Regeling vervallen per 01-01-2019

Bibob Beleidslijn gemeente Haren 2017 voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteits-beoordelingen door het openbaar bestuur

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Bibob Beleidslijn gemeente Haren 2017 voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteits-beoordelingen door het openbaar bestuur

De burgemeester, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haren, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op:

  • 1.

    de Wet bevordering integriteitsbepalingen door het openbaar bestuur;

  • 2.

    het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • 3.

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 4.

    de artikelen 3, 27, 30a, 31 en 32 van de Drank- en Horecawet;

  • 5.

    de artikelen 2:25, 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Haren 2014;

  • 6.

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

  • 7.

    de artikelen 2.1, 2.17, 2.20 en 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 8.

    het Besluit Omgevingsrecht;

  • 9.

    kadernota Inkoop & Aanbesteding gemeente Haren 2011;

  • 10.

    de Algemene Subsidieverordening gemeente Haren 2014;

 

besluiten vast te stellen de:

  

Bibob Beleidslijn gemeente Haren 2017 voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteits-beoordelingen door het openbaar bestuur

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1.1 van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (Wet Bibob) zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In de beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Haren

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haren;

    • c.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • d.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • i.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • ii.

        huur of verhuur;

      • iii.

        het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • iv.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

    • e.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • f.

      het Bureau: het Landelijk Bureau Bibob;

    • g.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertisecentrum Noord;

    • h.

      Bibob-toets: het onderzoek door het bestuursorgaan of en zo ja, in hoeverre sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob;

    • i.

      eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of en zo ja, in hoeverre sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob en de beoordeling of in de resultaten van dit onderzoek grond is gelegen voor de betrokkene een negatieve beslissing te nemen dan wel een advies aan te vragen bij het Bureau;

    • j.

      wet: Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Paragraaf 2 Publieksrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag, van een nieuw horecabedrijf, voor een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 van de  Drank en Horecawet (drank- en horecavergunning);

      Paracommerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (zoals een dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging) waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel niet onder dit Bibob-beleid.

    • b.

      artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Haren 2014 (exploitatie seksinrichting, escortbedrijf).

  • 2.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats, als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van

    één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of informatie afkomstig van het OM als bedoeld in artikel 11 jo. artikel 26 van de wet, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:

    • a.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en horecawet (drank- en horecavergunning paracommerciële instelling);

    • b.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 30a van de Drank en Horecawet (melding wijziging leidinggevende op het aanhangsel van de drank- en horecavergunning)

    • c.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen; (aanwezigheidsvergunning voor een kansspelautomaat); 

    • d.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Haren 2014 (evenementenvergunning);

    • e.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Haren 2014 (exploitatievergunning terras) tenzij het terras geëxploiteerd wordt door een paracommerciële rechtspersoon;

    • f.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit).  

    • g.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e., van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht. voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer, waaronder de gevallen die behoren tot de afval en / of vuurwerkbranche).

    • h.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets, waaronder gevallen die onder de categorie afvalstoffen vermelde activiteiten autodemontage, banden van voertuigen, kunststofafval, medisch en hygiënisch afval, mengen van afval in de betonindustrie en schroot vallen).

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

  • 2.

    de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 3.

    informatie als bedoeld in artikel 11 jo. 26 van de Wet Bibob verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 4.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Artikel 2.2a

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, worden allereerst de daartoe gestelde regels van de Awb toegepast. Bij volharding wordt de weigering beschouwd als een ernstig gevaar als genoemd in artikel 4 jo artikel 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning wordt als gevolg daarvan ingetrokken.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de Algemene Subsidieverordening gemeente Haren 2014.

Het besluit tot uitvoering van de Bibob-toets zal gebaseerd zijn op:

  • -

    eigen informatie en/ of;

  • -

    informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC aanleiding is om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet en/ of;

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, aanleiding is om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De rechtspersoon met een overheidstaak kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1.1, tweede lid aanhef en onder d., van deze beleidslijn, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van elke onderhandeling over het aangaan van een vastgoedtransactie, stelt de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst kan worden overgegaan.

Het besluit tot uitvoering van een Bibob-onderzoek zal gebaseerd zijn op:

  • -

    eigen informatie en/ of;

  • -

    informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC aanleiding is om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet en/ of;

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, aanleiding is om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

De rechtspersoon met een overheidstaak kan het Bibob-onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform de kadernota Inkoop & Aanbesteding 2011 van de gemeente Haren, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, gedateerd 28 november 2011, openbaar moeten worden aanbesteed.

Het eigen onderzoek, als bedoeld in artikel 1.1 lid 2 onder f., vindt bij openbare aanbestedingen in beginsel alleen plaats op basis van:

  • -

    informatie verkregen van het Bureau en/of;

  • -

    informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC aanleiding is om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet en/ of;

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, aanleiding is om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Paragraaf 4 Uitvoering

Artikel 4.1 Eigen onderzoek

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, moet betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren invullen en inleveren bij het bestuursorgaan. Daarbij moeten ook de documenten worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en / of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid, van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

Alvorens het eigen onderzoek wordt gestart naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet, wordt een aanvraag in eerste instantie beoordeeld conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet, bestaat uit een tweetal stappen:

Stap 1 

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • -

    de door de aanvrager / houder van de vergunning aangereikte informatie / documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • -

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager / houder overlegde documenten of informatie;

  • -

    open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc).  

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om (een aanvraag om) een beschikking te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

 

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb (mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegd gezag gestelde termijn aan te vullen) buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag, dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning of andere beschikking.

 

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

 

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren, intrekken en in bepaalde gevallen schorsen 1 .

Stap 2 

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • -

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en / of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en / of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • -

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

  • -

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

  • -

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

     

Een handig aanvullend instrument hierbij is de Indicatorenlijst openbare inrichtingen van de Dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (zie bijlage 1). Deze indicatorenlijst is geschikt voor intern gebruik bij het bestuursorgaan om te bepalen of het zinvol is om een Bibob-advies aan te vragen ten aanzien van de vergunninghouder of -aanvrager van een openbare inrichting.

De indicatoren in de indicatorenlijst openbare inrichtingen zijn opgesteld aan de hand van expertmeetings met Bibob-experts, branchespecialisten en vergunningverleners van bestuursorganen. De indicatoren hebben onder andere betrekking op de bedrijfsstructuur, het financiële aspect van de onderneming, de aanvrager en aanwijzingen van (betrokkenheid bij) criminaliteit. Ten slotte is er ook een categorie overig. Op deze wijze komen verschillende aspecten van de openbare inrichting en de vergunninghouder of –aanvrager in beeld.

De indicatorenlijst is een hulpmiddel om de integriteit van de betrokken partij te beoordelen. Door de afzonderlijke indicatoren te bekijken kan de behandelend ambtenaar een breed beeld krijgen van de omstandigheden rondom (de aanvraag) om een beschikking. Het is echter op voorhand niet eenduidig te zeggen of het voldoen aan één of meer indicatoren voldoende is om een Bibob-advies aan te vragen. Dit kan per aanvraag verschillen. De beslissing om over te gaan tot een Bibob-adviesaanvraag is dus het resultaat van de integrale afweging van de behandelend ambtenaar.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn, gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar en beroep open. Wel is het de aanvrager van een beschikking te allen tijde toegestaan om zijn aanvraag in te trekken.

Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) beschikking wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorschriften aan de beschikking verbinden. Deze voorschriften dienen Bibob-gerelateerd te zijn.

Artikel 4.2 Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 jo. artikel 15 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2. In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 4.3 Adviestermijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, van de wet.

  • 2. Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 derde lid, van de wet.

  • 3. Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 4.4 Beschikking

  • 1. Het bestuursorgaan / de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, het geconstateerde ernstig gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2. Indien het bestuursorgaan / de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze in te brengen.

  • 3. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is voor bezwaar en beroep vatbaar.

  • 4. Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

Deze beleidslijn is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van Haren als wettelijke vertegenwoordiger van de gemeente en zal per 1 januari 2017 in werking treden.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als: Bibob-beleidslijn gemeente Haren 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld bij besluit van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van  Haren, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, op 29 november 2016.
Burgemeester en wethouders van Haren,
mr. M.P. de Wilde, secretaris
P. van Veen, burgemeester

Bijlage Indicatorenlijst bij Bibob-beleidslijn Haren

De indicatorenlijst behoort bij de Bibob-beleidslijn Haren. Aan de hand van de indicatoren als opgenomen in de bijlage kan een betrokkene beoordeeld worden. De uitkomst kan aanleiding geven om over te gaan tot een Bibob-toets. De lijst is niet limitatief. De indicatoren kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het bestuursorgaan worden aangepast.

De bedrijfsstructuur 

  • 1.

    Inrichting/organisatie

    • a.

      onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur

    • b.

      niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is

    • c.

      onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel

    • d.

      melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers

    • e.

      a- typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting

    • f.

      heropening van het pand

    • g.

      functiewijziging van pand of inrichting

    • h.

      ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten

    • i.

      onduidelijk ondernemingsplan

  • 2.

    Persoon aanvrager/exploitant

    • a.

      leidinggevende/beheerder is waarschijnlijk niet de officiële leidinggevende (katvanger

      of stroman)

    • b.

      aanvrager is geen officiële leidinggevende/beheerder

    • c.

      wijziging in exploitant

    • d.

      aanvrager/exploitant is vaak niet aanwezig  

  • Overig x

    • -

      geen recent uittreksel Kamer van Koophandel

De financiering 

  • 3.

    Inrichting

    • a.

      onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand

    • b.

      huurder is bonafide maar huurt van een persoon met twijfelachtige integriteit

    • c.

      zeer hoge waarborgsom vereist

    • d.

      extreem hoge/lage huur, ongebruikelijke hoogte huurpenningen

    • e.

      aanvrager heeft veel panden in bezit

    • f.

      onduidelijke financiering van de panden

  • 4.

    Persoon aanvrager/exploitant

    • a.

      uitkering Sociale Dienst

    • b.

      verdachte financiering

    • c.

      ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financierend) ongebruikelijke financier

    • d.

      slechte exploitatie vorige zaak

    • e.

      geen bedrijfsplan

  • 5.

    Overig

    • a.

      a- typische (gezien de aard van de transacties ongebruikelijke) betalingswijzen

    • b.

      onduidelijke financiering van de exploitatie.

   

Omstandigheden in de persoon van de aanvrager  

  • 6.

    Persoon aanvrager/exploitant

    • a.

      binnen de gemeente (als overheidsorgaan) gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit”

    • b.

      problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig

    • c.

      exploitant/beheerder zelden aanwezig in de inrichting

    • d.

      minder voor de hand liggende personen vragen vergunning aan

    • e.

      minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager

    • f.

      aanvrager heeft geen vakkennis

    • g.

      antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld)

    • h.

      aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privé- chauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur/jurist

    • i.

      aanvrager is bekend uit het criminele circuit, eventueel politie-informatie

    • j.

      aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd

  • 7.

    Overig

    • a.

      formulieren onvolledig ingevuld

    • b.

      ‘verdacht’ woonadres: opvangadres, gevangenis, postbus, veel mensen op één adres

    • c.

      aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon

Algemeen geldende en beleidsindicatoren   

  • 8.

    Inrichting ligt in:

    • a.

      kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’

    • b.

      aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

    • c.

      aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

  • 8.

    Er is sprake van:

    • a.

      bedreiging behandelend ambtenaar / gekozen volksvertegenwoordiger

    • b.

      valsheid in geschrifte bij aanvraag

    • c.

      fraude (valse diploma’s, ID-papieren, huurcontracten)

    • d.

      mishandeling, bedreiging van ambtenaar

    • e.

      steekpenningen, omkoping van ambtenaar

  • 9.

    Mogelijk samengestelde indicatoren voor een Bibob-aanvraag

    • a.

      (bijstands)uitkering en geen bankgarantie voor de investering

    • b.

      (bijstands)uitkering en geen bedrijfsplan

    • c.

      onduidelijke financiering en extreem hoge of lage huur

    • d.

      slechte beheersing Nederlandse taal en identificatieprobleem

    • e.

      geen bedrijfsplan en a-typische aanvraag

Toelichting Bibob-beleidslijn

Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

1. De Wet Bibob algemeen  

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als er bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, sprake is van het aanwenden van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten door betrokkene.

 

Ter bescherming van haar integriteitsrisico, hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen. Zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen / organisaties te bestrijden.

 

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in de Wet Bibob en het Besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving, zijn er per 1 januari 2013 o.a. een aantal aanvullingen / wijzingen doorgevoerd op het toepassingsbereik van de Wet Bibob en het Besluit Bibob.

2. Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob  

De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob bieden de mogelijkheid tot toepassing door bestuursorganen en rechtspersonen. Daarbij is een onderscheid te maken tussen enerzijds haar status als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds haar status als privaatrechtelijke partij.

 

Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit de positie van publiekrechtelijk orgaan kan bij:  

  • 1.

    de beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing als bedoeld in:

    • a.

      Artikel 7 Wet Bibob: een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf;

    • b.

      de artikelen 3, 27, 30a, 31 en 32  van de Drank- en Horecawet;

    • c.

      artikel 6 van de Opiumwet;

    • d.

      artikel 2.1, eerste lid en artikel 7.1, eerste lid, van de Wet wegvervoer goederen;

    • e.

      de artikelen 4 en 82b, vijfde lid, van de Wet personenvervoer 2000;

    • f.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van die wet voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van die wet voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd;

    • g.

      artikel 27 van de Woningwet;

    • h.

      artikel 4.3, derde lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet; 

    • i.

      de artikelen 9.2.3.3 en 11A.2 van de Wet milieubeheer voor zover die artikelen betrekking hebben op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 9.2.3.3 onderscheidenlijk artikel 11A.2 van de Wet milieubeheer is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;

    • j.

      de artikelen 30b en 30h van de Wet op de kansspelen;

    • k.

      artikel 3:1 van de Algemene douanewet, voor zover dat artikel betrekking heeft op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid waarvoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3:1 van de Algemene douanewet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;

    • l.

      artikel 14, eerste lid, van de Wet strategische diensten;

    • m.

      de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet 2014;

    • n.

      artikel 15 van de Meststoffenwet.

    • o.

      Artikel 9 van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche (nog niet in werking getreden);   

  • 2.

    de beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een subsidie; 

     

Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit haar positie van betrokkene in privaatrechtelijke transacties kan bij:

  • 1.

    de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een gegadigde, voor zover het een overheidsopdracht betreft in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen sectoren;

  • 2.

    het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

4. Toepassingsbereik Wet Bibob voor het bestuursorgaan gemeente.

Voor de gemeentelijke overheid als publiekrechtelijk orgaan beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:

  • -

    De beschikking ingevolge de artikel 3 en 30a van de Drank & Horecawet:

    - de Drank & Horecavergunning

    - aanhangsel Drank & Horecavergunning

  • -

    Vergunning tbv seksinrichtingen

  • -

    Vergunning voor aanwezig hebben van kansspelautomaten

  • -

    Vergunningen vanuit de Huisvestingswet 2

    - huisvestingsvergunning

    - vergunning tot onttrekken, samenvoegen of splitsen van een woonruimte

    - vergunning voor splitsen van recht op gebouw in appartementsrechten

  • -

    Vergunningen/ontheffingen, voortkomende uit Gemeentelijke Verordeningen.

  • -

    Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten

  • -

    Omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten:

    - vergunningsplichtige inrichtingen binnen de sector afval

    - omgevingsvergunning beperkte milieutoets(OBM)

  • -

    Subsidies 

Voor de gemeentelijke overheid als privaatrechtelijke partner in transacties, beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:

  • -

    zover het een overheidsopdracht betreft in de sectoren bouw, milieu en ICT;

  • -

    Het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

5. Waarom een beleidslijn?

 

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk toepast.

 

Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de burgers als aan de ambtenaren. In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen (vergunningen en subsidies) en aanbestedingen de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob (hierna "de Bibob-toets") plaatsvindt.

 

Voor de burger wordt door de beleidslijn voorkomen, dat er sprake is van willekeur in de toepassing van het beleid. Voor de gemeentelijke overheid wordt door de beleidslijn een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit afgegeven en kan daaruit een preventieve werking het gevolg zijn.

 

In de gevallen, waarin toepassing van het Bibob-instrument beperkt wordt tot aangewezen branches / gebieden en daarop toegeschreven risico-indicatoren is het noodzakelijk, dat hierin een zorgvuldige afweging wordt gemaakt. In de modelbeleidslijn van het Regionale Informatie- en Expertise Centrum (het RIEC) is daarbij op onderdelen al een suggestie gedaan.

 

In de hier toe te passen beleidsafweging kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van bestuurlijke rapportages en bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyses. Het RIEC kan bij deze beleidsafweging een adviserende en ondersteunende rol vervullen.

 

Juist in deze categorie binnen de modelbeleidslijn kan er dus sprake zijn van een wat grotere beleidsdiversiteit tussen gemeenten.

  

6. Omzetting Modelbeleidslijn RIEC naar de plaatselijke situatie

 

De kracht van het Bibob-instrument neemt nadrukkelijk toe als de toepassing door zoveel mogelijk bestuursorganen gebeurt en de onderliggende toepassingscriteria binnen de bestuursorganen zo veel mogelijk eenduidig zijn. Het RIEC kan daarbij een sterke ondersteunende en coördinerende rol vervullen.

 

In de modelbeleidslijn 2013 van het RIEC is een onderscheid gemaakt in de tweeledige positie, zoals hiervoor omschreven.

  

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

 

In artikel 3.1 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Dit betreft een uitbreiding van de toepasbaarheid van het Bibob-instrument in een sector, die in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar kan worden beschouwd, maar op onderdelen gebleken is ernstig kwetsbaar te zijn voor invloeden vanuit de criminele omgeving. Voor het uitsluiten van deze invloeden binnen deze sector, zijn maatregelen vanuit diverse actoren binnen deze sector zelf noodzakelijk. Daarbij kunnen initiatieven komen vanuit bijvoorbeeld de makelaardij, het notariaat en de taxateurs. Ook kan het Kadaster een signalerende rol vervullen in geval een onroerend goed in korte tijd meerdere keren in andere handen overgaat.

 

De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin een de gemeente via een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. Zoals eerder gezegd is de onroerendgoedsector in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar. De toepassing zal dan ook beperkt dienen te worden tot de gevallen, waarin gemotiveerd tot inzet kan worden besloten.

    

In artikel 3.2 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij aanbestedingen omschreven.

 

Door de wetgever is de toepasbaarheid van het Bibob-instrumentarium beperkt tot de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw. Daarbij is het niet de bedoeling om bij elke transactie in een van deze sectoren ook tot Bibob-toets over te gaan, maar de inzet nadrukkelijk te beperken tot gevallen waarbij de inzet gemotiveerd kan worden. Er is daarbij gekozen voor een eerste beperking tot de transacties, waarvoor een openbare aanbesteding is voorgeschreven. In tegenstelling tot de procedures bij onderhandse aanbesteding betreft het hier veelal personen / ondernemingen die bij het bestuursorgaan minder bekend zijn.

 

In deze beleidslijn is de mogelijkheid opgenomen om bij openbare aanbestedingen ook tot een Bibob-toets over te gaan, als concrete informatie daartoe aanleiding biedt.

 

In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob-regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibob-toets kan dan ook slechts gelden als versterking voor één van deze criteria.

 

Voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium wordt ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan, die reguliere wetgeving biedt.

 

In de Aanbestedingswet 2012 is bijvoorbeeld al de invoering van een zogenaamde eigen integriteitsverklaring opgenomen. De verwachting is dat deze verklaring een sterke rol kan vervullen in het selectieproces, waardoor inzet van het Bibob-instrument veelal niet (meer) noodzakelijk is.

7. Versterking eigen onderzoek  

In artikel 4.1 van paragraaf 4 wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek, maakt het bestuursorgaan in eerste aanleg gebruik van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook kan hij gebruik maken van de relevante informatie, die voor het orgaan beschikbaar is in zogenaamde open bronnen.

 

De beschikbaarheid van relevante informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Via de wijziging van wetgeving, verkrijgt het bestuursorgaan per 1 januari 2013 een ruimere bevoegdheid tot het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het Justitieel Documentatie Systeem.

 

De Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) zijn door de wetswijziging bevoegd om het volledige eigen onderzoeksdossier als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kan het RIEC adviseren om in concrete gevallen wel / niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Landelijk Bureau Bibob.

 

Indien het bestuursorgaan een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor haar een vergewisplicht op. In de wetswijziging is voorzien in de mogelijkheid om dit adviesrapport daartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.

 

De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor de gemeentelijke bestuursorganen, waarbij zij, in geval van weigering dan wel intrekking, hun besluiten afdoende moet motiveren.


Noot
1

Zie bijvoorbeeld artikel 32 van de Drank- en Horecawet.

Noot
2

Voorwaarde is een daartoe geldende huisvestingsverordening