Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening op de heffing en invordering afvalstoffenheffing 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering afvalstoffenheffing 2019

De raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 november 2018;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b alsmede artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t

vast te stellen de volgende

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2019

Artikel 1 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ‘gebruik maken’ verstaan gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 3 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 4 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 5 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, wordt de belasting geheven met ingang van de maand waarin de belastingplicht is ontstaan, wanneer de belastingplicht ontstond voor de zestiende van de maand, en met ingang van de daaropvolgende maand wanneer de belastingplicht is ontstaan na de vijftiende van de maand.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

  • 4.

    Bij de toepassing van het derde lid, wordt de belasting niet geheven over de maand waarin de belastingplicht eindigde wanneer de belastingplicht eindigde voor de zestiende van de maand en wel geheven over de maand waarin de belastingplicht eindigde wanneer de belastingplicht eindigde na de vijftiende van de maand.

  • 5.

    Het tweede, derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 6.

    Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.

  • 7.

    Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en zesde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De 'Verordening afvalstoffenheffing 2018' vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening afvalstoffenheffing 2019'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam van 20 december 2018.

De griffier, De voorzitter,

A. van der Ploeg D.A. Heijkoop

TARIEVENTABEL behorende bij de "Verordening afvalstoffenheffing", vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 2018.

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 287,00

1.2

De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1. wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra:

1.2.1

grijze container, bestemd voor restafval, per extra container met

€ 83,00

1.2.2

groene container, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval, per extra container met

€ 0,00

Behorende bij de Verordening Afvalstoffenheffing, vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 2018

De griffier, De voorzitter,

A. van der Ploeg D.A. Heijkoop