Verordening op het onderzoeksrecht van de raad

Geldend van 01-01-2011 t/m heden

Intitulé

Verordening op het onderzoeksrecht van de raad

De raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam;gezien het voorstel van het college van 2 november 2010, nr. GemHG/INTERN/4014;gelet op de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet;b e s l u i tvast te stellen de volgende verordening:Verordening op het onderzoeksrecht van de raad

Artikel 1

  • 1 De gemeenteraad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek, zoals bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet instellen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur.

  • 2 Het besluit tot het instellen van een dergelijk onderzoek omvat een omschrijving van het onder-werp van onderzoek alsmede een toelichting.

  • 3 Het onderzoek wordt uitgevoerd door een daartoe door de gemeenteraad in te stellen commissie, zoals bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet.

  • 4 De onderzoekscommissie (in het vervolg: commissie) heeft ten minste drie (3) leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad. Voor ieder lid wordt een plaatsvervanger aangewezen.

  • 5 Bij de instelling van de commissie stelt de raad nadere regels vast met betrekking tot de rapportage van de commissie aan de raad.

  • 6 De commissie wijst uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan. De voorzitter is belast met het leiden van de zittingen en beraadslagingen, alsook met het handhaven van de orde van de zittingen.

  • 7 Het presidium wijst een ambtelijk secretaris voor de commissie aan. De ambtelijk secretaris van de commissie is bij iedere zitting aanwezig. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt zijn plaats ingenomen door een daartoe door het presidium aangewezen vervanger.

  • 8 De omschrijving van het onderwerp van het onderzoek kan hangende het onderzoek al dan niet op verzoek van de commissie die het onderzoek verricht, door de gemeenteraad worden gewijzigd.

  • 9 Een commissie van onderzoek kan geen van de bevoegdheden, haar bij deze verordening of Gemeentewet verleend, uitoefenen, indien niet ten minste drie van haar leden of als zodanig optredende plaatsvervangende leden tegenwoordig zijn.

  • 10 10. De commissie besluit met meerderheid van stemmen. De ambtelijk secretaris heeft geen stemrecht.

Artikel 2

  • 1 Het besluit tot het instellen van een onderzoek en de samenstelling van de commissie wordt in een huis-aan-huis blad geplaatst.

  • 2 Van wijzigingen in de omschrijving van het onderwerp van onderzoek en van beëindiging van het onderzoek wordt op gelijke wijze kennis gegeven.

Artikel 3

  • 1 Vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking zijn leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, verplicht te voldoen aan een vordering van de commissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de commissie inzage, afschrift of kennis-neming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 1 nodig is.

  • 2 Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vordering voldaan.

  • 3 De in het eerste lid genoemde personen zijn voorts vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking verplicht te voldoen aan een oproeping door de commissie uitgevaardigd om als getuige of deskundige te worden verhoord.

  • 4 Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek alle door de commissie gevorderde medewerking als bedoeld in lid 1 te verlenen.

  • 5 Diegene die over voor het onderzoek van belang zijnde informatie denkt te beschikken, wordt uitgenodigd zich te melden bij de voorzitter van de commissie.

  • 6 De commissie besluit of van de diensten van betrokkene gebruik wordt gemaakt.

Artikel 4

  • 1 Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de commissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.

  • 2 Een getuige of deskundige die door de commissie wordt gehoord, is niet tevens lid van die commissie.

  • 3 De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.

  • 4 De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten te verlenen.

  • 5 De commissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de commissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.

  • 6 De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de commissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.

  • 7 De commissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie en andere aan-wezigen bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

  • 8 Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.

  • 9 Verklaringen die zijn afgelegd voor de commissie kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 5

  • 1 Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 2 De commissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeen-stemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De commissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

  • 3 Op een beschikking als bedoeld in het eerste en het tweede lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 6

De getuigen of deskundigen dienen de oproeping als bedoeld in artikel 5, lid 1, tenminste drie dagen voor de dag van het verhoor te ontvangen.

Artikel 7

  • 1 De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de commissie gehouden op de plaats, waar zij zulks het meest wenselijk oordeelt.

  • 2 De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven berichten wordt aan de getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage verstrekt en door dezen ondertekend.

  • 3 De commissie kan ter voorbereiding op de openbare verhoren informatieve gesprekken voeren in beslotenheid.

Artikel 8

Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan een proces-verbaal opgemaakt, hetwelk een nauwkeurige omschrijving van de oproeping behelst en door de aanwezige leden van de commissie wordt ondertekend.

Artikel 9

Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de oproeping verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert te antwoorden, of de eed of de belofte af te leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, hetwelk door de aanwezige leden van de commissie wordt onder-tekend. Dit proces-verbaal houdt tevens de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, in.

Artikel 10

  • 1 Niemand kan genoodzaakt worden aan de commissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, danwel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of geweest is.

  • 2 Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

Artikel 11

  • 1 De commissie kan om gewichtige redenen in verband met de bescherming van de in artikel 3, eerste lid, genoemde personen of van een belang, bedoeld in artikel 12, besluiten aan haar overgelegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.

  • 2 De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit, bedoeld in het eerste lid, niet openbaar worden gemaakt.

  • 3 Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de commissie, worden deze ter inzage of anderszins ter kennisneming gelegd van de leden van de gemeenteraad. De leden bewaren omtrent de inhoud van de zodanige bescheiden geheimhouding.

Artikel 12

  • 1 Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 3, eerste en derde lid, en artikel 4, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.

  • 2 De commissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het eerste lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.

Artikel 13

Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

Artikel 14

  • 1 De commissie beraadslaagt indien een lid dat nodig acht.

  • 2 De commissie beraadslaagt achter gesloten deuren.

Artikel 15

Na afronding van het onderzoek door de commissie worden haar bevindingen voorgelegd aan de raad.

Artikel 16

De getuigen en deskundigen ontvangen op hun daartoe strekkend verzoek schadeloosstelling, door de commissie op vertoon van de schriftelijke oproeping of de akte van dagvaarding, te begroten overeenkomstig het bepaalde omtrent getuigen en deskundigen krachtens artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Artikel 17

  • 1 Het lidmaatschap van de commissie eindigt indien:a. de raad besluit tot opheffing van de commissie;b. een lid ophoudt lid te zijn van de raad;c. de commissie besluit een lid van zijn commissie te horen;d. een lid ontslag neemt.

  • 2 Een lid van de commissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.

  • 3 In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 4 De geheimhoudingsplicht, zoals opgenomen in artikel 11 van deze verordening, geldt onverminderd voor een gewezen lid van de commissie.

Artikel 18

De bevoegdheden en de werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden door de ontbinding van de gemeenteraad niet geschorst.

Artikel 19

De gemeenteraad stelt een raming vast van de kosten, welke naar zijn oordeel voor het onderzoek in een bepaald jaar vereist zijn. Hij brengt deze ter kennis van het college. Het college bereidt vervolgens een voorstel tot wijziging van de gemeentebegroting voor. Voor zover nog mogelijk, neemt het college de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerp-begroting.

Artikel 20

  • 1 Na de beëindiging van het onderzoek van een door hem ingestelde commissie besluit de gemeenteraad, dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door hem te bepalen periode worden bewaard in het gemeentearchief.

  • 2 Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de commissie geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel uit van dit archief.

  • 3 De commissie bepaalt waar de in het tweede lid bedoelde bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim zijn.

Artikel 21

  • 1 Alle activiteiten van de leden en de aan de commissie toegevoegde medewerkers vallen onder de politieke verantwoordelijkheid van de commissie.

  • 2 De secretaris van de commissie is eindverantwoordelijk voor alle inhoudelijke en organisatorische activiteiten van de ondersteuning van de commissie, waaronder de verslaglegging van de zittingen, en is, indien van toepassing, daartoe belast met het beheer van de gelden, toegestaan in de goedgekeurde begroting.

  • 3 Zo spoedig mogelijk na instelling van de commissie c.q. vaststelling van de onderzoeksopdracht stellen de voorzitter en de secretaris van de commissie, in overleg met de griffier en gemeente-secretaris, voor zover een beroep wordt gedaan op zijn ambtelijk apparaat, een concept plan van aanpak op waarin zij in ieder geval aandacht besteden aan:- de uitvoering van de onderzoeksopdracht;- de eerste planning van de uit te voeren taken;- de taakverdeling;- de taak en rol van de voorzitter;- de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning, waarbij aandacht wordt besteed aan de wettelijke aansprakelijkheid; - de plaats en de omvang van de werkruimten;- de noodzaak van een informatieprotocol;- de archivering en classificering;- de geheimhoudings- en beveiligingsaspecten;- de vertrouwelijkheid van de informatie in de verschillende fasen van het onderzoek;- de contacten met de pers. Dit plan van aanpak wordt in de eerste vergadering van de onderzoekscommissie besproken en, na eventuele wijzigingen, vastgesteld.

  • 4 Indien de commissie besluit de uitvoering van bepaalde delen van het onderzoek neer te leggen bij derden, vindt deze uitvoering plaats onder haar verantwoordelijkheid.

Artikel 22

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op het onderzoeksrecht van de raad”.

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011 onder gelijktijdige intrekking van de “Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2005”, vastgesteld op 1 september 2005.