Beleidsregels overgangsrecht bestemmingsplannen

Geldend van 21-08-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels overgangsrecht bestemmingsplannen

Onderwerp:

Het toepassen van het overgangsrecht in bestemmingsplannen bij het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van bouwwerken.

Algemeen:

Ondertekening

Het overgangsrecht is een regeling in bestemmingsplannen die erin voorziet dat

oude situaties,die ten tijde van een vorig bestemmingsplan al bestonden, maar die in strijd zijn met het daarop volgendebestemmingsplan, mogen blijven bestaan. 

Het overgangsrecht heeft als doel bij de invoeringvan nieuwe bestemmingsregels, bescherming te bieden aan gevestigde belangen of verkregen rechten.

Het overgangsrecht is in principe bedoeldals uitsterfconstructie. De gedachte daarachter is dat een ongewenste situatie in beginsel tijdens de periode waarvoor hetbestemmingsplan geldt, 

wordt beëindigd. 

Om tot uitdrukking te brengen dat het bouwwerk op termijn zal moeten verdwijnen is in de beleidsregel gekozen voor een derde (1/3) van het bouwwerk dat voor vervanging in aanmerking komt in de planperiode. Overgangsbepalingen in een bestemmingsplan zijn meestal gesplitst in overgangsrecht voor bouwwerken en gebruiksovergangsrecht. Deze beleidsregel heeft betrekking op hetovergangsrecht voor bouwwerken.

Bestemmingsplan:

In de bestemmingsplannen van de gemeente Harderwijk is de bepaling over het overgangsrecht uit artikel 3.2.1. Bro (Besluit op de ruimtelijke ordening) opgenomen. 

Deze bepaling luidt:

a.  bouwwerk dat op het tijdstipvan inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtenseen omgevingsvergunning voor het bouwen,en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking

 naar aard en omvang niet 

wordt vergroot,

  • 1.

    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  • 2.

    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt  gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als

 bedoeld onder a. met maximaal 10 %.

c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling  van dat plan.

In de praktijk blijkt soms onduidelijk wat er precies onder gedeeltelijke vernieuwing of verandering moet wordenverstaan. Op basis van jurisprudentie is i

n ieder geval duidelijk 

dat een gedeeltelijke vernieuwing of verandering  er niet toe mag leiden dat een bouwwerk wordt afgebroken en geheel opnieuw wordt opgebouwd. Ook is het niet de bedoeling dat tijdens het van kracht zijn van hetzelfde bestemmingsplan in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd door in opeenvolgende fasen systematisch nagenoeg alles af te breken en te herbouwen. Dergelijke handelwijzen zijn in strijd met de strekking van het overgangsrecht. Binnen het overgangsrecht is het wel mogelijk in geval van een (mogelijke) verwoesting door calamiteit om binnen 2 jaar na de vastgestelde calamiteit een bouwwerk geheel te vernieuwen. Door beleid te formuleren voor de uitleg van de

overgangsbepalingen in het bestemmingsplan dragen deze regels bij aan een eenduidige uitleg van het overgangrecht. Hierdoor ontstaat er ook meer duidelijkheid en rechtszekerheid voor de burger.

Beleidsregels:

Gedeeltelijke vernieuwing of verandering is mogelijk zolang de afwijking van het bestemmingsplan naar aard en omvang niet wordt vergroot - behoudens genoemde uitbreidingen -

en er verder geen andere afwijkingen van het bestemmingsplan ontstaan. Verder worden de volgende beleidsregels toegepast:

  • 1.

    de hoofddraagconstructie wordt gehandhaafd. Van losse constructieonderdelen zoals fundering, spanten, draagbalken, gordingen en draagmuren mag maximaal

    1 / 3 (een derde) van het bouwwerk worden vervangen;

  • 2.

    de uiterlijke verschijningsvorm zoals oppervlakte, goot- en nokhoogte en dakhelling, blijven ongewijzigd;

  • 3.

    in gevelindeling en materiaalgebruik mogen slechts veranderingen van ondergeschikte aard plaatsvinden;

  • 4.

    geen nieuwe funderingen en / of nieuwe draagmuren worden geplaatst.

    In bijzondere gevallen kan uiteraard van deze beleidsregels worden afgeweken met gebruikmaking van de inherente afwijkingsbevoegdheid / hardheidsclausule (artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht).