Regeling vervallen per 01-01-2019

Besluit Jeugdhulp gemeente Haren 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Besluit Jeugdhulp gemeente Haren 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haren;

gelet op de Verordening jeugdhulp gemeente Haren 2016;

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein;

besluit vast te stellen het Besluit Jeugdhulp gemeente Haren 2017

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Verordening Jeugdhulp gemeente Haren 2016 en de Jeugdwet.

In dit Besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;

  • b.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • c.

    verslag: schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 4. Een ondertekend verslag kan door het college aangemerkt worden als een aanvraag van een voorziening.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende overige voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Versterken van de sociale context:

      • 1.

        Algemene (ook digitale) informatieverstrekking omtrent ontwikkelingsbehoeften jeugdigen en opvoedingsvragen opvoeders;

      • 2.

        Activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society, zoals stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen ouders en jongeren en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;

      • 3.

        Laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten;

      • 4.

        Maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, zelforganisaties gericht op ondersteuning van opgroeien en opvoeden;

      • 5.

        Mantelzorgondersteuning voor kinderen en gezinnen.

    • b.

      Basisondersteuning

      • 1.

        Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei en opvoedvragen;

      • 2.

        Ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van vrij toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

      • 3.

        Ondersteuning en lichte hulp aansluitend bij de onderwijs/ opvangsetting, waarbij ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het betreft activiteiten die in een onderwijssetting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg;

      • 4.

        Regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen en/of gezinnen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn.

  • 2. De volgende individuele voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Voorzieningen behorend bij flexibele ondersteuning , waaronder:

      • 1.

        Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige en/of gezinssysteem;

      • 2.

        Langdurige ‘leun en steun’ contacten;

      • 3.

        Dag- of weekendopvang, respijtzorg;

      • 4.

        Specifieke multidisciplinaire interventies gecoördineerd uitgevoerd door verschillende zorgaanbieders voor gezinnen met meervoudige problemen.

    • b.

      Intensieve ondersteuning:

      • 1.

        Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie;

      • 2.

        Intensieve dagbehandeling op maat;

      • 3.

        Inzet van (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van cliënten buiten de gewone leef/gezinssituatie;

      • 4.

        Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid en/of inzet van crisisplekken vanuit verblijfsfuncties;

      • 5.

        Gedwongen jeugdhulp en dwang- en drangtrajecten;

      • 6.

        Specialistische diagnostiek.

Artikel 3. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens de jeugdige en/of zijn ouders bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 4. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens binnen 4 weken met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders, indien zij genoegzaam bekend zijn bij de gemeente, afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 5. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en/of de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf op eigen kracht of met ondersteuning van gebruikelijke hulp van de naaste omgeving en/of mantelzorgers een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere en algemeen gebruikelijke voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de jeugdige en/of zijn ouders;

    • h.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking tussen partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van de zelfredzaamheid van de jeugdige en/of zijn ouders;

    • i.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • j.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouders, en

    • k.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige en/of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en kan hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken vragen.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 6. Gebruikelijke hulp

Het college stelt ten aanzien van hetgeen verwacht wordt in de normale dagelijkse zorg van ouders, verzorgers en andere personen uit het netwerk van de jongere, nadere regels in het protocol Gebruikelijke Hulp Jeugdwet/WMO Haren.

Artikel 7. Begeleiding

In het kader van de begeleiding, zwel voor individuele als groepsbegeleiding stelt het college nadere regels in het protocol Begeleiding Jeugdwet/WMO Haren.

Artikel 8. Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 4.

  • 2. Binnen tien werkdagen na het gesprek, doch uiterlijk 6 weken na de melding, verstrekt het college aan de jeugdige en/of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 9. Aanvraag

  • 1. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek dan wel een ondertekend meldingsformulier in combinatie met het gespreksverslag, aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouders, dan wel de vertegenwoordiger van het college, dat in het verslag hebben aangegeven of dit hieraan is toegevoegd.

  • 2. Indien de jeugdige en/of zijn ouders een aanvraag om een individuele voorziening in wil dienen doen ze dat schriftelijk bij het college.

Artikel 10. Voorwaarden, beoordeling en afweging toegang individuele voorziening

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag zoals bedoeld in artikel 6wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening.

  • 2. Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Verordening is afgegeven.

Artikel 11. Onderdelen beschikking

  • 1. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking n ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een Persoons Gebonden Budget wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het PGB wordt aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

    • c.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

Artikel 12. Regels voor het Persoons Gebonden Budget (PGB)

  • 1. Een PGB:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het PGB gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

    • d.

      kan alleen worden besteed voor de daadwerkelijk ondersteuning in de vorm van gedeclareerde uren, een vast maandloon, daadwerkelijk en aantoonbaar gemaakte kosten. Hiervan zijn in elk geval uitgesloten : bemiddelingskosten, administratiekosten, reiskosten.

    • e.

      kent geen vrij besteedbaar bedrag of feestdagenuitkering

    • f.

      kan niet worden besteed in het buitenland. Een uitzondering hierop is palliatieve zorg. Het PGB budget wordt in dat geval aangepast naar de levensstandaard van het desbetreffende land.

  • 2. De persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief, betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      dat deze persoon een lager tarief krijgt betaald voor zijn diensten dan het ingevolge het derde lid vastgestelde tarief .

    • b.

      dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt, en

    • c.

      dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het PGB mogen worden betaald.

  • 3. De hoogte van een PGB wordt bepaald conform de in bijlage 2 vastgestelde bedragen

Artikel 13 Intrekking oude regeling

Het Besluit jeugdhulp gemeente Haren 2016 vastgesteld op 8 maart 2016 wordt per 1 januari 2017 ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit Besluit treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2. Dit Besluit wordt aangehaald als: Besluit jeugdhulp gemeente Haren 2017.

Ondertekening

Haren,      
burgemeester en wethouders voornoemd,
secretaris
burgemeester

Bijlage 1 Toelichting bij het Besluit Jeugdhulp gemeente Haren 2017

Artikel 1. Begripsbepalingen

De definities van ‘gesprek’ en ‘melding’ zijn nodig omdat deze begrippen niet zijn gedefinieerd in de wet en het gebruik hier afwijkt van het normaal spraakgebruik.

De melding is het eerste contact van jeugdigen en ouders met het college om aan te geven dat zij behoefte hebben aan jeugdhulp.

Het gesprek is het mondeling contact bij het onderzoek naar de hulpvraag waarin de hulpvraag wordt besproken.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

1a. en b

Deze voorzieningen zijn in principe vrij toegankelijk en beschikkingsvrij, sommige met een lichte toegangstoets vanuit het interventieteam

sub 1. hieronder vallen bijvoorbeeld coachingstrajecten en vormen van e-hulp;

sub 3. hieronder vallen bijvoorbeeld trajecten zoals onder meer in zorgboerderijen geboden worden;

2b intensieve ondersteuning bestaat uit een keten van specialistische poliklinische behandelactiviteiten, deeltijd- of dagbehandeling en of klinische opname en gedwongen jeugdhulp.

sub 3 hieronder vallen bijvoorbeeld pleegzorg, intramurale opvang, 24uurs opvang, pleegzorg in eigen netwerk, gesloten jeugdzorg, klinische opname en kinder- en jeugdpsychiatrie;

sub 5) hieronder vallen bijvoorbeeld Jeugdzorgplus en enkele vormen van hoog specialistische GGZ, inzet van zorgtrajecten gericht op het voorkomen van uithuisplaatsing en inzet van specifieke zorgtrajecten gericht op het voorkomen van terugval.

Het is mogelijk om verschillende voorzieningen genoemd in dit artikel met elkaar te combineren, zodat passende jeugdhulp ingezet kan worden.

Artikel 3. tot en met 7. Algemeen

Voor het verkrijgen van een individuele voorziening geldt de in artikel 3 tot en met 7 beschreven procedure. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, zoals beschreven in artikel 4, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken,waarbij naast de mogelijkheden van eigen kracht ook gekeken wordt naar mogelijke (voorliggende) algemene voorzieningen.

Artikel 3. Melding hulpvraag

Artikel 3 lid 1: het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. In de praktijk zal het college de beslissing over het inzetten van jeugdhulp niet zelf uitvoeren, maar mandateren aan deskundigen.

Artikel 3, lid 4: de jeugdige of zijn ouders die een beroep willen doen op een overige voorziening kunnen hiervan gebruik maken zonder tussenkomst van de gemeente.

Artikel 4. Vooronderzoek

Deze bepaling is hier opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en te zorgen dat jeugdigen en ouders goed worden geïnformeerd.

Art.4 lid 1: Ter voorbereiding van het gesprek worden alle relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing. Dit onderdeel is middels de Veegwet 2015 in de Jeugdwet verder geformaliseerd (door invoeging van art. 7.3.17 in de wet). In dit wetsartikel is nadrukkelijk vastgelegd dat het jeugdhulpaanbieders is toegestaan om met de gemeente informatie te delen (dus persoonsgegevens van jeugdigen te verwerken) om een rechtmatige en deugdelijke financiele afhandeling van de zorg mogelijk te maken..

Art.4 lid 2: Voorafgaande aan het het gesprek kunnen al wat concrete vragen worden gesteld of aan de jeugdige of zijn ouders worden verzocht om nog een aantal stukken te overleggen. In het kader van de rechtmatigheid wordt in ieder geval de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Tevens kan worden beoordeeld of sprake is van een voorliggende voorziening.

Art.4 lid 3: Indien er van de jeugdige al een dossier aanwezig is en ouders (impliciet) toestemming geven om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven.

Artikel 5. Gesprek

Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het één en ander wordt besproken. Of dit gesprek op een gemeentelocatie (wijkteam) plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken.

In het eerste lid is opgenomen dat dit gesprek binnen 4 weken moet plaatsvinden. Dit om een zorgvuldige, adequate en goed op de situatie afgestemde zorg te kunnen bieden.

Lid 1 - a tot en met k geven de gespreksonderwerpen weer. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zullen een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn.

In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de wet en de verordening vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt.

Ten aanzien van de afstemmingsplicht in onderdeel g valt tedenken aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de AWBZ of de Zvw en een voorziening op het gebied van passend onderwijs.

Lid 2 lid dient ertoe ouders te informeren dat in voor komende gevallen een bijdrage wordt opgelegd. Dit wordt niet in de beschikking opgenomen maar loopt via het door het college daartoe aangewezen bestuursorgaan, evenals de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen.De ouderbijdrage geldt op grond van Artikel 8.2.1 van de wet alleen in situaties van jeugdhulp buiten de thuissituatie. Zie ook artikel 5, derde lid van de Verordening.

Artikel 6. Gebruikelijke hulp

Voor de wijze waarop het college de eigen mogelijkheden, zoals genoemd in art.2.3 lid 1 van de Jeugdwet, invult wordt gebruik gemaakt van het Protocol Gebruikelijke hulp Jeugdwet/WMO Haren.

Art. 7. Begeleiding

Voor de wijze waarop het college de voorziening begeleiding invult, de indicatie-criteria en welke tarieven daarop van toepassing zijn maakt het college gebruik van het Protocol Begeleiding Jeugdwet/WMO Haren.

Art. 8 Verslag

Een goede weergave van gesprek is van belang voor een zorgvuldige procedure. . Dat moet in beginsel schriftelijk. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij

Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden is eveneens vormvrij (derde lid).

Doelstelling is om het verslag op zo kort mogelijke termijn na het gesprek vast te leggen. Dan is het immers nog vers voor beide partijen. De uiterlijke termijn daarvoor is 10 werkdagen. Deze verslagtermijn rekt de wettelijke periode van 6 weken waarin het onderzoek moet zijn afgerond niet op. De cliënt mag altijd zijn reactie geven op het verslag. Deze reactie wordt aan het verslag toegevoegd. Beide zienswijzen gaan mee het verdere traject in, ook als het een formele aanvraag wordt.

Artikel 9. Aanvraag

In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze regelgeving is onverkort van toepassing op de aanvragen op grond van de Jeugdwet.

Als uit het verslag blijkt dat (een deel van) de oplossing ligt in het aanvragen van een individuele voorziening, dan kan het verslag door de gemeente als aanvraagformulier worden beschouwd.

Artikel 10. Beoordeling

Indien uit het onderzoek blijkt dat de hulpvraag door de jeugdige niet door eigen kracht en/of een voorliggende voorziening kan worden opgelost, dient het college een voorziening te verstrekken. Daarin ligt verder geen beleidsvrijheid (meer) voor het college.

Art. 11 Beschikking

In het besluit dienen een aantal onderdelen worden opgenomen. Dat is enerzijds van belang voor de duidelijkheid over en weer richting de burger (wat mag van de jeugdige, zijn vertegenwoordigers en wat van het college worden verwacht) maar anderszijds ook nodig om achteraf tot een duidelijke evaluatie van de geboden zorg te kunnen komen.

Artikel 12. Regels voor Persoons Gebonden Budget (PGB)

De voorwaarden die aan verstrekking van een Persoons Gebonden Budget worden verbonden zijn dezelfde als de voorwaarden voor een PGB op grond van de Wet Maatschappelijke ondersteuning. In bijlage 2 staan de bedragen zoals deze door het college zijn vastgesteld voor het komende jaar. Voor informele zorg (netwerk, mantelzorg) gelden aparte tarieven.