesteld. In de “oude” regeling werd het rijksreisbesluit niet geheel gevolgd en werd uitgegaan van maxima schept duidelijkheid voor iedereen;

  • -

    sommige bedragen hoeven niet meer herzien te worden omdat de reisregeling Binnenland wordt gevolgd.

Ter toelichting op enkele bepalingen moge nog het volgende dienen:

Artikel 4

Wij gaan er van uit dat de (incidentele) dienstreizen als regel met openbare vervoermiddelen worden gemaakt.

Artikel 7

De vergoedingen voor verblijfkosten volgt nagenoeg de reisregeling Binnenland. Verschillen zijn:

  • 1

    Er is geen onderscheid in categorieën ambtenaren.

  • 2

    Er is geen totale dagvergoeding (komt sporadisch voor).

  • 3

    De bedragen zijn maximale bedragen, uitgangspunten zijn de werkelijke kosten.

Artikel 8

Dit artikel geeft de procedure aan van de reis- en verblijfkostendelaratie. De bewijsstukken van de verblijfskosten kunnen worden opgevraagd. Het vijfde lid van dit artikel geeft aan dat het afdelingshoofd, c.q. leidinggevende - primair verantwoordelijk is voor de uitvoering van de regeling. Hierbij wordt met name gekeken naar de noodzaak en doelmatigheid van de dienstreis en in mindere mate naar de reisafstanden en vergoedingsbedragen.

Bijlage A

Artikel 1

Uitgangspunt van dit artikel is om het gebruik van eigen middelen van vervoer zoveel mogelijk te beperken. het gebruik van eigen vervoermiddelen brengt namelijk voor de ambtenaar en de gemeente meer risico mee (lichamelijk letsel). Ook kan de gemeente aansprakelijk worden gesteld voor financiële tegemoetkoming genoemd in de artikelen 7:1, 7:2 en 7:3 indien hij tengevolge van een ongeval blijvend arbeidsongeschikt zou worden. Indien een ambtenaar een blijvende machtiging heeft om gebruik te maken van eigen middelen van vervoer dan houdt dit in dat zo verantwoord mogelijk gebruik moet worden gemaakt van het eigen middel van vervoer.

Artikel 4

De regeling bepaalt dat de ambtenaar voor het gebruik van eigen middel van vervoer een vergoeding krijgt op basis van het Reisregeling Binnenland.

Artikel 7

Het aantal categorieën is ter vereenvoudiging teruggebracht tot 2. (De 2e categorie betreft de categorie die in de reisregeling wordt aangeduid met 301 t/m 600 km.) In de praktijk is het namelijk niet eenvoudig om een indeling in categorieën te maken! Tevens is gekozen voor de termen normaal en weinig gebruik omdat de tot nu toe gehanteerde termen (weinig, meerder en intensief gebruik), minder bruikbaar waren. De hoogste categorie uit de Reisregeling Binnenland is niet overgenomen omdat dit bedrag in het algemeen niet in overeenstemming wordt geacht met aanschaf en gebruik van het eigen rijwiel.

Bijlage B

Overzicht van de bedragen per 1 januari 2012 uit de Reisregeling Binnenland

Verblijfkosten

Artikel 7 Lunch € 14,39, diner € 21,77, logies € 86,34, ontbijt € 8,43. Kleine uitgaven overdag € 4,56, ‘s avonds € 13,62.

Bijlage A bij deze regeling

Vergoeding eigen motorvoertuig (dus ook motorrijwiel of scooter)

Artikel 5 € 0,19 onbelast per afgelegde kilometer € 0,18 belast per afgelegde kilometer Parkeerkosten worden volledig vergoed. Ook bij gebruik van de dienstauto.

Overige vergoedingen

Artikel 6 Bromfiets € 0,10 per afgelegde kilometer.

Gebruik rijwiel

Artikel 8 2e cat. € 21,78 per maand (301 t/m 600 km) 1e cat. € 13,61 per maand (150 t/m 300 km) Par. 7 lid 7: 12 cent (€ 0,05) per kilometer.

Bijlage C

Overzicht van de bedragen reiskosten woon-werkverkeer per 1 januari 2011.

Hoofdstuk 18: Verplaatsingskosten.

€ 0,09 per kilometer met een eigen bijdrage in de reiskosten woon-werkverkeer: € 49,93 per maand.

Artikel 18:1:5Maximum bedrag verhuiskostenvergoeding € 5.721,52. Maximum bedrag vergoeding dubbele woonlasten € 286,10 per maand.

Bijlage A behorende bij regeling reis- en verblijfkosten

Paragraaf 1. Regels inzake het gebruiken van eigen vervoermiddelen (geen rijwiel zijnde) voor het maken van dienstreizen.

Artikel 1 Machtiging

Lid 1

De ambtenaar in dienst van de gemeente Harderwijk, mag voor het maken van dienstreizen als bedoeld in artikel 1 van de reis- en verblijfregeling zonder schriftelijke machtiging van het bestuursorgaan geen gebruik maken van een eigen vervoermiddel (geen rijwiel zijnde).

Lid 2

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op:

  • a

    de gemeentesecretaris;

  • b

    de commandant van de brandweer;

Lid 3

De ambtenaar mag, onverlet het bepaalde in lid 1 en 2, in diensttijd geen eigen vervoermiddel gebruiken indien hij niet een verzekering heeft afgesloten die voldoet aan de eisen door krachtens de Wet aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen gesteld.

Artikel 2 Dienstauto’s

Voor het maken van dienstreizen, welke redelijkerwijs niet met openbaar vervoer of met een ander vervoermiddel dan een auto kunnen worden gemaakt, dient de ambtenaar, indien burgemeester en wethouders dit bepalen, gebruik te maken van de door de gemeente voor dit doel beschikbaar te stellen dienstauto’s.

Artikel 3 Uitzonderingen met betrekking tot machtigingen

Het bestuursorgaan kan aan een machtiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, de voorwaarde verbinden dat voor elke reis toestemming nodig is van of namens het hoofd van de afdeling.

Artikel 4

Burgemeester en wethouders kunnen een hoofd van een afdeling machtigen in incidentele gevallen de ambtenaar toe te staan voor het maken van een dienstreis een eigen vervoermiddel te gebruiken zonder dat een schriftelijke machtiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid is verleend.

Artikel 5 Vergoeding eigen motorvoertuig

Voor dienstgebruik van een eigen motorvoertuig (lokaal of interlokaal) is de kilometervergoeding overeenkomstig de vergoeding genoemd in paragraaf 6, lid 5 van de reisbeschikking Nederland.

Artikel 6 Overige vergoedingen

De vergoeding voor de overige vervoermiddelen

  • a

    een bromfiets

  • b

    een motorrijwiel of scooter

is overeenkomstig de kilometervergoedingen genoemd in paragraaf 7, lid 6 van de reisbeschikking Nederland.

Paragraaf 2. Reizen met eigen vervoermiddel (zonder machtiging)

Artikel 7 Eigen vervoermiddel uitgezonderd rijwiel

Indien de ambtenaar er de voorkeur aan geeft zijn dienstreizen die op doelmatige wijze per openbare middelen van vervoer kunnen worden verricht, per eigen vervoermiddel te ondernemen wordt hiervoor door het bestuursorgaan toestemming verleend tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. De vergoeding hiervoor wordt vastgesteld overeenkomstig het bedrag genoemd in de Reisregeling Binnenland vastgesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Artikel 8 Gebruik rijwiel

Lid 1

Voor onderhoud van een eigen rijwiel wordt, voorzover het geregeld gebruik ervan door de dienst wordt vereist, een jaarlijkse vergoeding genoten overeenkomstig het bedrag genoemd in paragraaf 7, lid 7 van de Reisregeling Binnenland. Bij normaal gebruik voor de dienst volgens de 2e categorie en bij weinig gebruik voor de dienst volgens de 1e categorie, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

Lid 2

Deze toelage kan bij gedeeltelijk gebruik van het rijwiel voor de dienst worden teruggebracht tot een zodanig gedeelte van de betreffende vergoeding, genoemd in het eerste lid, als het bestuursorgaan in overleg met het hoofd van de betrokken dienst in verband met het gebruik van het rijwiel vaststellen.

Paragraaf 3. Slotbepalingen

Artikel 9 Tijdstip uitkering vervoerstoelagen

De vervoerstoelage, bedoeld in artikel 8, wordt uitgekeerd in twee gelijke termijnen, vervallende aan het einde van elk half jaar.

Artikel 10 Korting van vergoeding bij verhindering

Lid 1

De vergoeding die een ambtenaar op grond van artikel 8 van deze regeling ontvangt wordt naar evenredigheid verminderd indien de ambtenaar anders dan wegens vakantie of buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 6:4 en 6:4:1 van de AVR meer dan 20 werkdagen per jaar verhinderd is geweest zijn dienst te verrichten.

Lid 2

De vermindering wordt over de eerste 20 dagen niet toegepast en zal niet meer bedragen dan de helft van de genoemde vergoedingen.

Lid 3

Voor de toepassing van deze regeling wordt het jaar op 240 werkdagen gesteld.